-
De grote strijdDe Wachttoren 1958 | 1 mei
-
-
lichts veranderend.’ Zijn dienaren doen als bedrieglijke werkers precies hetzelfde. — 2 Kor. 11:3, 13-15.
Wij kunnen de strijd en de daarbij betrokken strijdvraag echter niet werkelijk naar waarde schatten wanneer wij de strijd louter individueel bezien. Vele maken die fout, en dat wil Satan nu juist. Zij denken dat God en Christus hun vrienden zijn die hen op het rechte pad trachten te houden, terwijl zij denken dat de Duivel er steeds op uit is hen nadeel te berokkenen, en zij geven hem de schuld voor elke rampspoed die hen treft en vragen zich af waarom God dit toch toelaat.
Jehovah God is de Soevereine Regeerder van het universum. Hij is de Maker van een universele organisatie, welke is samengesteld uit volmaakte hemelse schepselen, waarover hij het hoofd of de „echtgenoot” is en over welke organisatie in de Schrift wordt gesproken als Zion, een toegewijde en eerbare, op een vrouw gelijkende organisatie (Jes. 54:5). Satan staat echter ook niet alleen, maar hij is het hoofd van een machtige organisatie welke zich tegen Jehovah God kant, bestaande uit ’de regeringen, de autoriteiten, de wereldheersers dezer duisternis en de goddeloze geestelijke krachten in de hemelse gewesten.’ Hij is „de god van dit samenstel van dingen,” dat in de Schrift — Openbaring, de hoofdstukken zeventien en achttien — Babylon, de onreine vrouw en de onreine stad wordt genoemd (Ef. 6:12; 2 Kor. 4:4). Wij verruimen onze kijk dus, zodat wij gaan beseffen dat er twee grote organisaties in een machtige strijd zijn gewikkeld, terwijl elke zijde haar vertegenwoordigers, of „zaad,” hier op aarde heeft (Gen. 3:15). Waarover gaat de strijdvraag eigenlijk? Het is de voornaamste strijdvraag met betrekking tot de universele Soevereiniteit. Het gaat er echter niet eenvoudig om welke zijde machtiger is, ten slotte de ander zal verpletteren en het gehele universum zal overheersen, maar er zijn nog andere belangrijke factoren bij betrokken. Zoals in het boek Job wordt onthuld, daagde Satan God uit door bepaalde vragen te stellen, waardoor een strijdvraag ontstond of enigen van Gods schepselen hem loyaal toegewijd zouden blijven en hun rechtschapenheid onder beproeving onverbrekelijk zouden handhaven. Deze strijdvraag kon niet worden opgelost door slechts degene te vernietigen die het geschilpunt had opgeworpen. Daarom besloot God in zijn wijsheid de strijd tot een volledig, bevredigend einde te brengen. — Job 1:9-11.
De laatste overwinning is verzekerd. Ondertussen is de strijd nog steeds aan de gang en wij dienen bijzonder waakzaam te zijn. Waarom?
HET HOOGTEPUNT BEREIKT — „STA OP, SCHIJN”!
Aan de hand van alle schriftuurlijke bewijzen weten wij dat wij in de voorzegde kritieke „laatste dagen” leven (2 Tim. 3:1). Thans zijn de natiën, zowel de grote natiën als de kleinste eilanden en volken, stellig blind voor de werkelijke strijdvraag, bekommerd als ze zijn om hun eigen zelfzuchtige belangen en vervuld met de geest van nationale soevereiniteit en zelfbeschikking.
Hoe kunnen wij in zulk een atmosfeer leven en toch nog van het leven genieten, zonder de feiten te negeren en te weigeren lastig gevallen te worden, een egocentrische en verharde geestesgesteldheid aankwekend? Dit laatste wil de vijand nu precies. Dat is een der voornaamste dreigende gevaren; het heeft reeds velen in zo’n apathische geestesgesteldheid gebracht. Hoe kunnen wij ons beveiligen? Alleen door zorgvuldig acht te slaan op Gods Woord en te leren hoe wij de situatie moeten bekijken zoals God die beziet. Dan zullen wij ’niet door Satan worden achterhaald, want zijn bedoelingen zijn ons niet onbekend,’ wanneer wij tenminste waakzaam blijven (2 Kor. 2:11). Laten wij daarom nog eens enkele der belangrijkste punten van Jesaja’s profetie herhalen, vanaf hoofdstuk 59 vers 20 tot hoofdstuk 60 vers 5.
Merk op dat in het begin het voornaamste thema Jehovah’s tedere mededogen ten aanzien van de ware geestelijke Israëlieten is, over wie wordt gesproken als vertoevend „in Jakob,” wiens naam later in Israël werd veranderd, hoe hij hen reinigt van alle goddeloosheid en in zijn organisatie, Zion, brengt en ten slotte zijn verbond nakomt, door zijn geest op hen te leggen en zijn woord, of boodschap, in hun mond te leggen. Wanneer zij vervolgens volledig zijn toegerust, komt het verheugende bevel: „Sta op, schijn; want uw licht is gekomen, en de heerlijkheid van Jehovah is over u opgegaan” (AS). Wat een hechte positie neemt Jehovah’s organisatie hierdoor in; ze is gelijk de stad Zion uit de oudheid, welke op een heuvel was gebouwd en de stralen van de opkomende zon opving, die — vertegenwoordigd door Christus Jezus, de koning der nieuwe wereld — opgaat terwijl er ’genezing onder haar vleugelen is, en gij zult uitgaan en [van vreugde] springen als kalveren uit de stal’! (Mal. 4:2, NBG; Ro). Geen terughouding! Geen verberging van het licht! Niet alleen de geestelijke Israëlieten bevinden zich in deze belangrijke positie, maar hun intieme metgezellen ook, de „andere schapen,” het „kroost van uw kroost,” die eveneens met Jehovah’s geest en woord worden toegerust. „Duisternis zal de aarde bedekken en donkerheid de natiën,” dat wil zeggen, Satans organisatie en haar slaven, maar alhoewel zij dreigen en vervolgen, kunnen zij het licht niet ’overweldigen’ (Joh. 1:5). In plaats daarvan luidt Jehovah’s verzekering: „Gij zult de wettelozen vertreden, want tot as zullen zij zijn onder uw voetzolen, op de dag waarop ik werk met gevolg.” — Mal. 4:3, Ro.
Met welk gevolg? Gegarandeerde voorspoed en vrede voor hen die opstaan en in Zion schijnen. Zij blijven Zion binnenstromen „als een wolk,” en „als duiven naar hun til,” om Jesaja’s illustratie te gebruiken, in wiens land men wel ziet dat de duiven er in dichte zwermen gelijk een wolk vliegen. Zij leren snel de grondbeginselen der waarheid kennen en vernemen hoe zij de glorierijke waarheid van Gods koninkrijk ’gelijk spiegels dienen te weerkaatsen.’ Dit is een reusachtige aanmoediging voor hen die reeds actief in Zion werkzaam zijn en ons wordt verteld juist daarnaar uit te zien: „Hef uw ogen op en zie rondom: zij allen verzamelen zich, komen tot u.” — Jes. 60:4, NBG.
Jehovah en zijn organisatie onder Christus Jezus zijn onze onbeperkte toewijding en dienst stellig waard.
-
-
Dictators en de bijbelDe Wachttoren 1958 | 1 mei
-
-
Dictators en de bijbel
● H.T. Barrow heeft gezegd, aldus Treasury of the Christian World, dat velen de bijbel ouderwets vinden. Hij schrijft: „Zij denken dat hij heeft afgedaan, uit de tijd is en door iets anders vervangen kan worden.” „Het wonderbaarlijke is echter dat de dictators welke de wereld heeft gekend, hetzij in Duitsland, Italië of Japan, er niet zo over dachten. Zij hadden zelfs een heilige vrees voor alle bijbelse onderwijzingen, omdat zij tot het besef kwamen dat de boodschap, invloed en voorschriften van Gods Woord lijnrecht in strijd waren met hun programma! Zelfs de atheïsten en agnostici moeten de ethische waarde van de bijbel erkennen, alhoewel zij wellicht ontkennen dat de God welke daarin wordt bekendgemaakt, werkelijk bestaat. Een gezelschap ongelovigen, waaronder Voltaire, besprak op een goede dag, rondom een tafel geschaard, hun theorieën, toen Voltaire plotseling zei: ’Sst, heren — wacht even totdat het personeel weg is. Wanneer zij hetzelfde zouden geloven als wij, zou het leven van geen onzer veilig zijn!’” Welke dictator die de bijbel verwierp, is van zijn leven zeker geweest?
-