De Voortreffelijke Herder en „deze kooi” van hem
1, 2. (a) Hoe beschreef koning David Jehovah in Psalm 23:1? (b) Waarom was het passend Jehovah met een herder en Israël met zijn schapen te vergelijken?
„JEHOVAH is mijn Herder. Mij zal niets ontbreken. In grazige weiden doet hij mij neerliggen; aan waterrijke rustplaatsen voert hij mij.” Met die woorden begon de voormalige herdersjongen en harpist, die later koning van de natie Israël werd, een van zijn geliefde melodieën. — Psalm 23:1, 2.
2 Tot geen andere natie dan alleen het Israël uit de oudheid konden de volgende woorden van een andere psalmist gericht zijn: „Laten wij knielen voor Jehovah, onze Maker. Want hij is onze God, en wij zijn het volk van zijn weide en de schapen van zijn hand” (Psalm 95:6, 7). Hoewel de menselijke koning van Israël met een herder vergeleken zou kunnen worden, was de natie zelf te vergelijken met schapen die Jehovah God als allerhoogste Herder hadden. Hij is de voortreffelijkste Herder en het grootste voorbeeld ter navolging voor mannen die als figuurlijke herders in een gemeente van Jehovah’s opgedragen volk dienst verrichten.
3. Hoe was het zelfs in verband met Jezus passend Jehovah als Herder aan te duiden?
3 Koning David schaduwde Jezus Christus af, hoewel Jezus veel groter is dan David uit de oudheid, zijn koninklijke voorvader. Zeer terecht zou hij Davids woorden, „Jehovah is mijn Herder”, kunnen citeren en uitspreken. Heeft zijn voorloper, Johannes de Doper, de luisteraars om hem heen niet op de naderende Jezus Christus gewezen met de woorden: „Zie, het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt”? (Johannes 1:29, 36) Toen Johannes over Jezus sprak als een lam, of een jong schaap, had hij misschien de woorden van Jesaja 53:7 in gedachten: „Hij werd net als een schaap ter slachting geleid.” Verder wordt er in het allerlaatste boek van de bijbel, vanaf Openbaring 5:6, achtentwintig maal over de verheerlijkte Jezus gesproken als een figuurlijk Lam.
4. Hoe werd Jezus als een schaap in een schaapskooi, en wat was die schaapskooi?
4 Door een wonderbare geboorte op aarde was hij in het jaar 2 v.G.T. tot de natie Israël gaan behoren. Zo kwam hij onder het Wetsverbond te staan dat Jehovah, de Herder van Israël, met dat uitverkoren volk had gesloten. De profeet Mozes was ten behoeve van de natie Israël als middelaar van dat Wetsverbond met zijn Tien Geboden opgetreden (Galáten 4:4, 5). Als lid van dat uitverkoren volk was Jezus geboren als een van de figuurlijke schapen waarvan Jehovah de Opperherder was. Jezus zelf bevond zich dus in een figuurlijke schaapskooi, de bevoorrechte verhouding tot de Goddelijke Herder, beschermd door het met een muur te vergelijken Mozaïsche wetsverbond.
5. Wat vormt de reden voor een gewijzigde opvatting over de schaapskooi uit Johannes 10:1?
5 Vereenzelvigen wij hier de „schaapskooi” uit Johannes hoofdstuk 10 vers 1 met de regeling van het Mozaïsche wetsverbond? Ja zeker! De vroegere uitleg dat de schaapskooi betrekking had op het Abrahamitische verbond, was gebaseerd op de zienswijze dat in Johannes 10 slechts één kooi rechtstreeks werd genoemd, en indien er slechts één kooi was, zou het Abrahamitische verbond de logische verklaring vormen. Bij een verdere studie van dit hoofdstuk bleek echter dat Jezus in werkelijkheid over meer dan één schaapskooi sprak. Zoals wij zullen zien, bleek een wijziging in de uitleg dan ook passend te zijn.
6. Hoe denkt u over dergelijke wijzigingen in het begrip van bijbelse punten?
6 Dergelijke wijzigingen zijn van tijd tot tijd nodig, want Spreuken 4:18 vertelt ons dat „het pad van de rechtvaardigen . . . als het glanzende licht [is], dat steeds helderder wordt tot de dag stevig bevestigd is”. O ja, afvallige tegenstanders van de waarheid ’knarsetanden’ bij zulke progressieve openbaringen, maar dat stoort ons niet (Handelingen 7:54). In plaats daarvan danken wij Jehovah dat er „licht is . . . opgegaan voor de rechtvaardige, en verheuging zelfs voor de oprechten van hart” (Psalm 97:11). Wij zijn ervan overtuigd dat het u genoegen zal doen te weten welke betekenis Jezus’ illustratie van de schaapskooien thans voor u en alle andere getuigen van Jehovah heeft.
Een vroege schaapskooi, onder de Wet
7. Hoe ging Jezus in 29 G.T. een nieuwe rol vervullen met betrekking tot de Israëlitische schaapskooi?
7 Hoe staat het dan met die schaapskooi van het Mozaïsche wetsverbond? Nadat Jezus door Johannes de Doper was gedoopt, met Jehovah’s heilige geest was gezalfd en een veertig dagen durende beproeving in de wildernis van Judéa had ondergaan, kwam Jezus Christus in het jaar 29 G.T. als een geestelijke Herder tot de Israëlitische schaapskooi. Jezus Christus zei dat hij speciaal naar „de verloren schapen van het huis Israëls” was gezonden (Matthéüs 10:6; 15:24). Tot aan zijn doop was hij eenvoudig een van de natuurlijke Israëlieten geweest die binnen de schaapskooi-regeling van het Mozaïsche wetsverbond leefden. Maar nu Jezus Christus was gezalfd en door Jehovah’s geest was verwekt, kon hij in zijn nieuwe rol als „de voortreffelijke herder” naar die schaapskooi toe gaan. — Johannes 10:11.
8. Wie was de figuurlijke deurwachter uit Johannes 10:3, en hoe dat zo?
8 Johannes de Doper was de eerste die Jezus als de Ware, door de Opperherder, Jehovah God, aangestelde Herder herkende en erkende. Jezus kwam niet om de schaapskooi te plunderen, maar met een wettig doel. Eervol kon hij zich als een geestelijke Herder aan de schapen in de schaapskooi van de natie Israël aanbieden. In overeenstemming met de profetie in Maleachi 4:5 (vergelijk Matthéüs 11:12-14; Lukas 1:13-17) was Johannes door de Opperherder aangesteld tot de figuurlijke „deurwachter” van de Israëlitische schaapskooi (Johannes 1:15, 17, 19-28; 10:3). Johannes erkende de geloofsbrieven van Jezus Christus als de Onderherder van Jehovah God en was onmiddellijk bereid hem toe te laten en hem te identificeren als de voorzegde Messiaanse Herder die zijn „schapen” bij hun naam zou roepen en naar buiten zou leiden om hen te weiden.
9, 10. Hoe voldeed Jezus aan zijn eigen beschrijving van een herder, en hoe gingen Israëlitische herders met hun schapen om?
9 Jezus voldeed aan zijn eigen beschrijving van de Ware en Voortreffelijke Herder, welke als volgt in Johannes 10:1-5 staat vermeld: „Voorwaar, voorwaar, ik zeg u: Wie niet door de deur de schaapskooi binnengaat, maar op een andere plaats omhoogklimt, die is een dief en een plunderaar. Maar wie door de deur binnengaat, is de herder van de schapen. Hem doet de deurwachter open, en de schapen luisteren naar zijn stem, en hij roept zijn eigen schapen bij de naam en leidt ze naar buiten. Wanneer hij alle die van hem zijn, naar buiten heeft gebracht, gaat hij vóór ze uit, en de schapen volgen hem, omdat ze zijn stem kennen. Een vreemde zullen ze geenszins volgen, maar ze zullen van hem wegvluchten, omdat ze de stem van vreemden niet kennen.”
10 De herder in het Israël uit de oudheid raakte heel vertrouwd met zijn schapen. Hij had gewoonlijk een bepaalde roep die alleen hem eigen was en daarmee riep hij al zijn schapen bijeen om persoonlijke aandacht aan ze te kunnen besteden. Bovendien gaf hij elk van zijn schapen een eigen naam. Elk schaap reageerde gehoorzaam wanneer zijn naam werd geroepen. De schapen kenden het speciale timbre van de stem van hun eigen herder en reageerden dus niet op de stem van vreemden.
11. Hoe dienen wij persoonlijk over Jezus’ rol als Herder te denken?
11 Wat is het, parallel hiermee, een vertroostende gedachte voor ons dat wij er zeker van kunnen zijn dat onze geestelijke Herder elk van ons bij name kent en ons zijn persoonlijke zorg en aandacht kan schenken! Laten wij niet zijn zoals veel toehoorders in Jezus’ tijd, die de strekking van zijn betekenisvolle vergelijking niet begrepen. Als een waarschuwend voorbeeld voor ons staat in Johannes 10:6 geschreven: „Deze vergelijking sprak Jezus tot hen [zijn joodse toehoorders]; zij wisten echter niet wat de dingen te betekenen hadden die hij tot hen sprak.”
12. Wie waren de „vreemden” over wie Jezus sprak, en waarom was dat zo?
12 Andere Israëlieten die zich kwamen aanbieden en beweerden de beloofde Messías of Christus te zijn, werden door Jezus als vreemden gebrandmerkt. Zij werden niet als Jehovah’s Messiaanse Herder geïntroduceerd door zijn aangestelde „deurwachter”, Johannes, naar wie Jezus zelf toe ging om gedoopt te worden. Jezus vergiste zich hierin niet (Matthéüs 3:1-7; Markus 1:1-7; Lukas 3:1-9). Ten einde het volk te beschermen, achtte Jezus het nu raadzaam zichzelf te identificeren als Degene die Jehovah hun zond om als hun geestelijke Herder op te treden en de bedrieglijke herders aan de kaak te stellen.
Een nieuwe kooi onder de Voortreffelijke Herder
13. Welke verandering bracht God aan met betrekking tot zijn schaapskooi?
13 Waar het om gaat, is dat men in de juiste schaapskooi komt — en dit was destijds net zo belangrijk als thans. Wil dit zeggen dat er een andere door Jehovah God goedgekeurde schaapskooi kon komen? Ja. Jezus’ verdere woorden in Johannes hoofdstuk 10, alsook de historische feiten, geven te kennen dat God de onder de Wet bestaande Israëlitische schaapskooi zou vervangen door een nieuwe kooi. Let hier eens op als wij Jezus’ woorden verder aanhalen.
14, 15. Waarom verwees Jezus in Johannes 10:7-10 klaarblijkelijk naar een nieuwe schaapskooi?
14 „Daarom zei Jezus wederom”, in Johannes 10:7-10, „’Voorwaar, voorwaar, ik zeg u: Ik ben de deur van de schapen. Allen die in plaats van mij zijn gekomen, zijn dieven en plunderaars, maar de schapen hebben niet naar hen geluisterd. Ik ben de deur; al wie door mij binnengaat, zal worden gered, en hij zal in- en uitgaan en weide vinden. De dief komt alleen om te stelen en te slachten en te vernietigen. Ik ben gekomen opdat zij leven zouden hebben en het in overvloed zouden hebben.’”
15 Merk in deze passage op dat Jezus zichzelf de deur noemt van de schaapskooi waar hij nu melding van maakt; hij was de deur die toegang gaf tot deze schaapskooi van de Opperherder, Jehovah God. Jezus was niet de figuurlijke deur die toegang gaf tot de schaapskooi van het natuurlijke Israël, want op grond van zijn geboorte uit de joodse maagd Maria bevond hijzelf zich in die kooi. Jezus was niet de met een deur te vergelijken middelaar van het Wetsverbond door middel waarvan de natie Israël in een exclusieve verhouding tot Jehovah God was gebracht. Lang vóór Jezus’ aardse geboorte had Jehovah God tot de natie Israël gezegd: „Ulieden alleen heb ik gekend uit alle families van de aardbodem” (Amos 3:2). Uit de symbolische joodse schaapskooi moest de ware Onderherder van Jehovah God de eerste schapen van zijn kudde roepen om hen naar een speciale geestelijke weidegrond te leiden. Jezus moet nu dus zijn begonnen te spreken over een nieuwe schaapskooi waarvan hij, de Voortreffelijke Herder, in een andere betekenis de deur was.
16. (a) Hoe was er reeds vroeger te kennen gegeven dat Jehovah een nieuwe schaapskooi zou hebben? (b) Hoe toonde Jezus aan dat de nieuwe schaapskooi op het punt stond tot bestaan te komen?
16 De joden die weigerden zijn met schapen te vergelijken discipelen te worden, waren van mening dat hun schaapskooi in Jehovah’s ogen de enige was en dat ze ontegenzeglijk tot in de onbegrensde toekomst zou blijven bestaan. Zij hielden geen rekening met het „nieuwe verbond” dat Jehovah God volgens de profetie in Jeremia 31:31-34 beloofd had te zullen sluiten. Dit betekende een nieuwe verhouding tot Jehovah God en derhalve ook een nieuwe figuurlijke schaapskooi. Jezus Christus was niet de deur naar een schaapskooi die uit de tijd zou raken, niet meer omsloten door de muur van Jehovah’s bescherming (Hebreeën 8:7-13). Op de avond dat Jezus zijn laatste Pascha met zijn joodse discipelen vierde, sprak hij enkele veelzeggende woorden toen hij de Pascha-wijn onder hen liet rondgaan. Hij gaf een symbolische betekenis aan de wijn met de woorden: „Deze beker betekent het nieuwe verbond krachtens mijn bloed, dat ten behoeve van u vergoten zal worden.” — Lukas 22:20; Matthéüs 26:27-29.
17, 18. (a) Wat was deze nieuwe schaapskooi waarvoor Jezus de Voortreffelijke Herder was? (b) Hoe kon hij ook met de deur van deze nieuwe kooi vergeleken worden?
17 Jezus Christus zou de deur zijn naar een duurzame schaapskooi, een schaapskooi die de vroegere schaapskooi voor de natuurlijke Israëlieten onder het Mozaïsche wetsverbond zou vervangen. Toen Jezus zijn discipelen op aarde achterliet en veertig dagen na zijn opstanding uit de doden naar de hemel opsteeg, was hij nog steeds in het bezit van zijn recht op volmaakt menselijk leven, een recht dat hij niet had verspeeld door enige zonde in het vlees te begaan (Jesaja 53:3-12; Handelingen 8:30-35). Hij was dan ook toegerust om als Middelaar te dienen en dit recht op leven, gesymboliseerd door zijn bloed, aan te wenden om een nieuw en beter verbond ten behoeve van zijn discipelen op aarde te bezegelen. Dit deed hij op z’n laatst op de dag van het pinksterfeest in 33 G.T., toen de heilige geest werd uitgestort op zijn gehoorzame joodse discipelen die in Jeruzalem wachtten.
18 Deze discipelen werden aldus in het nieuwe verbond gebracht, en er kwam een nieuwe schaapskooi tot bestaan, een verhouding tot Jehovah God op basis van het nieuwe verbond, dat was bezegeld door het bloed van Jezus Christus. De symbolische schapen in deze nieuwe kooi werden door Jehovah’s geest verwekt en met zijn geest gezalfd. Jezus Christus was de deur die toegang gaf tot deze kooi alsook Jehovah’s aangestelde Voortreffelijke Herder over de schapen die zich erin bevonden.
19. Hoe ging de profetie in Zacharia 13:7 in vervulling?
19 Tijdens de gedeelten van drie dagen dat Jezus zich niet met zijn schapen kon bezighouden, aangezien hij zich eerst onder arrest bevond en daarna dood in het graf lag, moest hij de zorg voor zijn met schapen te vergelijken discipelen volkomen aan de Opperherder, Jehovah God, overdragen. Toen ging de uitspraak van Jehovah in Zacharia 13:7 in vervulling, namelijk: „Sla de herder, en laten de schapen van de kudde verstrooid worden; en ik zal stellig mijn hand doen terugkeren over hen die onbetekenend zijn.” De hand van de Almachtige Herder, Jehovah, keerde terug over deze ’onbetekenende’ discipelen, totdat zij weer werden overgedragen aan zijn uit de doden opgestane Onderherder, Jezus Christus. — Matthéüs 26:31, 32.
20. Hoe wekt Johannes 10:16 de verwachting dat er nog een kooi zou komen, en waarom dient dat ons te interesseren?
20 Merk echter op, met deze nieuwe schaapskooi onder de Voortreffelijke Herder in gedachten, dat Jezus in Johannes 10:16 zei: „Ik heb nog andere schapen, die niet van deze kooi zijn; ook die moet ik brengen.” Duidt dit er niet op dat hij nog een andere, een tweede kooi zou hebben waarvoor hij de Voortreffelijke Herder zou zijn? Zo ja, wanneer zou deze dan bestaan en wie zouden zich daar als schapen in bevinden? Dit zijn zeer actuele vragen, en het antwoord erop kan rechtstreeks verband houden met uw hoop en eeuwige vooruitzichten. Laten wij de kwestie dus onderzoeken.
Wat zou u antwoorden?
□ Hoe kwam Jezus bij zijn geboorte in een figuurlijke schaapskooi terecht, en wie was de Herder ervan?
□ In welke nieuwe rol kwam Jezus in 29 G.T.?
□ In welke hoedanigheid met betrekking tot de Israëlitische schaapskooi diende Johannes de Doper?
□ Wat was de nieuwe schaapskooi waarvoor Jezus de Voortreffelijke Herder was?
□ Waardoor wordt te kennen gegeven dat er nog een andere schaapskooi zou komen?
[Illustratie op blz. 12]
Als de figuurlijke deurwachter verwelkomde Johannes de Doper de Voortreffelijke Herder, Jezus
[Illustratie op blz. 13]
Jezus leidde zijn schapen een nieuwe schaapskooi binnen. Wat beeldde deze af?