Waarom God sommigen een „wedergeboorte” geeft
„Voorwaar, voorwaar, ik zeg u: Indien iemand niet uit water en geest wordt geboren, kan hij het koninkrijk Gods niet binnengaan. Verwonder u niet omdat ik tot u zei: Gijlieden moet wederom geboren worden.” — Johannes 3:5, 7.
1, 2. (a) Wat moeten wij begrijpen en beseffen voordat op bevredigende wijze verklaard kan worden waarom God sommigen een „wedergeboorte” geeft? (b) Welk getuigenis geeft Gods Woord over zijn gerechtigheid, maar waartoe verplicht zijn gerechtigheid hem toch niet?
VOORDAT wij op bevredigende wijze kunnen uitleggen waarom God sommigen een „wedergeboorte” geeft of „wederom geboren” laat worden, moeten wij iets over de fundamentele eigenschappen van Jehovah God en zijn voornemens met betrekking tot de aarde en de mens begrijpen en beseffen.
2 Het getuigenis van Gods Woord laat er bij ons geen twijfel over bestaan dat gerechtigheid een van Gods in het oog springende eigenschappen is. Ook is rechtvaardigheid het fundament van zijn troon (Deuteronomium 32:4; Psalm 89:14). Zijn gerechtigheid en rechtvaardigheid verplichten hem er echter niet toe al zijn met verstand begiftigde schepselen dezelfde gunsten te bewijzen. Zo heeft hij bijvoorbeeld sommige wezens geschapen als geestelijke schepselen, engelen, die verre superieur zijn aan mensen. Ook beloont hij al zijn getrouwe, aardse schepselen niet op dezelfde wijze. Jezus zei dan ook over Johannes de Doper dat ’de kleinste in het Koninkrijk der hemelen groter is dan hij’ (Matthéüs 11:11, Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap). Nu wij dit onderwerp over „wedergeboorte” bespreken, is het goed deze punten in gedachte te houden.
GODS VOORNEMEN MET BETREKKING TOT DE AARDE EN DE MENS
3. Welk heerlijke vooruitzicht hadden Adam en Eva toen zij werden geschapen?
3 Om te beseffen waarom God sommige mensen een „wedergeboorte” geeft, is het van het grootste belang een begrip te hebben van de omstandigheden waardoor God ertoe werd gebracht dit te doen. Wanneer wij tot onze allereerste ouders teruggaan, bemerken wij dat God hun de opdracht gaf: „Weest vruchtbaar en wordt tot velen en vult de aarde en onderwerpt haar, en hebt . . . elk levend schepsel dat zich op de aarde beweegt, in onderworpenheid” (Genesis 1:28). In hun volmaaktheid waren Adam en Eva kinderen van God. Aangezien God hen in een schitterende tuin had geplaatst, een park dat vol was met allerlei prachtige dieren en bloemen en heerlijke vruchten, viel hun werkelijk een gelukkig levenslot ten deel. Naarmate zij ermee zouden voortgaan de aarde te onderwerpen en met hun eigen soort te vullen, zou de gehele aarde uiteindelijk een paradijs worden dat bevolkt was met volmaakte mensen, evenals Adam en Eva volmaakt waren. Wat een heerlijk vooruitzicht hadden zij!
4, 5. (a) Hoe kwam het dat onze eerste ouders in gebreke bleven het doel waarvoor God hen had geschapen, te dienen? (b) Welke regeling trof Jehovah derhalve dat zijn voornemen met betrekking tot de aarde en de mens ten uitvoer zou worden gebracht, en door bemiddeling van wie zou dit tot stand komen?
4 Het ontbrak onze eerste ouders echter aan waardering voor de vele voorzieningen die God voor hen had getroffen en zij overtraden zijn wet. God verstootte hen derhalve uit zijn gezin van zonen en veroordeelde hen ter dood. Als gevolg hiervan zijn al hun nakomelingen geboren als zondaars die aan de dood onderworpen zijn (Genesis 3:19; Romeinen 5:12). Noch onze eerste ouders, noch enigen van hun nakomelingen hebben Gods oorspronkelijke opdracht aan de menselijke familie ten uitvoer kunnen brengen. Betekent dit dat Gods voornemens met betrekking tot de aarde en de mens nooit verwezenlijkt zullen worden? Beslist niet, want Gods Woord geeft ons de verzekering dat zijn voornemens nimmer falen. — Jesaja 46:10, 11; 55:10, 11.
5 Hoe zal Gods oorspronkelijke voornemen met betrekking tot de aarde en de mens dan ten uitvoer worden gebracht? Door bemiddeling van een Zaad, zoals God in de hof van Eden had voorzegd en ook aan Abraham had beloofd. De apostel Paulus toont aan dat dit Zaad in de eerste plaats Jezus Christus is. — Genesis 3:15; 22:17, 18; Galáten 3:16, 29.
HOE GODS OORSPRONKELIJKE VOORNEMEN VERWEZENLIJKT ZAL WORDEN
6. Hoe opende God voor Adams nakomelingen de weg weer in Gods gezin hersteld te worden?
6 Hoe kon Jezus Christus ervoor zorgen dat Gods oorspronkelijke voornemen werd verwezenlijkt? In de eerste plaats door de veroordeling weg te nemen die ten gevolge van Adams opstand op de menselijke familie rustte. Jezus was hiertoe in staat omdat hij als een volmaakt mens was geboren, aangezien Jehovah God — niet Maria’s man Jozef — zijn Vader was. Door zijn offerandelijke dood aan een terechtstellingspaal bracht Jezus metterdaad tot stand dat deze veroordeling werd weggenomen. Een van de belangrijkste redenen waarom hij naar de aarde was gekomen, was dan ook om zijn leven als een losprijs te geven. Daardoor opende hij voor Adams nakomelingen de weg om in Jehovah’s goedgekeurde gezin hersteld te worden. — Matthéüs 28:20.
7. Op grond waarvan werd Jezus als een geestelijk schepsel uit de dood opgewekt?
7 Een dode Loskoper zou het mensdom evenwel niet van nut kunnen zijn. Daarom heeft Jehovah God Jezus Christus op de derde dag opgewekt en hem „levend gemaakt in de geest” (1 Petrus 3:18). Jehovah deed dit op grond van hetgeen er bij de Jordaan was gebeurd toen Jezus werd gedoopt. Door middel van zijn heilige geest had God Jezus daar als een door de geest verwekte Zoon voortgebracht. Johannes de Doper had niet alleen Gods geest in de vorm van een duif op Jezus zien neerdalen, maar hij had ook Gods stem horen zeggen: „Dit is mijn Zoon, de geliefde, die ik heb goedgekeurd.” — Matthéüs 3:16, 17; Hebreeën 10:5-10.
8. Waartoe was Jezus, behalve dat hij bij de Jordaan was „wedergeboren”, gezalfd en geordineerd?
8 Aldus werd Jezus niet alleen een geestelijke Zoon van God, maar ook de Messías, de Christus of Degene die tot koning van Gods koninkrijk was gezalfd. Ook werd hij terzelfder tijd geordineerd tot hogepriester ten behoeve van de stervende mensheid, ten einde het onvermogen dat door de zonde werd veroorzaakt, weg te nemen (Hebreeën 7:26). Verder waren de woorden van Jesaja 61:1, 2 nu op hem van toepassing: „De geest van de Heer Jehovah is op mij, omdat Jehovah mij heeft gezalfd om de zachtmoedigen goed nieuws te vertellen. Hij heeft mij gezonden om de gebrokenen van hart te verbinden, om vrijheid uit te roepen tot de gevangen genomenen en het wijde openen van de ogen zelfs tot de gevangenen.” Jezus was door de geest verwekt, „wedergeboren” of „wederom geboren” (Johannes 3:3, Willibrordvertaling; Nieuwe-Wereldvertaling). Als Gods met de geest gezalfde Zoon bleef hij tot de dood toe getrouw, ondanks alles wat Satan de Duivel trachtte te doen om Jezus ertoe te brengen zijn rechtschapenheid te verbreken. Daarom heeft God hem uit de dood opgewekt.
9. Hoe en met welk doel rustte God Jezus, wegens zijn getrouwheid tot de dood, volledig toe?
9 Daarna „heeft God hem . . . tot een superieure positie verhoogd en hem goedgunstig de naam gegeven die boven elke andere naam is” (Filippenzen 2:9-11). Honderden personen hebben ervan getuigd dat Jezus uit de doden was opgewekt. Kort voordat hij naar zijn Vader in de hemel terugkeerde, zei hij tot zijn discipelen: „Alle autoriteit [of macht] in hemel en op aarde is mij gegeven” (Matthéüs 28:18). Krachtens zijn offerandelijke dood was hij nu volledig toegerust met het recht de mensheid te herstellen, terwijl hij krachtens zijn opstanding en hemelvaart naar Gods rechterhand in de hemel, ook de macht hiertoe bezat (Lukas 22:69). Jezus Christus kan er nu dus voor zorgen dat Gods oorspronkelijke voornemen met betrekking tot de aarde en de mens wordt verwezenlijkt. Alle Messiaanse profetieën zijn dan ook op hem van toepassing. — Zie Psalm 72; Jesaja 9:6, 7; 11:1-10.
WAAROM ANDEREN „WEDERGEBOREN” WORDEN
10, 11. (a) Welk schriftuurlijke getuigenis toont aan dat Jezus metgezellen in zijn koninkrijk zal hebben? (b) Hoevelen zullen in dit voorrecht delen, en hoe weten wij dat het vermelde aantal letterlijk opgevat moet worden?
10 Zal Jezus Christus al deze dingen helemaal alleen tot stand brengen? Neen. Zullen engelen met hem in zijn regering verenigd worden? Neen. Te zamen met hem zullen een aantal personen die net als hij mensen op aarde zijn geweest, in de vervulling van die Messiaanse profetieën delen. Maar voordat zij in Christus’ Koninkrijksregering kunnen delen, moeten zij — evenals hij — eerst, terwijl zij nog op aarde zijn, „wedergeboren” worden. Jehovah’s geest die ten aanzien van hen werkzaam is, brengt hen voort als geestelijke zonen die het vooruitzicht hebben eeuwig in de hemelen te leven. Als zodanig verheugen zij zich in een speciale intieme verhouding tot God, „een geest van aanneming als zonen . . ., door welke geest [zij] uitroepen: ’Abba, Vader!’” (Romeinen 8:15) Jezus heeft zijn apostelen deze hoop herhaaldelijk voorgehouden (Lukas 22:28-30; Johannes 14:2, 3). Ook de apostelen hebben over deze hoop gesproken. — Romeinen 8:17; 1 Korinthiërs 15:52, 53; 1 Johannes 3:2.
11 Hoevelen zullen deze hemelse positie verwerven? Volgens alle schriftplaatsen die op het onderwerp betrekking hebben, zullen degenen die „wederom geboren” worden, betrekkelijk klein in aantal zijn. Dit was ook te verwachten, aangezien zij een zeer speciale prijs ontvangen, een bijzonder bevoorrechte officiële positie. Jezus zei dan ook over hen: „Vreest niet, kleine kudde, want uw Vader heeft het goedgekeurd u het koninkrijk te geven” (Lukas 12:32). Hoeveel van deze personen zullen er eigenlijk zijn? De apostel Johannes getuigt ervan dat hij 144.000 geestelijke Israëlieten heeft gezien die in hun voorhoofd werden verzegeld. Ook zegt hij dat 144.000 personen te zamen met het Lam Jezus Christus op de berg Sion staan. Dat wij dit aantal als letterlijk moeten opvatten, blijkt uit de context, waarin ook wordt gesproken over een „grote schare, die niemand tellen kon”. — Openbaring 7:3, 4, 9; 14:1, 3; 20:4, 6.
EEN VOLK VOOR ZIJN NAAM
12, 13. Wat is Jehovah’s huidige voornemen met betrekking tot deze toekomstige Koninkrijksmetgezellen?
12 Jehovah God had zich echter voorgenomen dat deze toekomstige koningen en priesters een werk zouden verrichten terwijl zij zich nog als mensen van vlees en bloed op aarde zouden bevinden. En wat is dat voor werk? Evenals Jezus werd gezalfd om „de zachtmoedigen goed nieuws te vertellen”, zijn dezen gezalfd om het goede nieuws van Gods koninkrijk te prediken (Jesaja 61:1, 2; Lukas 4:16-21; Handelingen 8:4, 12). Vandaar dat Jezus zijn eerste discipelen als afscheid de aansporing gaf „discipelen van mensen uit alle natiën [te maken], hen dopende” (Matthéüs 28:19, 20). En vlak voordat Jezus naar de hemel opsteeg, zei hij tot zijn elf getrouwe apostelen dat zij ’getuigen van hem moesten zijn tot de verst verwijderde streek der aarde’. — Handelingen 1:8.
13 Een van de belangrijkste redenen waarom God het „goede nieuws” in alle natiën laat prediken, is „om uit hen een volk voor zijn naam te nemen” (Handelingen 15:14). Aangezien Gods naam Jehovah is, staan degenen die tot dit volk behoren, bekend als getuigen van Jehovah (Jesaja 43:10-12). Dit wil niet zeggen dat deze gezalfde volgelingen van Jezus Christus de enigen zijn die het „goede nieuws” aan de zachtmoedigen moeten vertellen, ten einde mensen tot discipelen te maken en getuigenis te geven over Jehovah God. Precies zoals eertijds in Israël Jehovah’s wetten ook van toepassing waren op de inwonende vreemdelingen in hun midden, zijn de geboden die aan de geestelijke Israëlieten zijn gegeven eveneens van toepassing op hun metgezellen, de „grote schare” „andere schapen”. — Johannes 10:16; Openbaring 7:9.
14. Welke verdere verplichting rust op deze gezalfde volgelingen van Jezus Christus?
14 Ook rust op de gezalfde volgelingen van Jezus Christus de verplichting de vruchten van Gods geest voort te brengen, namelijk „liefde, vreugde, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtaardigheid, zelfbeheersing” (Galáten 5:22, 23). Jezus zei dat zijn ware volgelingen herkend zouden kunnen worden aan de liefde die zij jegens elkaar ten toon spreiden (Johannes 13:34, 35). Daarom geeft de apostel Paulus hun de raad: ’Gij dient de oude persoonlijkheid, die met uw vroegere levenswandel overeenkomt en die naar haar bedrieglijke begeerten wordt verdorven, weg te doen, maar gij dient nieuw gemaakt te worden in de kracht die uw denken aandrijft, en de nieuwe persoonlijkheid aan te doen, die naar Gods wil werd geschapen in ware rechtvaardigheid en loyaliteit.’ Hoe belangrijk deze verplichting voor christenen is, blijkt uit de verdere woorden van de apostel: „Ik ben hard voor mijn lichaam en leid het als een slaaf, om niet, na tot anderen te hebben gepredikt, zelf op een of andere wijze afgekeurd te worden” (Efeziërs 4:22-24; 1 Korinthiërs 9:27). Alleen door te bewijzen dat zij zelfs tot de dood toe getrouw zijn, kunnen de gezalfden de hoop koesteren „de kroon des levens” te ontvangen. — Openbaring 2:10.
GODS OORSPRONKELIJKE VOORNEMEN NIET VERANDERD
15. (a) Welke fout met betrekking tot Gods voornemen maken veel belijdende christenen? (b) Op grond van welke hoop die de christelijke Griekse Geschriften duidelijk doen uitkomen, is men deze gedachte gaan koesteren?
15 Veel belijdende christenen maken een fout doordat zij Jehovah’s oorspronkelijke voornemen met betrekking tot de aarde en de mens negeren. Zijn Woord toont duidelijk aan wat dit voornemen was en is, en hij geeft ons de verzekering dat hij niet verandert (Genesis 1:28; Jesaja 45:18; Maleachi 3:6). De christelijke Griekse Geschriften laten echter duidelijk uitkomen dat het na de zondeval van de mensheid bekendgemaakte verdere voornemen van Jehovah inhoudt dat een beperkt aantal mensen, op basis van Jezus’ slachtoffer, wordt uitgekozen om als mederegeerders van zijn Zoon in het hemelse koninkrijk te regeren (Genesis 3:15; 2 Timótheüs 4:7, 8, 18). In het geval van al dezen is het beslist noodzakelijk dat zij, evenals Jezus Christus, eerst „wederom geboren” worden (Johannes 3:3). Gods voorziening voor redding op basis van Christus’ slachtoffer is echter niet beperkt tot degenen die een hemelse hoop hebben. Dit blijkt zelfs duidelijk uit de christelijke Griekse Geschriften.
ÉÉN REDDING, MAAR TOCH TWEE VERSCHILLENDE TOEKOMSTVERWACHTINGEN
16, 17. Welke schriftplaatsen tonen aan dat de voordelen van Christus’ slachtoffer niet beperkt zijn tot degenen die een hemelse hoop hebben?
16 Jezus leerde zijn volgelingen bidden: „Onze Vader in de hemelen, uw naam worde geheiligd. Uw koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op aarde” (Matthéüs 6:9, 10). Wil het mogelijk zijn dat Gods wil evenals in de hemel ook op aarde wordt gedaan, dan moeten er rechtvaardige personen op aarde leven, over wie is voorzegd: „God zelf zal bij hen zijn. En hij zal elke traan uit hun ogen wegwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn zal er meer zijn. De vroegere dingen zijn voorbijgegaan.” Dit kan geen betrekking hebben op de hemel, want daar is nooit sprake geweest van geschreeuw, verdriet, pijn of dood. — Openbaring 21:3, 4.
17 Dat er twee groepen mensen zijn die voordeel zullen trekken van Gods goedgunstige voorzieningen, blijkt uit de woorden van de apostel Paulus in Romeinen 8:19-21: „Want de vurige verwachting van de schepping [één groep] wacht op het openbaar worden van de zonen Gods [een andere groep]. Want de schepping werd aan ijdelheid onderworpen, niet uit eigen wil, maar door hem die haar daaraan heeft onderworpen, op basis van hoop dat ook de schepping zelf vrijgemaakt zal worden van de slavernij des verderfs en de glorierijke vrijheid van de kinderen Gods zal hebben.” Uiteindelijk zullen dus allen die de voordelen zullen ondervinden van het feit dat zij geloof stellen in Christus’ slachtoffer leven genieten als zonen van God — 144.000 personen die „van de aarde zijn gekocht” om in de hemel te zijn en vele miljarden personen die zich in een aards paradijs in eeuwig leven zullen verheugen. — Openbaring 7:4, 9; 14:3; Matthéüs 25:31-34.
18, 19. (a) Waardoor wordt te kennen gegeven dat de vervulling van Gods voornemen voor de aarde en de mens nabij is? (b) Uit welke personen is Gods koninkrijk en het ’zaad van Abraham’ samengesteld? (c) Welke vragen moeten nog beschouwd worden?
18 Uit het voorgaande blijkt duidelijk dat Gods oorspronkelijke voornemen voor de aarde en de mensheid alsnog verwezenlijkt zal worden. En de vervulling van bijbelse profetieën, zoals die welke staan opgetekend in Matthéüs hoofdstuk 24, Markus hoofdstuk 13, Lukas hoofdstuk 21, 2 Timótheüs 3:1-5 en Openbaring 6:1-8, geeft te kennen dat die tijd nabij is! Als gevolg van Satans opstand en de ongehoorzaamheid van Adam en Eva, trof Jehovah er regelingen voor dat een bevoorrechte groep, die hij zal gebruiken om zijn oorspronkelijke voornemens te verwezenlijken, een hemelse beloning ontvangt. Alleen dezen worden „wederom geboren”. Te zamen met hun Heer en Meester, Jezus Christus, vormen zij het koninkrijk waar Jezus zijn volgelingen om leerde bidden. Zij vormen het ’zaad van Abraham’ waardoor „alle natiën der aarde” gezegend zullen worden. — Genesis 22:18; Galáten 3:29.
19 Wij hebben beschouwd waarom de Zoon van God en zijn Koninkrijksmetgezellen „wederom geboren” moesten worden, uit hoeveel personen laatstgenoemde groep bestaat en welke verplichtingen zij thans hebben. De volgende vragen blijven echter nog bestaan: Wat is met betrekking tot deze kwestie van „wedergeboorte” nu precies Gods aandeel en het aandeel van de mens? Hoe kan iemand weten dat Jehovah God hem heeft uitgekozen om „wederom geboren” te worden?
[Illustratie op blz. 6]
Bij zijn doop werd Jezus tot koning van Gods koninkrijk gezalfd
[Illustratie op blz. 9]
Jezus droeg zijn getrouwe volgelingen op ’getuigen van hem te zijn tot de verst verwijderde streek der aarde’