Nathánaël — Een apostel?
TOT de vele bijzondere inlichtingen die Johannes voor ons in zijn evangelie heeft opgetekend, behoren zijn verwijzingen naar Nathánaël. Geen van de andere evangelieschrijvers, die de synoptici worden genoemd, maken melding van deze naam; toch treedt hij in Johannes, hoofdstuk één, op de voorgrond en in hoofdstuk eenentwintig wordt gezegd dat hij zich te zamen met de apostelen van Jezus aan de oever van de zee van Tibérias of het meer van Galiléa bevond. Wie was deze Nathánaël?
Johannes introduceert Nathánaël in het allereerste begin van Jezus’ bediening, vlak nadat Jezus Filippus had geroepen om zijn volgeling te zijn: „Philippus nu was uit Bethsáïda, de stad van Andréas en Petrus. Philippus vond Nathánaël”; klaarblijkelijk was hij onmiddellijk zijn speciale vriend gaan opzoeken om hem deelgenoot te maken van het goede nieuws: „Wij hebben Hem gevonden, van wien Mozes in de wet geschreven heeft en de profeten, Jezus, den zoon van Jozef, uit Nazareth. En Nathánaël zeide tot hem: Kan uit Nazareth iets goeds komen? Philippus zeide tot hem: Kom en zie.”
Het schijnt dat Jezus Nathánaël het eerst herkende en hij zegt tot hem: „Zie, waarlijk een Israëliet, in wien geen bedrog is!” Nathánaël was verbaasd over deze begroeting en zei: „Van waar kent Gij mij? Jezus antwoordde en zeide tot hem: Eer Philippus u riep, zag Ik u onder den vijgeboom. Nathánaël antwoordde Hem: Rabbi, Gij zijt de Zoon van God, Gij zijt de Koning van Israël! Jezus antwoordde en zeide tot hem: Omdat Ik tot u gezegd heb: Ik zag u onder den vijgeboom, gelooft gij? Gij zult grotere dingen zien dan deze.” — Joh. 1:44-51.
Nathánaël moet wel een voortreffelijke Israëliet zijn geweest, wilde Jezus zich op die manier tot hem richten. Dat hij goed thuis was in de Schrift blijkt ook uit Filippus’ opmerking tegen hem.
Nathánaël is het meest bekend om zijn vraag: „Kan uit Nazareth iets goeds komen?” Uiteindelijk kan hij geredeneerd hebben dat de stad Nazareth niet in zijn Schrift werd genoemd. Hij was echter onbevooroordeeld, wat blijkt uit zijn bereidheid om te ’komen en te zien’. En toen Nathánaël het zelf gezien en gehoord had, beleed hij onmiddellijk: „Rabbi, Gij zijt de Zoon van God, Gij zijt de Koning van Israël!” — ongetwijfeld was hij daarin een van de eersten.
Het is opmerkenswaardig dat, wanneer Johannes vertelt wie er op een ochtend na de opstanding bij Jezus aan de oever van de zee van Tibérias waren, hij alleen Nathánaël noemt te midden van vier anderen die apostelen zijn, en hij voegt eraan toe dat Nathánaël „van Kana in Galiléa” was. Uit Galiléa waren elf van Jezus’ apostelen afkomstig, en houd in gedachten dat juist in het begin van zijn bediening, toen Jezus degenen riep die zijn apostelen werden, hij Nathánaël ontmoette. — Joh. 21:2.
Indien Nathánaël inderdaad een apostel is geweest, onder welke naam vermelden de andere evangelieschrijvers hem dan, want zij noemen geen Nathánaël? Alle aanwijzingen duiden op Bartholoméüs — een mening die vele vooraanstaande bijbelse naslagwerken delen. Waarom? Uit het verslag van Johannes blijkt dat Filippus en Nathánaël zeer goede vrienden waren, en het is veelzeggend dat de andere evangelieschrijvers Filippus en Bartholoméüs altijd naast elkaar plaatsen wanneer zij de twaalf opnoemen. Bovendien merken wij op dat net zomin als zíj Nathánaël noemen, Johannes Bartholoméüs noemt. — Matth. 10:3; Mark. 3:18; Luk. 6:14.
Welke verklaring is er dan voor die twee namen, Nathánaël en Bartholoméüs? Nathánaël is klaarblijkelijk zijn eigennaam, de naam die hem door zijn ouders is gegeven, terwijl Bartholoméüs de naam is waarbij hij meestal werd genoemd. Waarom? Omdat Bartholoméüs letterlijk „zoon van Tholmai” betekent. Dit is in overeenstemming met de manier waarop Jezus Petrus bij sommige gelegenheden aansprak, hetzij als „Simon Barjona” (of „Simon, zoon van Jona”), of als „Simon, zoon van Johannes”. Merk tevens op hoe het verslag de reisgezel van Paulus aan ons voorstelt: „Jozef, die van de apostelen den bijnaam Bárnabas [of bar van Nabas] gekregen had — wat betekent: zoon der vertroosting.” Bovendien mogen wij niet over het hoofd zien dat Matthéüs ook bekend stond als Levi en Thomas als Didymus of De Tweeling. — Matth. 16:17; Joh. 21:15; Hand. 4:36.
Uit dit alles blijkt dus dat Nathánaël een apostel was, degene die in alle opsommingen van de apostelen, met inbegrip van die in Handelingen 1:13, als Bartholoméüs voorkomt.