De vurig gekleurde draak
HET opvallendste beest onder de diverse die Johannes, zoals in het boek Openbaring staat opgetekend, zag, was „een grote vurig gekleurde draak, met zeven koppen en tien hoornen en op zijn koppen zeven diademen”. Het woord „draak” hier is een vertaling van het Griekse woord drakon, dat als een fabelachtig soort van slang wordt gedefinieerd. Het Nederlandse woord „draak” betekent een fabelachtige en monsterlijke, geschubde slang met op zijn kop een kam en met enorme klauwen. — Openb. 12:3, NW.
Wie is deze beestachtige draak? De profetie zelf vertelt ons: „De grote draak [werd] nedergeworpen, de oorspronkelijke slang, die Duivel en Satan wordt genoemd, die de gehele bewoonde aarde misleidt.” De apostel Petrus verwijst passend naar de draak Satan de Duivel als „een brullende leeuw, zoekende wien hij zal verslinden” (Openb. 12:9, NW; 1 Petr. 5:8). Zijn vurig rode kleur stelt symbolisch voor dat hij uiterst goddeloos is en bloed vergiet (Jes. 1:18; 63:1-3). Hij is inderdaad de „oorspronkelijke slang”, want hij is het die, door gebruik te maken van een slang als zijn spreekbuis, „met [zijn] sluwheid Eva verleidde”. — 2 Kor. 11:3.
In de Schrift is tien een symbool van volledigheid, terwijl hoornen macht afbeelden (Zach. 1:21). De tien hoornen van deze draak beelden daarom af dat hij als de machtige of „god van dit samenstel van dingen” volledige macht bezit. Zijn zeven met diademen gekroonde koppen duiden erop dat hij het hoofd is van de zeven demonenvorsten die over de zeven in de bijbelse profetieën genoemde wereldmachten zijn aangesteld: Egypte, Assyrië, Babylon, Medo-Perzië, Griekenland, Rome en de Anglo-Amerikaanse wereldmacht van deze tijd. Dat deze wereldmachten door demonenvorsten worden geleid, blijkt uit het feit dat dit met Perzië het geval was; zoals de bijbel vermeldt, belemmerde „de [demonen]vorst van het koninkrijk der Perzen” een van Gods engelenboodschappers in de tijd van Daniël. — 2 Kor. 4:4, NW; Dan. 10:13.
Van de draak wordt gezegd dat hij „een derde van de sterren des hemels” heeft neergehaald. In de Schrift wordt over engelen gesproken als over sterren, „morgensterren”. Dat de draak deze sterren heeft neergehaald, kan heel goed afbeelden dat hij erin is geslaagd een aantal getrouwe engelen uit Jehovah’s dienst te halen en hen ertoe te brengen demonen te worden. De uitdrukking „een derde” dienen wij echter niet letterlijk op te vatten, daar dit een uitdrukking is die zowel in het boek Openbaring als in de rest van de Schrift in algemene zin wordt gebruikt en een deel betekent. — Job 38:7; Zach. 13:8, 9; Openb. 8:7-9; 9:15.
Deze draak wordt afgebeeld als wachtend op het baren van een manlijk kind door Gods hemelse, op een vrouw gelijkende organisatie, opdat hij het zal kunnen verslinden. Dit manlijke kind is een symbool dat Gods koninkrijk voorstelt met zijn Zoon Jezus Christus als Koning, wat blijkt uit het feit dat het „alle heidenen zal hoeden met een ijzeren staf” (Openb. 12:5). Deze profetie doet ons denken aan de woorden die Jehovah God in Psalm 2:7-9 tot zijn Zoon richtte: „Mijn zoon zijt gij . . . Vraag Mij en Ik zal volken geven tot uw erfdeel . . . Gij zult hen verpletteren met een ijzeren knots.” Er is geen twijfel aan of Satan de Duivel tegen Gods koninkrijk gekant is, noch of hij oorlog voert tegen Gods getrouwe dienstknechten zoals in Openbaring 12:17 wordt opgemerkt.
Wat de tijd van de vervulling van de in Openbaring hoofdstuk twaalf opgetekende gebeurtenissen betreft, de woorden die in dit verband staan vermeld, geven ons de sleutel: „De volkeren waren toornig geworden, maar uw toorn is gekomen.” Wanneer zijn de volken als nooit tevoren toornig geworden? Dat was beslist in 1914. Dat jaar geeft daarom de tijd aan waarin deze gebeurtenissen zouden gaan plaatsvinden. — Openb. 11:18.
Mocht iemand zich erover verbazen dat Satan de Duivel toegang tot de hemel had, dan is het goed op te merken dat in Job 1:6 en 2:1 over Satan staat geschreven dat hij te zamen met de engelenzonen van God in de hemel verscheen. Ook door Jezus’ modelgebed wordt niet tegengesproken dat Satan soms in de hemel is geweest. Waarom niet? Omdat Jezus ons niet zei te bidden of Gods wil op aarde mocht geschieden zoals deze destijds in de hemel geschiedde, maar veeleer of Gods wil zowel in de hemel als op aarde mocht geschieden: „Uw wil geschiede, gelijk in den hemel alzo ook op de aarde.” — Matth. 6:10.
Deze vurig gekleurde draak, die nu uit de hemel is geworpen, heeft „grote toorn, wetend dat hij een korte tijd heeft”. Tijdens de snel naderbij komende strijd van Armageddon zal hij voor duizend jaar in de afgrond worden geworpen. Daarna zal hij een korte tijd worden losgelaten om de mensheid op de proef te stellen, waarna hij de eeuwige vernietiging in de poel van vuur, de tweede dood, zal ondergaan. — Openb. 12:12; 16:14, 16, NW; 20:1-3, 7-10; 21:8.