Waarom zijn zij als volken verdwenen?
MISSCHIEN hebt u Perzen, Grieken of Egyptenaren ontmoet — mensen die tot een volk behoren dat uit de verre oudheid stamt. Maar hebt u ooit een Moabiet, een Ammoniet of een Filistijn ontmoet? „Neen”, zult u zeggen. Dat is niet verbazingwekkend, want zij zijn vele eeuwen geleden volledig als afzonderlijke volken verdwenen.
Er is echter een tijd geweest dat de Moabieten, Ammonieten en Filistijnen buurvolken van de Israëlieten uit de oudheid waren. Het gebied van Moab strekte zich langs de oostelijke oever van de Dode Zee uit, en wel van de rivier de Arnon in het noorden tot het stroomdal van Zered in het zuiden. De Ammonieten bewoonden het gebied dat zich ten oosten van de bovenloop van de kronkelende rivier de Jabbok in de richting van de wildernis uit strekte. Het land langs de Middellandse-Zeekust, tussen Gaza en een punt nabij Joppe, was het tehuis van de Filistijnen. Gedurende verschillende periodes van de geschiedenis hebben de Filistijnen, Moabieten en Ammonieten het de Israëlieten bijzonder moeilijk gemaakt.
In het begin van de regering van koning Saul hadden de Filistijnen garnizoenen op Israëlitisch grondgebied. Zij waren sterk genoeg om de Israëlieten te beletten hun eigen smeden te hebben, waardoor zij de natie geheel ongewapend hielden (1 Sam. 10:5; 13:1-3, 19-22). De buitenlandse druk was zo groot dat veel Israëlieten zich zelfzuchtig aan de zijde van de Filistijnen schaarden en zich tegen hun eigen landgenoten keerden (1 Sam. 14:21). Maar vooral nadat David koning was geworden, werd de macht van de Filistijnen gebroken, hoewel zij niettemin nog vele eeuwen lang als een afzonderlijk volk bleven bestaan.
Wat de Ammonieten en de Moabieten betreft, zij heulden in het laatste gedeelte van de zevende eeuw v.G.T. met de Babyloniërs om het land Juda te verderven (2 Kon. 24:2). Niet lang daarna werden de Ammonieten en de Moabieten zelf van hun land beroofd. Volgens de joodse geschiedschrijver Josephus voerde koning Nebukadnezar in het vijfde jaar na zijn verwoesting van Jeruzalem een militaire veldtocht tegen Ammon en Moab. Archeologische bewijzen bevestigen dat het gebied dat door Ammon en Moab werd bewoond vóór het midden van de zesde eeuw v.G.T. grotendeels was ontvolkt. Tegen de derde eeuw G.T. waren de Ammonieten klaarblijkelijk geheel verdwenen. Ook de Moabieten verdwenen van het toneel. Zulke Moabitische steden als Nebo, Hesbon en Aroër zijn thans slechts ruïnes. Veel andere steden kunnen niet eens geïdentificeerd worden.
De enige verklaring voor de verdwijning van de Moabieten, Ammonieten en Filistijnen wordt aangetroffen in een oud historisch verslag dat tot op deze dag is blijven bestaan. Dat verslag is de bijbel. Zoals in The Encyclopædia Britannica wordt erkend, is geen enkele verklaring buiten die van de bijbelse profeten werkelijk deugdelijk. Wij lezen bijvoorbeeld betreffende Moab:
„Israël bleef een grote macht in de religieuze geschiedenis terwijl Moab verdween. Het is waar dat Moab voortdurend zwaar te lijden heeft gehad van binnenvallende horden uit de wildernis; de onbeschutte toestand van het land wordt sterk belicht door de keten van ruïnes van forten en kastelen die zelfs de Romeinen noodgedwongen hebben moeten bouwen. De verklaring voor de betrekkelijke onbeduidendheid van Moab kan echter niet in zuiver topografische beschouwingen worden aangetroffen. Ook moet ze niet gezocht worden in de politieke geschiedenis, aangezien Israël en Juda evenzeer van aanvallen van buitenaf te lijden hebben gehad als Moab zelf. De verklaring moet in Israël zelf gevonden worden, in factoren . . . die in het werk van de profeten aangetroffen kunnen worden.” — 11de uitg., Deel XVIII, blz. 632.
Ja, de werkelijke reden voor de verdwijning van de Moabieten, Ammonieten en Filistijnen is dat zij onder Gods oordeel stonden. Jehovah zei tot zijn profeet Ezechiël:
„Mensenzoon, richt uw aangezicht naar de zonen van Ammon en profeteer tegen hen. En gij moet zeggen betreffende de zonen van Ammon: . . . ’Omdat gij Ha! hebt gezegd tegen mijn heiligdom, omdat het ontwijd is, en tegen Israëls bodem, omdat die woest is gelegd, en tegen het huis van Juda, omdat zij in ballingschap zijn gegaan, daarom, zie, geef ik u aan de oosterlingen tot een bezitting, en zij zullen hun ommuurde kampementen in u opslaan en zullen stellig hun tabernakels [tenten] in u zetten. Zijzelf zullen uw vrucht eten en zijzelf zullen uw melk drinken. En ik wil Rabba maken tot een weide van kamelen en de zonen van Ammon tot een rustplaats van kleinvee. . . .’
’Omdat Moab en Seïr hebben gezegd: „Zie! Het huis van Juda is gelijk alle andere natiën”, daarom, zie, leg ik de berghelling van Moab open bij de steden, bij zijn steden tot aan zijn grens, het sieraad van het land, Beth-Jesimoth, Baäl-Meon, zelfs tot aan Kirjathaïm, tot de oosterlingen, naast de zonen van Ammon, en ik wil het tot een bezitting maken, opdat het niet gedacht wordt, [dat wil zeggen,] de zonen van Ammon, onder de natiën. . . .’
’Omdat de Filistijnen met wraak hebben gehandeld en zij zich bleven wreken met een wraak met hoon in de ziel, ten einde verderf te stichten, met een tot onbepaalde tijd durende vijandschap, daarom, dit heeft de Heer Jehovah gezegd: „Zie, ik strek mijn hand uit tegen de Filistijnen en ik wil de Kerethieten afsnijden en de rest van de zeekust verdelgen.”’” — Ezech. 25:2-16.
Er is een overweldigend bewijs dat deze profetie in vervulling is gegaan. Ammon en Moab zijn inderdaad „aan de oosterlingen tot een bezitting” gegeven. De archeoloog G. M. Landes zegt hierover:
„Archeologische onderzoekingen hebben aan het licht gebracht dat vóór het midden van de 6de eeuw v. Chr. praktisch geen sprake meer was van een vaste bezetting in het land Ammon. . . . In het vacuüm dat door de vernietigende invallen van de Babyloniërs werd geschapen, stroomden opnieuw . . . de ’zonen van het Oosten’, de bedoeïenenhorden vanuit de wildernis, die nu alle formeel georganiseerde politieke activiteit in dit gebied vernietigden en de semi-autonome Ammonitische staat ten einde brachten.” — The Biblical Archaeologist Reader, Deel II, blz. 87, 88.
Met betrekking tot Moab schrijft de geleerde A. H. Van Zyl:
„Het lot dat Moab trof, was zwaar. Toen de macht van de staat eenmaal door de Babyloniërs was verbroken, konden de kinderen van het oosten het bebouwde land binnendringen, want de vroegere bewoners van de reeks forten, die hun land gedurende de voorbijgegane eeuwen zo moedig hadden verdedigd, waren weggevoerd. De enige dienst die deze forten en de overblijfselen van aardewerk in de omgeving ervan, nog steeds doen, is het verhaal te vertellen van de val van het Moabitische Koninkrijk en de Moabitische beschaving in het eerste kwart van de 6de eeuw v. Chr. Na deze ontvolking van het land hebben wij nog altijd enkele verwijzingen naar personen van Moabitische oorsprong, maar na de eerste 2 decenniën van de 6de eeuw v. Chr. kan er niet meer naar de Moabitische natie of staat worden verwezen.” — The Moabites, blz. 157, 158.
Over de rampspoed die de Filistijnen trof, merkt The Interpreter’s Dictionary of the Bible op:
„Nebukadnezar heeft het kleine beetje dat nog van de Filistijnse onafhankelijkheid over was, volledig uitgeroeid. Hij deporteerde zowel de regeerders als de bevolking, zoals door de vermelding van de koningen van Gaza en Asdod en de vorsten van Askelon in de door Unger en Weidner gepubliceerde lijsten wordt aangetoond.” — Deel 3, blz. 795.
Hoe krachtig getuigt het einde van Ammon, Moab en Filistea van de nauwkeurige vervulling van bijbelse profetieën! Het oordeel van Jehovah God werd inderdaad ten aanzien van deze onbuigzame vijanden van zijn oude verbondsvolk, de Israëlieten, ten uitvoer gelegd. Wij kunnen ons waarlijk op het profetische Woord van God verlaten. Het is zoals wij in Jesaja 55:11 lezen: „Mijn woord . . . zal niet zonder resultaten tot mij terugkeren, maar het zal stellig datgene doen waarin ik behagen heb geschept en het zal stellig succes hebben in dat waarvoor ik het heb gezonden.” Indien wij dus in de zegeningen willen delen die Jehovah God heeft weggelegd voor degenen die hem liefhebben, doen wij er goed aan ons van zijn wil op de hoogte te stellen en er dan in overeenstemming mee te leven.
[Kaart op blz. 445]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
FILISTEA
Grote Zee
Joppe
Gaza
AMMON
Stroomdal van de Jabbok
Zoutzee
MOAB
Stroomdal van de Arnon
Stroomdal van de Zered