Gezegende resultaten voortvloeiend uit het doorstaan van de beproeving
1. Wat gebeurde er toen de Israëlieten naar Maleachi luisterden en de gehele tiende brachten, en hoe werd dit tijdens het bestuur van Nehemia over Juda geïllustreerd?
WAT gebeurde er toen de Israëlieten naar Maleachi luisterden en de gehele tiende naar de voorraadkamer van de tempel brachten? Het volledige aantal priesters en levieten kwam geregeld op om in de tempel te dienen en te voorzien in de geestelijke noden van het volk, waardoor zij er voor zorgden dat het volk in een gunstige verhouding tot hun God bleef staan. Nadat Nehemia, de landvoogd van de provincie Juda, in het jaar 455 v. Chr. Jeruzalems muren had herbouwd en ingewijd, brak er een tijd aan welke als illustratie hiervan diene. „[Er] werden . . . op die dag mannen aangesteld over de zalen voor de voorraden, voor de bijdragen, voor de eerstelingen en voor de tienden, om daarin uit de akkers der steden de door de wet [vereiste] gedeelten bijeen te vergaderen voor de priesters en de levieten; want Juda verheugde zich over de dienstdoende priesters en levieten. En zij begonnen de verplichting jegens hun God en die inzake de reiniging na te komen, evenzo de zangers en de poortwachters, overeenkomstig het gebod van David [en] Salomo, zijn zoon. . . . En geheel Israël gaf in de dagen van Zerubbabel en in de dagen van Nehemia de gedeelten voor de zangers en de poortwachters naar de behoefte van elke dag en heiligden [ze] aan de levieten, en de levieten heiligden [ze] aan de zonen van Aäron” (Neh. 12:44-47, NW). De Israëlieten verheugden zich er over dat nu allen hun plichten in de tempel vervulden en dat alle dienstposities waren bezet. Zij waren blij dat hun bijdragen tot de verwezenlijking hiervan hadden medegewerkt, doordat hierdoor in de behoeften van al deze tempeldienaren werd voorzien. Twaalf jaar later was het noodzakelijk dat Nehemia dit tempelonderhoud deed herleven, de levitische tempeldienaren wederom in hun plaats herstelde en geheel Juda hen stoffelijk liet ondersteunen (Neh. 13:10-14). Toen verheugde Juda zich wederom.
2. (a) Hoe worden Jehovah’s getuigen er toe gebracht om zich evenals Juda destijds, te verheugen? (b) Welke invloed had de toestand waarin het land van de natie verkeerde, op de tempeldienaren?
2 Dit is eveneens het geval met Jehovah’s getuigen in deze tijd. Ook wij verheugen ons wanneer wij gehoor geven aan Gods uitnodiging en de geestelijke tienden brengen, want dan bemerken wij dat er een toename in tempelaanbidding is ten gevolge van een toename in het aantal actieve dienaren in de tempel, die goed worden ondersteund. Omdat het overblijfsel van de geestelijke Israëlieten van 1919 af de geestelijke tienden bracht, was tegen 1931 het volledige aantal van de leden van de „koninklijke priesterschap” binnengebracht ten einde de plaatsen van de 144.000 leden van het lichaam van Jezus Christus, de Hogepriester, te bezetten. Doordat de geestelijke tienden worden gebracht, heerst er voorspoed in Jehovah’s huis en bevindt er zich een overvloed van voedsel in zijn voorraadkamer, en de tempeldienaren hebben bij wijze van spreken, het noodzakelijke voedsel en de noodzakelijke kleding om aldaar hun plichten na te komen. Ook al werden in het Israël uit de oudheid de tienden binnengebracht, wanneer de opbrengst van het veld schraal was, zouden deze tienden eveneens schraal zijn en de tempeldienaren zouden dienovereenkomstig op schrale wijze worden ondersteund. Wat in zo’n geval te doen?
3. Hoe deed Jehovah’s verbond zich hierbij gelden en wat voor een beproeving van hem was het door de gehele tiende te brengen?
3 Op dit punt aangeland, deed Jehovah’s verbond zich echter gelden. Was zijn volk getrouw, dan zou hij het overeenkomstig dit verbond niet toelaten dat het nodig zou zijn zulke schrale tienden ten gevolge van een schrale oogst op de akkers, binnen te brengen. Deden zij het hunne, dan zou hij het zijne doen. Hij deelde mede dat het een beproeving of een op de proef stellen van hem als hun God was, wanneer zij op gehoorzame wijze de gehele tiende zouden brengen. Hij werd er door op de proef gesteld of hij van zijn kant het verbond zou nakomen. Dit was een wettige manier om hem op de proef te stellen. Hij werd er niet door in verzoeking gebracht kwaad te doen; hij werd niet op de proef gesteld doordat iemand kwaad deed of een dwaasheid beging (Mal. 3:15; Matth. 4:5-7). Het ging hierom, iemand kwam het zijne van het verbond na, gedreven door liefde en geloof, en ging niet op aanmatigende wijze buiten het door het verbond toegestane. Hierdoor legde hij er getuigenis van af dat hij een liefdevol vertrouwen in God stelde dat deze getrouw van zijn kant het verbond zou nakomen, zoals in Leviticus 26:3-10 en Deuteronomium 28:1-14 stond beloofd.
4. Wat beloofde Jehovah te doen als antwoord op deze beproeving, en wat wordt hierdoor aangetoond met betrekking tot de bron van voorspoed?
4 „Dan kunt gij hiermee mij op de proef stellen, zegt Jahwe der heirscharen, of ik niet voor u de vensters des hemels openen en over u zegen uitstorten zal, totdat er geen bergplaats meer is [totdat er geen nooddruft meer is]” (Mal. 3:10, LV, AT). De hemelen zijn de bron van voorspoed, want zij zijn Jehovah’s werkelijke voorraadkamer (Deut. 28:12, AS; Lev. 26:4; Jer. 10:13). De bron waar onze zegen ontspringt, doet deze van de hemel naar beneden stromen, niet van de stoffelijke aarde naar boven. De vensters des hemels zijn de „sluizen der hemelen” (Gen. 7:11; 8:2, NW). Door deze sluizen te openen, giet Jehovah zijn overvloeiende zegen uit over hen die zijn verbond nakomen. Hij heeft beloofd dit te doen voordat de grote en verschrikkelijke dag van Jehovah komt.
5. Sedert wanneer heeft men Jehovah aldus op de proef gesteld, en heeft hij er het hoofd aan geboden?
5 Doordat het overblijfsel van de geestelijke Israëlieten sedert 1919 vol liefde, getrouw en vol vuur de geestelijke tienden hebben binnengebracht, hebben zij Jehovah op de proef gesteld overeenkomstig het nieuwe verbond dat hij door tussenkomst van Christus had gesloten. Heeft Jehovah aan de beproeving het hoofd geboden? De overvloedige zegen welke gedurende de zevenendertig jaar sindsdien over zijn getuigen is uitgestort, antwoordt met een nadrukkelijk Ja! Merk op wat deze zegen al niet omvat:
6. Wat heeft deze zegen omvat met betrekking tot lectuur?
6 Op 1 oktober 1919 werd er een aanvang mee gemaakt het tijdschrift The Golden Age (Het gouden tijdperk, thans Ontwaakt!) te publiceren als aanvulling op The Watch Tower. In 1920, te beginnen met Talking with the Dead? en later Millioenen nu levende Menschen zullen nimmer sterven, werd er een aanvang gemaakt met een nieuwe serie brochures, welke geregeld werden uitgegeven. De oude bijbelse leerboeken, de zeven delen van de Schriftstudiën (1886-1917), werden vervangen, want, te beginnen met De harp Gods van 1921, werd er een nieuwe serie leerboeken voor bijbelstudie uitgegeven, welke in 1955 haar hoogtepunt bereikte in het boek You May Survive Armageddon into God’s New World. Sinds 1919 hebben al deze publikaties op een vooruitstrevende wijze en niet overeenkomstig overlevering of de opvattingen van een overledene, bijbelse leerstellingen uiteengezet of bijbelprofetieën verklaard. Behalve dat het Wachttorengenootschap zulke bijbelse studiehulpmiddelen heeft uitgegeven, is het ook bijbelvertalingen gaan publiceren, The Emphatic Diaglott, de King James Version, de American Standard Version en de New World Translation of the Holy Scriptures. Er werd in nieuwe gratis traktaten voorzien, welke serie begon met de „Uitdaging” van 1922 en waarvan er tot op heden honderden miljoenen exemplaren zijn verspreid.
7. Met betrekking tot de middelen tot productie en vergaderingen?
7 Bovendien werden er drukkerijen gebouwd zodat de lectuur van Jehovah’s getuigen op hun eigen persen gedrukt kon worden, en wel doordat er in 1920 een kleine drukkerij aan Myrtle Avenue 35, Brooklyn, New York, in gebruik werd genomen en thans is er een nieuwe, dertien verdiepingen hoge drukkerij in aanbouw welke wordt toegevoegd aan de daar tegenover gelegen negen verdiepingen hoge drukkerij in Adams Street 117. De bijkantoren van de Watch Tower Bible & Tract Society van Pennsylvanië zijn van minder dan twintig in 1919 toegenomen tot meer dan zeventig in deze tijd, terwijl de nieuwste in Luxemburg en Berlijn werden opgericht. Behalve de steeds weer terugkerende zone-, districts- en nationale vergaderingen, zijn de grote internationale vergaderingen begonnen met het in 1919 te Cedar Point gehouden congres, welke hun hoogtepunt bereikten in de in 1955 gehouden serie van dertien „Zegevierende Koninkrijks”-vergaderingen, waarop meer dan vierhonderd duizend mensen de openbare lezing „Wereldverovering nabij — door Gods koninkrijk” in negen talen hoorden uitspreken en waarop ruim dertienduizend personen werden gedoopt. De film „De Nieuwe-Wereldmaatschappij in actie,” welke sinds 1954 voor honderdduizenden over de gehele aarde gratis is vertoond, draait nog steeds en vertoont de in werking zijnde drukkerij van het Genootschap en het aan de gang zijn van een aantal internationale vergaderingen, in het bijzonder die welke in 1953 in het Yankee Stadion werd gehouden, waar een zichtbaar toehoordersaantal van 165.829 naar de openbare lezing luisterde.
8. Met betrekking tot het weergeven van geluid en het opleiden van predikers?
8 Er werden radiostations in gebruik genomen, waarvan het radiostation van het Genootschap, WBBR, sinds de ingebruikneming in 1924 nog steeds functioneert, terwijl het thans wordt aangevuld door gratis uitzendingen over commerciële radiostations. Gedurende vele jaren werden in een geluidsuitrusting voor het veld voorzien en werd die gebruikt, zoals luidsprekerwagens en draagbare grammofoons voor het afdraaien van opgenomen toespraken. Er werden nieuwe Bethelhuizen voor het onderbrengen van de werkers op de bijkantoren gebouwd, te beginnen met het in 1927 gebouwde nieuwe Bethelhuis te Brooklyn. In 1943 werd de zendingsschool, de Wachttoren Bijbelschool Gilead, geopend ten gevolge waarvan er in vele landen tientallen zendingshuizen zijn opgericht voor de daarvandaan uitgezonden zendelingen. In alle gemeenten van Jehovah’s getuigen zijn scholen voor de theocratische bediening ingesteld, en sedert 1943 is er voor deze scholen in een serie leerboeken voorzien, waarvan de laatste is getiteld „Qualified to Be Ministers.”
9. Met betrekking tot het bevorderen van de velddienstactiviteit en het verdedigen en wettelijke bevestigen er van, en hoevelen namen er onlangs als gevolg daarvan deel aan de velddienstactiviteit?
9 Er werd een maandelijks velddienstblad uitgegeven, hetwelk in 1922 bekendstond als het Bulletin doch dat nu de Informateur wordt genoemd; en deze bladen zijn aangevuld door brochures, waarvan de nieuwste Preaching Together in Unity is. De vroegere reizende predikers die als „pelgrims” bekendstonden, zijn sedert 1927 vervangen door hen die de velddienst bevorderen en die thans bekendstaan als districts- en zonedienaren. Ten einde al het onheil te bestrijden dat de vijanden op gezag der wet tegen de Koninkrijksbekendmaking hebben gesticht, heeft het Genootschap een wettelijke afdeling geopend, welke een moedige strijd heeft gevoerd om het recht, het goede nieuws van het Koninkrijk te prediken, zoals God bij monde van Christus heeft geboden, te verdedigen en wettelijk te bevestigen. In het midden van de week gehouden vergaderingen voor gebed, gezang en het afleggen van getuigenis, werden vervangen door praktische wekelijkse dienstvergaderingen. Als gevolg van alle voorgaande zegeningen zijn de enkele duizenden Koninkrijksverkondigers die in 1919 in het veld actief waren, toegenomen tot honderdduizenden in deze tijd, terwijl tegen het einde van augustus 1955 642.929 aan het getuigeniswerk in het veld deelnamen. Wat een tempelaanbidding!
10. Hoe heeft Jehovah dus de symbolische „verslinder” berispt en de symbolische wijnstok vruchtbaar gemaakt?
10 Wanneer wij op al deze geestelijke voorzieningen zien welke zijn getroffen voor hen die de geestelijke tienden brengen opdat er spijze zij in Jehovah’s huis, dan kunnen wij ten zeerste beseffen hoe hij de sluizen der hemelen heeft geopend en zoveel zegeningen over ons heeft uitgegoten dat er thans geen nooddruft meer bestaat. Jehovah’s getuigen zijn thans het volk dat op de oppervlakte der aarde geestelijk het best is voorzien. Hij heeft zijn profetie in vervulling doen gaan: ’En ik zal voor u den verslinder [de verslindende sprinkhaan, RS, marge] berispen, en hij zal de vrucht van uwen akker niet bederven; en de wijnstok zal niet onvruchtbaar zijn op het veld, zegt Jehovah der heirscharen’ (Mal. 3:11, Belg. PB). Het zaad dat wij hebben gezaaid, is beschermd geworden, zodat het kon groeien en tot rijpheid kon opgroeien, en het werd niet toegestaan dat de op sprinkhanen gelijkende verslindende vijanden met hun stroperspraktijken de vruchten verslonden, waardoor onze akkers niets zouden opbrengen. Onze verderfelijke vijanden zijn berispt, maar de akkers der christenheid zijn onder de voet gelopen door de plaag van de symbolische sprinkhanen, welke in Joël, hoofdstuk twee, was voorzegd. Wij leven in een gezegende oogsttijd. Onze wijnstok van Koninkrijksvreugde is niet verdord of in verval geraakt door plagen, wat tot gevolg zou hebben dat de zich ontwikkelende vruchten zouden afvallen of verschrompelen voordat onze vreugde des harten is verwezenlijkt. Onze verwachtingen zijn uitgekomen, meer nog, ze zijn overtroffen. Wij beschikken dus over geestelijk brood waarmede wij ons hart kunnen sterken, en over geestelijke wijn waarmede wij het kunnen verblijden, terwijl wij in Jehovah’s dienst voortgaan en de volledige herinnering van het feit dat wij ons geheel aan hem hebben opgedragen, geregeld in zijn voorraadkamer brengen.
11. In welk opzicht is de natie van het geestelijke Israël rijk en gelukkig, en woont ze in een land dat is gehuwd?
11 Hoewel destijds de tienden brengende natie Israël stoffelijk rijk zou zijn, is de natie van het geestelijke Israël, Jehovah’s gezalfde getuigen, in deze tijd geestelijk rijk. Zij beschikken over de aanwijzingen dat zij Gods gunst, zegen en bescherming ontvangen in weerwil van alle aanvallen der vijand. Te allen tijde hebben zij ze zegevierend doorstaan, ongeacht hoe verschrikkelijk en smartelijk hun aardse ondervindingen waren. Zij brengen de vruchten van Jehovah’s geest voort, liefde, vreugde, vrede, goedheid, geloof, enz., en zijn derhalve niet verdorven door de „werken van het vlees.” Zij zijn een reine organisatie waarin reine aanbidding wordt beoefend (Gal. 5:19-23). Zij bezitten een voldoening verschaffende bijbelse boodschap, een boodschap waardoor God wordt verheerlijkt en iemands honger en dorst naar geestelijke voeding wordt gestild. Zij zijn rijk daar zij Gods unieke heilige naam bezitten, en zij wonen in een theocratische, aardse toestand, een symbolisch „land” hetwelk de naam „Beulah” waardig is, want het is een land dat niet is verlaten, niet verstoken van bewoners, maar een land dat onscheidbaar is getrouwd door een zich niet verplaatsend overblijfsel. Jehovah’s voorzegging is dus bewaarheid: ’En alle volken zullen u gelukkig prijzen, omdat gij een land van welbehagen zijt, zegt Jehovah der heerscharen.’ — Mal. 3:12, NBG.
12. (a) Hoe hebben alle natiën het geestelijke Israël gelukkig en een „land van welbehagen” genoemd? (b) Hoe hebben zij gehandeld om zelf een aandeel te hebben aan deze geestelijke voorspoed en dit geestelijke geluk?
12 Dit is geschied in de ongelukkigste tijd welke de gehele menselijke geschiedenis heeft gekend, nu alle natiën sinds 1914 lijden onder het „begin van de smarten der ellende” en alle naweeën daarvan. Enkelingen in al deze ongelukkige natiën zijn tot het inzicht gekomen dat het overblijfsel van de geestelijke Israëlieten tot de organisatie behoort waarin Jehovah behagen schept, genaamd Hephziba, dat wil zeggen, „Mijn welbehagen is in haar”; en dat zij gelukkig zijn omdat hun God Jehovah is en dat zij een „land van welbehagen” zijn omdat hij een even groot behagen in hen schept als een bruidegom in zijn bruid (Ps. 33:12, NBG; Jes. 62:4, 5). Zulke enkelingen uit de natiën noemen het geestelijke overblijfsel gelukkig. Zelf naar geestelijke voorspoed en geestelijk geluk hunkerend, komen zij naar het „land van welbehagen.” Zij voegen zich bij het geestelijk voorspoedige overblijfsel. Zij gaan op naar de verheven berg van Jehovah’s huis, zij klimmen op naar zijn tempelhoven en aanbidden hem eveneens met geest en waarheid, zoals in Jesaja 2:2-4 stond voorzegd. Daar zij vernemen dat een voortdurende geestelijke voorspoed afhankelijk is van de handelingen die zij in gehoorzaamheid verrichten, brengen ook zij hun geestelijke tienden in Jehovah’s voorraadkamer van de tempel opdat er in zijn heilige huis voedsel zij voor de tempeldienaren. ’Want van den opgang der zon tot den ondergang toe zal mijn naam heerlijk zijn onder de volken, en aan alle plaatsen zal mijnen naam gewierookt en een rein spijsoffer geofferd worden; want mijn naam zal heerlijk zijn onder de volken, spreekt Jehovah Zebaôth . . . ik ben een groot Koning, spreekt Jehovah Zebaôth, en mijn naam is verschrikkelijk onder de volken.’ — Mal. 1:11, 14, Lu.
GESPAARD
13. Hoe hebben trotse wereldse mensen gesproken en gehandeld, maar hoe zijn al hun valse redeneringen onjuist gebleken?
13 Jehovah’s getuigen, die hem op getrouwe wijze op de proef hebben gesteld, zijn het gelukkigste volk op aarde en weten dat het niet nutteloos is Jehovah God te dienen. De trotse wereldlingen in de christenheid, waarvan de verworpen „boze slaaf”-klasse een deel is, zijn niet gelukkig; zij stellen geen geloof in Jehovah God zodat zij hem voor het verkrijgen van zijn zegen op de proef stellen. Tot hen zegt hij: „Vermetel zijn uw woorden over Mij, zegt de HERE. En dan zegt gij: Wat hebben wij dan onder elkander over U gesproken? Gij zegt: Nutteloos is het God te dienen; wat gewin geeft het, dat wij zijn geboden onderhouden en dat wij in rouw gaan voor het aangezicht van den HERE der heerscharen? En nu, wij prijzen de overmoedigen gelukkig; niet alleen worden zij gebouwd, terwijl zij goddeloosheid bedrijven, maar ook verzoeken zij God, en ontkomen” (Mal. 3:13-15, NBG). Zij hebben zich niet verheugd over het door Jehovah opgerichte koninkrijk maar zij hebben degenen die het aankondigen, tegengestaan. Zij zijn in de rouw gegaan voor het aangezicht van Jehovah der heerscharen, omdat zij de strijdvraag niet hebben ingezien en derhalve geen waardering konden hebben voor het voorrecht lijden te verduren wegens het staan aan Gods zijde in het grote geschil over de soevereiniteit in het universum. Zij ergeren zich omdat zij die goddeloosheid beramen, tijdelijk in stoffelijk en politiek opzicht voorspoed genieten op hun weg (Ps. 37:1, 7). In tegenstelling met Job nemen zij een materialistisch standpunt in en beschuldigen God van dwaasheid (Job 1:22, KJ). Zij hebben een vorm van godsvrucht maar loochenen de kracht er van. Zij denken dat zij in moeilijkheden zijn gekomen alhoewel zij God dienen, terwijl zij in werkelijkheid in moeilijkheden zijn geraakt omdat zij hebben nagelaten om op onzelfzuchtige wijze God van ganser harte te dienen, niet vormelijk voor zelfzuchtig gewin maar met de juiste achting, vrees en liefde. De overvloeiende zegen welke op Jehovah’s tienden brengende getuigen is uitgestort, weerlegt alle valse redeneringen van de misnoegde, ontrouwe en ongehoorzame religieaanhangers der christenheid.
14. Welk verschil wordt dus reeds, zoals was voorzegd, voor Armageddon duidelijk?
14 Ja, het verschil tussen hen die op trouweloze wijze God beroven, en het overblijfsel van de tienden brengers wordt reeds duidelijk voordat de oorlog van Armageddon, „de oorlog van de grote dag van God de Almachtige,” wordt gestreden (Openb. 16:14-16, NW). Zij hebben vol eerbied over Jehovah gesproken en hem niet gevloekt. „Zo spreken zij, die Jahweh vrezen, onder elkander. En Jahweh heeft er acht op geslagen en het gehoord. Daarom ligt er voor zijn aanschijn een gedenkboek, geschreven ten gunste van hen, die Jahweh vrezen, en zijn Naam in gedachtenis houden. Zij zullen mijn eigendom zijn: spreekt Jahweh der heirscharen; op de dag, dat Ik handelend optreed; Ik zal Mij hunner ontfermen [hen sparen, NBG], zoals een mens zich ontfermt over den zoon, die hem dient. Dan zult gij van inzicht veranderen, en het verschil zien tussen rechtvaardigen en goddelozen, tussen hem, die God dient, en hem, die Hem niet dient.” — Mal. 3:16-18, PC.
15. Wie hebben zich sinds 1931 bij het overblijfsel gevoegd in het spreken tot elkaar, en hoe zal het overblijfsel worden gespaard en de goddelozen worden ontmaskerd?
15 Ten einde onder elkander te spreken, is het overblijfsel, dat Jehovah vreest, geregeld bijeengekomen om de gedachten welke zij over zijn naam hadden, onder woorden te brengen. Sedert 1931 zijn zij voor wie Jehovah’s naam groot en verschrikkelijk onder natiën is geworden, gekomen en zijn eveneens met het overblijfsel bijeengekomen om van de heerlijkheid van Jehovah’s naam te spreken. Jehovah der heerscharen eist het overblijfsel op als zijn bezit, hetwelk uit alle natiën is genomen (1 Petr. 2:9, NW). De mensen van goede wil erkennen eveneens dat het tienden brengende overblijfsel Jehovah’s bezit is en daarom houden zij zich aan hen vast als Zijn uitverkoren volk, opdat zij met hen in de komende redding mogen delen. Zij kennen Jehovah’s beloften dat hij het overblijfsel zal sparen op de dag waarop hij handelend optreedt en zijn universele soevereiniteit zal rechtvaardigen door tot de overwinning toe de oorlog van Armageddon te strijden. In die oorlog zal hij hen gedenken en hen voor de vernietiging sparen, want zij staan in zijn gedenkboek opgetekend omdat zij hem vrezen en de gehele tiende in de voorraadkamer brengen. Gedurende die oorlog zal hij hen in het leven behouden en sparen met alle tederheid van een vader die een gehoorzame, eerbied betonende zoon die hem liefdevol dient, spaart. Door de redding van hen die Jehovah vrezen, en de vernietiging van hen die Jehovah verachten, zullen wij vervolgens nogmaals het verschil zien tussen hen die waarlijk God dienen overeenkomstig zijn geboden, en hen die hem niet dienen.
16. Hoe stellen ook de mensen van goede wil Jehovah op de proef, en met welke gezegende resultaten?
16 Laten alle mensen van goede wil uit alle natiën, met het oog op deze komende scheiding tussen de twee klassen, thans tezamen met het overblijfsel opgaan naar Jehovah’s huis en de geestelijke tienden met zich nemen. Schep aldus moed om aan zijn uitnodiging gehoor te geven en hem op de proef te stellen. Wanneer gij hem op deze wijze op de proef stelt, leidt het er toe dat gij thans overvloedig wordt gezegend en geestelijke voorspoed zult genieten. Het zal er toe leiden dat gij tezamen met het overblijfsel door de oorlog van Armageddon heen wordt gespaard ten einde u te verheugen in eeuwig leven in Jehovah’s nieuwe wereld terwijl er zowel stoffelijke als geestelijke voorspoed op aarde zal heersen.