De 1290 en 1335 dagen van Daniëls profetie
„De HEER kent de dagen der onschuldigen.” — Ps. 37:18, AV.
1, 2. Welke veelbetekenende gebeurtenissen zijn er op te merken in de geschiedenis van het volk des Heren van 1918 tot 1921?
ER WERD in 1918 (n. Chr.) geen vrijheids- en loflied gehoord, er werd geen dagelijkse lofprijzingsdienst verricht. Jehova’s volk bewaarde het stilzwijgen. Het was een droevige toestand, terneerdrukkend voor het loyale, getrouwe overblijfsel, van wie sommigen in de gevangenis zaten. In maart 1919, bevrijdde God organisatoren van zijn volk uit de gevangenis en onmiddellijk gingen zij aan de slag en belegden een vergadering die in september 1919 te Cedar Point, Ohio, werd gehouden. Daar werd Jehova’s volk getroost, gesterkt en aangemoedigd. De „getrouwe en beleidvolle slaaf” diende geestelijk voedsel op. Er werd gezien dat er nog meer werk te doen was een ware schok voor sommigen die hadden verklaard dat het werk geheel was gedaan. In 1919 werd het zustertijdschrift van De Wachttoren uitgegeven, dat toen bekendstond als Het gouden tijdperk. Het was een tijd van grote beproeving en onderzoek des harten, maar gelukkig waren zij wier hart en geest zich in een zodanige toestand bevonden, dat zij tot elke dienst bereid waren. Doch sommigen bevonden zich niet in een gezonde geestelijke toestand. Hun beweegreden tot de dienst was niet zuiver. Wij dienen hierover niet verbaasd te zijn, want Jezus heeft gezegd: „De liefde van het merendeel [zal], verkoelen” (Matth. 24:12, NW). Enkelen begonnen in Gods organisatie wetteloos te werken en hun vroegere metgezellen zelfs te slaan. — Matth. 24:48, 49.
2 In 1921 publiceerde het Watch Tower Bible & Tract Society (Wachttoren Bijbel- & Traktaatgenootschap) voor het eerst „organisatie-instructies”. Het Genootschap stelde een van de rijpe broeders in elke gemeente als haar vertegenwoordiger aan. Nadat er een dusdanige regeling tot stand was gekomen, maakten velen bezwaren, verlieten het Genootschap en gingen weg. Zij wilden het werk des Heren op hun eigen wijze aanpakken.
3. Welke grote verandering in de toestand van Gods dienaren op aarde werd in 1922 zeer duidelijk?
3 Tegen deze tijd kwam er een verandering in de toestand waarin Gods volk als het ware als „in zakken gekleed” was, en hun klederen werden door andere identificatieklederen vervangen. De as werd verwisseld voor schoonheid (Jes. 61:3). Jehova ging de bliksems uit de tempel laten flitsen en er werden wonderbare waarheden onderscheiden. Er werd gezien dat wij thans in de ’dag van Jehova’ leven (Ps. 118:23, 24, AS). De Jesaja-klasse, die onrein was geweest, werd gereinigd (Jes. 6:5, 6). De Here Jezus was tot de tempel gekomen om te oordelen (Mal. 3:1-3). Dit werd verklaard op een tweede vergadering te Cedar Point, die van 5-13 september 1922 werd gehouden. Nu waren Zions kinderen ontwaakt, gingen zij niet langer meer „in zakken gekleed”, kwamen zij van werkeloosheid tot actie, van onzekerheid tot vertrouwen, van vrees tot vrijmoedigheid. In het openbaar stonden zij voor de ogen van de gehele wereld waarlijk als Gods dienaren, om voortaan de Koning en het Koninkrijk aan te kondigen. Doch hoe stond het met de vijanden, die de dood van de tegenbeeldige „twee getuigen” hadden veroorzaakt? „Grote vrees viel op degenen die hen aanschouwden” (Openb. 11:3-11, NW). Nu daar was wel reden voor, want hun angsten en pijnigingen zouden pas beginnen.
4, 5. Welke gebeurtenissen sedert 1918 geven daarom duidelijk te kennen dat de profetie betreffende de 1290 dagen in vervulling is gegaan?
4 Dit betekent dat er sinds 1918, toen de periode van 1260 dagen was geëindigd, twee grote wonderen waren geschied. Ten eerste had de Duivel zijn nood-koninkrijk opgericht dat de plaats van Gods koninkrijk onder Christus moest innemen en hij streefde er naar het door alle mensen te laten aanbidden. Ten tweede slaagde hij er een tijdje in Gods heiligen te doen ophouden met het brengen van het gedurige lofoffer voor Jehova God. Door deze gebeurtenissen wordt de profetie over de 1290 dagen, die de engel aan Daniël gaf, zo duidelijk vervuld: „Velen zullen er gereinigd, en wit gemaakt, en gelouterd worden; doch de goddelozen zullen goddelooslijk handelen, en geen van de goddelozen zullen het verstaan, maar de verstandigen zullen het verstaan. En van dien tijd af, dat het gedurig offer zal weggenomen, en de verwoestende gruwel zal gesteld zijn, zullen zijn duizend twee honderd en negentig dagen” (Dan. 12:10, 11). „Sedert de tijd van het wegnemen van het voortdurende stijgoffer en het plaatsen van de afgrijselijke gruwel die versteld doet staan, zullen duizend twee honderd en negentig dagen zijn” (Ro). „En sedert de tijd van de verwijdering van het altijddurende offer, wanneer de gruwel der verwoesting zal worden opgericht, zullen er duizend twee honderd en negentig dagen zijn” (LXX). „Van de tijd, dat het dagelijks offer zal worden gestaakt, en de ontzettende gruwel wordt opgericht, zullen er twaalfhonderd negentig dagen verlopen” (PC). Dit offer behoeft geen letterlijk dagelijks offer te zijn, doch is veeleer een gedurig offer. Het Hebreeuwse woord „taw-meed” houdt dezelfde gedachte in als in Jesaja 21:8, Jesaja 62:6, Psalm 34:2 en Psalm 71:6. Het heeft betrekking op de gedurige, getrouwe dienst van Jehova’s volk.
5 De volgende twee dingen zijn tezamen zichtbaar: 1. het plaatsen van de afgrijselijke gruwel die versteld doet staan, en 2. het wegnemen van het gedurige offer. Er is geen Schriftuurlijke reden voor, de gevolgtrekking te maken dat de 1290 dagen in dezelfde tijd als de 1260 dagen zouden vallen. De 1290 dagen worden daarom gerekend van de datum der oprichting van de gruwel af, hetgeen in het laatste gedeelte van januari 1919 gebeurde. Deze periode van 3 jaren en 7 maanden eindigt in september 1922 precies de tijd ’van de bovengenoemde vergadering te Cedar Point. Men houde in gedachten dat deze vergadering niet met het oog op het vervullen van een of andere profetie op deze datum werd belegd, want het was toen niet bekend dat deze datums belangrijk waren. Het „gedurig offer” was tegen 1922 hersteld. De Jesaja-klasse had gereinigde lippen gekregen en thans zijn zij geheel gewijd aan het verkondigen van Jehova’s lof. „In zijn heiligdom roept alles: Glorie!” — Ps. 29:9, OB.
6. Welke feiten duiden op de voleinding van de periode van 1290 dagen in september 1922?
6 Aan het einde van deze periode van 1290 dagen moest de gehele wereld te weten komen dat de Volkenbond niet door God werd goedgekeurd en zou worden vernietigd (Jes. 8:9, 10). De ondergang van de bond moest worden aangekondigd. Alles wat naar hetzelfde stelsel werd opgebouwd, zou evenzo tot mislukking worden gedoemd. Drie jaar en zeven maanden verstreken sinds de tijd dat de gruwel werd opgericht en toen werd daar op de vergadering te Cedar Point van september 1922 openlijk verklaard dat hij was veroordeeld. Daar kwam eveneens een eind aan een andere situatie, die welke had bestaan sedert het moment waarop er storend was gewerkt op het gedurige lofoffer voor Jehova en dit offer was weggenomen tot het moment dat het werd hersteld, en het lofoffer werd opnieuw in Gods tempel aangeboden en de aanstotelijke gruwel werd aan de kaak gesteld als iets misleidends dat stond op de plaats waar het nooit behoorde te staan. Zo eindigden de 1290 dagen. — Zie The Watchtower van 1 nov. 1922.
1335 DAGEN
7. Is het redelijk te denken dat deze drie in Daniël 12 genoemde tijdperken zich over vele eeuwen tijds uitstrekken? Waarom antwoordt gij zo?
7 Daniël 12:12 (AS) kondigt aan: „Gezegend is hij die wacht en komt tot de duizend drie honderd en vijf en dertig dagen.” Sedert 1922 was er een voorwaartse beweging aan de gang, nieuwe waarheden vertoonden zich aan de ogen van de getrouwen. Het was nu niet de tijd om halt te houden, want daar de Heer in de tempel werd gezien, was de tijd aangebroken het werk te doen dat bestond in het aankondigen van de Koning en zijn koninkrijk. Er zijn mensen die het wellicht vreemd vinden dat deze 2500 jaar oude profetieën thans in enkele korte jaren in vervulling gaan. Maar wij moeten beseffen dat ze toch eens verwezenlijkt moeten worden, en waarom nu dan niet? Sommigen denken misschien liever dat deze 1260, 1290 en 1335 „dagen” van Daniël 12:7-12 perioden zijn die zich over vele eeuwen tijds uitstrekken, net alsof dat iets aan hun belangrijkheid zou toevoegen. Maar is dat redelijk? Waarom zoudt gij u niet afvragen: Waarom werden deze wonderen gegeven? Stellig niet om alleen maar historische feiten te vermelden of bekend te maken, zodat Bijbelonderzoekers met vertrouwen naar Gods Woord als zijnde waarachtig konden verwijzen. Deze visioenen zijn veeleer tot vertroosting, stichting en leiding van Gods volk in deze „laatste dagen”, zodat zij het teken der tijden werkelijk zouden kennen en werkelijk zouden weten wanneer hun bevrijding uit de Babylonische gevangenschap zou komen (Rom. 15:4, NW). Hoe zouden deze wonderen ons in deze tijd kunnen leiden indien wij slechts wisten dat bepaalde profetieën tijdens de Middeleeuwen in vervulling waren gegaan? Bepaalde profetieën gingen weliswaar bij de eerste advent van Christus Jezus gedeeltelijk of in het klein in vervulling, en dit geschiedde om Gods Zoon te identificeren en Gods voornemens betreffende hem te vervullen; aldus werd de kerk vertrouwen en volledige zekerheid omtrent hem als de Messias gegeven.
8. Wat was het doel van deze visioenen en profetieën van Daniël? en welke andere reeds lang voorzegde gebeurtenissen werden in korte perioden vervuld?
8 De profetieën van Daniël zijn niet verschaft om in grote trekken de handelwijze van de heidense natiën van 607 v. Chr. tot 1914 (n. Chr.) aan te geven, maar om Jehova’s volk de gebeurtenissen na 1914, niet gedurende de tijd van de macht der heidenen, maar na afloop daarvan, aan te tonen. Aan Daniël werden de visioenen en wonderen voor de laatste dagen verteld, niet met het doel dat ze dan de gebeurtenissen zouden onthullen die zich over 2000 jaar hadden uitgestrekt en ze dus feitelijk zouden zeggen: „Dat is nu voorbij” maar het is een „levend” woord; deze visioenen zijn voor de bestemde tijd en zullen spreken op de dag dat dit van ze wordt geëist, en thans doen ze dit beslist. Aldus wordt de kennis vermenigvuldigd, ja, het begrip van deze visioenen vormt een deel van de kennis. Houd in gedachten dat de meest grootse gebeurtenis in de menselijke geschiedenis reeds is geschied, want Christus Jezus heeft van Jehova God het bevel gekregen te midden van zijn vijanden te heersen. Toen de Zoon van God te Bethlehem werd geboren, zond Jehova engelen uit de hemel om de blijde tijdingen aan te kondigen. Denk er ook aan dat Johannes de Doper, die de Elia van die tijd was, slechts een zeer korte tijd voor het begin van Christus’ bediening predikte. Tijdens de drie-en-halfjarige bediening van Christus Jezus gingen wederom talrijke profetieën in vervulling, en dat duurde maar 1260 dagen.
9. Was het te verwachten dat deze wonderen in verband met de tweede tegenwoordigheid van de Here Jezus voor de gehele wereld gemakkelijk waarneembaar zouden zijn?
9 Verwondert gij u er dan over dat Jehova God zoveel profetieën voor deze laatste dagen heeft laten optekenen, nu Christus Jezus niet als een menselijke zuigeling maar als de glorierijke Koning aller koningen tegenwoordig is? Had gij iets opzienbarends, een of andere wereldse uiterlijke vertoning, of een luisterrijke pracht verwacht, zodat de gehele wereld zich zou verwonderen? Bij de eerste advent is hij niet zo gekomen (Matth. 12:19; Luk. 4:9-12; Jes. 53). Zijn tweede verschijning begint niet met zulk een prachtvertoon. Let op het volgende: „Want gij weet zelf zeer goed dat Jehova’s dag komt precies als een dief in de nacht. Laten wij dus niet doorslapen gelijk de overigen, maar laten wij waken en onze zinnen bij elkaar houden” (1 Thess. 5:2, 6, NW). „Toch zal Jehova’s dag komen als een dief, in welke de hemelen met een sissend gedruis zullen voorbijgaan, maar de elementen, intens heet zijnde, zullen worden opgelost, en de aarde en de werken die er in zijn, zullen worden ontdekt” (2 Petr. 3:10, NW). Het is werkelijk mogelijk dat vele wonderen in vervulling gaan en millioenen mensen het zelfs niet weten. Gelukkig zijn uw ogen wanneer ze deze dingen zien, wanneer gij waakt en op uw hoede zijt.
10. Welke overeenkomstige feiten in de profetie van Zacharia (4:9, 10) bevestigen ons begrip van de „dagen” van Daniël volledig?
10 Herinnert u de herbouw van Jeruzalems tempel in de dagen toen Israël uit de letterlijke gevangenschap van Babylon werd bevrijd. De herbouw scheen zo onbeduidend, zo klein, want slechts betrekkelijk weinig gevangenen keerden terug en begonnen te bouwen. Toch staat er geschreven: „De handen van Zerubbabel hebben dit huis gegrondvest, zijn handen zullen het ook voleinden; opdat gij weet, dat de HERE [Jehova] der heirscharen mij tot ulieden gezonden heeft. Want wie veracht den dag der kleine dingen? daar zich toch die zeven verblijden zullen, als zij het tinnen gewicht zullen zien in de hand van Zerubbabel; dat zijn de ogen des HEREN [van Jehova], die het ganse land doortrekken” (Zach. 4:9, 10). Houd daarom in gedachten dat deze dingen het begin zijn, want God is vooral sedert 1919 door tussenkomst van zijn volk een groots en wonderbaar werk gaan doen. Wanneer dat werk eenmaal aanvangt, komt er nooit een einde aan. Ja, het begint in het klein, rustig, zonder veel vertoon, maar met een zekerheid waaruit blijkt dat het werk nooit tot staan zal zijn te brengen. Het nieuwe samenstel van dingen deed zijn intrede en verving het oude. In deze laatste dagen zal er een einde komen aan een 4000 jaar oude wereld, en een nieuwe wereld zal haar intrede doen. De vervulling van profetieën moge enkelen onbeduidend toeschijnen, maar laat u niet misleiden. Houd in gedachten dat een grote berg, die, de gehele aarde als het ware volledig vulde, uit een kleine steen groeide (Dan. 2:34, 35). Wanneer Jehova een of ander voornemen ten uitvoer gaat brengen dan gebeurt dit en geen enkele macht waar ook kan hem er van weerhouden, want Hij is almachtig. Jehova’s volk zal nog veel wrede vervolging ondergaan, want het leeft nog steeds in een goddeloze, verdorven wereld, maar hun eenheid en vrede, die ontstaan uit de wetenschap dat zij de kern van de maatschappij der Nieuwe Aarde vormen, zullen nooit worden verbrijzeld. Nooit zullen zij aan stukken worden geslagen. Laat de waarheden dat Jehova’s Koning tegenwoordig is, dat het Koninkrijk er al is en tot in eeuwigheid zal blijven en binnenkort zijn macht onder de natiën zal manifesteren, diep tot uw geest doordringen.
11. Welke wonderbare waarheden begon het volk des Heren in de jaren na 1922 te begrijpen?
11 Jehova’s volk besefte deze waarheden sedert 1922 en het verheugde zich grotelijks. Zij kwamen uit duisternis en valse religie, en leerden de voornemens van Jehova kennen. Het schijnen van het zonlicht van het Koninkrijk maakte zich kenbaar. Zij kwamen te weten waarom hun deze wonderbaarlijke dingen werden getoond en waarom Jehova hen had vergaderd. Beslist om een andere reden dan zij hadden gedacht! Tegen deze tijd werd begrepen dat zij niet in de eerste plaats voor hun eigen redding en verheerlijking waren bevrijd, maar voor Gods voornemen. Zoals Handelingen 15:14 (NW) zegt: „Simeon heeft nauwgezet verhaald hoe God voor de eerste maal zijn aandacht op de natiën heeft gericht ten einde uit hen een volk voor zijn naam te nemen.” Voor „zijn naam” zult gij opmerken, en niet om persoonlijke deugden ten toon te spreiden ofschoon allen die dienen te bezitten, maar om „’een volk . . . tot een speciaal bezit [te] . . . zijn, opdat gij alom de voortreffelijkheden zoudt bekendmaken’ van hem die u uit de duisternis in zijn wonderbaarlijke licht heeft geroepen” (1 Petr. 2:9, NW). Er was voor Gods gezalfden heel wat werk te doen voordat hun loopbaan op aarde geëindigd zou zijn. Bovendien werd in 1925 voor de eerste maal gezien en begrepen dat het Koninkrijk in 1914 werkelijk werd geboren, dat het een feit was. Het ging er niet meer om te verkondigen dat de tijd voor het Koninkrijk was gekomen, dat de dag waarop Satans wereld zou eindigen, was aangebroken, maar het Koninkrijk was gekomen en regeerde reeds van de hemel uit, en in de hemel was reeds een oorlog gevoerd. The Watchtower van 1 maart 1925 publiceerde deze inlichtingen.
12. Het besef waarvan bracht in het volk des Heren vreugde, voldoening en de wens actief hun dankbaarheid te uiten, teweeg?
12 Ja, het gezalfde overblijfsel was in de „laatste dagen” voor een speciaal doel bijeengebracht, niet om een machtig Koninkrijkswerk in de hemel te verrichten, want dat konden zij doen zonder hier op aarde te worden vergaderd, maar om voordat zij naar de hemel gingen, op aarde te dienen. Zion werd weer opgericht, de Koning op de troon geplaatst en het manlijke kind (het Koninkrijk) gebaard, en God zou zijn volk nu gebruiken om zijn naam in de gehele wereld uit te bazuinen, om een lof te zijn op de gehele aarde (Jesaja 12). Eeuwenlang was Jehova’s naam gesmaad, bespot, gelasterd en waren er leugens over verteld, maar nu zou hij de waarheid laten vertellen, zijn heilige naam zou overal bekend worden en zijn lof zou worden verkondigd. Maar wie zou zijn naam eren? Wie zouden het volk voor dat doel vormen? Een diep gevoel van dankbaarheid welde er in het hart van Gods kinderen op. Zij waren gaan inzien dat zij het gewaardeerde bezit waren. Had God hen niet uit knechtschap en het stof van Babylon bevrijd? Had hij hen niet teruggebracht naar de plaats waar zij vrij waren hem te aanbidden? Had hij hen niet gereinigd en hun wonderbare dingen getoond en hen allen geholpen de reden in te zien voor het feit dat hij hen uit het Noorden, Zuiden, Oosten en Westen had gehaald? Jehova’s gunst was tot Zion teruggekeerd en zijn aangezicht was naar hen toe gekeerd. „De HERE [Jehova] doe Zijn aangezicht over u lichten, en zij u genadig! De HERE [Jehova] verheffe Zijn aangezicht over u, en geve u vrede!” (Num. 6:25, 26). Hoe mooi en duidelijk hielp Jehova zijn volk de grootse dingen in te zien welke hij nog voor hen zou doen als een vervulling van zijn woord, zoals blijkt uit profetieën als Jesaja 52, Jesaja 60, Jesaja 61 en Jesaja 62! De tijd was waarlijk gekomen waarin Jehova’s lof tenslotte zou worden bezongen. The Watchtower van 1 januari 1926 bevatte het artikel „Wie zal Jehova eren?” en de tekst voor dat jaar was „Gezegend zij Jahweh uit Sion” (Ps. 135:21, PC). Vreugde en blijdschap was nu het deel van Zion geworden, het thans gelukkige, begunstigde Zion!
13. Welke aanhalingen uit De Wachttoren kenmerken 1926 als een waarlijk gezegend jaar?
13 Het jaar 1926 bleek een hoogst gezegend jaar te zijn, en om enig idee te geven van dit geluk en van hun inzicht in het werk dat nog moest worden gedaan, halen wij hier kleine uittreksels aan van twee van de Wachttoren-artikelen:
„Een van de dingen die ’De Knecht’ in deze profetie wordt voorgeschreven te doen, is: ’De verwoestingen van Israël te herstellen’ en ’de verwoeste erfenissen te doen beërven’ (Jesaja 49:6, 8, kanttek., KJ). Zij die ’de verwoeste’ worden genoemd, zijn ongetwijfeld die klasse welke als de grote schare wordt aangeduid. . . . Dan richt de profeet zich tot ’De Knecht’ en verklaart wat die Knecht zal doen: ’Om te zeggen tot de gebondenen: Gaat uit; tot hen, die in duisternis zijn: Komt te voorschijn; zij zullen op de wegen weiden, en op alle hoge plaatsen zal hun weide wezen’ (Jesaja 49:9). Dit bewijst definitief dat ’De Knecht’, die onder leiding van Jehova optreedt, een boodschap moet bekendmaken aan deze gebondenen, aan hen die in duisternis zijn.” — De Wachttoren, januari 1927.
„’Het volk van verre’ moet worden aangemoedigd om zich rondom de standaard van Jehova te scharen. ’De knecht’ wordt bevolen Gods standaard op te heffen, hetgeen betekent dat hij de mensen het getuigenis omtrent God en zijn koninkrijk moet geven. Het bevel tot de knecht luidt: ’Zie, Ik hef mijn hand tot de heidenen, richt mijn standaard op voor die volken, en op hun armen dragen ze uw zonen aan, uw dochters op hun schouders.’ — Jesaja 49:22, KB.
De profeet duidt er op dat vele andere volkeren nog moeten horen, en dat zij zich al horende, zullen verheugen. Figuurlijk gesproken, dragen zij die aldus horen, deze kinderen, die tot een kennis zijn gebracht van Gods voorziening voor het schenken van leven aan hen, op hun armen en op hun schouders. Zij brengen daardoor hun vreugde en goedkeuring tot uitdrukking. Wanneer mensen gelukkig zijn, vinden zij geen betere manier dit tegenover een ander te uiten dan door de begunstigde op hun schouders of in hun armen te dragen. Grote aantallen mensen schaffen zich tegenwoordig de boeken aan waarin Gods plan wordt onderwezen. Nog grotere aantallen horen de boodschap via de radio. Deze mensen vertellen anderen er over. Velen van hen zijn vrienden geworden van degenen die de Heer en zijn boodschap liefhebben; en ofschoon zij er geen blijk van geven dat zij door de geest zijn verwekt, verheugen zij zich toch over de waarheid en haar boodschap des levens en zij uiten hun vreugde op hun eigen wijze, afgebeeld door het dragen van kinderen in hun armen en op hun schouders.” — The Watchtower, 15 augustus 1926.
14. Waarom was het niet langer een vraag hoe lang de dienstknechten des Heren Zijn dienst op aarde zouden moeten blijven verrichten?
14 Het was voor de getrouwe gezalfden niet langer een vraag hoe lang zij op aarde zouden moeten werken voordat zij de hemelse heerlijkheid zouden ingaan. Het ging veeleer hierom, hier in onze tegenwoordigheid is Koninkrijksdienst, net alsof het Koninkrijk van de hemel naar het volk van God was afgedaald en alsof zij er reeds in leefden. Zij maakten zich er niet meer bezorgd over of het betekende dat zij een of vele jaren op aarde moesten blijven, want zij waren zo overgelukkig. „Het is als dauw van den Hermon, die nederdaalt op de bergen van Sion. Want daar gebiedt de HERE [Jehova] den zegen, leven tot in eeuwigheid” (Ps. 133:3, NV). Zekerheid en vertrouwen werden hun gezegende deel. „En er zal een Verlosser tot Zion komen, namelijk voor hen, die zich bekeren van de overtreding in Jakob, spreekt de HERE [Jehova]. Mij aangaande, dit is Mijn verbond met hen, zegt de HERE [Jehova]: Mijn geest, die op u is, en Mijn woorden, die Ik in uw mond gelegd heb, die zullen van uw mond niet wijken, noch van den mond van uw zaad, noch van den mond van het zaad uws zaads, zegt de HERE [Jehova], van nu aan tot in eeuwigheid toe” (Jes. 59:20, 21). „Alle wapentuig, dat tegen u bereid wordt, zal niet slagen; en elke tong, die zich tegen u verheft in het gericht, zult gij veroordeelen: dit is het erfdeel van de knechten des Heeren [van Jehova], en hunne rechtvaardiging door mij, spreekt de Heer [Jehova]” (Jes. 54:17, Luther). „Waak op, waak op, trek uw sterkte aan, o Zion! trek uw sierlijke klederen aan, o Jeruzalem, gij heilige stad! want in u zal voortaan geen onbesnedene noch onreine meer komen” (Jes. 52:1). De verlaten plaatsen moesten worden vervuld, de tenten moesten worden uitgestrekt en de woestijn moest een poel worden. Al haar kinderen zouden naar huis, naar Zion, komen. O, wat een vreugdevolle tijd stond de kinderen van Jehova nu te wachten, en dat tot in eeuwigheid!
15. Waarom wordt „hij die wacht”, aan het einde van de 1335 dagen gezegend?
15 Laten wij nu eens zien hoe dit past bij Daniëls profetie. Denk aan alles wat er sedert 1914 was gebeurd, en dan het vertroostende woord: „Gezegend is hij die wacht en komt tot de duizend drie honderd en vijf en dertig dagen” (Dan. 12:12, AS). Het woord „wacht” is uit het Hebreeuwse woord dat „trouw blijven aan, vastzitten of standvastig en onbeweeglijk blijven” betekent. Tijdens de vele jaren na 1914 waren er vele schokken, grote beproevingen van het geloof en talloze verzoekingen geweest. Gezegend zijn zij die bleven, die standvastig en onbeweeglijk waren en die tot de 1335 dagen kwamen. Zij zouden dan het doel van dit alles begrijpen en met dankbaarheid worden vervuld. Wanneer begonnen en eindigden de 1335 dagen dan? Volgens Bijbelse berekening, van 30 dagen per maand, beslaan deze dagen een periode van drie jaar en acht en halve maand.
16. Waardoor wordt 1926 tenslotte gekenmerkt als de vervulling van de periode van 1335 dagen, wanneer de dienstknechten des Heren een buitengewoon gezegende staat ingaan?
16 Houd in gedachten dat de 1290 dagen eindigden toen werd gezien dat het „gedurig offer” was hersteld en, de zekerheid was verkregen dat het offer van lof daarna zou voortgaan, ofschoon er vele vervolgingen zouden zijn. Voorwaarts gaat de dienst nu en gezegend is hij die komt tot de 1335 dagen. Wanneer deze periode dus van het einde van de 1290 dagen af wordt gerekend, dan zou dit betekenen van september 1922 tot mei 1926 — drie jaar en acht en halve maand — op welke tijd een groot internationaal congres van Jehova’s volk te Londen, in Engeland, werd gehouden. Het was een hoogst gezegende tijd, want er was in Gods geestelijke stad, Zion, een groot reinigingswerk verricht. Aan vele van de geestelijkheid en de valse religie afkomstige ideeën werd een einde gemaakt, een grote slag werd toegebracht aan de grote „gruwel” van de Volkenbond en het werd nu bekend dat Gods volk op aarde was voor het doel de lof te verkondigen van Jehova God, en werkelijk en waarlijk een volk voor zijn naam te zijn. Zij wisten waarom zij leefden, wat zij deden en waar zij naar toe gingen. De grote vreugde over het feit dat zij zich in deze toestand bevonden, was een dagelijkse bron van troost. O, welk een zegen viel hun ten deel die tot de 1335 dagen kwamen! Wij leven nu in een dag waarin deze zegeningen worden verwezenlijkt. Het is niet doenlijk of redelijk de vreugden en gunsten van tegenwoordig te vergelijken met die gezegende ervaringen in 1926, wanneer men een goede en juiste kijk wil verkrijgen op de toepassing van deze profetie. Men kan beter, indien men werkelijk moet vergelijken, de grootse en wonderbaarlijke positie van Jehova’s volk in 1926 vergelijken met hun toestand in 1914 en 1918. Dan zal de zegen worden begrepen.