De noodzaak, te kennen wat wij aanbidden
1, 2. (a) Wie is erop tegen dat wij aanbidden wat wij kennen, en met welke naam wordt hij derhalve aangeduid? (b) Hoe noemt de apostel Paulus hem, en wat gebeurt er met degenen wier geest hij verblindt?
DEZE liefdevolle God, wiens wil het is dat alle soorten van mensen door middel van de overeenkomstige losprijs van Christus Jezus worden gered, wil dat wij hem kennen, opdat wij „aanbidden wat wij kennen” (1 Tim. 2:3-6; Joh. 4:22). Daarentegen is er één die ons ertoe tracht te bewegen valse goden te aanbidden, opdat wij aanbidden wat wij niet kennen, hetgeen tot onze eeuwige vernietiging leidt.
2 Natuurlijk is deze laatstgenoemde een tegenstander van de ware God en verdient hij de naam Tegenstrever of Satan. Hij verwekte tegenstand tegen het goede nieuws zoals dit door de apostel Paulus werd gepredikt, en Paulus schreef over hem: „Als er nu in werkelijkheid een sluier ligt over het goede nieuws dat wij bekendmaken, dan is het gesluierd onder hen die vergaan, onder wie de god van dit samenstel van dingen de geest van de ongelovigen heeft verblind opdat het verlichtende licht van het glorierijke goede nieuws over de Christus, die het beeld van God is, niet zou doorschijnen. . . . Want het is God die heeft gezegd: ’Het licht schijne uit de duisternis’, en hij heeft op ons hart geschenen om het te verlichten met de glorierijke kennis van God door het aangezicht van Christus” (2 Kor. 4:3-6). Zij die hun geest door de „god van dit samenstel van dingen” laten verblinden, zullen vergaan, daar zij aanbidden wat zij niet kennen.
3. (a) Welke noodzaak voelen de mensen thans, nu de gehele wereld in gevaar verkeert? (b) Welke twee politieke blokken zijn actief op het wereldtoneel, en hoe worden ze in hoofdstuk elf van Daniël afgebeeld?
3 Reeds duizenden jaren lang heeft de „god van dit samenstel van dingen” elk mensengeslacht valse dingen laten aanbidden. In deze twintigste eeuw heeft hij ervoor gezorgd dat er een voorwerp van wereldomvattende aanbidding is opgericht. Niemand twijfelt eraan dat wij in een tijd leven waarin de wereld in gevaar wordt gebracht en waarin de mensen meer dan ooit de noodzaak voelen dat alle natiën voor wereldvrede en veiligheid worden georganiseerd. De eerste wereldoorlog, van 1914-1918 G.T., deed mensen van de wereld op hun hoede zijn voor het gevaar dat de mensheid door moderne oorlogvoering zichzelf zou vernietigen. Twee overheersende politieke groepen traden vooral duidelijk op de voorgrond als gevolg van die oorlog om de wereldheerschappij, namelijk het democratische blok van natiën en het dictatoriale, totalitaire blok van natiën. Ze vertegenwoordigden twee politieke ideologieën, en elk blok was bevreesd voor expansie door gewelddadige agressie van de zijde van het andere blok. In de profetieën van Gods Woord, de bijbel, werden ze afgebeeld onder het symbool van twee koningen, het democratische, liberale blok van natiën als de „koning van het zuiden”, en het dictatoriale, totalitaire blok van natiën als de „koning van het noorden”. In Daniëls profetie, hoofdstuk elf, wordt over deze twee „koningen” gesproken.
4. (a) Op wie is het oprukken van deze twee symbolische „koningen” van invloed, en vooral in welke tijd? (b) Tegen wie of wat is elk van deze „koningen” gekant?
4 Het oprukken van deze twee symbolische „koningen” tegen elkaar is van invloed op de gehele mensheid en geen natie of volk ontkomt aan de gevolgen. Dit is vooral zo in wat Daniël in zijn profetie „de tijd van het einde” noemt (Dan. 11:27-40; 12:4). De wereldlijke geschiedenis stemt overeen met de bijbelse profetieën dat deze kritieke „tijd van het einde” in het jaar 1914 G.T. is begonnen, toen de „tijden der heidenen” die door Jezus Christus in zijn profetie in Lukas 21:20-24 (NBG) werden genoemd, afliepen. De Eerste Wereldoorlog, die in dat jaar begon, kenmerkte het begin van „het einde” voor die heidense natiën. Die natiën hebben zich sindsdien in blokken achter hetzij de „koning van het noorden” of de „koning van het zuiden” geschaard, terwijl enkele natiën neutraal trachten te blijven. Deze „koningen” zijn allebei op de wereldheerschappij uit. Maar zij zijn niet slechts tegen elkaar gekant. Eensgezind zijn zij gekant tegen de Regering die sinds de tijden der heidenen in 1914 zijn geëindigd, het recht op de soevereiniteit over de gehele aarde heeft.
5. Door wie werd het goede nieuws van die regering verkondigd, zoals in Matthéüs 24:14 was voorzegd, en sinds welke onmiskenbare gebeurtenis?
5 Die regering zou volgens de door Jezus Christus geuite profetie vooral sinds 1914 verkondigd worden, want hij zei: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen” (Matth. 24:14). Waren het de verstrooide natuurlijke joden met hun zionistische verwachtingen omtrent een eigen nationale staat voor de joden in Palestina die de prediking van het goede nieuws van Gods Messiaanse koninkrijk opnamen? Neen, het waren de getrouwe discipelen van Jezus Christus die dit deden. Het waren deze met Gods geest gezalfde discipelen die aan de hand van de bijbelse tijdtafel berekenden dat de tijden der heidenen in de vroege herfst van 1914 G.T. zouden eindigen. Het zichtbare bewijs dat de tijden der heidenen in die tijd eindigden, kwam sinds 1914 onder de aandacht aan de gehele wereld. Voor hen betekende dit bewijs dat Gods Messiaanse koninkrijk in de hemel was opgericht doordat de Messías, Jezus, aldaar op de troon was geplaatst.
6, 7. (a) Wanneer of waarna zou het Koninkrijk, zoals werd verwacht, de volledige heerschappij over de aarde opnemen? (b) Wat zei The Watch Tower van 15 oktober 1914 over het verkorten van de dagen der verdrukking?
6 De geboorte van het Koninkrijk betekende echter niet dat alle aardse natiën onmiddellijk werden vernietigd. Het Koninkrijk zou pas de volledige heerschappij opnemen wanneer alle aardse instellingen ten onder waren gegaan en de wereld de ergste tijd van moeilijkheden had doorgemaakt. Daarom werd in de uitgave van The Watch Tower van 15 oktober 1914, meer dan twee maanden nadat de Eerste Wereldoorlog was begonnen, het openingsartikel „Blik vanaf de Wachttoren” gepubliceerd. Onder het kopje „De dagen der verdrukking verkorten” werd de zienswijze geuit dat de wereldoorlog de beginfase was van een wereldverdrukking die steeds erger zou worden totdat ze haar kritiekste stadium had bereikt en de eenheid van de menselijke maatschappij te gronde zou richten. Het artikel zei:
7 „Dat zal de door onze Redder genoemde tijd zijn toen hij zei: ’Zo die dagen niet verkort werden, zou er geen vlees behouden worden’ (Matth. 24:22). De Meester vertelt ons echter dat die dagen van anarchie en algemene strijd — waarbij ’de hand van een ieder tegen zijn broeder en tegen zijn naaste zal zijn en er geen vrede zal zijn voor hem die uitgaat noch voor hem die ingaat’ — verkort zullen worden. Die dagen zullen verkort worden en de regering van de Vredevorst zal beginnen, doordat de kerk in heerlijkheid wordt bevestigd en de uitverkorenen de heerschappij over de wereld ontvangen.” — Blz. 307.
8. (a) Welke interessante thema’s werden in de daaropvolgende uitgave van The Watch Tower besproken? (b) Hoe werd de betekenis der tijden destijds in 1914 in veel publiciteitsmateriaal verklaard?
8 In de volgende uitgave van The Watch Tower, die van 1 november 1914, stond het hoofdartikel „Zich gereedmaken voor de regering van rechtvaardigheid”. Het had onderkopjes zoals „Een namaaksel van Christus’ Koninkrijk”, „Het einde van de tijden der heidenen”, „Bewijzen voor de parousia [tegenwoordigheid] van onze Heer”, „De geleidelijke intrede van het Koninkrijk van de Messías”, „De strijd van Armageddon” en „Inzake de bevrijding van de Kerk”. In veel ander publiciteitsmateriaal werd de betekenis der tijden verklaard, onder andere door de wereldomvattende vertoning van het Photo-Drama der Schepping en door middel van openbare lezingen en door de verspreiding van zes delen van de Schriftstudiën, maar ook door de verspreiding van gratis traktaten, zoals die over het „Einde van de wereld in 1914”. Onder het onderkopje „Vele tonnen gratis lectuur” stond in het jaarverslag over 1914: „De hoeveelheden zijn enorm toegenomen. Velen die niet al hun tijd aan het colporteurswerk kunnen geven, alsmede colporteurs en pelgrims (ja, al onze lezers), hebben gelegenheden gevonden om vrijwillig aan de dienst des Heren deel te nemen door leesmateriaal te verspreiden, dat wij bij benadering in dertig talen verschaffen.” — The Watch Tower van 15 december 1914, blz. 374.
HET GEDURIG SLACHTOFFER VAN LOF WEGNEMEN
9. Wat offerde Gods „heilige volk” aan hem, en wat trachtten de „koning van het zuiden” en de „koning van het noorden” te doen?
9 Aldus blijkt uit de berichten dat de getrouwe discipelen van Jezus Christus er toen naar streefden Jehovah een gedurig slachtoffer van lof te brengen, om „de grote daden te verkondigen van Hem, die u uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht” (1 Petr. 2:9, NBG). Zij hadden hun hart gezet op Gods hemelse koninkrijk in handen van Christus en maakten het als de rechtmatige regering voor de gehele mensheid bekend. De democratische „koning van het zuiden” en de autocratische „koning van het noorden”, die beiden deel uitmaakten van het namaakkoninkrijk van Christus in de christenheid, streden echter om de wereldheerschappij. Als een onderdeel van hun oorlogsprogramma, en met de volledige ondersteuning van de religieuze geestelijken der christenheid, manoeuvreerden zij hun aangelegenheden zo dat zij „de macht van het heilige volk” konden „verstrooien” of „verpletteren” (Dan. 12:7, SV). Aan het einde van drie en een half jaar (drie en een halve symbolische „tijd”) slaagden zij erin dit te doen.
10. Hoe werd het werk van het „heilige volk” belemmerd, en hoe werden velen ervan afgehouden priesterlijke slachtoffers te brengen?
10 Tot op dat tijdstip veroorzaakten zij door het opleggen van oorlogsbeperkingen en het uitoefenen van druk dat het brengen van het dagelijkse, gedurige, bestendige slachtoffer van lof aan Jehovah God zeer werd belemmerd. In Engeland bijvoorbeeld werden deze opgedragen christenen, die „absolutisten” waren doordat zij strikte neutraliteit bewaarden en die weigerden een van beide zijden in het conflict te ondersteunen, tot jaren gevangenisstraf veroordeeld. Christenen die strikt neutraal waren in Noord-Amerika werden op dezelfde wijze behandeld. Velen zagen de kwestie van christelijke neutraliteit niet zo duidelijk en gingen in non-combattante dienst, zelfs in uniform. Soms werden zij nog slechter door de militaire strijdkrachten behandeld dan de „absolutisten”. Zij werden er eveneens van afgehouden priesterlijke slachtoffers van lof aan Jehovah God te brengen.
11. (a) De publikatie van welk boek werd als een middel aangegrepen om tegen degenen die lofoffers aanboden, op te treden? (b) Hoe werd de macht van het heilige volk ten slotte verpletterd?
11 In juli 1917 publiceerde de Watch Tower Bible & Tract Society het religieuze boek The Finished Mystery. Dit werd door de „koning van het zuiden” aangegrepen als iets dat hij tegen het opgedragen „heilige volk” van Jehovah God kon gebruiken. Zowel dit boek als andere gedrukte lectuur die werd gebruikt om „slachtoffers van lof” te brengen, werden door de regering verboden of gecensureerd en werden uit de circulatie genomen, tot grote vreugde van de religieuze geestelijken der christenheid. Ten einde „de macht van het heilige volk” te „verstrooien” of hun verenigde macht te verpletteren, trad de „koning van het zuiden” ten slotte handelend op tegen bepaalde bestuursleden en andere in dienst van het Wachttorengenootschap staande personen die iets te maken hadden met het uitgeven van The Finished Mystery. Op beschuldigingen die later vals bleken te zijn, werden zij per trein naar de federale strafgevangenis overgebracht en voor elk van de vier verschillende punten tot twintig jaar gevangenisstraf veroordeeld. Hierdoor werd de „macht van het heilige volk” in deze „tijd van het einde” sterk gereduceerd.
12. Wat betekende zulk een optreden voor Gods „heilige volk” in verband met de vervulling van Daniël 12:11?
12 Wat beduidde dit in de vervulling van de bijbelse profetieën betreffende de „tijd van het einde”? Het betekende dat het „bestendige” slachtoffer of kenmerk, of „dagelijks offer”, zoals dit door Jehovah’s heilige volk werd gebracht, werd weggenomen. Dit was in Daniël 12:11 voorzegd, waar gesproken wordt over „de tijd dat het bestendige kenmerk [het dagelijks offer, NBG] verwijderd is en het walgelijke ding dat verwoesting veroorzaakt is geplaatst”. Het was gedurende de lente van 1918 dat de macht van Jehovah’s „heilige volk” om het „bestendige kenmerk” of „dagelijks offer” te brengen, werd verstrooid of verpletterd.
13. Wat stelden degenen die het „bestendige kenmerk” of „dagelijks offer” wegnamen, volgens Daniël 12:11 hiervoor in de plaats?
13 Maar wat stelden degenen die dit verstrooien of verpletteren veroorzaakten voor het „dagelijks offer” of „bestendige kenmerk” dat Jehovah’s „heilige volk” voortdurend had gebracht door „dit goede nieuws van het koninkrijk” tot lof van God te prediken, in de plaats? Iets dat geen lof aan Jehovah God bracht, maar in zijn Woord, in Daniël 12:11, „het walgelijke ding [een gruwel, NBG] dat verwoesting veroorzaakt” wordt genoemd.
DE WALGELIJKE VERWOESTER OPGERICHT
14. Wat was dit walgelijke, gruwelijke ding, en wanneer werd het opgericht?
14 Wat was dit walgelijke, gruwelijke ding, en wanneer werd het opgericht? Dit was een politieke maatregel die door de wereldlijke natiën werd aanvaard in plaats van Gods Messiaanse koninkrijk, dat aan het einde van de tijden der heidenen, in 1914 G.T., in de hemel was opgericht. Dit was de Volkenbond, waarvan het handvest in het Vredesverdrag van Versailles werd opgenomen, en de „koning van het zuiden” was de voornaamste promotor ervan. Toen het Vredesverdrag derhalve op 13 oktober 1919 door de erbij betrokken zijnde politieke mogendheden werd bekrachtigd, trad de Volkenbond in werking. Aldus werd deze internationale organisatie, die in de plaats werd gesteld van Gods Messiaanse koninkrijk, opgericht om de vrede en veiligheid van de gehele mensheid te bewaren. Toen Engeland het Vredesverdrag bekrachtigde, bekrachtigde de Kerk van Engeland de tegen het Koninkrijk gekant zijnde Volkenbond, want de toenmalige koning van Engeland was het hoofd van die staatskerk.
15. (a) Hoe reageerden elementen in de Verenigde Staten van Amerika op de Volkenbond? (b) Was dat voortbrengsel van internationaal optreden zoiets als in Daniël 12:11 werd beschreven?
15 De senaat van de Verenigde Staten weigerde het Vredesverdrag te bekrachtigen omdat daarin het Handvest van de Volkenbond was opgenomen, en later sloten de Verenigde Staten een apart vredesverdrag met Duitsland; niettemin was de president van de Verenigde Staten een sterke voorstander van de Volkenbond en in december 1918 drong de Federale Raad van Kerken van Christus in Amerika er dan ook door middel van een speciale resolutie bij de Amerikaanse president op aan om op de Vredesconferentie te bewerken dat de Volkenbond, als „de politieke uitdrukking van het koninkrijk Gods op aarde”, werd opgericht. Was het voortbrengsel van zo’n internationaal optreden walgelijk en gruwelijk in de ogen van de God van het ware Messiaanse koninkrijk? Het kon onmogelijk anders zijn!
16. (a) Hoe werd het protest van de zijde van de van walging vervulde God aan de natiën kenbaar gemaakt? (b) Als wat werd de Volkenbond na verloop van tijd, overeenkomstig Openbaring 17:11, geïdentificeerd?
16 Kwam deze van walging vervulde God in verzet tegen de natiën die de Volkenbond oprichtten? Ja, door middel van zijn „heilige volk” op aarde. In de lente van 1919 maakte hij een eind aan de toestand waarin de macht van zijn „heilige volk” was verstrooid of verpletterd. Nadat het Vredesverdrag van Versailles op 28 juni 1919 werd getekend, maar voordat de Volkenbond op 13 oktober 1919 in werking trad, hielden de leden van Gods bevrijde, wederom verenigde „heilige volk” van 1-8 september 1919 hun eerste internationale congres te Cedar Point, Ohio. Aldaar werd in de openbare lezing getiteld „Hoop voor de gekwelde mensheid” moedig verklaard dat de Volkenbond, ondanks het feit dat deze Bond de zegen van de geestelijken der christenheid genoot, nimmer Jehovah’s zegen zou hebben en daarom zou falen. Kort daarna werd de Volkenbond in de uitgave van The Watch Tower van 1 januari 1921 geïdentificeerd als het in Openbaring 13:14, 15 voorzegde „beeld van het wilde beest”, dat werd opgericht om door de gehele wereld aanbeden te worden. Voorts werd in 1926, in de openbare lezing in de Royal Albert Hall te Londen, bekendgemaakt dat de Volkenbond de in Openbaring 17:11 voorzegde achtste wereldmacht was.
17, 18. (a) Waardoor ontstond de noodzaak dat de organisatie voor wereldvrede en veiligheid zou herleven, en hoe geschiedde dit? (b) Wat poogde men tegen het offerandelijke werk van Jehovah’s „heilige volk” te ondernemen, en hoe werd dit in Daniël 11:31 voorzegd?
17 Hoewel de natiën der christenheid herhaaldelijk door Jehovah’s „heilige volk” werden gewaarschuwd, bleven ze dat „beeld van het wilde beest” verafgoden totdat het tijdens de Tweede Wereldoorlog, van 1939-1945, in de afgrond van hulpeloze krachteloosheid verdween. Maar zoals in Openbaring 17:7, 8 was voorzegd, zou het „beeld van het wilde beest” uit de afgrond van inactiviteit opkomen. Dit gebeurde ook, op 24 oktober 1945, toen het benodigde aantal politieke mogendheden het Vredesverdrag had bekrachtigd. Deze internationale organisatie voor wereldvrede en veiligheid kreeg de naam Verenigde Naties. Dit werd voorafgegaan door de wereldomvattende vervolging die tegen Jehovah’s „heilige volk” werd ontketend om opnieuw een eind te maken aan hun slachtoffers van lof in Gods geestelijke heiligdom, hun gedurige aankondiging van Gods Messiaanse koninkrijk als de ene en enige hoop voor de mensenwereld. Dit was een poging om opnieuw te doen wat de bewapende natiën gedurende de Eerste Wereldoorlog hadden gedaan. Dit werd in Daniël 11:31 voorzegd:
18 „En er zullen strijdkrachten opstaan die uit hem voortkomen; en ze zullen werkelijk het heiligdom, de vesting, ontwijden en het bestendige kenmerk verwijderen. En men zal stellig het walgelijke ding plaatsen dat verwoesting veroorzaakt.”
19. Hoe aanbidden de natiën aldus wat ze niet kennen, en wat is het voorwerp van aanbidding voor het „heilige volk”?
19 Tot op deze dag houden de volken en natiën vast aan dit afgodische „beeld van het wilde beest”; 126 natiën zijn thans lid van de Verenigde Naties. Die natiën aanbidden wat ze niet kennen, terwijl ze door hun eigen religieuze leiders worden misleid. De leden van het „heilige volk” van Jehovah God aanbidden echter wat zij kennen. Zij sluiten zich niet bij de wereld aan door het politieke „beeld” van het wereldomvattende politieke regeringsstelsel van de Duivel te aanbidden. Zij aanbidden wat zij kennen, en dat is Jehovah, de enige levende en ware God, die beeldenaanbidding verbiedt. Zij sluiten zich niet bij degenen van de christenheid aan die beweren in het verbond voor Gods koninkrijk opgenomen te zijn en zich er niettemin tegen keren ten gunste van de Volkenbond en zijn opvolger, de Verenigde Naties, „het walgelijke ding dat verwoesting veroorzaakt”.
20. Welke tegenstelling blijkt er volgens Daniël 11:32 te bestaan tussen degenen die goddeloos handelen en het volk dat zijn God kent?
20 Met het oog op deze wereldsituatie gaat het volgende vers (32) van Daniël, hoofdstuk 11, in vervulling: „En degenen die goddeloos handelen tegen het verbond, zal hij door middel van gladde woorden tot afval brengen. Maar wat het volk betreft dat zijn God kent, zij zullen zegevieren en doeltreffend handelen.”
OPMERKELIJKE DADEN VAN HET VOLK DAT ZIJN GOD KENT
21. Hoe hebben Jehovah’s christelijke getuigen ’gezegevierd en doeltreffend gehandeld’, en aan welke loopbaan hebben zij daarbij vastgehouden?
21 In Jehovah’s christelijke getuigen van tegenwoordig kunnen wij de goddelijke beloning waarnemen die het deel zou zijn van ’het volk dat zijn God kent’. Zij schamen zich er niet voor om aan de hand van de geïnspireerde bijbel aan te tonen dat de naam van de ware God Jehovah is en dat zij, evenals Jezus Christus zelf, zijn opgedragen, gedoopte getuigen zijn. In al deze jaren, vanaf 1919 tot nu toe, hebben zij zich niet laten overhalen door de vleiende, gladde woorden die door hetzij „de koning van het zuiden” of „de koning van het noorden” zijn geuit en zich aldus niet op de weg van afval begeven door Gods Messiaanse koninkrijk de rug toe te keren. Zij hebben gezegevierd over de vleiende, gladde woorden van politieke en religieuze propaganda en over de zware druk van wrede vervolging. Dapper hebben zij onwrikbaar vastgehouden aan de loopbaan die door Jezus Christus, in Matthéüs 24:14, voor hen is uitgestippeld: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën.” In weerwil van de wereldomvattende aanbidding van het politieke „beeld van het wilde beest” volharden zij in het aanbidden van de bijbelse God, Jehovah, die zij kennen.
22. Welke profetieën van Daniël betreffende verlichting en het meedelen van verstand hebben de christelijke getuigen vervuld, en wat heeft Satan dientengevolge gedaan en met welk succes?
22 Hebben zij dapper gehandeld, zijn zij handelend opgetreden, hebben zij kloeke daden verricht, hebben zij doeltreffend gehandeld? Het antwoord op deze vraag kan gebaseerd worden op de vervulling van de profetie van Daniël 11:33 ten aanzien van hen: „En wat hen betreft die inzicht hebben onder het volk, zij zullen verstand meedelen aan de velen.” En hieraan worden de woorden van Daniël 12:3 toegevoegd: „En zij die inzicht hebben, zullen stralen als de glans van het uitspansel, en degenen die de velen tot rechtvaardigheid brengen, als de sterren tot onbepaalde tijd, ja, voor eeuwig.” Hoe noodzakelijk is dit werk van verlichting en van het meedelen van verstand in deze „tijd van het einde”! Hoe uiterst belangrijk dit werk is, weet Satan de Duivel, „de god van dit samenstel van dingen”, heel goed. Dientengevolge heeft hij de voorzegde vervolging over het ’volk dat zijn God kent’ gebracht. Hierdoor tracht hij hen met hun door God gegeven werk te doen ophouden (Dan. 11:33-35). Hij heeft in deze vervolging de aanbidders van het afgodische „beeld van het wilde beest” gebruikt, maar hij heeft niet gezegevierd. Het gezalfde overblijfsel van het ’volk dat zijn God kent’ heeft gezegevierd, en dit komt doordat zij inzicht hebben.
23. Voor wie zal de religieuze toestand van de wereld op een „grote verdrukking” uitlopen, en met het oog waarop hebben de mensen verlichting en verstand nodig?
23 Tegenwoordig zijn de religieuze toestanden over de gehele aarde betreurenswaardig. Net als tot de Samaritanen van Jezus’ tijd kan er tot hen worden gezegd: „Gijlieden aanbidt wat gij niet kent” (Joh. 4:22). Hun aanbidding van het politieke „beeld van het wilde beest” en van andere valse goden zal tot gevolg hebben dat zij in de komende „grote verdrukking” over de christenheid, over heel het overige deel van Babylon de Grote en over al haar politieke minnaars in dit mondaine samenstel van dingen, worden vernietigd. Dat wereldomvattende gevaar neemt toe naarmate de mensheid dichter bij het uitbreken van de „grote verdrukking” komt, waaruit, indien de dagen ervan niet werden verkort, „geen vlees [zou] worden gered” (Matth. 24:21, 22). De mensen moeten verlicht worden met de waarheid van Gods Woord, de bijbel; hun moet verstand daaromtrent worden meegedeeld, opdat zij naar waarheid de enige God kennen die aanbeden moet worden, Jehovah.
24. Op welke uitgebreide schaal hebben Jehovah’s getuigen doeltreffend gehandeld in het werk dat in Daniëls profetie was voorzegd?
24 Het gezalfde overblijfsel van het ’volk dat zijn God kent’ heeft in overeenstemming met de profetie gehandeld waarin werd voorzegd dat zij ’doeltreffend zouden handelen’. Dit blijkt uit het bericht zoals dit in de loop der jaren is gepubliceerd. Hun werk is niet zonder de uitwerking geweest die in het onfeilbare Woord van God is beloofd. Tot nu toe hebben zij het alleszins noodzakelijke verstand aan „de velen” meegedeeld. Dit hebben zij gedaan door middel van de verspreiding van het tijdschrift De Wachttoren, dat thans in vierenzeventig talen wordt gepubliceerd, en door de verspreiding van huis tot huis van andere bijbelse lectuur in 165 talen, ja, alsook door het drukken en verspreiden van een aantal bijbelvertalingen waarvan zij in een aantal talen het eigendomsrecht bezitten. En niet alleen door deze bijbels en hulpmiddelen voor bijbelstudie in de handen van de mensen te leggen, maar door persoonlijk gratis studies uit de bijbel zelf te houden in de huizen van de mensen die er niet tevreden mee zijn datgene te aanbidden wat zij niet kennen.
25, 26. (a) In welk opzicht is hun optreden vooral sinds 1935 G.T. doeltreffend geweest? (b) Waar beoefenen degenen die deel uitmaken van deze „grote schare” van aanbidders hun aanbidding, en hoe?
25 Dit optreden van hun zijde is met Jehovah’s zegen doeltreffend geweest. In het bijzonder sinds het jaar 1935 G.T. heeft een „grote schare” mensen in alle natiën, stammen, volken en talen waar dit bijbelse verstand meegedeeld kon worden, gunstig gereageerd. Zij aanbidden niet langer wat zij niet kennen op verscheidene plaatsen die als gewijd, religieus heilig, worden beschouwd. Zij zijn geholpen de enige God te aanbidden die het waard is aanbeden te worden. Zij gaan niet op naar de berg Gerizim of naar Jeruzalem in Israël om hem te aanbidden. Zij aanbidden hem niet op een mechanische of ceremoniële wijze, maar in de werkelijke geest van aanbidding door geloof en met de bijbelse waarheid aanbidden zij hem, waar zij ook zijn.
26 Zij aanbidden hem in zijn ware heiligdom, zijn geestelijke tempel, die niet met mensenhanden is gemaakt, alwaar zij hem dag en nacht dienen in rechtvaardigheid, hetgeen wordt afgebeeld door lange witte gewaden die gewassen zijn in het bloed van het Lam Jezus Christus. In aanbidding tot de God die zij kennen, roepen zij eensgezind uit: „Redding hebben wij te danken aan onze God, die op de troon is gezeten, en aan het Lam.” — Openb. 7:9-15.
27. (a) Wat hebben deze aanbidders met hun kennis, inzicht en verstand gedaan? (b) Hoe lang zullen ook zij doeltreffend handelen?
27 Deze aanbidders van wat zij kennen, hebben hun kennis, inzicht en verstand niet voor zichzelf gehouden. In volledige opdracht aan God hebben zij zich bij het gezalfde „heilige volk” dat „zijn God kent” aangesloten en delen nu verstand mee aan nog anderen en brengen hun geestelijke verlichting. Vervolging heeft hen niet kunnen stuiten, evenmin als dit sinds 1919 G.T. met betrekking tot het gezalfde overblijfsel het geval is geweest. Ook zij zullen zegevieren en ermee voortgaan „doeltreffend [te] handelen” totdat binnenkort de „grote verdrukking” over hun vervolgers komt en die er niet meer zullen zijn.
28. (a) Hoe lang zullen deze aanbidders kennis in zich opnemen die van levensbelang is? (b) Waarop zullen zij zich, volgens Jeremia 9:24, beroemen?
28 Daarna zal deze aarde een gereinigde plaats zijn voor allen die ’hun God kennen’ en die hem met geest en waarheid aanbidden. Tot in alle eeuwigheid zullen zij kennis in zich blijven opnemen van de enige ware God, Jehovah, en van degene die hij heeft uitgezonden, namelijk Jezus Christus, want dit voortdurend in zich opnemen van kennis van deze twee personen betekent eeuwig leven in geluk voor hen die in overeenstemming met die kennis leven (Joh. 17:3). In Gods naderbij komende nieuwe ordening zullen zij voor eeuwig doen wat hij heeft aangeraden, namelijk dat elkeen zich hierop beroemt, „dat hij inzicht heeft en kennis van mij, dat ik Jehovah ben, Degene die liefderijke goedheid, gerechtigheid en rechtvaardigheid beoefen op aarde; want in deze dingen schep ik werkelijk behagen”. — Jer. 9:24; 1 Kor. 1:31.