Vermijd schande door studie
IN EEN populaire fabel wordt ons verteld over een ezel die er vurig naar verlangde zoals de verscheurende leeuw te zijn die er op los kon rennen en geweldig kon brullen en mensen in paniek kon verstrooien. Op zekere dag vond deze ezel een leeuwenhuid. Hij zag zijn kans schoon. Hij omhulde zich er mede en stormde op een groep mensen los. Zij werden op een alleszins bevredigende wijze uiteengedreven, en in zijn overmoed vergat de ezel zich en dacht dat hij als een leeuw zou brullen. Maar hij balkte slechts als een ezel. De komedie was voorbij. De mensen kenden hem en keerden terug en gaven hem een flink pak slaag.
In Spreuken 17:28 wordt verklaard: „Een dwaas zelfs, die zwijgt, zal wijs geacht worden, en die zijn lippen toesluit, verstandig.” In Spreuken 18:6 (NBG) staat: „De lippen van den dwaas brengen twist voort, en zijn mond roept om slagen.” De ezel zag er uit als een leeuw en zolang hij zich rustig hield, kon hij de mensen voor de gek houden, maar toen hij zijn bek opendeed, verried hij zijn ware identiteit. Zijn ezelachtige tong bezorgde hem een pak slaag.
Zo is het ook met velen die beweren dienaren van God te zijn. Zij kleden zich voor hun rol. Voor uiterlijk vertoon kleden velen zich op overdreven wijze voor hun rol, ten einde te trachten voor hun veronderstelde vroomheid reclame te maken. Zij zijn gelijk de schriftgeleerden en Farizeeërs die door Jezus werden beschreven: „Alle werken die zij doen, doen zij om door mensen gezien te worden; want zij maken de kokers met schriftuurplaatsen die zij als beschermers dragen, breed, en de zomen van hun gewaden groot” (Matth. 23:5, NW). Indien zij zich rustig hielden en er tevreden mee waren zich voor de rol van bedienaren te kleden en een houding als zodanig aan te nemen, dan zouden zij misschien zelfs goed ingelichte personen nog kunnen bedriegen door hen te laten denken dat zij vertegenwoordigers van de leeuw van de stam van Juda waren. In plaats daarvan openen zij hun mond en balken oude heidense leerstellingen en geloofsbelijdenissen, of moderne philosophie en politiek, en stellen zichzelf als bedriegers aan de kaak en halen zich de slagen van Gods Woord over het hoofd. — Jer. 23:25-32.
Dezen die zich uitgaven voor dienaren van God, verwerpen zijn zuivere Woord, doch trachten in hun wereldwijze redeneringen zijn Woord te verdraaien en te vervormen ten einde hun leugens te ondersteunen. Over dezulken zegt Jehovah: „Mijn volk weet het recht des HEREN niet. Hoe zegt gij dan: Wij zijn wijs en de wet des HEREN is bij ons! Ziet, waarlijk tevergeefs werkt de valse pen der schriftgeleerden. De wijzen zijn beschaamd, verschrikt en gevangen; ziet, zij hebben des HEREN woord verworpen, wat wijsheid zouden zij dan hebben?” (Jer. 8:7-9). Hun onschriftuurlijke uitspraken doen hen steeds meer in aanmerking komen slagen uit Gods Woord te ontvangen, en naargelang hun ontmaskering voortgaat, zal hun schande toenemen: „Te dien dage zullen de profeten te schande worden, een iegelijk vanwege het profetisch gezicht dat hij ontving; en zij zullen het haren kleed [het kleed van een profeet niet aantrekken om te liegen, maar zij zullen zeggen: Ik ben geen profeet, ik ben een landman; van mijne jeugd aan heb ik akkerland gehad.” — Zach. 13:4, 5, OB.
Wat een ommekeer! Thans zoeken zij een vermomming ten einde hun vroegere aanmatiging bedienaars te zijn, te verbergen! Evenmin als twee verkeerde dingen iets tot iets goeds maken, vormen twee vermommingen een juiste identiteit. Eerst geven zij voor dienaren van God te zijn, vervolgens beweren zij landbouwers te zijn, terwijl zij in beide gevallen dienaren van Satan zijn. Er bestaat geen reden om verbaasd te zijn. „Satan zelf blijft zich in een engel des lichts veranderen. Het is daarom niets groots wanneer ook zijn dienaren zich in dienaren der rechtvaardigheid blijven veranderen” (2 Kor. 11:14, 15, NW). Maar wanneer zij in deze misleiding falen, doen zij een andere vermomming voor, in plaats van hun bedrog te erkennen.
Indien zij Gods Woord in oprechtheid hadden bestudeerd, dan zouden zij op een wijze hebben kunnen spreken die hun beweringen bedienaren te zijn, waar had doen blijken te zijn. Het feit dat zij in gebreke zijn gebleven in een geest van zachtmoedigheid en nederigheid te studeren, heeft hen te schande gemaakt. Het dient voor ware bedienaren een aanschouwelijke les te zijn. Het dient hun de noodzakelijkheid te doen beseffen ijverig studie van Gods Woord te maken. Wanneer u zich bewapent met „het zwaard des geestes”, dat wil zeggen, Gods woord, en op de straten en van deur tot deur en in de huizen der mensen gaat, terwijl u het evangelie predikt zoals Jezus het heeft gedaan, dan lijkt u op een volgeling van hem, een dienaar van God (Ef. 6:17, NW). Vervolgens stellen de mensen u vragen over de Bijbel. U kunt niet langer alleen maar een bedienaar lijken. U moet uw mond openen en spreken. Zullen uw woorden u als een bedrieger aan de kaak stellen, of zullen ze u bevestigen als een goed onderlegde dienaar van Jehovah? Wilt u gelijk de ezel in de leeuwenhuid zijn, of gelijk de geestelijke wolven in schaapsklederen? Dit zal het geval zijn indien u niet hebt gestudeerd om te antwoorden. — Matth. 7:15.
Maar indien u hebt gedaan wat Jehovah God u heeft gezegd, dan weet u hoe u moet antwoorden en schande moet vermijden. „De rechtvaardige mens studeert wat hij zal antwoorden.” Doe dit, „opdat gij weet hoe gij een ieder een antwoord behoort te geven.” U zult „altijd gereed [zijn] u te verdedigen voor een ieder die van u een reden eist voor de hoop die in u is”. Zonder schande zult u in staat zijn de waarheid op bedreven wijze te dienen en uw bediening ten uitvoer te brengen, zelfs in een tijd waarin het volk er de voorkeur aan geeft hun oren te laten strelen door lege woorden en ongezonde onderwijzingen: „Doe uw uiterste best om u goedgekeurd aan God te vertonen, een werkman die niets heeft waarover hij zich behoeft te schamen, terwijl gij het woord der waarheid goed hanteert. Maar schuw lege woorden die dat wat heilig is, ontwijden; want zij zullen tot nog meer goddeloosheid voortgaan. Want er zal een tijd komen wanneer zij de gezonde leer niet zullen verdragen, maar, in overeenstemming met hun eigen begeerten zullen zij voor zichzelf leraars bijeenbrengen om hun oren te laten strelen, en zij zullen hun oren van de waarheid afwenden, aangezien zij afgewend zullen worden tot valse verhalen. U, echter, bewaar in alle dingen uw evenwicht, lijd kwaad, verricht zendingswerk, volbreng uw bediening nauwgezet.” — Spr. 15:28, Een Amer. Vert.; Kol. 4:6; 1 Petr. 3:15; 2 Tim. 2:15, 16; 4:3-5, NW.
Laten de geestelijken van de Christenheid zich, tot hun uiteindelijke schande, maar toeleggen op het bestuderen van de dwaze wijsheid van deze wereld (1 Kor. 3:19). „Gaat gij, echter,” evenals de jonge Timotheüs, „voort in de dingen die gij hebt geleerd en tot het geloof waarvan gij wordt overtuigd, wetend van welke personen gij ze hebt geleerd en dat gij van kindsbeen af de heilige geschriften hebt gekend die u wijs kunnen maken tot redding door het geloof in verband met Christus Jezus. De gehele Schrift is door God geïnspireerd en heilzaam om te onderwijzen, terecht te wijzen, dingen in orde te brengen en streng te onderrichten in rechtvaardigheid, opdat de mens Gods volledig bekwaam zij, volledig toegerust tot ieder goed werk” (2 Tim. 3:14-17, NW). Dan kunt gij er als een ware vertegenwoordiger van Christus, de Leeuw van de stam van Juda, uitzien en dit door uw woorden doen blijken, in plaats dat gij door ezelachtig gebalk als een bedrieger aan de kaak wordt gesteld.