Vragen van lezers
● Is er enige manier waarop de geslachtsdaad tussen man en vrouw beoefend zou kunnen worden die in Jehovah’s ogen onrein zou zijn?
De copulatie, de natuurlijke wijze waarop de door onze Schepper ingestelde seksuele verbintenis door man en vrouw ten uitvoer wordt gebracht, is vanzelfsprekend in geen enkel opzicht onrein. De geslachtsvereniging stelt personen die in de echt zijn verbonden in de gelegenheid diepe liefde en genegenheid voor elkaar tot uiting te brengen. Dat dit niet alleen het middel is om zich voort te planten maar het ook een middel om hartstocht te matigen en een bron van bevrediging en verrukking vormt, is niet in strijd met Gods Woord. Wat echter precies aanvaardbaar is als teken van genegenheid is een aangelegenheid die ieder gehuwd paar zelf moet overdenken. — Gen. 1:28; 1 Kor. 7:9; Spr. 5:15-19.
Niettegenstaande dat zullen christenen zelfs bij die intieme verhoudingen in het leven bijbelse beginselen toepassen. Zij beseffen dat, net als in andere aangelegenheden van het leven, ook in dit geval de vrucht van Gods geest aangekweekt en tentoongespreid moet worden, en hierbij is zelfbeheersing inbegrepen (Gal. 5:22, 23). Een christen zal zijn hartstocht daarom niet onbeperkt de vrije teugel laten. Hij zal beseffen dat de autoriteit over het lichaam van de huwelijkspartner niet inhoudt dat een gehuwd iemand zich aan praktijken mag overgeven die zowel kwellend voor de huwelijkspartner als onrein in Gods ogen zijn (1 Kor. 7:3-5). De autoriteit over het lichaam van een huwelijkspartner wordt door schriftuurlijke beginselen beperkt en christenen die in de echt zijn verbonden, zullen deze dus trachten toe te passen en er op die manier samen aan werken elkaar waar geluk te schenken (Ef. 5:25-33; 1 Petr. 3:7-9). Tot hun geestelijke welzijn en zeer tot hun voordeel zullen zij de woorden van Christus in Matthéüs 7:12 in gedachten houden en toepassen: „Alles nu wat gij wilt, dat u de mensen doen, doet gij hun ook aldus.”
Er bestaan bepaalde organen, manlijke en vrouwelijke, voor de geslachtsgemeenschap. Het doel waarvoor ze bestemd zijn en het juiste gebruik ervan zijn overduidelijk. Slechts op deze gepaste en door God vastgestelde wijze dienen deze organen gebruikt te worden. Afwijkingen van het juiste en natuurlijke gebruik van deze organen om de zucht naar onnatuurlijke intimiteiten met de geslachtsorganen te bevredigen of dierlijke hartstochten op te wekken, zijn onrein. Ze zijn onterend, zoals uit Romeinen 1:21-32 blijkt. Zoiets is pervers en ongezond. Dergelijke daden zijn in werkelijkheid een verafgoding van de geslachtsorganen, en vormen geen middel om het huwelijk meer waardigheid te verlenen. Evenmin wordt het huwelijksbed erdoor in ere gehouden (Hebr. 13:4). Een christen zal beslist een dergelijke onreinheid van het vlees, een van de werken van het vlees, vermijden en geen deel aan een dergelijke perversie willen hebben. — Gal. 5:19.
In deze aangelegenheden dienen opgedragen christenen hun eigen lading verantwoordelijkheid te dragen. Wanneer zij de uitnemende raad die de bijbel over deze dingen verschaft, hebben gelezen en in zich opgenomen, is het aan ieder individueel echtpaar om dergelijke goddelijke beginselen redelijk en liefdevol in hun leven in praktijk te brengen. — Gal. 6:5.
Indien een opgedragen echtpaar een daad begaat die in moreel opzicht verkeerd is maar niet onder overspel of hoererij gerangschikt kan worden en daarom tussen hen blijft, zodat het strikt genomen een persoonlijke zaak is die niemand in de gemeente of in de wereld ter ore zal komen tenzij de betrokken personen zelf er ruchtbaarheid aan geven, wat dienen zij dan te doen? Het is iets wat zij in gebed aan God dienen voor te leggen. Indien God ziet dat zij de onbetamelijkheid van datgene wat zij onder elkaar hebben gedaan, beseffen en dat zij ontmoedigd en zeer verdrietig zijn en deze daad nooit willen herhalen, dan is hun belijdenis ervan aan hem en het gebed om vergeving door bemiddeling van Jezus Christus voldoende. Indien men wegens de menselijke zwakheid echter met dit misbruiken zou doorgaan en een van de huwelijkspartners de slechte gevolgen van deze misstand zou ondervinden, zich erdoor bezwaard zou gaan voelen en niet in staat zou zijn hierin enige verandering aan te brengen door het aanhoudende wangedrag van de zijde van de huwelijkspartner, wat dan? In de eerste plaats dient men persoonlijk te trachten een oplossing voor het probleem te vinden. Indien alle pogingen daartoe echter falen, zou de partner die zich bezwaard voelt, een beroep kunnen doen op het comité van de christelijke gemeente. Het zou in dat geval juist zijn indien het comité de huwelijkspartner die in overtreding is, terechtwees. Het comité kan aanbieden hulp te verlenen in de vorm van het gebed en raadgevingen, om het paar te helpen deze zwakheid te boven te komen en hun persoonlijke huwelijksaangelegenheden zo te regelen dat hun huwelijksverhouding gelukkig blijft zonder de minst mogelijke afleiding opdat zij de belangen van Gods volmaakte regering op een betere wijze kunnen dienen. — Jak. 5:13-16.
Dat het geen geringe gevolgen zal hebben wanneer men datgene wat schriftuurlijk en normaal is met betrekking tot de huwelijksverhouding geweld aandoet, is boven alle twijfel verheven. Het is voor personen die rechtvaardigheid liefhebben van groot belang om in deze intieme aangelegenheden op godvruchtige wijze te handelen. Wanneer personen die in de echt verbonden zijn, daden bedrijven die in moreel opzicht verkeerd zijn, kunnen de gevolgen inderdaad verstrekkend zijn. In de allereerste plaats dienen zij te beseffen dat zij de Schepper, Jehovah God, mishagen. Daardoor kan ook hun verhouding tot anderen beïnvloed worden, want er is iets verkeerd in hun leven. Dat weten zij en daardoor kan het zijn dat zij zich onwaardig voelen om verder nog een aandeel te hebben aan de prediking van het goede nieuws van het Koninkrijk. In plaats dat zij een gelukkige indruk maken, worden zij soms gemelijk en in zichzelf gekeerd. Het is duidelijk dat er iets gedaan moet worden willen zij weer geluk en tevredenheid uit hun onderlinge verhouding en uit hun verhouding tot hun medechristenen en de Almachtige God putten.
Indien dergelijke verkeerde praktijken een gewoonte zijn geworden, zullen er tijd, gebeden tot God en ernstige krachtsinspanningen voor nodig zijn om de zaak weer in het reine te brengen. Maatregelen ter verbetering dienen in de geest te beginnen. Wanneer er zinnelijke en onjuiste gedachten in de geest opkomen, zal de oprechte christen er baat bij hebben als hij zich de woorden van Paulus in Filippenzen 4:8 te binnen brengt: „Voorts, broeders, al wat waar, al wat waardig, al wat rechtvaardig is, al wat rein, al wat beminnelijk, al wat welluidend is, al wat deugd heet en lof verdient, bedenkt dat.”
De gehuwde christen dient bij zijn strijd tegen immorele verlangens te beseffen dat de dingen die hij in zijn geest opneemt, een grote invloed op hem zullen uitoefenen. Hij dient selectief te zijn met betrekking tot films, toneelstukken, lectuur en andere soorten van ontspanning. Evenals ongehuwde personen in dit opzicht op hun tellen moeten passen opdat zij niet tot immoraliteit vervallen, moeten gehuwde christenen dit doen. Indien zij hun geest zouden vullen met immorele of perverse denkbeelden, zouden deze hun uitwerking op hun intieme aangelegenheden niet missen, dit tot hun eigen verdorvenheid en geestelijke ontaarding.
Indien de verkeerde verlangens en ongepaste gewoonten diep geworteld zijn, zullen sommigen die trachten hun aangelegenheden in het reine te brengen om God te behagen, ontdekken dat zij weer struikelen voordat zij in staat zijn hun slechte gewoonte met Gods hulp te overwinnen. Zij dienen zich echter niet te laten ontmoedigen en het niet op te geven. Zulke personen dienen naar Jehovah God te blijven opzien en zich om vergeving en reiniging, om de nodige hulp en kracht, tot hem te wenden. God is niet ver verwijderd van degenen die hem zoeken, en dergelijke personen kunnen er verzekerd van zijn dat zij met zijn bijstand deze grillige neigingen kunnen overwinnen en over zulke slechte gewoonten of een gedragslijn die in moreel opzicht verkeerd is, kunnen zegevieren. — Fil. 4:13.