Regeerder uit het huis van David
Hoe kan hij geïdentificeerd worden? Wat zal hij doen?
NA IEDERE maaltijd spreken vele joden een gebed uit dat hun hoop op de grote Regeerder tot uitdrukking brengt die, naar was voorzegd, uit het huis van koning David zou komen. Een gedeelte van dit gebed, als gepubliceerd in het Daily Prayer Book door Joseph Hertz, zegt: „Oh, maak ons waardig voor de dagen van de Messias en het leven van de komende wereld.” De komst van de Messias is duizenden jaren een joodse verwachting geweest. Lang voordat de Hebreeën uit Egyptische slavernij werden bevrijd, sprak hun voorvader Jakob al over zijn komst en verwees naar hem als Silo.
In de zegen die Jakob zijn zoon Juda gaf, voorzei hij dat de Messias (Mashíahh in het Hebreeuws en Meshíhha in het Aramees) in de afstammingslijn van Juda zou komen. „De schepter zal niet wijken van Juda, noch de wetgeversstaf van tusschen zijne voeten, totdat Shielo komt, en de gehoorzaamheid der volkeren hem zal ten deel vallen” (Gen. 49:10, Vredenburg). Een parafrase van deze profetie in de Targoem van Palestina, verwijst naar Silo als „de koning Meshiha . . .; van wie het koninkrijk is, en aan wie alle koninkrijken der aarde gehoorzaam zullen zijn.” Ook Mozes voorzei zijn komst.
Toen de natie Israël op de drempel van het Beloofde Land stond, sprak God tot Mozes over de komst van de Messias, zeggende: „Een profeet zal Ik voor hen doen opstaan uit het midden hunner broeders, gelijk gij; en Ik zal Mijne woorden in zijnen mond leggen, en hij zal tot hen spreken, alles wat Ik hem gebieden zal. Dan zal het zijn: De man, die naar Mijne woorden niet zal luisteren, welke hij in Mijnen naam spreken zal, van dien zal Ik het eischen” (Deut. 18:18, 19, Vredenburg). In deze twee in de geschiedenis van de joden hoog aangeslagen personen, die door God werden geïnspireerd over de Messias te spreken, bezat het joodse volk een hechte basis voor de op hem gestelde verwachting.
Ofschoon de joodse opvattingen over de Messias met elkaar in strijd zijn, geloven zij die vertrouwen stellen in Jakob, Mozes en andere Hebreeuwse profeten, dat er door God een Messias is beloofd. The Jewish Encyclopedia verklaart op dit punt: „In de rabbinale apocalyptische literatuur overheerst de gedachte aan een aardse Messias, en het is déze gedachte die vanaf het eind van de eerste eeuw van onze gewone jaartelling door het judaïsme officieel wordt aanvaard.” Vervolgens wordt er verwezen naar „’Het gebed voor de komst van de Messias,’ . . . waarin de Messias de ’afstammeling van David’ wordt genoemd.”
Op bladzijde 254 van het Daily Prayer Book door Hertz wordt van de komst van de Messias gewaagd als de verwachting van de joden: „De redding van de individuele Israëliet is onverbrekelijk verbonden met de redding van Israël; en, door Israël, met het zegevieren van rechtvaardigheid bij de komst van het Messiaanse koninkrijk. . . . De Messiaanse verwachting heeft voor de overweldigende meerderheid van het Huis van Israël in iedere generatie het geloof in de komst van een Messias betekend (letterlijk ’De Gezalfde’) — een verheven Persoonlijkheid op wie de geest van de Heer zal rusten. Hij zal de luister van Israël in het oude land Israël herstellen. In zijn dagen zullen de volken zich verenigen in de erkenning van de eenheid van God, en oorlogvoering zal ophouden en vrijheid en gerechtigheid zullen zich over de gehele aarde verbreiden.”
NOG STEEDS VERWACHT
Dat er joodse gebeden voor de komst van de Messias bestaan, bewijst dat er thans Hebreeën zijn die nog altijd naar hem en zijn koninkrijk uitzien. Dit treedt ook aan de dag door de gewoonte om tijdens de viering van het Pascha een huisdeur open te zetten. De joods-religieuze leider Bernstein zegt op bladzijde 62 van zijn boek What the Jews Believe dat dit wordt gedaan „voor de wederkomst van de profeet Elia, om de komst van de Messias aan te kondigen”. Op bladzijde 69 zegt hij vervolgens: „De orthodoxen geloven nog steeds in de komst van een persoonlijke Messias, en bidden dagelijks om zijn advent.”
Als deze Regeerder uit het huis van David nog moet komen, hoe kan hij dan geïdentificeerd worden? Hoe valt hij te onderscheiden van een valse Messias? Het ligt voor de hand dat zijn identiteit door een of andere betrouwbare bron vastgesteld zou moeten worden, en aangezien God zijn profeten inspireerde de komst van de Messias te voorzeggen, moet hij het op een of andere manier mogelijk hebben gemaakt hem te identificeren.
Sommige personen zouden kunnen betogen dat zij pas zeker van de identiteit van de Messias kunnen zijn wanneer hij het beloofde koninkrijk van rechtvaardigheid, waarheid en vrede heeft opgericht en de aangelegenheden der mensheid met liefde bestuurt. Maar af te wachten totdat dit gebeurt om hem dan pas te identificeren, is gevaarlijk, omdat men dan zólang zou wachten tot het te laat is om te bewijzen dat men waardig is om in het Messiaanse koninkrijk toegelaten te worden.
Alleen maar een vleselijke afstammeling van Jakob te zijn, is geen garantie voor Gods goedkeuring en zijn zegen van leven onder de regering van de Messias. Er wordt meer vereist. Dit wordt getoond door de wijze waarop God met het Israël uit de oudheid handelde, tot wie hij zich herhaaldelijk richtte om de nadruk op de noodzaak van gehoorzaamheid te leggen. Ook van hen verwachtte hij dat zij geloof zouden oefenen, zoals hun voorvader Abraham had gedaan. Slechts door gehoorzaamheid en geloof konden zij zijn zegen verwachten. God verandert niet; hij verwacht nog steeds geloof en gehoorzaamheid. — Deut. 28:1-68.
God gaf de Hebreeën van weleer tijd berouw te hebben alvorens grote veranderingen teweeg te brengen, die hun leven zouden beïnvloeden. Dit deed hij vóór de Babylonische gevangenschap, door de inwoners van Judea veertig jaar lang door bemiddeling van zijn profeet Jeremia te waarschuwen. Dat gaf hun ruimschoots gelegenheid berouw te hebben van hun ongehoorzaamheid aan God en te ontkomen aan de ramp van Jeruzalems vernietiging. Er kan stellig hetzelfde van hem worden verwacht voor het Messiaanse koninkrijk zich in de wereld doet gevoelen en kolossale veranderingen brengt. Hij zou de mensen natuurlijk de tijd geven berouw te hebben en zich aanvaardbaar voor hem te maken, eer deze veranderingen worden aangebracht.
Evenals God zijn profeet Jeremia zond om het volk te onderrichten en te leiden ten einde van de vernietiging van Jeruzalem en de Babylonische gevangenschap te worden gered, kan er van hem verwacht worden dat hij de Grotere zal zenden, de Profeet zoals Mozes, zijn Messias, eer de grote veranderingen die door het Messiaanse koninkrijk worden ingesteld, komen, zodat de mensen de gelegenheid zouden krijgen er zich op voor te bereiden. Het feit dat God tot het optekenen van profetieën, die inlichtingen verstrekken voor het identificeren van de Messias, inspireerde, bewijst dat hij komt eer er door zijn koninkrijk in het oog springende veranderingen worden teweeggebracht. God zou deze profetieën ter identificatie niet hebben gegeven als zij konden afwachten tot de zegeningen van de Messiaanse koninkrijksregering zijn identiteit onomstotelijk zouden maken.
DE MESSIAS IDENTIFICEREN
Jakob werd ertoe geïnspireerd te voorzeggen dat de Messias uit de stam Juda zou komen. Zijn komst moet derhalve geschieden op een tijd dat die stam geïdentificeerd kan worden. De profeet Jesaja zei dat hij een „scheut uit de stam van Isaï” zou zijn (Jes. 11:1, Leeser). Daar Isaï de vader van David was, voorzei Jesaja dat de Messias uit het huis van David en uit zijn afstammingslijn zou komen. Jeremia heeft dit ook voorzegd: „Zie, de dagen komen, zegt de HERE, dat ik David een rechtvaardige spruit zal verwekken, en hij zal als koning regeren en voorspoed hebben, en hij zal recht en gerechtigheid op aarde uitoefenen” (Jer. 23:5, Leeser). Deze profetieën zouden thans niet ter identificatie van de Messias gebruikt kunnen worden, omdat de genealogische registers die nodig zijn om hem met de stam Juda en het huis van David te verbinden niet bestaan. Ze werden in 70 G.T. met de tempel vernietigd.
Over de vernietiging van de tempel en de archieven zegt het boek History of the Jewish People, door Max Margolis en Alexander Marx, op bladzijde 202 en 203: „Titus haastte zich de tempel te inspecteren. Spoedig echter was het heilige gebouw een prooi der vlammen, die de Romeinen brandende hielden. . . . Daarom brandde Titus het kwartier dat zijn soldaten betrokken hadden plat: het raadhuis, de archiefzaal en de gehele benedenstad tot aan het waterreservoir van Siloam.” De bijbelse Cyclopædia van M’Clintock and Strong zegt: „Het kan echter nauwelijks worden betwijfeld dat de registers van de joodse stammen en families met de vernietiging van Jeruzalem vergingen, en niet daarvóór.”
God zou geen profetieën, die voorzeggen dat de Messias uit de stam Juda en uit het huis van David zou komen, hebben doen optekenen als de Messias zou komen op een tijd dat ze niet voor identificatie beschikbaar zouden zijn. Zulks zou het geval zijn als zijn komst na 70 G.T. zou zijn, omdat de genealogische registers toen niet meer bestonden. Zonder deze genealogische registers zou er geen manier zijn om vast te stellen tot welke stam een Hebreeër behoorde of van welk huis hij afstamde. Aangezien God deze registers, toen de tempel de eerste keer werd vernietigd, vóór de Babylonische gevangenschap, spaarde, zou hij ze, als hij ze nadien noodzakelijk had geacht, wederom in 70 G.T. hebben kunnen sparen. Door toe te laten dat ze werden vernietigd, toonde God dat ze hun doel, dat er in de eerste plaats in bestond de Messias te helpen identificeren, hadden gediend. Er zijn echter nog andere profetieën die zijn identiteit helpen vaststellen.
De profeet Micha werd ertoe geïnspireerd de stad te noemen waar de Regeerder uit het huis van David geboren zou worden. „Doch gij, Beth-lechem Efratha, ook al zijt gij de geringste onder de duizenden van Juda, toch zal uit u degene tot mij voortkomen die de regeerder in Israël zal worden, wiens oorsprong is vanouds, uit zeer oude tijden” (Micha 5:1 2, Leeser). Bethlehem is thans geen Hebreeuwse stad, doch staat onder het bestuur van de Arabieren. De vervulling van deze profetie ter identificatie zou dus moeten geschieden op een tijd dat Bethlehem een deel van Juda was en door Hebreeën werd bewoond. Dit zou niet in de toekomst kunnen zijn, aangezien Juda niet meer als een stam bestaat, en derhalve zou Bethlehem niet „onder de duizenden van Juda” kunnen zijn.
De komst van de Messias was door de profeet Daniël met de volgende woorden voorzegd: „Ik zag in de nachtgezichten, en zie, met de wolken des hemels kwam één als een mensenzoon, en hij kwam helemaal tot de Oude van Dagen, en zij brachten hem tot vlak voor hem. En hem werd gegeven heerschappij en waardigheid en regering, en alle volken, naties en talen moesten hem dienen: zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, die niet voorbij zal gaan, en zijn koningschap is één dat nooit vernietigd zal worden” (Dan. 7:13, 14, Leeser). Daniëls profetie heeft betrekking op de tijd dat de verheerlijkte en verheven Messias zijn koningschap aanvaardt en de gehele aarde onder zijn bestuur brengt.
In Genesis 3:15 en Jesaja 53:3-5 wordt echter voorzegd dat de Messias „veracht en door mensen geschuwd”, „gewond”, „verbrijzeld” en „geslagen” zou worden, hetgeen niet het geval zou zijn als hij, zoals voorzegd in de tweede Psalm, met koninklijke macht bekleed, de politieke naties verbrijzelt. Het is dus duidelijk dat de Messias meer dan één komst moet hebben. De eerste komst zou zijn om het volk voor te bereiden op de tijd waarop zijn koninkrijk zou worden opgericht en de tweede komst als zijn koninkrijk gevestigd is.
Jesaja voorzei dat de striemen van de Messias het volk genezing zouden brengen. „Toch werd hij om onze overtredingen gewond, om onze ongerechtigheden geslagen: de straf die ons vrede brengt, was op hem; en door zijn striemen werd ons genezing geschonken” (Jes. 53:5, Leeser). Doordat hij werd geslagen, zouden wij genezen worden, omdat hij als het schuldoffer bestaande uit „een ram zonder gebrek” zou worden, hetwelk de hogepriester van Israël op het altaar offerde voor de Hebreeën die „in dwaling [hadden gezondigd] ten opzichte van de heiligdommen des Eeuwigen” (Lev. 5:15, Vredenburg). Dit aantonend, zegt Jesaja vervolgens: „Maar het behaagde de HEER hem te verbrijzelen door ziekte: als zijn ziel nu het schuldoffer heeft gebracht, zal hij zijn zaad zien, vele dagen leven en het welbehagen van de HEER zal in zijn hand voorspoedig zijn” (Jes. 53:10, Leeser). Er kan niet worden verwacht dat de Messias als een schuldoffer wordt verbrijzeld als hij in de luister en majesteit van zijn koningschap komt, de tijd die Daniël voorzag. Neen, doch zijn verbrijzeling zou moeten geschieden ten tijde dat hij „veracht en door mensen geschuwd” is, een tijd waarop de stam Juda nog zou bestaan.
VERVULDE PROFETIEËN
Vele profetieën die de Messias identificeren, werden vervuld toen de Hebreeën hun genealogische registers bezaten en wisten wie tot het huis van David behoorden en wie tot de verschillende stammen. Ze werden alle door een Hebreeër in de eerste eeuw vervuld. Hij kwam uit de stam Juda, zoals Jakob voorzei, en hij was een afstammeling van koning David, zoals Jesaja en Jeremia hadden voorzegd. Een registratiebevel van Caesar Augustus noodzaakte de Hebreeën zich in hun geboortestad te laten registreren en dit was de oorzaak dat de ouders van deze Hebreeër ten tijde van zijn geboorte in Bethlehem waren. — Luk. 2:1-4.
Zoals door de profeet Zacharia was voorzegd, reed deze nederige Hebreeër, die in het Hebreeuws Jehoshua en in het Grieks Jezus werd genoemd, op een ezel Jeruzalem binnen, zoals koningen vóór hem hadden gedaan, doch hij werd door de leiders van het volk gemeden (Zach. 9:9; Matth. 21:1-7). Zoals door Jesaja was voorzegd, werd hij „om onze overtredingen” gewond en „door zijn striemen werd ons genezing geschonken” (Jes. 53:5, 10, Leeser). Het was een volmaakt, zondenbedekkend offer dat werd voorschaduwd door de stier en de bok voor de Heer, die op de verzoendag door Aäron voor de zonden van het volk werden geofferd. — Lev. 16:17, 18.
Zoals door Jesaja was voorzegd, werd hij door de Hebreeën „veracht en geschuwd” (Jes. 53:3, Leeser). Zij „achtten hem niet” omdat zij ten onrechte verwachtten dat de Messias in de eerste eeuw in macht en luister zou komen en hen zou bevrijden van het Romeinse juk. Dit wordt bevestigd door het Daily Prayer Book, dat op de bladzijden 145 en 146 zegt: „De herbouw van Jeruzalem als de Stad van Rechtvaardigheid zou het nieuwe Messiaanse tijdperk inluiden. . . . In dat Nieuwe Jeruzalem zou de Messiaanse Koning zijn troon bevestigen. Deze gedachte overheerste tijdens de dagen van de Tweede Tempel en werd intenser tijdens de tirannie van de koningen Herodes, de Romeinse marionettenkoningen van Judea.” De Hebreeën zagen niet in dat de nederige komst van de Messias in de eerste eeuw ter voorbereiding van de meer luisterrijke komst was, die moest vallen in de tijd die toen nog in de toekomst lag.
Als voorzegd in Psalm 69:22 21 in de vertaling van Leeser werd hem door zijn vijanden azijn te drinken gegeven. Als voorzegd in Psalm 22:19 18 in de vertaling van Leeser werd het lot over zijn klederen geworpen. Als voorzegd in Jesaja 53:9, werd hij met de rijken begraven, doordat hij in het lege graf van een rijke man werd gelegd. Hij noch zijn aardse moeder konden op deze dingen, die hem als vervulling van de profetieën overkwamen, invloed uitoefenen.
Als voorzegd in Deuteronomium 18:18 was hij een profeet gelijk Mozes, en in die hoedanigheid voorzei hij de belegering en vernietiging van Jeruzalem. Dit vond meer dan vijfendertig jaar later plaats, toen de Romeinen in 70 G.T. de tempel platbrandden. Door de vernietiging van Jeruzalem werd bewezen dat Jezus Christus een ware profeet was door wie God sprak (Luk. 21:20-24). Hij was niet God in het vlees, zoals sommigen ten onrechte hebben beweerd, want hij zei: „Ik stijg op naar mijn Vader en uw Vader en naar mijn God en uw God” (Joh. 20:17). Desondanks was hij de voorzegde Messias.
Jezus vervulde meer dan honderd profetieën die ter identificatie van de Messias waren gegeven. De kans dat één man deze bij toeval zou vervullen, is oneindig klein. Het feit dat Jezus ze vervulde toen de genealogische registers, die zijn afkomst bevestigden, nog bestonden, is nog een bewijs waardoor hij als de beloofde Regeerder uit het huis van David wordt geïdentificeerd.
Het koninkrijk van de Messias werd door God niet in de eerste eeuw opgericht, aangezien Gods bestemde tijd hiervoor toen nog niet was aangebroken. De mensen moesten onderricht worden en, wegens hun ongehoorzaamheid aan God, moest hun, evenals in de dagen van Jeremia, de noodzaak voor berouw worden getoond. Anders dan in het geval van het voorbereidende werk van Jeremia, hetgeen veertig jaar in beslag nam, moest het voorbereidende werk voor het Messiaanse koninkrijk wereldomvattend zijn. Dat kost tijd. Als het werk beëindigd is, zal de Messias de revolutionaire veranderingen aanbrengen die op de hele mensheid van invloed zullen zijn. Als voorzegd in Psalm 2:9 zal hij de politieke regeringen in stukken slaan „als pottenbakkerswerk” en hij zal mensen uit alle naties zegenen met een regering van recht, gerechtigheid en vrede, zoals in de vertaling van Leeser in Jesaja 9:5, 6 6, 7 is voorzegd.
Tijdens de tweede tegenwoordigheid van de Messias, als hij vanaf zijn glorierijke hemelse troon regeert, zal hij datgene doen wat de Hebreeën ten onrechte van hem verwachtten in de eerste eeuw. De Koning Messias zal dus nog een eind gaan maken aan goddeloze regeerders, onderdrukking, onrechtvaardigheid, oorlogen en menselijk lijden. Ten einde voordeel te trekken van de veranderingen die hij zal instellen, moet u geloof in hem oefenen en u laten leiden door het voorbereidende werk voor zijn koninkrijksregering, waarmede hij 1900 jaar geleden een begin maakte, op welke tijd hij de profetieën vervulde die de Messias identificeren. Geloof oefenen in deze Regeerder uit het huis van David en in zijn God betekent eeuwig leven onder de rechtvaardige regering van zijn koninkrijk. — Joh. 3:16.