Jehovah verschaft overvloed te midden van hongersnood
HONGERSNOOD? Wat voor hongersnood? Natuurlijk zien veel mensen in hun eigen land weinig bewijzen van een letterlijke hongersnood. Over de gehele wereld bestaat er echter een ernstig voedseltekort, een hongersnood met betrekking tot geestelijk voedsel. Ruim 2700 jaar geleden werd deze hongersnood door een geïnspireerde Hebreeuwse profeet uit de oudheid voorzegd: „’Zie! Er komen dagen’, is de uitspraak van de Heer Jehovah, ’en ik zal stellig een hongersnood in het land zenden, geen honger naar brood, en geen dorst naar water, maar naar het horen van de woorden van Jehovah.’” — Amos 8:11.
Waarom zou zo’n hongersnood ook de christenheid treffen, waar het Woord van Jehovah, de bijbel, van jaar tot jaar het meest verkochte boek is? Een voorname factor is de houding die zovelen van haar religieuze leiders ten opzichte van de bijbel aan de dag leggen. Een typerend voorbeeld is wel de lutherse hoogleraar R. H. Smith, die van oordeel is dat elke christen evenzeer geïnspireerd is als de bijbel. En een hoogleraar in de christelijke ethiek, J. C. Hough jr., zei: „De Tien Geboden werden niet als rechtstreekse uitspraken van God de Almachtige gegeven; het waren de overwegingen van een zeer talentvol man”, Mozes. — The Christian Century, 29 januari 1969.
Dat zulke opvattingen typerend en wijdverbreid zijn, wordt door andere leiders van de christenheid erkend. Zo klaagde de verantwoordelijke redacteur van Christianity Today (6 juni 1969): „Wanneer men de advertenties van grote theologische hogescholen in Amerika doorkijkt, merkt men op dat er gezegd kan worden dat de theologische opleidingen, enkele uitzonderingen daargelaten, zich hoofdzakelijk concentreert op de aardse en materiële behoeften van de wereld. Wie zal te hulp komen in de geestelijke behoeften van het volk?” In een soortgelijke geest klaagde een redacteur in New York dat de Wereldraad van Kerken zich op een onlangs gehouden bijeenkomst geheel in beslag had laten nemen door wereldlijke „vraagstukken van de dag in plaats van zich bezig te houden met een veel grotere menselijke honger — de geestelijke verhongering van de mensheid.”
Maar misschien zal iemand vragen: Als de hongersnood het gevolg is van de leringen van zulke mensen, waarom zegt de bijbel dan dat God deze hongersnood zendt? Er kan worden gezegd dat hij de hongersnood zendt doordat hij niet toelaat dat deze ontrouwe religieuze leiders de waarheden van de bijbel begrijpen en verstaan. Jezus zei tot zulke mensen in zijn tijd: „Hoe kunt gij geloven wanneer gij heerlijkheid van elkaar aanneemt en niet de heerlijkheid zoekt die van de enige God komt?” — Joh. 5:44.
Te midden van deze geestelijke hongersnood heeft Jehovah overvloed verschaft. Waar? Onder zijn getrouwe christelijke getuigen. Dit is in overeenstemming met hetgeen hij heeft voorzegd: „Ziet! Mijn knechten zullen eten, maar gíj zult honger lijden. Ziet! Mijn knechten zullen drinken, maar gíj zult dorst lijden.” — Jes. 65:13.
IN EEN PROFETISCH DRAMA VOORZEGD
Deze tegengestelde situatie werd nauwkeurig voorzegd door een profetisch drama dat ongeveer 3700 jaar geleden werd opgevoerd, en het is in het bijbelboek Genesis, de hoofdstukken 37 tot en met 47, opgetekend.
Jozef, de speciaal geliefde zoon van de Hebreeuwse patriarch Jakob, werd uit afgunst door zijn tien halfbroers als slaaf verkocht. Ten slotte werd hij de slaaf van Potifar, een Egyptische hofbeambte, die Jozef over zijn hele huishouding aanstelde. Vervolgens werd Jozef, omdat hij niet inging op de immorele wensen van Potifars vrouw, ten onrechte van immoraliteit beschuldigd en in de gevangenis geworpen. Terwijl hij zich in deze gevangenis bevond, had Farao, de heerser van Egypte, twee dromen, die geen van zijn ’wijze’ mannen kon uitleggen. Deze omstandigheid leidde ertoe dat de overste der schenkers van Farao zich herinnerde dat toen hij in de gevangenis zat, Jozef twee dromen juist had uitgelegd. De overste der schenkers vertelde dit daarom aan Farao. De Egyptische heerser liet Jozef dadelijk voor hem verschijnen.
Jozef had reeds eerder opgemerkt dat ’uitleggingen een zaak van God zijn’, en ook nu weer gaf hij daarom de eer aan God en bleek hij daardoor een ware getuige voor zijn Maker te zijn (Gen. 40:8; 41:16). Nadat de dromen aan Jozef waren verteld, verklaarde hij dat ze een voorzegging inhielden dat er zeven jaren van overvloed zouden komen, gevolgd door zeven jaren van hongersnood. Hij gaf Farao de raad iemand te belasten met het toezicht over het opslaan van koren gedurende de jaren van overvloed, ten einde voorbereid te zijn op de jaren van hongersnood. Onder de indruk van deze kennelijk juiste uitleg van zijn dromen, stelde Farao Jozef tot zijn eerste minister aan en belastte hij hem met dat werk. Gedurende de zeven jaren van overvloed ’bleef Jozef koren ophopen in zeer grote hoeveelheid’. — Gen. 41:49.
Ten slotte kwamen ook Jozefs eigen halfbroers vanuit het land Kanaän naar Egypte om koren te kopen. Omdat er ongeveer twintig jaar waren verstreken sinds zij Jozef als slaaf hadden verkocht, herkenden de tien broers hem niet. Bovendien sprak Jozef tot hen via een tolk om zijn identiteit te verbergen.
Toen verzon Jozef behendig een middel om zijn broers werkelijk op de proef te stellen. Deze mannen gaven er nu echter blijk van dat zij berouw hadden over het kwaad dat zij Jozef en zijn vader hadden aangedaan. Daarop maakte hij zich aan hen bekend en trof regelingen dat zijn vader met heel zijn grote huisgezin naar Egypte kon komen om daar te wonen. Terwijl de hongersnood aanhield, kwamen mensen uit vele landen naar Egypte om koren te kopen, en de Egyptenaren ruilden geleidelijk al hun bezittingen en verkochten zelfs zichzelf en hun land aan Farao voor koren.
Werden al deze gedetailleerde gebeurtenissen alleen maar opgetekend om ons bijbelse geschiedenis te geven en bijbelse beginselen te illustreren? Neen, ze werden eveneens opgetekend omdat ze een profetisch drama vormden van dingen die vele eeuwen later zouden geschieden. Dat zulke gebeurtenissen uit de oudheid een profetische betekenis zouden kunnen hebben, wordt herhaaldelijk in de christelijke Geschriften opgemerkt. — 1 Kor. 10:11.
De geïnspireerde apostel Paulus toont bijvoorbeeld aan dat de twee vrouwen van Abraham, Sara en Hagar, profetisch waren. Hagar, de slavin, en haar zoon beeldden de vleselijke natie Israël af, die in slavernij verkeerde omdat ze het Wetsverbond niet kon onderhouden. Sara en haar zoon beeldden Jehovah’s hemelse organisatie en Jezus Christus af, alsmede zijn gezalfde volgelingen, die, net als Sara en haar zoon, vrije personen zijn. — Gal. 3:16, 29; 4:21-26.
DE ROLVERDELING
In het drama waren bepaalde personages die de voornaamste rollen speelden, en er waren ook vele minder profetische rollen. Wie zou Jozef, als een getrouwe en gehoorzame zoon door bemiddeling van wie het leven van zoveel mensen werd gered, afbeelden? Hij zou een heel goede afbeelding zijn van Jezus Christus, de meest getrouwe en gehoorzame Zoon van God en de Redder van de mensheid (1 Joh. 4:14). En daar Jezus zei dat hetgeen voor zijn volgelingen werd gedaan, als voor hem werd gedaan, bemerken wij dat Jozef in dit drama soms Christus’ volgelingen afbeeldt. — Matth. 25:40.
Wie zou Jakob, de Hebreeuwse patriarch en vader van Jozef en zijn broers, afbeelden? Hij zou een heel goede afbeelding zijn van de grote Vader van Jezus Christus en van Christus’ volgelingen, namelijk Jehovah God. — Joh. 20:17; Rom. 8:15, 16.
En hoe staat het met Farao, de heerser van Egypte? Hij zou een heel goede afbeelding zijn van Jehovah God. Hoe dat zo? Aangezien hij degene was die Jozef machtigde of autoriseerde om als eerste minister en voedselbeheerder op te treden, net zoals Jehovah God Jezus Christus geautoriseerd en gemachtigd heeft om de geestelijke Voedselbeheerder te zijn, die de mensen leven geeft. En heeft Farao ook niet een dochter van een priesterfamilie verschaft om de vrouw van Jozef te worden, net zoals Jehovah een priesterlijke bruid voor zijn Zoon, de Grotere Jozef, Jezus Christus, verschaft? Zeer beslist! — 1 Petr. 2:5, 9; Openb. 14:1, 3; 20:4, 6.
Hoe staat het met Jozefs tien halfbroers, die hem een afgunstig hart toedroegen en die hun vader zoveel leed bezorgden? Zouden zij niet heel goed degenen afbeelden die eens de Grotere Jozef zelf of zijn gezalfde volgelingen hebben vervolgd maar die daarna een verandering van hart hebben ondergaan? Dat zou eveneens een redelijke conclusie zijn.
HET DRAMA ONTVOUWT ZICH
Het drama ontvouwt zich wanneer Jakob Jozef erop uitstuurt om te zien hoe zijn halfbroers het maken, die de kudden van zijn vader hoeden. Zo ook heeft Jehovah God de Grotere Jozef, Jezus Christus, naar de aarde gezonden om de belangen van zijn Vader te behartigen. Insgelijks heeft God in deze tijd Christus’ gezalfde volgelingen over de gehele wereld uitgezonden om voor Gods belangen te zorgen. — 2 Kor. 5:20; Matth. 24:14.
De tien afgunstige halfbroers spanden samen om Jozef ter dood te brengen, maar verkochten hem toen als slaaf. Zij dachten dat zij voor altijd van Jozef af waren. Degenen tot wie Jezus kwam, zouden zijn halfbroers genoemd kunnen worden omdat Jezus uit een joodse moeder werd geboren, hoewel God zijn Vader was. Zij gedroegen zich ten opzichte van Jezus op een soortgelijke wijze als Jozefs halfbroers. Uit afgunst spanden de joodse religieuze leiders succesvol samen om Jezus ter dood te brengen en dachten aldus voor altijd van Jezus af te zijn. — Mark. 15:10.
Evenzo waren in de tegenwoordige tijd velen in de christenheid naijverig op de gunst die Jehovah zijn getrouwe gezalfde dienstknechten betoonde en spanden samen om hen uit de weg te ruimen. Toen deze religieuze tegenstanders hier destijds in 1918 in slaagden, doordat zij wisten te bewerken dat de vooraanstaande personen onder Christus’ ware volgelingen in de gevangenis werden gezet en hun werk werd stilgelegd, dachten zij dat zij Jehovah’s ware dienstknechten kwijt waren en nooit meer van hen zouden horen. — Openb. 11:7-10
In de oudheid manoeuvreerde Jehovah God de gebeurtenissen zo dat Jozef werd verhoogd om de eerste minister van Egypte te worden, die direct onder Farao stond. Evenzo heeft Jehovah God er in de eerste eeuw van onze gewone tijdrekening voor gezorgd dat Jezus uit de doden werd opgewekt en tot de hoogste plaats in het universum, direct onder Jehovah zelf, werd verhoogd (Fil. 2:9-11). En op een overeenkomstige wijze heeft God er in de tegenwoordige tijd voor gezorgd dat de leden van het gezalfde overblijfsel van Christus’ volgelingen uit hun met de dood te vergelijken en gevangen toestand zijn opgestaan om vrij te worden en voor het oog van allen tot een positie van gunst bij God te worden verhoogd. — Openb. 11:11-13.
In het profetische drama werden de zeven jaren van overvloed door zeven jaren van hongersnood gevolgd. In de vervulling vallen de jaren van overvloed en hongersnood echter samen. Waarom dit verschil? Omdat, hoewel alle mensen die van een letterlijke hongersnood te lijden hebben, zich sterk bewust zijn van hun gebrek aan voedsel, dit niet zo is met de meesten van hen die door een geestelijke hongersnood worden getroffen. Slechts betrekkelijk weinigen van alle miljarden aardbewoners die van een geestelijke hongersnood te lijden hebben, zijn zich bewust van hun geestelijke nood. — Matth. 5:3.
Voor hen die zich bewust zijn van hun nood met betrekking tot geestelijk voedsel, heeft Jehovah God overvloed verschaft te midden van een wereldomvattende hongersnood. De Grotere Jozef, Jezus Christus, heeft een „getrouwe en beleidvolle slaaf”-organisatie op aarde door middel waarvan hij, juist zoals werd voorzegd, ’voedselbenodigdheden te rechter tijd’ uitdeelt. — Matth. 24:45-47; Luk. 12:42-44.
En evenals in het profetische drama „mensen van de gehele aarde naar Egypte [kwamen] om bij Jozef [koren] te kopen”, is ook thans een „grote schare, . . . uit alle natiën en stammen en volken en talen,” voor geestelijk koren of brood tot Jezus Christus, de Grotere Jozef, gekomen. Het gevolg is dat ten aanzien van hen in vervulling is gegaan wat was voorzegd, namelijk: „Zij zullen geen honger of dorst meer lijden, . . . want het Lam [de Grotere Jozef], dat in het midden van de troon is, zal hen weiden en hen naar bronnen van wateren des levens leiden.” — Openb. 7:9-17.
En zoals de tien halfbroers van Jozef nadat zij oprecht berouw hadden getoond, in zijn gunst werden hersteld en een overvloed van voedsel kregen, was het ook in apostolische tijden. Sommigen die Jezus en zijn volgelingen eens hadden vervolgd, werden gelovigen, zoals „een grote schare priesters” en Saulus van Tarsus. En insgelijks hebben in de tegenwoordige tijd sommigen van hen die eens Jehovah’s getrouwe dienstknechten hadden vervolgd, berouw gehad van hun slechte daden en zijn in de gunst van Jezus Christus gebracht. Nu hebben ook zij niet langer te lijden van een geestelijke hongersnood, maar zij verheugen zich in een overvloed van geestelijk voedsel. — Hand. 6:7; Joh. 10:16; Gal. 1:23; Openb. 7:9.
Dat de Egyptenaren ten slotte hun land en zichzelf verkochten — doordat Jozef hen voor Farao kocht — ten einde voedsel van Jozef te krijgen, heeft een treffende profetische betekenis (Gen. 47:23). Zo moeten allen in deze tijd die levenonderhoudend geestelijk voedsel van de Grotere Jozef wensen te ontvangen, zichzelf en alles wat zij hebben, aan Jehovah God opdragen. Zij moeten een volledige en ontwijfelbare gelofte afleggen om Gods wil te doen en in de voetstappen van Jezus Christus te wandelen. Zij worden daardoor Jehovah’s slaven, net zoals de Egyptenaren destijds de slaven van Farao werden.
Betekent het feit dat degenen die thans tot de Grotere Jozef komen om alles wat zij hebben aan Jehovah op te dragen, dat zij voortaan voor altijd geestelijk gevoed zullen worden zonder dat zij daar zelf enige krachtsinspanning voor hoeven te doen? Volstrekt niet! Jehovah’s beginsel geldt nog steeds: „Als iemand niet wil werken, laat hij dan ook niet eten” (2 Thess. 3:10). God trof zelfs voorzieningen dat Adam zou werken. — Gen. 2:15.
Zo is het ook in dit profetische drama, waarin wordt getoond hoe Jehovah overvloed verschaft te midden van hongersnood. Destijds kregen de Egyptenaren zaad van Jozef zodat zij konden planten en hun land konden bebouwen. Bij het oogsten van hun gewassen mochten zij vier vijfde houden en hoefden slechts één vijfde terug te geven voor het zaad en het gebruik van het land — een zeer billijke regeling. Zo hebben ook thans degenen die door de Grotere Jozef geestelijk zijn gevoed, de plicht anderen te helpen die zich eveneens bewust zijn van hun geestelijke nood.
Het lijdt geen twijfel dat er thans over de gehele wereld een geestelijke hongersnood heerst. Jehovah heeft echter door bemiddeling van zijn opgedragen, getrouwe dienstknechten, de gezalfde Jozef-klasse en hun toegewijde metgezellen, een overvloed van geestelijk voedsel verschaft. Gelukkig zijn allen die tot hen komen om hun geestelijke honger gestild en hun geestelijke dorst gelest te krijgen! Nog gelukkiger zijn allen die de hongerigen en dorstigen van dienst zijn! — Hand. 20:35; Jes. 25:6.