Blijvende bevrijding van oorlog
WIJ HEBBEN lang gehoord dat er een oorlog zal komen die ten slotte een eind zal maken aan alle oorlogen op aarde. Van vele van de grote oorlogen van de duizenden oorlogen die sinds de dagen van de machtige jager Nimrod zijn gestreden, heeft men gedacht dat het de laatste was. Dit geldt vooral voor de Eerste en Tweede Wereldoorlog. De Eerste Wereldoorlog zou, zo werd verklaard, „de wereld veilig maken voor democratie”. De Tweede Wereldoorlog zou de wereld vrij maken, de volken zelfbeschikkingsrecht geven en de „vier vrijheden” voor de mensheid waarborgen.
Was de Tweede Wereldoorlog de laatste grote oorlog, of zal er nog een andere, zelfs nog verschrikkelijker oorlog komen? De geschiedenis van de natiën sinds de Tweede Wereldoorlog verschaft veel bewijzen die erop duiden dat het niet de laatste grote oorlog is geweest. Er zijn sindsdien enkele zeer verbitterde oorlogen gevoerd en die verbitterdheid is onder de hierbij betrokken natiën alleen maar toegenomen. Er zijn op dit moment veel plaatsen waar de situatie erg explosief is.
Jezus Christus, de grootste profeet die ooit heeft geleefd, toonde aan dat er inderdaad een oorlog zou komen die blijvende vrede zou brengen. Hij sprak over „zulk een grote verdrukking . . . als er sedert het begin der wereld tot nu toe niet is voorgekomen, en ook niet meer zal voorkomen” (Matth. 24:21). Die „grote verdrukking” zou deze oorlog, die op andere plaatsen in de bijbel staat beschreven, omvatten.
Het is de moeite waard te beschouwen wat de bijbel over deze oorlog zegt, omdat daarin de tegenpartijen worden geïdentificeerd, de redenen voor die oorlog worden opgegeven en wordt aangetoond waarom hij blijvende vrede zal brengen. Op de voorgrond tredend is in dit verband de profetische voorspelling in het bijbelboek Ezechiël, waarop wij in deze bespreking hoofdzakelijk de aandacht zullen vestigen. Ezechiël schrijft:
„Het woord van Jehovah bleef tot mij komen zeggende: ’Mensenzoon, richt uw aangezicht tegen Gog van het land Magog, het opperhoofd van Mesech en Tubal, en profeteer tegen hem. En gij moet zeggen: „Dit heeft de Soevereine Heer Jehovah gezegd: ’Zie, ik ben tegen u, o Gog, gij opperhoofd van Mesech en Tubal. En ik zal u stellig omwenden en haken in uw kaken slaan en u met heel uw krijgsmacht uitvoeren, paarden en ruiters, allen gekleed met volmaakte smaak, een talrijke vergadering, met groot schild en beukelaar, allen het zwaard hanterend; Perzië, Ethiopië en Put met hen, allen met beukelaar en helm; Gomer en al zijn benden, het huis van Togarma, uit de meest afgelegen streken van het noorden, en al zijn benden, vele volken met u.’”’” — Ezech. 38:1-6, Eng. uitgave van 1971.
GOG EN HET „LAND MAGOG”
De vraag is: Wie is deze Gog, en wat is het „land Magog”? Het nageslacht van de beschreven volken bestaat thans nog, maar de profetie verwees kennelijk niet louter naar bepaalde nationaliteiten. Hierin werden veeleer, ter illustratie, de sterke strijdkrachten aangeduid die toentertijd Israël konden bedreigen. Zo zal Gog ook in de laatste oorlog over de machtige, goed toegeruste strijdkrachten van deze wereld beschikken. Het is opmerkelijk dat Babylon er niet bij wordt genoemd, want Ezechiëls profetie speelt zich af in de tijd na de val van Babylon voor Medo-Perzië, dat door deze overwinning de vierde wereldmacht in de bijbelse geschiedenis was geworden.
De profetie van het bijbelboek Openbaring geeft ons aanwijzingen die ons helpen Gog, de leider van de aanval, te identificeren en te begrijpen van wat voor strijd hij de aanvoerder is. In de hoofdstukken zeventien en achttien wordt de volledige vernietiging van Babylon de Grote, het wereldrijk van valse religie, beschreven. Vervolgens wordt in het negentiende hoofdstuk over de vernietiging van de militaire strijdkrachten van de aarde te zamen met hun politieke organisaties of regeringen gesproken. — Openb. 19:17-21; vergelijk Openbaring 19:19, 20 met Daniël 8:20, 21, waaruit blijkt dat de bijbel de politieke regeringen van de wereld figuurlijk als beesten afbeeldt.
Maar wie is Gog nu eigenlijk? Wederom helpt Openbaring ons. Hierin wordt onthuld dat de natiën tot het voeren van oorlog worden gebracht door de invloed van de demonen, met aan het hoofd de „draak”, Satan de Duivel (Openb. 12:9; 16:13, 14, 16). Gog is derhalve Satan de Duivel sinds hij naar de aarde is neergeslingerd. Wat is het land waarin hij woont, het „land Magog”? Nergens anders in de bijbelse geschiedenis wordt zo’n land genoemd. Dit „land” wordt beschreven als „de meest afgelegen streken van het noorden” (Ezech. 38:6). Het zou geïsoleerd en dun bevolkt zijn.
Met betrekking tot wat het „land Magog” figuurlijk betekent, toont de profetie in Openbaring aan dat Satan nadat Christus in de hemel op de troon is geplaatst, een oorlog in de hemel verliest en wordt neergeslingerd naar de aarde. Dit betekent „wee [voor] de aarde”, welk wee culmineert in de laatste oorlog. Aangezien de Duivel nu geen toegang meer heeft tot de hemel, maar beperkt is tot de omgeving van de aarde, bevindt hij zich in een afgezonderde situatie met als enige gezelschap de demonen. Het „land Magog” is dus de onzichtbare plaats of het onzichtbare gebied waartoe Satan ten tijde van zijn aanval is beperkt. — Openb. 12:5, 7-12.
HET VOORWERP VAN GOGS AANVAL
Jehovah, die de geweldige omvang kent van de strijd die Gog aangaat, zegt tot hem: „Wees gereed en laten er van uw zijde toebereidselen worden gemaakt, gij met geheel uw vergadering, degenen die aan uw zijde verzameld zijn, en gij moet hun wacht worden” (Ezech. 38:7). Gog wordt de „wacht” of bevelhebber, hij is het „opperhoofd” van al deze zowel demonische als wereldse strijdkrachten. Jehovah onthulde dat de aanval niet in de oudheid zou komen, doch veeleer een lange tijd later, toen hij tot Gog zei:
„Na vele dagen zal er aandacht aan u worden geschonken. In het laatst der jaren zult gij komen naar het land van mensen die teruggewonnen zijn van het zwaard, bijeengebracht uit vele volken, op de bergen van Israël, die een voortdurend verwoeste plaats zijn gebleken; ja, een land dat uit de volken is uitgeleid, waar zij in zekerheid hebben gewoond, zij allen. En gij zult zeker optrekken. Gelijk een onweer zult gij aankomen. Gelijk wolken om het land te bedekken zult gij worden, gij en al uw benden en vele volken met u.” — Ezech. 38:8, 9.
Wie zijn de „mensen die teruggewonnen zijn van het zwaard” die Gog aanvalt? Zou hun „land” betrekking hebben op de hedendaagse politieke natie Israël? Neen. Israël met zijn strijdkrachten maakt deel uit van deze wereld waarvan Satan de „god” wordt genoemd (2 Kor. 4:4). Het is ook een van de politieke natiën die de Verenigde Naties vormen. Het Israël dat door Gog wordt aangevallen, is het „Israël Gods”, het geestelijke Israël (Gal. 6:16). Hoezo? Omdat God het natuurlijke Israël als zijn exclusieve natie heeft verworpen toen zij de Messías verwierpen, en op de pinksterdag van 33 G.T. de christelijke gemeente stichtte (Matth. 23:38; Hand. 2:1-43). De apostel Paulus verklaarde later: „Niet hij is een jood die het uiterlijk is, noch is besnijdenis dat wat uiterlijk, aan het vlees, geschiedt. Maar hij is een jood die het innerlijk is, en zijn besnijdenis is die van het hart, door geest, en niet door een geschreven reglement.” — Rom. 2:28, 29.
Bovendien zal Jehovah door middel van zijn oorlog met Gog alle natiën laten „weten dat ik Jehovah ben”, en dit zou niet mogelijk zijn door middel van het natuurlijke Israël, dat weigert de naam Jehovah te gebruiken en er geen aanspraak op maakt dat hun politieke regering een theocratie, dat wil zeggen, een Godsregering is, die in het leven is geroepen om de reine aanbidding van Jehovah te bevorderen. — Ezech. 38:23.
Dit begrip met betrekking tot het voorwerp van Gogs aanval is in harmonie met het beeld dat Openbaring van de kwestie geeft wanneer dit bijbelboek zegt dat de Duivel, na uit de hemel geslingerd te zijn, degenen op aarde die Jehovah vertegenwoordigen en getuigenis afleggen omtrent Jezus, tot het belangrijkste doelwit van zijn aanvallen zou maken. — Openb. 12:17.
Ezechiëls profetie vestigt de aandacht op de toestand of situatie van Jehovah’s geestelijke volk, zijn christelijke getuigen, in „het laatst der jaren”. Zij zijn „teruggewonnen . . . van het zwaard”, dat wil zeggen, behoed voor de vervolgingen van de Eerste Wereldoorlog en wat daarna volgde. Zij zijn in volledige eenheid bijeengebracht onder hun Koning en Herder, de Heer Jezus Christus, de Grotere David. Wanneer Gog zijn aanval onderneemt, zal de valse religie zijn vernietigd, maar deze christelijke getuigen, de enigen die pal hebben gestaan voor Jehovah’s aanbidding, zullen in geestelijke zekerheid wonen. — Ezech. 34:23, 24; 37:22-25.
JEHOVAH LOKT GOG UIT TOT DE STRIJD
Waarom ’slaat Jehovah haken in Gogs kaken’ en laat hij hem met al zijn goed uitgeruste strijdkrachten tegen Gods eigen bijeenvergaderde volk optrekken? (Ezech. 38:4) Omdat Jehovah’s tijd voor de strijd is aangebroken, en door middel hiervan laat hij de Duivel en degenen die zich aan zijn zijde scharen, voor het oog van alle mensen bewijzen dat zij Jehovah haten. Ook rechtvaardigt Jehovah door middel van deze strijd zijn naam en soevereiniteit ten aanzien van het gehele universum. Jehovah zegt: „Ik zal u stellig tegen mijn land brengen, opdat de natiën mij kennen wanneer ik mijzelf voor hun ogen in u heilig, o Gog.” — Ezech. 38:16.
Wij kunnen Jehovah’s optreden hier vergelijken met de wijze waarop hij met Farao van het Egypte uit de oudheid handelde. Farao was een onbuigzame vijand van God en zijn volk. Zijn wens was Jehovah’s volk, de Hebreeën, de natie die toen als Zijn Getuigen werd gebruikt, in slavernij te brengen en te onderdrukken of, indien hij dit niet kon, hen totaal te vernietigen (Jes. 43:12). Jehovah koos het tijdstip uit dat er het meeste voordeel voor zijn volk uit zou voortvloeien en hij tegelijkertijd zijn eigen naam zou verheerlijken. Door de wijze waarop hij met Farao en zijn strijdkrachten handelde, bewees Jehovah oppermachtig en de Onderwerper van alle goden van Egypte te zijn. — Ex. 12:12; 14:4.
Door Satan tot de aanval uit te lokken, biedt Jehovah louter wat Satan de gelegenheid toeschijnt zijn woede en haat aan Jehovah’s getuigen te koelen. De profetie onthult Satans drijfveer:
„Dit heeft de Soevereine Heer Jehovah gezegd: ’En het moet op die dag geschieden dat er dingen in uw hart zullen opkomen en gij zult stellig een schadelijk plan bedenken, en gij moet zeggen: „Ik zal optrekken tegen het land van het open plattelandsgebied. Ik zal komen over degenen die rust genieten, die in zekerheid wonen, allen wonend zonder muur en zij hebben zelfs geen grendels en deuren.” Het zal zijn om een grote buit te behalen en veel te plunderen, ten einde uw hand te doen terugkeren over opnieuw bewoonde verwoeste plaatsen en tegen een volk dat uit de natiën vergaderd is, één dat vermogen en bezit vergaart, degenen die op het middelpunt der aarde wonen.’” — Ezech. 38:10-12, Eng. uitgave van 1971.
Is de „grote buit” die Satan van deze klaarblijkelijk weerloze mensen hoopt te behalen materieel gewin? Neen, want Jehovah’s getuigen hebben betrekkelijk weinig aardse goederen (Jak. 2:5; 1 Kor. 1:27-29). Zij zijn ook ongevaarlijk, aangezien zij geen wapens hebben. Wat Satan hoopt te plunderen, zijn de Koninkrijksbelangen die deze mensen bezitten. Jehovah’s getuigen prediken namelijk voortdurend dat koninkrijk en het goede nieuws ervan voor de mensen, en zij behartigen deze Koninkrijksbelangen over de gehele wereld. Zij zijn hierin beslist succesvol, want zij vergaderen vele mensen uit alle natiën aan de zijde van dat koninkrijk.
De Duivel en degenen die zijn geest bezitten, haten dit. Wij herinneren ons dat de Duivel de Farizeeën ophitste omdat Jezus de Koninkrijksbelangen behartigde. De mensen luisterden naar Jezus. Maar deze joodse religieuze regeerders zeiden onder elkaar: „Gij ziet dat gij absoluut niets bereikt. Ziet! De wereld is hem achternagelopen.” — Joh. 12:19.
Het zijn deze Koninkrijksbelangen in de handen van Gods gezalfde getuigen op aarde, die de Duivel verontrusten. Kon hij deze getuigen van Jehovah maar vernietigen, dan zou er niemand op aarde zijn die Jehovah’s soevereiniteit hooghield. Op het tijdstip dat de aanval komt, heeft het eerste gedeelte van de „grote verdrukking” reeds de vernietiging van alle andere religies door de politieke leiders tot gevolg gehad. Deze religieuze stelsels hadden geen bescherming, want hun aanspraak dienstknechten van God te zijn, was vals. Jehovah’s getuigen bestaan echter nog steeds. Zij zijn altijd neutraal geweest ten opzichte van alle politieke en militaire conflicten om hen heen. In hun geestelijke staat wonen zij figuurlijk gesproken „op het middelpunt [Hebreeuws: navel] der aarde”. Omdat zij de aanbidding van Jehovah voorstaan, zijn zij het brandpunt, het voornaamste doelwit, van Gogs vijandigheid. — Ezech. 38:12.
HET EINDE VAN DE VREDEVERSTOORDERS
Gog gaat dus hals over kop in de aanval en de oorlog is gaande! Gogs strijdkrachten, gewapend met kernwapens en biologische, chemische en andere doodaanbrengende wapens, hebben de mensen van de wereld wellicht met vrees vervuld. Maar hoeveel angstaanjagender blijkt Jehovah niet te zijn als hij door Gogs aanval op zijn volk, wiens aanvallers ’zijn oogappel aanraken’, wordt uitgedaagd! (Zach. 2:8) Hij zegt:
„’En het moet geschieden op die dag, op de dag dat Gog op Israëls bodem komt’, is de uitspraak van de Soevereine Heer Jehovah, ’dat mijn woede in mijn neus zal opstijgen. En in mijn vurige ijver, in het vuur van mijn verbolgenheid, zal ik moeten spreken. Voorzeker, op die dag zal er een grote aardbeving in de bodem van Israël plaatshebben. En wegens mij zullen de vissen der zee en de vliegende schepselen des hemels en de wilde dieren van het veld en al het kruipend gedierte dat op de aardbodem kruipt en de gehele mensheid die op de oppervlakte van de aardbodem is, moeten huiveren, en de bergen zullen werkelijk worden neergeworpen en de steile wegen zullen moeten vallen en ter aarde zal zelfs elke muur vallen.’” — Ezech. 38:18-20, Eng. uitgave van 1971.
Deze aardbeving zal Gogs horden van schrik verlammen en grote verwarring veroorzaken. Wat er volgt, demonstreert de weergaloze woede waarmee Jehovah met de ontzag inboezemende krachten die hij tot zijn beschikking heeft, zal toeslaan:
„’En ik wil in geheel mijn bergland een zwaard tegen hem oproepen’, is de uitspraak van de Soevereine Heer Jehovah. ’Tegen zijn eigen broeder zal het zwaard van een ieder blijken te zijn. En ik wil zelf met hem in het gericht treden, met pestilentie en met bloed; en een overstromende stortregen en hagelstenen, vuur en zwavel zal ik laten neerregenen op hem en op zijn benden en op de vele volken die met hem zullen zijn. En ik zal mijzelf stellig grootmaken en mijzelf heiligen en mijzelf doen kennen voor de ogen van vele natiën; en zij zullen moeten weten dat ik Jehovah ben.’” — Ezech. 38:21-23, Eng. uitgave van 1971.
Aldus brengt de „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” blijvende vrede door de aardse oorlogmakers te vernietigen. De oorlog wordt gevoerd op het symbolische slagveld dat Har–mágedon wordt genoemd (de door de natiën bereikte situatie die het toneel inricht voor de strijd). Jehovah beschermt zijn volk gedurende die strijd, waardoor hij zichzelf als de Universele Soeverein en de Redder en Bevrijder van zijn volk rechtvaardigt. Vlak voordat de natiën, die partij hebben gekozen voor Gog, in de vernietiging ten onder gaan, zullen zij, zoals is voorzegd, gedwongen zijn te zien en te beseffen „dat ik Jehovah ben”. — Openb. 16:14, 16.
In de volgende uitgave van dit tijdschrift zullen wij beschouwen welke ontwikkelingen, zoals Gods Woord voorzegt, op deze vernietiging van Jehovah’s vijanden zullen volgen.