-
Brief van het bijkantoorKoninkrijksdienst 1977 | mei
-
-
Brief van het bijkantoor
Geliefde Koninkrijksverkondigers,
In deze „tijd van het einde” valt het te verwachten dat de tegenstand tegen de Koninkrijksboodschap en de bekendmakers ervan zal toenemen. Dit is in overeenstemming met Jezus’ profetie dat „de mensen de handen aan u [zullen] slaan en u [zullen] vervolgen” en dat „gij . . . om mijn naam voorwerpen van haat [zult] zijn voor alle mensen”. Dit alles, zo zei Jezus, „zal voor u uitlopen op een getuigenis”. — Luk. 21:12-19.
Met het oog op Jezus’ woorden is het niet verwonderlijk dat het christelijke werk van Jehovah’s Getuigen nu in meer dan veertig landen aan banden is gelegd. En de lijst wordt steeds langer. In april 1976 was het Benin. Vervolgens werd in augustus een zelfde gedragslijn gevolgd door Argentinië en de Centraal-Afrikaanse Republiek. Op 23 december verbood Indonesië het werk van Jehovah’s Getuigen. De protestantse afdeling van het ministerie van religie aldaar heeft hier, met steun van de plaatselijke geestelijkheid in verschillende gebieden, lang voor geageerd. In januari 1977 vaardigde Congo een verbodsbepaling uit.
Onze broeders in al deze landen, en ook elders, zijn zeer moedig onder deze acties en blijven al het mogelijke doen om getuigenis omtrent het Koninkrijk te geven. Het is goed om voor hen te bidden. Nu de vijandelijke strijdkrachten over de gehele aarde zich steeds meer gereedmaken voor de aanval, kunnen wij allen moed vatten uit Jezus’ belofte: „Als nu deze dingen beginnen te geschieden, richt u dan rechtop en heft uw hoofd omhoog, omdat uw bevrijding nabijkomt.” — Luk. 21:28.
Zoals in Matthéüs hoofdstuk tien opgetekend staat, gaf Jezus ook aanmoedigende raad aan degenen die het hoofd moeten bieden aan tegenstand. Of die tegenstand nu komt van de zijde van familie of vrienden, van mensen in het gebied of van regeringswege, wij willen ons loyaal betonen aan Jehovah en zijn koninkrijk, en getrouw volharden in ons voorrecht Hem te vertegenwoordigen.
Jullie broeders op het
BIJKANTOOR IN AMSTERDAM
-
-
Waarheidszaad uitstrooienKoninkrijksdienst 1977 | mei
-
-
Waarheidszaad uitstrooien
1 Jezus zat bij een bron in Samaria op de terugkeer van zijn discipelen te wachten, die voedsel waren gaan kopen. Hij was moe en dorstig maar nog altijd bereid om een voor die omstandigheden passend getuigenis te geven. Lees zelf maar eens hoe het gesprek verliep, zoals dit in Johannes 4:7-15 opgetekend staat.
2 Neem jij eveneens gunstige gelegenheden te baat om getuigenis te geven, waarbij je het gesprek dan op precies zo’n natuurlijke maar interessante wijze aanknoopt door in te haken op voor de hand liggende dingen? Als je erop bedacht bent, zul je iedere dag vele gelegenheden vinden om dit te doen.
3 Wat zijn enkele situaties waarvan Jezus en zijn discipelen gebruik maakten om getuigenis te geven — niet slechts als zij naar de huizen van de mensen gingen, doch wanneer maar ook de gelegenheid daartoe zich voordeed? Op een keer toen Jezus „verder ging”, sprak hij met Matthéüs, „die bij het belastingkantoor zat”. Een andere keer had hij door enkele korenvelden gelopen toen hij de gelegenheid aangreep om met de Farizeeën te spreken. Later sprak hij met een schare die bij de zee vergaderd was. Bij vele gelegenheden en op verscheidene plaatsen gaf Jezus voor de vuist weg getuigenis. Hij sprak zowel tot vreemdelingen als tot personen die hij kende. — Matth. 9:9; 12:1-4; 13:1-4.
4 Paulus maakte het tot een onderdeel van zijn dienst om op de marktplaats in Athene met degenen te spreken „die daar toevallig waren” (Hand. 17:17). Hij trok profijt van iedere omstandigheid om over Jehovah te spreken, zelfs ’s avonds laat toen hij uit de gevangenis bevrijd was, en later, toen hij onder huisarrest stond, aan allen die hem kwamen opzoeken. — Hand. 16:25-34; 28:30, 31.
5 Trekken wij eveneens, profijt van gelegenheden om getuigenis te geven of wachten we daarmee tot we „in de dienst” zijn of spreken we slechts over de waarheid wanneer we „in ons gebied” van huis tot huis gaan? Hoe lonend is het ook te zoeken naar mogelijkheden om getuigenis te geven, in de wetenschap dat het veld de wereld is en dat wij wellicht nooit een betere gelegenheid zullen krijgen om met bepaalde personen te spreken! Wij beschikken beslist over bijbelse precedenten om zulk een informeel getuigenis te geven.
6 Hoewel deze vorm van dienst misschien geen „formeel getuigenis geven” is, in die zin dat wij geen specifieke plannen hebben gemaakt om met bepaalde personen te spreken, kan het niettemin heel goed een vorm van getuigenis geven zijn waarop wij ons toch enigszins voorbereid hebben door over mogelijk geschikte onderwerpen voor een gesprek na te denken, of door lectuur mee te nemen, in de hoop dat wij iemand vinden die er wellicht prijs op stelt. Als je ooit hebt meegemaakt dat je geen lectuur bij je had toen je iemand ontmoette die belangstelling toonde, begrijp je beslist hoe wijs het is op dergelijke mogelijkheden voorbereid te zijn als je je dagelijkse bezigheden behartigt of op reis bent.
7 Het is niet nodig te proberen met iedere persoon een lang gesprek te voeren. Je wil misschien liever kort zijn en niet meer dan één zin tegelijk zeggen om te zien wat de persoon antwoordt en of hij belangstelling toont. Dat is hetgeen Jezus deed (Joh. 4:7-26). Toont men geen belangstelling, dan verkies je wellicht het gesprek niet voort te zetten. Of je nu op school bent of op je werk, of je nu thuis bent of boodschappen doet, of je nu met vrienden, familieleden of vreemden samen bent, je zult vele mogelijkheden vinden om op een wijze die de belangstelling wekt, te spreken over hetgeen je geleerd hebt. Vergeet niet de aldus bestede tijd ook op je velddienstrapport te vermelden.
8 Wanneer wij informeel getuigenis geven, wordt het aantal personen tot wie wij bevoorrecht zijn te prediken, ten zeerste vergroot, en dit kan betekenen dat wij tot velen kunnen spreken die niet geregeld met de Koninkrijksboodschap bereikt worden. Evenals een boer zijn zaad op de grond uitstrooit, willen ook wij graag waarheidszaadjes uitstrooien. — Pred. 11:6.
-
-
Help anderen op de weg naar het levenKoninkrijksdienst 1977 | mei
-
-
Help anderen op de weg naar het leven
1 Hoewel het leven onder de huidige omstandigheden voor veel mensen heel wat problemen brengt, is de mens toch ten zeerste gehecht aan zijn leven. De kringloop van geboorte, ziekte of ouderdom en ten slotte de dood mag dan over het algemeen wel als iets normaals worden beschouwd, toch blijft de mens deze droevige dingen een raadsel vinden. Hoe bevoorrecht zijn wij dat wij over iets beschikken dat mensen kan helpen de uitweg te zien en hun voeten stevig op de weg van het „werkelijke leven” te plaatsen. — 1 Tim. 6:19.
2 De maand mei is speciaal opzij gezet om een poging te doen ons hele gebied met het boek Is dit leven alles wat er is? te bewerken. Aangezien onze velddienst zich in de eerste plaats richt op het opwekken van belangstelling voor de bijbel zullen wij ons erop willen toeleggen de bijbel in onze aanbieding te gebruiken. Jezus zei tot de Samaritaanse vrouw bij de bron van Sichar dat het water dat hij zou geven in iemand een bron van water zal worden dat opborrelt om eeuwig leven te schenken (Joh. 4:14). Ook wij kunnen dit waarheidswater in overvloed geven door, indien mogelijk, iets uit de Griekse Geschriften voor te lezen (Joh. 6:35; 14:6; 17:3; Openb. 21:4). De aanbieding van het boek kan hier logisch op aansluiten — zie bijv. hfdst. 3, 16, 17, 18, 19, 21.
3 Is het voldoende slechts een goed gesprek te hebben of lectuur te verspreiden? Wij willen in gedachten houden dat Jezus heeft gezegd dat wij, ten einde eeuwig leven te ontvangen, zowel hem als zijn Vader moeten leren kennen (Joh. 17:3) Hiervoor zijn onverdroten inspanningen nodig en moeten wij op geregelde in basis over Gods voornemen spreken. In deze Koninkrijksdienst wordt in de nieuwe rubriek „Onderwerpen voor gesprekken in de velddienst” gewezen op de noodzaak mensen te helpen de bijbel te begrijpen. Wanneer je daarom bij je eerste bezoek niet direct een bijbelstudie kunt oprichten, bereid hier dan toch de weg voor door te proberen een vaste afspraak te maken om nog eens terug te komen. Help anderen op de weg naar het leven.
4 Om anderen werkelijk te helpen, moet er van binnenuit een verlangen bij ons aanwezig zijn iets van onze tijd te geven. Waarom zouden wij onze persoonlijke omstandigheden niet nog eens beschouwen
-