Een universele rechtszaak
1. Om welke grote vraag gaat het thans, en wie zijn geïnteresseerd in of betrokken bij dit geschilpunt?
WIST u dat er thans een universele rechtszaak wordt gehouden, dat er getuigen worden opgeroepen en dat er argumenten aangevoerd worden? In deze zaak stelt bijna iedereen belang, hoewel hij misschien niet alle erbij betrokken strijdvragen doorgrondt; en iedereen is erbij betrokken, of hij het nu weet of niet. Iedereen is in deze rechtszaak een getuige voor de ene of voor de andere partij. Het gaat om de volgende vraag: Is er een ware God die de macht en de bereidheid bezit de mensheid uit haar huidige ellendige en schijnbaar onontwarbare toestand te bevrijden en de juiste soort van regering in het leven te roepen?
2. Wie zijn de verschillende goden die getuigen hebben om hun zaak te verdedigen?
2 Mensen getuigen voor hun goden en houden deze hoog als de middelen waardoor de wereld gered zal worden. Babylon de Grote, het wereldrijk van wereldse religie, is speciaal geïnteresseerd bij deze controverse, en wel in het bijzonder het deel van Babylon dat bekendstaat als de christenheid, welke een drieënige god vertegenwoordigt. Men ziet voor bevrijding ook op naar het communisme, de wetenschap en nationale regeringen. Dan zijn er Jehovah’s getuigen, christenen die uitermate actief getuigenis afleggen, die zeggen dat Jehovah de naam is van de ware God en dat hij op aarde bevrijding en vrede zal brengen. Zij wijzen erop, dat de bijbel ons over deze God en zijn voornemens inlicht en dat hij geen drieënige god is, maar dat alleen hij oppermachtig en de Universele Soeverein is.
3. Tot welk precedent kunnen wij ons in deze zaak wenden, en welk voordeel werpt het voor ons af dit precedent te bestuderen?
3 Om in een bepaalde rechtszaak tot een uitspraak te kunnen komen, zien advocaten en rechters altijd uit naar precedenten, en wel in het bijzonder naar die welke zijn gesteld door beslissingen van hogere rechtbanken. Daarom zien wij ook met betrekking tot deze universele rechtszaak, waarvoor zelfs de hemelen belangstelling aan de dag leggen, uit naar een precedent. Wij komen bij een zeer doorslaggevend geval, waarbij ons een verslag van de getuigenverklaringen, van de bewijsvoering, en van de beslissing en de uitspraak van het hof ter beschikking staan. Bovendien merken wij dat het hier een oordeel van het hoogste Gerechtshof, het Opperste Gerechtshof over het universum, betreft. Indien wij derhalve met betrekking tot deze aangelegenheid een juist standpunt willen innemen, kunnen wij alles nagaan; wij behoeven niet te gissen of in twijfel te verkeren; wij kunnen alle procederende partijen, alle erbij betrokken gebeurtenissen, al het bewijsmateriaal en alle argumenten grondig bestuderen; en wij zullen bemerken, dat ze nauwkeurig overeenkomen met de in het huidige geschil bestaande factoren en aangevoerde argumenten, hetgeen ons in staat stelt te zien waar het eigenlijk om gaat en te bepalen welk standpunt wij moeten innemen. Wij vinden dit precedent in hetgeen er zich afspeelde tussen het vroegere Israël en Babylon.
4. (a) Wie moest verslag uitbrengen over deze strijdvraag, en wanneer deed hij dit? (b) Waarvan waren de Israëlieten getuige geweest, maar wat zouden zij verder nog ondervinden?
4 De profeet Jesaja, die ongeveer tussen 775 en 732 v. Chr. profeteerde en schreef, moest verslag uitbrengen over die rechtszaak. De Israëlieten waren er getuige van geweest hoe Jehovah hen eeuwen tevoren op grote schaal uit Egypte had bevrijd, maar thans zouden zij getuige zijn van iets groters. Aangezien zij zelf God niet meer zagen of erkenden en niet gehoorzaam naar zijn geboden luisterden, en derhalve blind en doof waren geworden, zou er een ongunstig oordeel over hen komen en zouden zij verstrooid worden, maar later zou Jehovah hen tot zijn eigen heerlijkheid weer bijeen vergaderen (Jes. 43:1-7). Op een rechtszitting die in opdracht van Jehovah gehouden zou worden, zouden zij zijn getuigen zijn. De tegenpartij zou bestaan in de wereldse naties, die hun steun zouden geven aan goden van eigen makelij. In dit rechterlijke onderzoek zou voor iedereen het volgende punt bewezen moeten worden: Wie is de ware God?
5. Beschrijf wie in dit grote geschilpunt tegenover elkaar stonden.
5 Laten wij eens een blik werpen in de rechtszaal. Aan de ene kant bevindt zich Jehovah’s volk Israël; aan de andere zijde de wereldse naties. Wij zullen de getuigenissen en de argumenten die in deze zaak te berde worden gebracht, gaan beluisteren.
DE GODEN VAN DE NATIES UITGEDAAGD
6. Welke uitdagende woorden laat Jehovah horen, en tegen wie zijn ze gericht?
6 Jehovah voert als eerste het woord. Hij spreekt de rechterlijke beambten van de overvolle rechtszaal toe: „Breng een volk voort dat blind is alhoewel hun ogen zelf bestaan, en degenen die doof zijn alhoewel zij oren hebben. Dat alle naties op één plaats bijeengebracht worden en dat nationale groepen bijeenverzameld worden. Wie is er onder hen die dit kan zeggen? Of kunnen zij ons zelfs maar de eerste dingen doen horen? Dat zij hun getuigen verschaffen, opdat zij rechtvaardig verklaard mogen worden, of dat zij luisteren en zeggen, ’Het is de waarheid!’” Jehovah richt deze uitdagende woorden niet tot de naties, maar tot hun goden. — Jes. 43:8, 9, NW.
7. (a) Welk antwoord moeten de wereldse naties op grond van Jehovah’s uitdaging verschaffen? (b) Welke gelegenheid hebben zij om te bewijzen dat hun goden waarachtig zijn?
7 De wereldse naties nemen plaats in de getuigenbank. Koortsachtig bespreken zij de zaak met elkaar. Het gaat er niet om wat zij kunnen doen, maar wat hun goden kunnen doen. Zij gaan hun dossiers na. Kan een van hun goden de eerste dingen vertellen, dat wil zeggen, de dingen die nog in de toekomst liggen? Indien zij een geval kunnen vinden waarin dit is gebeurd, dan is er onder hen wel een getuige, of misschien zelfs wel meer dan één, te vinden die er verslag van kan uitbrengen hoe en waar hun goden nauwgezet de toekomst hebben voorspeld, en die kan zeggen: ’„Het is de waarheid!” Onze goden hebben de waarheid gesproken en er blijk van gegeven ware goden te zijn.’
8. (a) Kunnen de naties het bewijs waarnaar zij zoeken ook werkelijk verschaffen? (b) Wat wordt er bewezen?
8 Ondanks al het geraas en de verwarring onder de aanhangers van de wereldse, mededingende goden, die door Jehovah worden uitgedaagd, moeten de wereldse naties het gerechtshof met betrekking tot het geschilpunt het antwoord schuldig blijven. Niet één van hen kan een bewijs verschaffen dat zijn god een levende, ware god is, in staat om profetieën te laten horen of een betrouwbare, juiste verklaring te doen over de toekomst. Anderzijds zijn er bewijzen te over dat hun goden onmachtig zijn; neem bijvoorbeeld de krachtmeting die jaren tevoren tussen Gods profeet Elia en de priesters van Baäl had plaatsgevonden. — 1 Kon. 18:21-40.
9. Welke verantwoordelijkheid legt Jehovah op zijn volk Israël?
9 Jehovah neemt nogmaals het woord, en richt zich tot zijn volk Jakob of Israël, door hem geschapen en gevormd, en maakt hun duidelijk welk een verantwoordelijkheid er op hen rust met betrekking tot deze universele controverse over de vraag: Wie is God? Hij zegt: „’Gij zijt mijn getuigen,’ is de uitspraak van Jehovah, ’ja mijn knecht die ik heb uitverkoren, opdat gij het moogt weten en geloof in mij moogt hebben, en opdat gij moogt begrijpen dat ik Dezelfde ben. Vóór mij werd er geen God [El] geformeerd, en na mij bleef er geen bestaan. Ik — Ik ben Jehovah, en buiten mij is er geen redder. Ik zelf heb verkondigd en heb gered en heb het doen horen, toen er geen vreemde god onder u was. Daarom zijt gij mijn getuigen’, is de uitspraak van Jehovah, ’en ik ben God [El]’.” — Jes. 43:10-12, NW.
JEHOVAH DE ENIGE EEUWIGE GOD
10. Wat blijkt wanneer de ouderdom van de goden van de naties en die van Jehovah ter sprake komen?
10 Voordat Jehovah’s volk antwoordt, moeten eerst de naties overeenkomstig de ouderdom van hun goden in de getuigenbank plaatsnemen. Zij hebben Jehovah verworpen en eigen goden in het leven geroepen, maar niemand van hen kan tonen waar hij een god heeft geformeerd die er al vóór Jehovah was. Het krachtigste getuigenis van deze naties komt erop neer, dat zij hun eigen bestaan slechts kunnen terugvoeren tot op de vloed van Noachs dagen. Jehóvah had daarvoor al getuigen, ja, Abel, Adams tweede zoon, was al een getuige. En Jehovah zelf had geen begin; hij heeft altijd bestaan. — Hebr. 11:1-7; 12:1, NW; Ps. 90:1, 2.
11. (a) Waarvan kon Israël getuigenis afleggen met betrekking tot de vraag of er een god bestond superieur aan Jehovah? (b) Van welke feiten in verband met bevrijding konden de Israëlieten getuigen?
11 Jehovah’s volk Israël kan er getuigenis van afleggen, dat hij al door bemiddeling van Jesaja had gezegd: „Ik ben Jehovah. Dat is mijn naam; en mijn heerlijkheid zal ik aan geen ander geven, noch mijn lof aan gesneden beelden” (Jes. 42:8, NW). Hij had dus zeer beslist geen enkele god [el] geformeerd, superieur of gelijk aan hem zelf. De Israëlieten zijn ook getuigen van het feit, dat bij bevrijdingen in het verleden Jehóvah hen redde, want hij trad alleen maar ten gunste van hen op wanneer zij alle andere goden hadden uitgebannen, ’wanneer er geen vreemde god onder u was’. Zij wisten daarom dat Babylon de waarheid van de volgende uitspraak van God zou ondervinden: „Ook ben ik altijd Dezelfde; en er is niemand die uit mijn hand bevrijding bewerkt. Ik zal actief worden, en wie kan ze [mijn hand] afwenden?” — Jes. 43:13, NW.
ALLEEN JEHOVAH KENT DE TOEKOMST
12. Wat zouden de Israëlieten volgens Jehovah zien in verband met Babylon, het rijk dat hen tot gevangenen zou maken?
12 Thans vestigt Jehovah er de aandacht op dat hij iets voorzegt waarvan zijn volk in de toekomst getuigenis zou kunnen afleggen, wanneer hij verklaart: „Dit heeft Jehovah gezegd, uw Loskoper, de Heilige van Israël,: ’Ter wille van u zal ik stellig naar Babylon zenden en de tralies van de gevangenissen naar beneden laten komen, en de Chaldeeën in de schepen met jammerkreten van hun zijde. Ik ben Jehovah, uw Heilige, de Schepper van Israël, uw Koning.’” — Jes. 43:14, 15, NW.
13. Verklaar wat er in Jesaja 43:14, 15 met de schepen der Chaldeeën wordt bedoeld.
13 De Babyloniërs waren commercieel ingesteld en vervaardigden talloze artikelen, terwijl zij te land en ter zee uitgebreid handel dreven. Volgens hoofdstuk 11 van Huets Histoire du Commerce had Babylon een vloot van drieduizend galeien. Er werden voor de Babylonische goden boten of schuiten gebouwd, die op Babylons waterwegen gebruikt konden worden. Deze schepen zouden door God omgekeerd worden wanneer hij zijn volk zou bevrijden. Vervolgens zou hij zijn volk terugbrengen naar Palestina, waarna zij over nieuwe dingen zouden kunnen getuigen en het bewijs zouden hebben dat hij hun overtredingen had uitgewist en niet meer aan hun zonden dacht. — Jes. 43:16-28, NW.
14. Welke houding zouden de losgekochten aan de dag leggen bij hun bevrijding uit Babylon?
14 Jehovah toont zijn volk, dat zij, wanneer deze bevrijding en terugkeer zouden plaatsvinden, graag als zijn volk zouden bekendstaan. Hij zegt: „Maar nu, hoor, o Jakob, mijn knecht, . . . Zo zegt de HERE, uw Maker en van den moederschoot aan uw Formeerder, die u helpt: Vrees niet, mijn knecht Jakob, . . . Ik zal mijn Geest uitgieten op uw nakroost en mijn zegen op uw nakomelingen. Zij zullen uitspruiten tussen het gras, . . . De een zal zeggen: Ik ben des HEREN, een ander zal zich noemen met den naam Jakob, en een derde zal op zijn hand schrijven: van den HERE, en den naam Israël aannemen.” — Jes. 44:1-5.
15. Hoe richt Jehovah een krachtiger uitdaging tot de naties?
15 Waarom voert Jehovah in deze zaak het meest het woord? Omdat de naties, wanneer ze naar voren worden geroepen, het antwoord schuldig blijven. Jehovah richt een krachtiger uitdaging tot hen om hun een antwoord te ontlokken: „Zo zegt de HERE, de Koning en Verlosser van Israël, de HERE der heerscharen: Ik ben de eerste en Ik ben de laatste en buiten Mij is er geen God [Elohím]. En wie is als Ik — hij roepe het uit en verkondige het en legge het Mij voor — daar Ik toch het overoude volk in het aanzijn riep; en hetgeen er in de toekomst gebeuren zal, mogen zij verkondigen.”
16. Wat antwoorden de naties op Jehovah’s uitdaging?
16 Er komt echter geen antwoord van de naties.
17. Hoe spoort Jehovah zijn volk nu aan?
17 Dít dient Jehovah’s volk ertoe aan te sporen betreffende hem en zijn soevereiniteit nog stoutmoediger te getuigen. Hij moedigt hen aan met de volgende woorden: „Weest niet verschrikt en vreest niet. Heb Ik het u niet van oudsher doen horen en verkondigd? Gij zijt mijn getuigen: is er een God [Eloah] buiten Mij? Er is geen andere Rots, Ik ken er geen.” — Jes. 44:6-8.
AANBIDDERS VAN WERELDSE GODEN BESCHAAMD
18. Waarom kunnen de naties hun goden niet rechtvaardigen?
18 De getuigen voor de goden van de wereldse naties hebben Jehovah en zijn Woord verworpen, en daarom dienen zij iets te kunnen aanvoeren waardoor hun goden gerechtvaardigd worden. De moeilijkheid is echter, dat zij de goden welke zij aanbidden, zelf hebben gemaakt, en dat de aanbidders net zo zijn als de goden die zij in het leven hebben geroepen — zij zijn niets, en zij horen van hun door mensen gemaakte godheden ook niets waardoor hun goddelijkheid wordt bewezen, en om deze reden worden zij beschaamd gemaakt. Waarom verkeren zij in zulk een pijnlijke situatie? Jehovah verklaart: „Zij, die beelden vormen, zijn allen ijdelheid: . . . [en als hun getuigen zien zij niets en weten zij niets], zodat zij beschaamd staan. Wie vormt een god en giet een beeld, waarvan hij geen baat heeft? Zie, al de aanhangers daarvan zullen beschaamd staan; . . . laten zij bijeenkomen en zich opstellen, zij zullen verschrikt worden en beschaamd staan tevens.” — Jes. 44:9-11, NW.
19. In welke toestand worden de getuigen van de wereldse goden ten slotte aangetroffen, en wat zegt Jehovah thans tot zijn volk?
19 De getuigen uit de wereldse naties kunnen voor het gerechtshof absoluut geen woord uitbrengen en doen er het zwijgen toe. Het heeft geen zin verder nog een beroep op hen te doen voor bewijsmateriaal; daarom spoort Jehovah nu zijn getuigen aan om vrijuit te spreken en roept hij alle schepselen in hemel en op aarde op om zich te verheugen over hetgeen hij te zeggen heeft betreffende de komende bevrijding van zijn volk uit Babylon, zijn volk waarvan hij de zonden heeft vergeven. Hij zegt tot hen: „Denk hieraan, Jakob; Israël, want gij zijt mijn knecht; Ik heb u geformeerd, gij zijt mijn knecht, Israël; gij wordt door Mij niet vergeten. Ik vaag uw overtredingen weg als [met] een nevel en uw zonden als [met] een wolk; keer weder tot Mij, want Ik heb u verlost.”
20. Tot in hoeverre belooft Jehovah zijn volk te vergeven, en tot wat leidt dit in hemel en op aarde?
20 Wanneer hij zijn volk vergeeft, wendt hij zich van hun overtredingen af, precies alsof een wolk zijn uitzicht belemmerde. En vervolgens zegt hij: „Jubelt, gij hemelen, want de HERE heeft het gedaan; juicht, gij diepten der aarde, . . . want de HERE heeft Jakob verlost en Hij verheerlijkt zichzelf in Israël.” — Jes. 44:21-23, NW.
21. Door welke voorzegging brengt Jehovah deze rechtszaak tot een hoogtepunt, en met welk doel?
21 En Jehovah laat nu door een krachtige voorzegging waardoor deze rechtszaak tot een hoogtepunt wordt gebracht en het bewijs wordt geleverd dat hij de enige ware God is, de volgende profetie horen: „Zo zegt de HERE, uw Verlosser, en uw Formeerder van den moederschoot aan: Ik ben de HERE, die alles gemaakt heb; die den hemel heb uitgespannen, Ik alleen; die de aarde uitgebreid heb door eigen kracht; die de tekenen der leugenprofeten te niet doe en de waarzeggers als dwazen aan de kaak stel; die de wijzen doe terugwijken en hun kennis tot dwaasheid maak; die het woord van mijn knecht gestand doe en de aankondiging mijner boden volvoer; die tot Jeruzalem zeg: Het worde bewoond; tot de steden van Jeruzalem: Laten zij herbouwd worden, haar puinhopen richt Ik weer op, die tot de [waterachtige] diepte zeg: Verdroog; uw rivieren doe Ik opdrogen.” — Jes. 44:24-27, NW.
JEHOVAH EN ZIJN GETUIGEN GERECHTVAARDIGD
22. (a) Hoe blijken de getuigen van beide partijen ervoor te staan? (b) Hoe zouden Gods woorden betreffende Jeruzalem en Babylon in Jesaja 44:26, 27 in vervulling gaan?
22 De waarzeggers, de magiërs, de astrologen, de politieke voorspellers, die Jehovah’s volk ongunstige dingen voorzegden (speciaal de voorspellers van Babylon) — al dezen zijn door Jehovah als gefrustreerde dwazen aan de kaak gesteld, die op de gebeurtenissen achterlopen. Terzelfder tijd heeft hij er blijk van gegeven dat zijn eigen dienstknechten, zijn boodschappers, zijn getuigen zoals Jesaja en Jeremia, het bij het rechte eind hadden, door de geïnspireerde raad welke hij door bemiddeling van deze profeten verschafte, in vervulling te doen gaan. Ook al hadden Juda en Jeruzalem zeventig jaar lang totaal woest gelegen en waren ze zonder menselijke bewoning geweest, toch zouden ze op Jehovah’s bevel herbouwd worden. En wat zou er met de rivier de Eufraat gebeuren, de ’waterachtige diepte’ die voor de ommuurde stad Babylon de voornaamste verdediging vormde? Het zou zijn alsof ze verdroogde. De zijrivieren van de Eufraat zouden zonder enig resultaat hun water in de Eufraat uitstorten. Babylon zou vallen.
23. Wat wordt door de huidige feiten getoond, en waarvan geeft dit blijk met betrekking tot de strijdvraag?
23 De feiten stemmen overeen met de profetie. Het oude Babylon, de Derde Wereldmacht, behoort tot het verleden. Wat was derhalve de uitspraak van het Opperste Gerechtshof inzake deze oude strijdvraag? Dat alleen Jehovah de enige levende en ware God is, die zijn profetische woord in vervulling doet gaan. Wij kunnen de verslagen zelfs nog grondiger bestuderen en wanneer wij dit doen, zullen wij tot de ontdekking komen dat de geschiedenis Jehovah God in het gelijk stelt.a
24. Met welke vraag wordt iedereen geconfronteerd, en waartoe kan onze beslissing leiden?
24 De vraag is nu: Welk standpunt zullen wij als afzonderlijke personen innemen na de verslagen bestudeerd te hebben? Wij kunnen en moeten getuigen worden voor de ene of de andere partij. Onze keus bepaalt onze eigen bestemming, want ook al heeft God er in verband met Babylon en zijn volk Israël blijk van gegeven waarachtig te zijn, toch is de strijdvraag thans op een veel groter schaal van kracht en moet deze binnenkort beslecht worden. In deze zaak is Babylon de Grote nu Gods belangrijkste aardse tegenstander. Willen wij dan getuigen zijn voor de goden van Babylon de Grote, en ons openbaren als valse getuigen, gefrustreerde dwazen? Gods wet voor het volk Israël uit de oudheid bepaalde dat een getuige die leugens vertelde over God of hem belasterde, ter dood gebracht moest worden. Zullen wij, na de feiten aan een onderzoek onderworpen te hebben, de juiste keuze doen en ware getuigen van Jehovah zijn? Zo ja, dan zal God ons verlossen of terugkopen. Hij is zowel in staat als bereid om ons te helpen en leven te geven. Het Opperste Gerechtshof houdt zitting. Jehovah, de Rechter, roept allen op om hun getuigenis te laten horen. Er is geen tussenweg. Wij zijn óf actief voor Jehovah God, óf spreken ons door openlijke daden of stilzwijgend uit voor de goden van deze wereld. Doe uw keus en wees ervan overtuigd dat uw besluit leven of dood voor u betekent.
[Voetnoot]
a Zie voor een vollediger bespreking hiervan het boek „Babylon the Great Has Fallen!” God’s Kingdom Rules!, uitgegeven door de Watch Tower Bible and Tract Society, Brooklyn, New York.