Laat de vervulling van Gods belofte te lang op zich wachten?
WANNEER erover wordt gesproken dat God werkelijk betere tijden zal brengen, bent u dan van hetzelfde gevoelen als velen die zeggen: ’Als God dan goede omstandigheden op aarde wil brengen, waarom heeft hij dat dan niet allang gedaan?’
Als het daarom gaat, is het echter volkomen terecht de vraag te stellen of wij niet allemaal grote waarde hechten aan het bezit van een vrije wil, aan vrijheid van keuze.
Het is een niet te loochenen feit dat de mens al vrijwel vanaf het begin van zijn geschiedenis uit eigen vrije keus overeenkomstig zijn eigen wil en methode bestuurd wenste te worden. Hij was oorspronkelijk naar Gods beeld en gelijkenis gemaakt, hetgeen inhield dat hij over intelligentie en vrijheid van handelen beschikte. God respecteerde dit en behandelde de mens als een redelijk wezen, niet als een redeloos dier of een onmondig kind.
Wel, maar als God nu naar willekeur onwillige mensen zijn heerschappij had opgedrongen, waar zouden dan hun eigen vrije wil en keus zijn gebleven? Nadat de eerste mens Adam goddelijke heerschappij afwees, heeft God de mensheid de volledige en eerlijke gelegenheid gegeven zichzelf te besturen. Men heeft dus ruimschoots de tijd gehad om te constateren hoe onafhankelijk van God werkend menselijk bestuur heeft gefaald, en aan de weet te komen welk bestuur werkelijk het beste is.
Een voorbeeld van hoe grondig en geduldig God in zulk soort van aangelegenheden te werk gaat, vormt wat dit betreft de regeling die hij trof in verband met Abraham (Abram). Hij beloofde het land Kanaän aan Abrahams nageslacht te geven. Maar Abraham en zijn kinderen na hem moesten bij elkaar vierhonderd jaar wachten voor zij het land in bezit mochten nemen. Waarom? „Omdat”, zoals God uitlegde, „de dwaling van de Amorieten [die het land bewoonden] nog niet tot voltooiing is gekomen.” — Gen. 15:13-16.
Ja, God schonk de inwoners van het land Kanaän en hun leiders volledig de gelegenheid zichzelf te veranderen, maar zij bleven maar doorgaan met het beoefenen van corrupte praktijken. Hij nam hun niet zonder vorm van proces het land af. Neen, als een rotte boom die niets dan rotte vruchten voortbrengt, werden zij steeds walgelijker in hun gedrag, brachten kinderoffers aan hun afgoden, gaven zich over aan perverse, lage seksaanbidding en waren vol vuilheid en ziekten, zodat zij het ten slotte krachtens elk rechtsbeginsel verdienden uit het land verwijderd te worden. Pas toen, na eeuwen voorbij te hebben laten gaan, gaf God bevel tot hun verwijdering. — Lev. 18:21-28.
Gods schijnbare traagheid iets goeds voor de mens
Jehovah God heeft in zijn verdraagzaamheid ten aanzien van de mens de toestanden zich zodanig laten ontwikkelen dat iedereen thans kan zien dat hij het volledige morele en wettelijke recht heeft het bestuur over de aarde uit de handen van zelfzuchtige mensen te nemen en zijn eigen hemelse heerschappij van rechtvaardigheid en gerechtigheid in te voeren. En rechtgeaarde mensen zullen dit met blijdschap zien geschieden. God heeft net als bij een rechtszaak het bewijsmateriaal zich laten opstapelen, opdat niemand hem van willekeur, tirannie of onredelijkheid zou kunnen beschuldigen — dit alles absoluut niet ten eigen bate, maar ten voordele van de mensheid, opdat zij mogen weten dat wanneer hij handelt, hij daartoe ook volledig gerechtigd is.
In Gods tijdtafel is derhalve een definitieve datum opgenomen om aan dit wanbestuur van de mens een eind te maken. Als de Schepper, die volledig op de hoogte is van zijn eigen voornemen en de heersende omstandigheden, kan hij de optimale, de beste tijd uitkiezen om de onsuccesvolle pogingen van de mens een halt toe te roepen. In tegenstelling tot de mens kan en zal hij ook de gevolgen wegnemen van alle onrechtvaardigheid die de mens heeft geleden gedurende de tijd dat God zichzelf ervan heeft weerhouden een rechtvaardige regering over de aarde te brengen. De vroegere slechte dingen „zullen niet in de geest worden teruggeroepen, noch zullen ze in het hart opkomen” om een sluier te werpen over het geluk onder Gods Koninkrijksregering. — Jes. 65:17.
Als iemand die in staat is zijn voornemen en beloften ogenblikkelijk te verwezenlijken, is het dus GOD die lankmoedigheid, geduld en volharding heeft getoond. Hij heeft allerlei beledigingen aan zijn adres geslikt, en is waarnemer geweest van verschrikkelijke onrechtvaardigheden — nochtans heeft hij zelfbeheersing geoefend ten einde zijn voornemen op juiste wijze te kunnen volvoeren tot uiteindelijk welzijn van alle betrokkenen.
De apostel Petrus schreef: „Jehovah is niet traag ten aanzien van zijn belofte, zoals sommigen traagheid beschouwen, maar hij is geduldig met u, omdat hij niet wenst dat er iemand vernietigd wordt maar wenst dat allen tot berouw geraken” (2 Petr. 3:9). Hij weet precies wat nodig is om de mens de best mogelijke gelegenheid te verschaffen. Hij weet nauwkeurig wat voor fundament hij moet leggen opdat mensen tot een juist besef en inzicht van de vervulling van zijn beloften kunnen komen.
Waarom zeker
Thans hebben wij de tijd bereikt waarin God tot actie zal overgaan om de volledige verwezenlijking van zijn grootse voornemen tot stand te brengen. Hoe weten wij dit? En welke reden hebben wij om te geloven dat wij ons persoonlijk in de betere tijden zullen kunnen verheugen die Gods beloofde regering zal brengen?
Wel, we kunnen hier zeker van zijn omdat is voorzegd dat de verwijdering van het tegenwoordige samenstel van dingen aan het eind van een bepaald „geslacht” of bepaalde generatie van mensen zal komen. Welke generatie? Uit de bijbel blijkt ze te bestaan uit mensen die in 1914 leefdena, het jaar waarin de Eerste Wereldoorlog uitbrak. De gehele periode vanaf die tijd staat profetisch in de bijbel beschreven, ja, alle bijzonderheden waardoor dat tijdperk gekenmerkt zou worden.
Ga voor uzelf bepaalde details van zulke profetieën na, bijvoorbeeld in Mattheüs hoofdstuk 24, Lukas hoofdstuk 21, Markus hoofdstuk 13 en 2 Timótheüs hoofdstuk 3. In die profetieën staan wereldoorlogen, voedseltekorten, epidemieën en jeugdmisdaad voorzegd, terwijl ze eveneens melding maken van een neiging tot het zoeken naar genot ten koste van morele beginselen, een ineenstorting van het gezag, gebrek aan naastenliefde en een door velen verzaakt werkelijk geloof in God.
Deze verschijnselen begonnen zich, precies als was voorzegd, na 1914 af te tekenen. Vanaf die tijd begon de bijbelprofetie aangaande de verwoestende tocht van de ’apocalyptische ruiters’ in vervulling te gaan. Hun symbolische tocht van ellende zet zich tot in onze tijd voort. — Zie Openbaring hoofdstuk 6.
Zal weldra komen
Het feit dat die gebeurtenissen precies op de voorzegde tijd zijn gekomen, allemaal binnen één geslacht, geeft ons vertrouwen dat ook de door God beloofde betere tijden stellig zullen aanbreken. Wanneer? Voordat het ’geslacht van 1914’ zal zijn verdwenen.
Hoe wij dat weten? Omdat dit door Jezus nog extra werd vermeld als onderdeel van zijn profetie voor onze tijd. Hij zei kort maar krachtig: „Voorwaar, ik zeg u dat dit geslacht geenszins zal voorbijgaan totdat al deze dingen geschieden.” — Matth. 24:34.
Het ’geslacht van 1914’ is bijna verdwenen, de meeste mensen die toen leefden zijn reeds gestorven. De overgeblevenen zijn van gevorderde leeftijd. Er is dus alle reden toe volledig te vertrouwen dat Gods tijd inderdaad nabij is om werkelijk verlichting van de tegenwoordige zorgen en problemen hier op aarde te brengen.
God zegt ons dat thans volgens zijn tijdschema het moment is aangebroken om goddeloosheid te verwijderen en een regering te brengen die werkelijk in de behoeften van de mensheid zal voorzien. Ons eigen verlangen naar dat Koninkrijk dient echter meer dan oppervlakkig te zijn. Wat is erbij betrokken?
[Voetnoten]
a Zie voor een gedetailleerde bespreking van deze datum De Wachttoren van 15 februari 1965, blz. 123-125, of het boek Aid to Bible Understanding, blz. 94-96.
[Illustratie op blz. 17]
De symbolische tocht van de ’apocalyptische ruiters’ begon op de voorzegde tijd in 1914, met rampspoed voor de mensheid als gevolg