-
Houd jij je woord?De Wachttoren 1972 | 1 maart
-
-
Wil je Gods goedkeuring hebben? Als je bemerkt dat je je woord gegeven hebt op „wat slecht is voor [je]zelf”, verander het dan niet door de overeenkomst niet na te komen. Dit betekent natuurlijk niet „slecht” in de zin van iets waarvan je later inziet dat het in strijd is met de beginselen van Gods Woord. Als je God namelijk hebt verteld dat je hem wilt dienen, komt je woord aan hem op de eerste plaats (Hand. 4:19, 20; 5:29). In zo’n geval zou je hem ontrouw zijn als je een afspraak om iets verkeerds te doen zou nakomen.
Je ouders kunnen evenzo bepaalde afspraken teniet doen die jij misschien hebt gemaakt, net zoals een vader of echtgenoot in het Israël uit de oudheid een belofte ongeldig kon maken die zijn dochter of vrouw had gedaan, als hij dit als gezinshoofd raadzaam achtte. — Num. 30:3-15.
Jezus wees personen in zijn tijd terecht die klaarblijkelijk de gewoonte hadden te zweren dit of dat te zullen doen en dergelijke eden gebruikten met betrekking tot allerlei onbelangrijke dingen. (Vergelijk Leviticus 5:4.) Jezus zei tot hen: „Zweert in het geheel niet . . . Laat uw woord Ja gewoon Ja betekenen, en uw Neen, Neen; want wat daar nog bij komt, is uit de goddeloze.” — Matth. 5:33-37.
Dit betekent dat wij niet volgens twee maatstaven te werk dienen te gaan. Het dient onze vaste gewoonte te zijn ons woord te houden en er dient geen gezworen eed van onze kant voor nodig te zijn om dit te garanderen. Niet dat zulk een gezworen eed verboden is als iemand het, of om extra zekerheid te willen hebben of uit twijfel, van ons verlangt. Wat ons echter betreft, ons woord dient met of zonder eed betrouwbaar, altijd te vertrouwen, te zijn. Is dat met jou het geval? Betekent jouw Ja altijd Ja? En als je „Neen” zegt, tonen je daden dan altijd aan dat je het meent?
Zeker, omdat je onvolmaakt bent, kun je jezelf soms wel eens tot te veel verbinden en bemerken dat je gezegd hebt iets te zullen doen waardoor het onmogelijk wordt een andere verbintenis die je reeds bent aangegaan, na te komen. Wat dan? Datgene wat je het eerst bent overeengekomen, dient in bijna alle gevallen van kracht te blijven. Je dient niet op grond van persoonlijke voorkeur te beslissen. Je dient dus nederig en attent genoeg te zijn om naar de betrokken persoon toe te gaan en uit te leggen waarom je je belofte niet kunt vervullen. Daardoor toon je althans dat je je oprecht bekommert om de betrouwbaarheid van je woord.
Als het belangrijk is de belofte die je aan andere mensen hebt gedaan, na te komen, hoeveel belangrijker is het dan wel niet je belofte aan God te houden! Als je je in oprecht berouw tot hem hebt gekeerd, misschien de stap van de doop hebt gedaan en hem daardoor gevraagd hebt zijn dienstknecht te mogen zijn, kom dan niet op je woord terug. Dat zou je je hoop op eeuwig leven kosten.
Als wij God liefhebben en oprecht trachten hem te behagen, zal hij ons helpen en ons de kracht geven ons woord te houden. Hij belooft die hulp, en hij houdt zijn woord. — Deut. 31:6; Ps. 27:9, 10; Hebr. 13:5.
-
-
Constantijn „de Grote”De Wachttoren 1972 | 1 maart
-
-
Constantijn „de Grote”
De Romeinse keizer Constantijn I, dikwijls Constantijn „de Grote” genoemd, maakte een vorm van het „christendom tot de staatsreligie van het Romeinse Rijk.
Commentaar gevend op deze keizer, staat er in het boek History of the Middle Ages: „Het is zeer de vraag of Constantijn ooit meer dan een ’politiek’ christen geweest is. Uit de terechtstelling — om niet over moord te spreken — van zijn eigen zoon en vrouw blijkt wel dat hij wat zijn persoonlijke leven aangaat, in het geheel niet door enige geestelijke invloed in het christendom geraakt was. Tot het einde van zijn leven was hij een heiden voor de heidenen en een bepaald soort christen voor de christenen. Hij heeft nooit met de traditie van de Romeinse religie gebroken.” — Blz. 26.
-