’Zij zullen weten dat er een profeet in hun midden is geweest’
JEHOVAH GOD stelt er belang in dat de mensen hem kennen. Hoewel hij voor menselijke ogen onzichtbaar is, verschaft hij verscheidene manieren waardoor zij zijn persoonlijkheid kunnen leren kennen. Zij kunnen te weten komen wat zij van hem kunnen verwachten en wat hij van hen verwacht.
Men kan tot het besef komen dat Jehovah een God van weergaloze wijsheid is door de schepping gade te slaan. De schepping onthult ook met welk een liefdevolle zorg hij de dingen voor ’s mensen welzijn en genot heeft ontworpen. Een tweede manier waarop men God kan leren kennen is door middel van zijn Woord der waarheid, de bijbel. Hierin vindt men de volledige uitdrukking van Jehovah’s voornemen met betrekking tot de mensheid — waarom de mens op aarde is en welke zegeningen God voor de mens heeft weggelegd.
Een derde manier waarop men Jehovah God kan leren kennen, is door bemiddeling van zijn vertegenwoordigers. In de oudheid zond hij profeten als zijn speciale boodschappers. Hoewel deze mannen toekomstige dingen voorzeiden, dienden zij het volk eveneens door hun te vertellen wat in die tijd Gods wil met betrekking tot hen was, terwijl zij hen dikwijls ook waarschuwden voor gevaren en rampspoeden. De mensen in deze tijd kunnen de scheppingswerken aanschouwen. Ook hebben zij de bijbel tot hun beschikking, maar deze wordt weinig gelezen of begrepen. Heeft Jehovah derhalve een profeet om hen te helpen, om hen voor gevaren te waarschuwen en om toekomstige dingen bekend te maken?
DE „PROFEET” IDENTIFICEREN
Op deze vragen kan een bevestigend antwoord worden gegeven. Wie is deze profeet? De geestelijken van de zogenaamd „christelijke” natiën geven zich ten overstaan van het volk uit als degenen die gemachtigd zijn om in naam van God te spreken. Zoals echter in de vorige uitgave van dit tijdschrift werd uiteengezet, hebben zij God de rug toegekeerd en zijn zij in gebreke gebleven verkondigers van zijn koninkrijk te zijn doordat zij een door mensen gemaakte politieke organisatie, de Volkenbond (thans de Verenigde Naties), als „de politieke uitdrukking van het koninkrijk Gods op aarde” hebben goedgekeurd.
Jehovah liet de mensen van de christenheid, die door de geestelijken werden geleid, echter niet zonder waarschuwing dat de Volkenbond een bedrieglijk vervangingsmiddel van het werkelijke koninkrijk van God was. Hij had een „profeet” om hen te waarschuwen. Deze „profeet” was niet een man, maar een lichaam of groep van mannen en vrouwen. Het was de kleine groep volgelingen van Jezus Christus die destijds bekend stonden als Internationale Bijbelonderzoekers. Thans staan zij bekend als Jehovah’s christelijke getuigen. Zij maken nog steeds een waarschuwing bekend, terwijl honderdduizenden personen die vol geloof naar hun boodschap hebben geluisterd, zich bij hen hebben aangesloten en hen in het hun opgedragen werk ondersteunen.
Natuurlijk is het gemakkelijk om te zeggen dat deze groep als een „profeet” voor God optreedt. Het is heel iets anders om het ook te bewijzen. Dit kan alleen worden gedaan door het bericht te beschouwen. Wat wordt daardoor aangetoond?
Tijdens de Eerste Wereldoorlog was deze groep, de Internationale Bijbelonderzoekers, heel actief in het prediken van het goede nieuws van Gods koninkrijk omdat hun Leider Jezus Christus hun deze prediking in zijn profetie in Matthéüs 24:14 als hun werk had opgedragen. Zij namen de woorden die Jezus tot de Romeinse bestuurder Pontius Pilatus sprak, namelijk „Mijn koninkrijk is geen deel van deze wereld”, letterlijk op (Joh. 18:36). Ook namen zij de woorden ter harte die Jezus tot zijn volgelingen sprak: ’Gij zijt geen deel van de wereld, maar ik heb u uit de wereld uitgekozen.’ Zij verwachtten lijden te ondergaan omdat zij volgens die regel leefden, net zoals Jezus vervolgens zei, „daarom haat de wereld u” (Joh. 15:19). Tijdens de Eerste Wereldoorlog uitte die haat jegens hen zich in gewelddaden.
Deze Bijbelonderzoekers interesseerden zich al geruime tijd voor Ezechiël en zijn profetie. In 1917 publiceerden zij een boek getiteld „The Finished Mystery”, dat een verklaring bevatte van zowel het boek Ezechiël als het boek Openbaring. Hierin werden de geestelijken bekritiseerd en als ontrouw aan het Woord van Jehovah aan de kaak gesteld. Na nog geen negen maanden werd de verspreiding van dit boek in de Verenigde Staten en Canada verboden. Vervolgens werden acht leden van de Watch Tower Bible and Tract Society, met inbegrip van de president en de secretaris-penningmeester, veroordeeld en in de federale strafgevangenis in Atlanta, in de Amerikaanse staat Georgia, opgesloten.
Hoewel het werk van deze christenen een poosje ernstig werd belemmerd, werden deze acht mannen na slechts negen maanden in maart 1919 vrijgelaten. Zij beschouwden dit als een van God afkomstig antwoord op hun gebeden. Hun werk begon, tot grote ontsteltenis van de geestelijken, die achter de verbodsbepaling hadden gestaan, te herleven.
Bijgevolg werd in de uitgave van 1 en 15 augustus van hun tijdschrift The Watch Tower and Herald of Christ’s Presence de aanmoediging gegeven om het werk van het prediken van het goede nieuws zonder mensenvrees weer krachtig ter hand te nemen. Onder het onderwerp „Gezegend zijn de onbevreesden” werd onder andere gezegd:
„Er is een vrees die heel juist is en die iedereen moet bezitten die God welgevallig is, en deze vrees staat bekend als ’godvruchtige vrees’. Het betekent een heilige eerbied voor Jehovah te hebben en bevreesd te zijn dat wij hem mishagen en de zegeningen die hij ons heeft beloofd verbeuren. . . . Het getuigenis van de Schrift is overvloedig dat zij die Gods goedkeuring genieten geen vrees hebben voor mensen of enig ander schepsel, maar een heilige eerbiedige vrees bezitten voor Jehovah. In oude tijden rechtvaardigde Jehovah sommige mensen, waardoor zij zijn vrienden werden, en het verslag over zijn bemoeienissen met hen werd tot nut van de kerk opgetekend.”
Ezechiël was een van deze mensen die aldus door God werden gebruikt, en niet alleen zijn profetieën maar ook Ezechiël zelf en zijn daden waren een afschaduwing van toekomstige dingen.
DE „PROFEET” SPREEKT TOT DE CHRISTENHEID
Van 1-8 september 1919 hielden de Internationale Bijbelonderzoekers een algemeen congres te Cedar Point, Ohio. Er waren duizenden dienstknechten van Jehovah uit de Verenigde Staten en Canada aanwezig. De president van het Wachttorengenootschap spoorde hen aldaar aan het werk onbevreesd te hervatten, en dit met gebruikmaking van het openhartige tijdschrift getiteld „The Golden Age” („Het gouden tijdperk”). In de openbare lezing die werd uitgesproken over het onderwerp „De hoop voor de gekwelde mensheid” verklaarde de spreker dat de Volkenbond stellig het misnoegen van de Heer over zich zou brengen,
„omdat zowel de katholieke als protestantse geestelijken, die beweren Gods vertegenwoordigers te zijn, zijn plan de rug hebben toegekeerd en de Volkenbond hebben aanbevolen, door deze als een politieke uitdrukking van Christus’ koninkrijk op aarde te begroeten.”a
De Volkenbond kwam in 1919 tot bestaan en trad echt in werking toen hij op 10 januari 1920 te Parijs door de verdragsmogendheden werd geratificeerd. Jehovah’s dienstknechten bleven echter het Messiaanse koninkrijk Gods bekendmaken. Toen de verbodsbepaling ten aanzien van The Finished Mystery werd opgeheven, begonnen zij het weer te verspreiden en met behulp van dit leerboek zetten zij hun studie van het bijbelboek Ezechiël voort. Naarmate de tijd verstreek en de profetie van Ezechiël door verdere ontwikkelingen werd vervuld, werd er in een serie boeken bestaande uit drie delen getiteld „Vindication” een meer up-to-date begrip verschaft en werd de toepassing van de profetie vollediger getoond.
Aldus was het duidelijk dat deze groep van gezalfde volgelingen van Jezus Christus, die een werk in de christenheid deden dat overeenkwam met Ezechiëls werk onder de joden, de hedendaagse Ezechiël waren, de „profeet” die door Jehovah gemachtigd was om het goede nieuws van Gods Messiaanse koninkrijk bekend te maken en de christenheid te waarschuwen. Het is veelbetekenend dat deze volgelingen van Christus in 1931, na twaalf jaar getrouwe dienst in weerwil van de oppositie van de geestelijken der christenheid, op hetzelfde congres waar het boek Vindication verkrijgbaar werd gesteld, de naam „Jehovah’s getuigen” aannamen. — Jes. 43:10-12, American Standard Version.
TOT „WEERSPANNIGE NATIËN” GEZONDEN
Toen Jehovah tot de joodse priester Ezechiël sprak en hem als profeet machtigde, zei hij: „Mensenzoon, ik zend u tot de zonen van Israël, tot weerspannige natiën die weerspannig zijn geweest tegen mij” (Ezech. 2:3). Wie vormen in deze „tijd van het einde” de „zonen van Israël” en de „weerspannige natiën”?
In Ezechiëls tijd konden de Israëlieten tot wie Ezechiël werd gezonden, met de naam „weerspannige natiën” worden aangeduid omdat in 997 v.G.T. tien van de stammen van Israël tegen de heerschappij door de koninklijke geslachtslijn van David, die op „Jehovah’s troon” zat, in opstand waren gekomen (1 Kron. 29:23). Zo ontstonden er twee koninkrijken of „natiën”. Het koninkrijk Israël richtte gouden kalveren op voor aanbidding en het koninkrijk Juda kwam later ook tegen Jehovah in opstand door zijn wetten te overtreden en afgoderij te beoefenen.
Wie zijn in de hedendaagse vervulling de „weerspannige natiën” die weerspannig zijn geweest tegen Jehovah? Hun tegenhanger is de christenheid. De bijbel geeft het bewijs. Want de christenheid heeft de woorden van de apostel Paulus in Galáten 6:15, 16 (NBG) op haarzelf van toepassing gebracht: „Want besneden zijn of niet besneden zijn betekent niets, maar of men een nieuwe schepping is. En allen, die zich naar dien regel zullen richten — vrede en barmhartigheid kome over hen, en ook over het Israël Gods.” De wesleyaanse methodistische predikant Dr. A. Clarke geeft in zijn boek „A Commentary and Critical Notes” (uitgave van 1836) bijvoorbeeld het volgende commentaar op de uitdrukking „Het Israël Gods”: „De ware christenen, hier het Israël Gods genoemd, om hen te onderscheiden van het Israël naar het vlees.”
Het bovenstaande begrip wordt door Romeinen 2:29 (NBG) bevestigd. De apostel zegt: „Maar hij is een Jood, die het in het verborgen is, en de ware besnijdenis is die van het hart, naar den Geest, niet naar de letter. Dan komt zijn lof niet van mensen, maar van God.”
De geschiedenis van de christenheid toont aan dat ze niet overeenkomstig haar bewering dat ze „het Israël Gods” is, heeft geleefd. Vanaf de vierde eeuw heeft ze er blijk van gegeven afvallig en weerspannig tegen Jehovah en zijn Woord der waarheid te zijn. Overeenkomstig de geschiedenis van Israël kwam het in 1054 G.T., toen de patriarch Michael Caerularius van Constantinopel door de legaten van de paus van Rome werd geëxcommuniceerd, tot een breuk tussen de Griekse en de Latijnse Kerk.
Later, in 1529 G.T., werd de protestantse beweging opgericht door de volgelingen van de ex-priester Maarten Luther, en in 1534 werd de koning van Engeland, Hendrik VIII, tot Hoofd van de Kerk van Engeland uitgeroepen. Daarna ontstonden er talloze niet-rooms-katholieke sekten, zodat een aantal zogenaamd „christelijke” landen hun eigen nationale staatskerk hebben. Daarom kan de christenheid met de naam „natiën” worden aangeduid, en hun houding ten opzichte van Gods Woord de bijbel en zijn Messiaanse koninkrijk getuigt van weerspannigheid jegens Jehovah. Ze blijven de voorkeur geven aan door mensen uitgeoefende heerschappij.
JEHOVAH’S „PROFEET” GERECHTVAARDIGD
Ezechiëls naam betekende „God sterkt”, en om zijn opdracht tot het einde toe te kunnen volbrengen, had hij Gods hulp nodig, want hij werd naar een volk gezonden dat beleed het volk van God te zijn maar „onbeschaamd van gezicht en hard van hart” was. Op dat moment beschouwden of waardeerden zij hem misschien niet als een profeet van Jehovah. Maar of zij nu wel of niet aandacht aan hem schonken, de gelegenheid zou komen dat dit weerspannige volk zou ’weten dat een profeet zich in hun midden had bevonden’. Jehovah zou dan bekrachtigen dat Ezechiël een profeet was door datgene wat hij profeteerde, te doen uitkomen (Ezech. 2:3-5). Tot Ezechiël werd verder gezegd:
„En gij, o mensenzoon, wees niet bevreesd voor hen; en wees niet bevreesd voor hun woorden, want er zijn verstokten en dingen die u steken en bij schorpioenen woont gij. Wees niet bevreesd voor hun woorden en wees niet met verschrikking geslagen voor hun aangezicht, want zij zijn een weerspannig huis. En gij moet mijn woorden tot hen spreken, ongeacht of zij horen dan wel het laten, want zij zijn een en al weerspannigheid.” — Ezech. 2:6, 7.
Sinds het jaar 1919 G.T. hebben Jehovah’s getuigen bevonden dat de situatie precies zo is wanneer zij in 207 landen der aarde het goede nieuws van het Koninkrijk bekendmaken.
God gaf aan Ezechiël, in het visioen dat hij kreeg — en in symbolisch opzicht aan de hedendaagse „profeet”, de door de geest verwekte gezalfden die de kern van Jehovah’s hedendaagse getuigen vormen — iets te eten:
„Toen zag ik, en zie! een hand werd naar mij uitgestoken, en zie! daarin was een boekrol. En geleidelijk spreidde hij die vóór mij uit en ze was van voren en van achteren beschreven, en er waren klaagliederen op geschreven en gezucht en geweeklaag.” — Ezech. 2:8-10.
Dat er geen ruimte onbenut werd gelaten op de boekrol, maar dat ze aan beide kanten beschreven was, beduidde dat er zowel destijds aan het jodendom als thans aan de christenheid een volledige boodschap bekendgemaakt moest worden die heel wat sombere, rampspoedige boodschappen bevatte. Waarom? Omdat in beide gevallen degenen die Jehovah’s volk beleden te zijn, zo weerspannig en verstokt waren dat Jehovah het oordeel over hen moest uitspreken.
De boekrol werd Ezechiël ongetwijfeld aangereikt door de hand van een van de cherubs uit het visioen. Hierdoor zou te kennen worden gegeven dat Jehovah’s getuigen in deze tijd het goede nieuws van het Koninkrijk onder leiding van engelen en met hun ondersteuning bekendmaken (Openb. 14:6, 7; Matth. 25:31, 32). En aangezien geen enkel woord of werk van Jehovah op een mislukking kan uitlopen, omdat hij de Almachtige God is, zullen de natiën de vervulling zien van wat deze getuigen zeggen.
Ja, binnenkort moet de tijd komen dat de natiën zullen moeten weten dat er werkelijk een „profeet” van Jehovah in hun midden is geweest. In werkelijkheid wordt deze collectieve of samengestelde „profeet” thans door meer dan anderhalf miljoen mensen in zijn predikingswerk geholpen, terwijl nog eens ruim datzelfde aantal anderen met hen de bijbel bestuderen.
Jehovah heeft dus elke voorziening getroffen dat mensen hem kunnen leren kennen en zijn liefderijke goedheid en leven kunnen ontvangen. De mensen van de christenheid hebben dus geen excuus om Jehovah niet te kennen. Meer dan dat, Jehovah stelt niet alleen belang in de rechtvaardiging van zijn eigen naam maar ook in de rechtvaardiging van zijn „profeet”. Bij monde van nog een van zijn profeten uit de oudheid, Jesaja, zei hij tot het jodendom, zoals hij dit thans tot de christenheid zegt: „Ziet! Mijn knechten zullen een vreugdegeroep aanheffen wegens de goede hartetoestand, maar gij zult het uitschreeuwen wegens de hartepijn.” — Jes. 65:14.
Zelfs in deze tijd horen wij klachten van de kerken der christenheid over afnemend kerkbezoek en zien wij hoe vele jonge mannen de priesterschap en het ambt van geestelijke de rug toekeren. Niettemin zien wij terzelfder tijd de geestelijke voorspoed en tevredenheid onder degenen die Jehovah’s Messiaanse koninkrijk bekendmaken. Wij kunnen in de nabije toekomst naar zelfs een nog duidelijker vervulling van Jesaja’s woorden uitzien.
[Voetnoten]
a Zie de Federal Council Bulletin, Deel II, No. 1, van het jaar 1919, blz. 12-14.