Datering
Definitie: Aanduiding van de tijd waarop een gebeurtenis plaatsvindt. De bijbel verschaft dateringen aan de hand van de leeftijd van personen, de periode waarin bepaalde heersers aan het bewind waren of andere opmerkenswaardige gebeurtenissen. De bijbel bevat de enige complete chronologie die teruggaat tot de tijd van de schepping van Adam. De bijbelse chronologie legde ook van tevoren het tijdstip vast waarop bepaalde belangrijke gebeurtenissen in de vervulling van Gods voornemen zouden plaatsvinden. De Gregoriaanse kalender, die nu in een groot deel van de wereld in zwang is, werd pas in 1582 in gebruik genomen. In wereldlijke bronnen bestaat onenigheid over de datering van gebeurtenissen in de oude geschiedenis. Bepaalde sleuteldatums, zoals 539 v.G.T. voor de val van Babylon, en op grond daarvan 537 v.G.T. voor de terugkeer van de joden uit de ballingschap, staan echter onomstotelijk vast (Ezra 1:1-3). Door dergelijke datums als uitgangspunt te nemen, kan men bijbelse gebeurtenissen in de oudheid dateren in termen van thans gangbare kalenders.
Hebben de geleerden bewezen dat er al miljoenen jaren mensen op aarde zijn, en niet slechts enkele duizenden jaren, zoals de bijbel te kennen geeft?
De dateringsmethoden waarvan geleerden gebruik maken, stoelen op veronderstellingen die nuttig kunnen zijn, maar die dikwijls aanleiding geven tot zeer tegenstrijdige uitkomsten. Daarom worden door hen gegeven dateringen voortdurend herzien.
Een bericht in New Scientist van 18 maart 1982 luidt: „’Ik sta er versteld van dat ik nog maar een jaar geleden zulke verklaringen heb afgelegd.’ Aldus Richard Leakey ten overstaan van het gedistingeerde gehoor bij een voordracht voor de Royal Institution vrijdagavond jongstleden. Hij was gekomen om te onthullen dat de wijsheid die hij nog zo kort geleden in zijn BBC-televisieserie The Making of Mankind ten beste had gegeven, ’op een aantal belangrijke punten waarschijnlijk onjuist was’. In het bijzonder beschouwt hij thans de oudste voorvader van de mens als aanmerkelijk jonger dan de vijftien tot twintig miljoen jaar waarop hij het voor de televisie hield.” — Blz. 695.
Van tijd tot tijd worden er nieuwe dateringsmethoden ontwikkeld. Hoe betrouwbaar zijn die? Betreffende één ervan, de methode der thermoluminescentie, zegt The New Encyclopædia Britannica (1976, Macropædia, Deel 5, blz. 509): „De status van de thermoluminescentie-datering wordt momenteel in hoofdzaak gekenmerkt door hoop en niet door resultaten.” Ook weet Science (28 augustus 1981, blz. 1003) te berichten dat een skelet dat volgens de aminozuurracemisatie een leeftijd van 70.000 jaar te zien gaf, bij radioactieve datering niet verder kwam dan 8300 of 9000 jaar.
Popular Science (november 1979, blz. 81) bericht dat de natuurkundige Robert Gentry „gelooft dat alle dateringen, bepaald aan de hand van radioactief verval, ernaast kunnen zitten — niet slechts een paar jaar, maar verscheidene orden van grootte”. Het artikel wijst erop dat zijn bevindingen tot de conclusie zouden leiden dat „in plaats dat de mens reeds 3,6 miljoen jaar op aarde rondwandelt, het kan zijn dat hij er nog maar een paar duizend jaar is”.
Opgemerkt dient echter te worden dat de geleerden geloven dat de ouderdom van de aarde zelf veel hoger is dan de ouderdom van de mens. De bijbel spreekt dit niet tegen.
Werd de leeftijd van mensen vóór de Vloed, zoals die in de bijbel staat vermeld, gemeten in dezelfde soort jaren die wij gebruiken?
Indien men zou redeneren dat de „jaren” overeen moeten stemmen met onze maanden, dan werd Enos vader op zevenjarige leeftijd en was Kenan pas vijf jaar toen hij vader werd van een zoon (Gen. 5:9, 12). Het is duidelijk dat dit niet kan.
De gedetailleerde chronologie die in verband met de Vloed wordt verschaft, geeft aanwijzingen voor de lengte van de maanden en de jaren waarmee destijds gerekend werd. Een vergelijking van Genesis 7:11, 24 en 8:3, 4 toont aan dat vijf maanden gelijk waren aan 150 dagen, ofte wel vijf maanden van dertig dagen. Er wordt specifiek melding gemaakt van een „tiende maand” en van nog meer periodes daarna voordat het volgende jaar aanbreekt (Gen. 8:5, 6, 8, 10, 12-14). Klaarblijkelijk bestonden hun jaren uit twaalf maanden van dertig dagen. Al heel vroeg werd de zuivere maankalender op gezette tijden aangepast aan de lengte van het zonnejaar, zoals blijkt uit het feit dat Israël seizoengebonden oogstfeesten vierde op specifieke datums. Op die manier bleven de feesten in de juiste seizoenen vallen. — Lev. 23:39.
Houd in gedachte dat de mensen door God gemaakt zijn om eeuwig te leven. De zonde van Adam leidde tot de dood (Gen. 2:17; 3:17-19; Rom. 5:12). De mensen die vóór de Vloed leefden, stonden dichter bij de volmaaktheid dan wij in deze tijd, zodat zij veel langer leefden. Maar elkeen stierf binnen de duizend jaar.
Waarom zeggen Jehovah’s Getuigen dat Gods koninkrijk in 1914 werd opgericht?
De tweevoudige bewijsvoering hiervoor is: (1) De bijbelse chronologie en (2) de gebeurtenissen die zich sedert 1914 als een vervulling van profetieën hebben voorgedaan. Hier willen wij de chronologie beschouwen. Zie voor de vervulling van profetieën het onderwerp „Laatste dagen”.
Lees Daniël 4:1-17. Uit de verzen 20-37 blijkt dat deze profetie in Nebukadnezar in vervulling is gegaan. Maar ze heeft ook een grotere vervulling. Hoe weten wij dit? De verzen 3 en 17 tonen aan dat de droom die God aan koning Nebukadnezar gaf, betrekking had op het koninkrijk Gods en op Gods belofte om het te geven „aan wie hij wil . . . zelfs de geringste der mensheid”. Uit de hele bijbel blijkt dat het Jehovah’s voornemen is dat zijn eigen Zoon, Jezus Christus, als Zijn vertegenwoordiger over de mensheid zal regeren (Ps. 2:1-8; Dan. 7:13, 14; 1 Kor. 15:23-25; Openb. 11:15; 12:10). Uit de beschrijving die de bijbel van Jezus geeft, blijkt dat hij werkelijk „de geringste der mensheid” was (Fil. 2:7, 8; Matth. 11:28-30). De profetische droom wijst derhalve naar de tijd dat Jehovah de heerschappij over de mensheid aan zijn eigen Zoon zou geven.
Wat zou er in de tussentijd gebeuren? De heerschappij over de mensheid, voorgesteld door de boom en zijn wortelstomp, zou „een dierehart” hebben (Dan. 4:16). De geschiedenis der mensheid zou beheerst worden door regeringen die de kenmerken van wilde beesten vertoonden. Tegenwoordig worden dieren als symbool van regeringen gebruikt. Ook de bijbel gebruikt wilde beesten als symbolen voor wereldregeringen en voor het gehele wereldomvattende stelsel van menselijke heerschappij onder invloed van Satan (Dan. 7:2-8, 17, 23; 8:20-22; Openb. 13:1, 2). Zoals Jezus te kennen gaf in zijn profetie zou Jeruzalem „door de natiën worden vertreden totdat de bestemde tijden der natiën” vervuld waren (Luk. 21:24). „Jeruzalem” beeldde het koninkrijk Gods af, want van haar koningen werd gezegd dat zij op „de troon van het koningschap van Jehovah” zaten (1 Kron. 28:4, 5; Matth. 5:34, 35). De heidense regeringen, voorgesteld door wilde beesten, zouden dus het recht van Gods koninkrijk om de aangelegenheden der mensen te besturen, „vertreden” en zouden zelf de scepter zwaaien onder leiding van Satan. — Vergelijk Lukas 4:5, 6.
Hoe lang zou het die regeringen worden toegestaan deze heerschappij uit te oefenen voordat Jehovah het Koninkrijk aan Jezus Christus gaf? Daniël 4:16 zegt „zeven tijden” („zeven jaar”, GNB [vs.13], ook JB voetnoot bij vers 13). De bijbel toont aan dat bij het berekenen van profetische tijden een dag als een jaar wordt gerekend (Ezech. 4:6; Num. 14:34). Om hoeveel „dagen” gaat het nu? Openbaring 11:2, 3 verklaart duidelijk dat 42 maanden (drie en een half jaar) in die profetie als 1260 dagen worden gerekend. Zeven jaar zou tweemaal zoveel zijn, ofte wel 2520 dagen. Volgens de regel van „een dag voor een jaar” wordt dat 2520 jaar.
Wanneer begonnen de „zeven tijden” te tellen? Nadat Zedekía, de laatste koning in het typologische koninkrijk van God, door de Babyloniërs van de troon in Jeruzalem verwijderd was (Ezech. 21:25-27). Ten slotte verdween begin oktober 607 v.G.T. ook het laatste spoortje joodse soevereiniteit. De jood Gedalja, die door de Babyloniërs als bestuurder was aangesteld, was toen namelijk vermoord, en de overgebleven joden waren naar Egypte gevlucht (Jeremia, hoofdstuk 40-43). Dit vond plaats zeventig jaar vóór 537 v.G.T., het jaar waarin de joden uit hun ballingschap terugkeerden, ofwel begin oktober 607 v.G.T. (Jer. 29:10; Dan. 9:2; zie het boek „Uw koninkrijk kome”, blz. 186-189).
Hoe wordt dan de tijd tot op 1914 berekend? Wanneer wij vanaf begin oktober 607 v.G.T. 2520 jaar tellen, komen wij uit op begin oktober 1914 G.T., zoals het schema toont.
BEREKENING VAN DE „ZEVEN TIJDEN”
„Zeven tijden” = 7 X 360 = 2520 jaar
Een bijbelse „tijd” of bijbels jaar = 12 X 30 dagen = 360 (Openb. 11:2, 3; 12:6, 14).
In de vervulling van de „zeven tijden” is elke dag gelijk aan een jaar (Ezech. 4:6; Num. 14:34).
Begin oktober 607 v.G.T. tot 31 december 607 v.G.T. = 1/4 jaar
1 januari 606 v.G.T. tot 31 december 1 v.G.T. = 606 jaar
1 januari 1 G.T. tot 31 december 1913 = 1913 jaar
1 januari 1914 tot begin oktober 1914 = 3/4 jaar
Totaal: 2520 jaar
Wat is er op dat tijdstip gebeurd? Jehovah vertrouwde de heerschappij over de mensheid toe aan zijn eigen Zoon, de verheerlijkte Jezus Christus in de hemel. — Dan. 7:13, 14.
Waarom is er dan nog steeds zoveel goddeloosheid op aarde? Nadat Christus op de troon was geplaatst, werden Satan en zijn demonen uit de hemel neergeslingerd naar de aarde (Openb. 12:12). Christus ging er als koning niet onmiddellijk toe over allen te vernietigen die weigerden Jehovah’s soevereiniteit en hemzelf als de Messías te erkennen. In plaats daarvan moest er, zoals hij had voorzegd, een wereldomvattend predikingswerk worden verricht (Matth. 24:14). Als Koning zou hij leiding geven aan het scheiden van de mensen van alle natiën, waarbij aan hen die rechtvaardig bleken te zijn het vooruitzicht op eeuwig leven werd toegekend en de goddelozen tot de eeuwige afsnijding in de dood werden veroordeeld (Matth. 25:31-46). Intussen zouden de buitengewoon moeilijke toestanden heersen die voor „de laatste dagen” waren voorzegd. Zoals onder „Laatste dagen” wordt aangetoond, zijn die gebeurtenissen sedert 1914 duidelijk waarneembaar. Voordat de laatste leden van het geslacht dat in 1914 leefde overleden zullen zijn, zullen alle voorzegde dingen plaatsvinden, met inbegrip van de „grote verdrukking”, waarin de huidige goddeloze wereld haar einde zal vinden. — Matth. 24:21, 22, 34.
Wanneer zal het einde van deze goddeloze wereld komen?
Jezus antwoordde: „Van die dag en dat uur weet niemand iets af, noch de engelen der hemelen noch de Zoon, dan de Vader alleen.” Hij verklaarde echter ook: „Voorwaar, ik zeg u dat dit geslacht [dat leefde toen „het teken” van „de laatste dagen” in vervulling begon te gaan] geenszins zal voorbijgaan totdat al deze dingen geschieden.” — Matth. 24:36, 34.
Bovendien zegt Openbaring 12:12 na een beschrijving van de gebeurtenissen die zouden volgen op de oprichting van het Koninkrijk in 1914: „Weest hierom vrolijk, gij hemelen en gij die daarin verblijft! Wee de aarde en de zee, want de Duivel is tot u neergedaald, en hij heeft grote toorn, daar hij weet dat hij slechts een korte tijdsperiode heeft.”