De bekendmaking van goed nieuws over de gehele wereld
„Hoe lieflijk zijn op de bergen de voeten van degene die goed nieuws brengt, die vrede verkondigt, die goed nieuws brengt van iets beters, die redding verkondigt, die tot Sion zegt: ’Uw God is koning geworden!’” — Jes. 52:7.
1, 2. Hoe ziet de aarde eruit voor iemand die zich ver in de ruimte bevindt, en hoe reageerden de engelen toen God de aarde schiep?
BEZIE de aarde eens met uw geestesoog zoals ze voor de eerste maal door de astronauten van de Apollo 8 werd gefotografeerd. Zie haar in de zwartheid van de ruimte hangen, terwijl de stralen van de zon haar doen lijken op een reusachtige veelkleurige kegelbal. Door stroken donzige, witte wolken kunt u de glinsterende blauwe wateren van de oceanen en het bruin en groen van de landoppervlakten zien. Wat een schitterende planeet heeft God voor de mensheid geschapen! Voor allen die erop wonen, heeft hij goed nieuws. Weet u wat het is?
2 Als men vanaf een punt ver in de ruimte naar de aarde kijkt, is het niet moeilijk zich voor te stellen waarom de bijbel zegt dat de engelenzonen van God „een vreugdegeroep aanhieven” toen God de aarde schiep (Job 38:7). Ze is zo in het oog springend anders dan alle andere planeten in ons zonnestelsel dat de engelen zich gedrongen voelden te zamen een vreugdegeroep aan te heffen tot lof van de Schepper, Jehovah God. Toen hij de aarde vervolgens met levende schepselen bevolkte en zijn werk op aarde bekroonde door de mens te scheppen, hadden zij zelfs nog meer reden om juichend hun instemming te betuigen.
3, 4. Wat is er met de aarde gebeurd als gevolg van ’s mensen pogingen zichzelf zonder God te regeren?
3 Wat is er echter op aarde gebeurd sinds God de mens schiep? Doordat de mens in opstand is gekomen en zijn Schepper de rug heeft toegekeerd, zijn de levensomstandigheden verre van ideaal geworden. De mensen hebben zich op hun eigen wijsheid verlaten en hebben getracht de aarde zonder God te regeren. Dit is op een kolossale mislukking uitgelopen. De mensheid is in nationalistische groepen verdeeld geraakt die voortdurend onder elkaar twisten en strijden. Grote steden zijn asfaltoerwouden geworden waar de mensen elkaar uitbuiten en zich als onredelijke wilde dieren gedragen. Overal treft men gewelddaad, misdaad, ongerechtigheid en opstand aan.
4 De mens ruïneert in zijn dwaasheid zelfs het aardse milieu waarvan hij voor zijn leven afhankelijk is. Hij verontreinigt de lucht en bevuilt de rivieren, meren en oceanen. Vruchtbare landoppervlakten heeft hij door onverstandige landbouwmethoden geruïneerd en hij heeft grote aantallen wilde dieren meedogenloos afgeslacht, waardoor vele diersoorten zijn uitgestorven. ’s Mensen poging om zichzelf te besturen en daarbij God buiten beschouwing te laten, is beslist een kolossale mislukking gebleken.
ER KOMT IETS BETERS
5, 6. Wat is het goede nieuws dat God voor de mensheid heeft, en hoe werd zijn optreden met betrekking tot oorlog voorzegd?
5 Voor allen die „zuchten en kermen over al de verfoeilijkheden die . . . gedaan worden” heeft de Schepper van deze prachtige aarde goed nieuws (Ezech. 9:4). Hij heeft een door hem zelf ingesteld koninkrijk opgericht door middel waarvan hij de gehele aarde in gerechtigheid en rechtvaardigheid zal regeren. Onder de heerschappij ervan zal de mensheid niet langer in elkaar bestrijdende nationale groepen verdeeld zijn maar in blijvende vrede leven.
6 Sprekend alsof het reeds is gebeurd, zegt een bijbelse profetie: „Komt, aanschouwt de activiteiten van Jehovah, hoe hij verbazingwekkende gebeurtenissen op de aarde heeft gesteld. Hij doet oorlogen ophouden tot het uiteinde der aarde. De boog verbreekt hij en hij slaat de speer werkelijk aan stukken; de wagens verbrandt hij in het vuur” (Ps. 46:8, 9). Dit oude oorlogstuig, dat werd gebruikt in de tijd waarin deze profetie werd geschreven, wordt hier gebruikt om alle oorlogswapens te symboliseren. Ze zullen onder de vredige en rechtvaardige regering van Gods koninkrijk niet meer nodig zijn.
7. Stel de identiteit van het fundament van Gods koninkrijk vast en leg uit waarom de mensen onder het Koninkrijk op een rechtschapen en waarheidsgetrouwe wijze zullen handelen.
7 De koning van dat koninkrijk is reeds gekozen en in zijn ambt bevestigd. Hij is niemand anders dan de beproefde en getrouwe Zoon van Jehovah God, Jezus Christus. Hij werd in de bijbelse profetie „een beproefde steen, de kostbare hoek van een vast fundament” genoemd (Jes. 28:16). Het gehele bouwwerk van Gods koninkrijk is op hem, als de Koning ervan, opgetrokken. In deze profetie van Jesaja wordt vervolgens voorzegd dat de heerschappij van Gods koninkrijk onder Jezus Christus een heerschappij van gerechtigheid en rechtvaardigheid zal zijn. „En ik wil gerechtigheid tot het meetsnoer maken en rechtvaardigheid tot het waterpasinstrument” (Jes. 28:17). Net zoals een schietlood onthult of een steunpilaar in een gebouw of een muur zuiver recht is, zal de hoedanigheid rechtvaardigheid, die in Gods koninkrijk overvloedig aanwezig zal zijn, mensen ertoe brengen rechtschapen en waarheidsgetrouw te handelen. Hoe anders is het in deze tijd, onder het onrechtvaardige bestuur van onvolmaakte mensen. Goddeloze mensen hebben „leugen tot [hun] toevlucht gemaakt en in bedrog hebben [zij zich] verborgen”. — Jes. 28:15.
8. Waarom zal niemand zich onder de heerschappij van Gods koninkrijk bevreesd of onzeker behoeven te voelen?
8 Wanneer rechtvaardige regeerders in Gods koninkrijk de aarde in gerechtigheid, rechtvaardigheid en vrede besturen, zal niemand er reden toe hebben zich bang en onzeker te voelen. Er zullen geen goddelozen meer aanwezig zijn om hen met gewelddaad en dood te bedreigen of te trachten hun bezittingen te stelen. Onze Schepper heeft ons de verzekering gegeven dat „de goddeloze . . . er niet meer zijn” zal (Ps. 37:10). In plaats dat de aarde beheerst zal worden door gewelddadige mensen, die de wetten van God opstandig overtreden, zullen zachtaardige en gehoorzame mensen de aarde bezitten. Jezus Christus heeft dit zelf voorzegd toen hij zei: „Gelukkig zijn de zachtaardigen, want zij zullen de aarde beërven.” Dit is stellig goed nieuws! — Matth. 5:5; Ps. 37:11.
9. Leg uit waarom Gods koninkrijk, vooral de oprichting ervan, goed nieuws voor de mensheid vormt.
9 Met het oog op het schitterende voornemen dat God met betrekking tot de aarde heeft, is zijn koninkrijk goed nieuws voor de mensheid. Dit goede nieuws geeft ons de verzekering dat de goddelozen de aarde niet voor altijd zullen beheersen en schenkt ons de hoop dat er veel betere levensomstandigheden zullen komen. Dat Gods koninkrijk in de hemelen is opgericht en dat wij nu in de laatste dagen van het tegenwoordige goddeloze samenstel van dingen leven, vormt vooral goed nieuws. Jezus Christus zei tot degenen die in deze tijd hun vertrouwen in dat koninkrijk zouden stellen: „Als nu deze dingen beginnen te geschieden, richt u dan rechtop en heft uw hoofd omhoog, omdat uw bevrijding nabijkomt.” — Luk. 21:28.
IN DE EERSTE EEUW BEGONNEN
10. (a) Wanneer en hoe is de bekendmaking van het goede nieuws begonnen? (b) Waarom kon er destijds worden gezegd dat het Koninkrijk nabij was?
10 De bekendmaking van het goede nieuws van het koninkrijk begon in de eerste eeuw van onze gewone tijdrekening. Dit werk werd door Jezus Christus ter hand genomen en zijn volgelingen kregen de opdracht er eveneens aan deel te nemen. „Predikt op uw tocht en zegt: ’Het koninkrijk der hemelen is nabijgekomen’” (Matth. 10:7; 4:12-17). Hoewel Gods koninkrijk destijds nog niet was opgericht, was de boodschap passend en kon er worden gezegd dat het Koninkrijk nabij was aangezien de gezalfde Koning ervan, Jezus Christus, aanwezig was. Hij vertegenwoordigde het.
11. Hoe gaf Jezus een voorbeeld met betrekking tot de wijze waarop het goede nieuws gepredikt dient te worden?
11 Jezus bracht het goede nieuws van het Koninkrijk rechtstreeks naar de mensen door naar hen toe te gaan en tot hen te prediken. „Toen trok hij rond door geheel Galiléa, terwijl hij in hun synagogen onderwees en het goede nieuws van het koninkrijk predikte” (Matth. 4:23). Hij predikte ook tot mensen in hun eigen huis. Hij kwam in het huis van Zachéüs, het huis van Matthéüs en het huis van een regeerder wiens dochter was gestorven, om slechts enkele voorbeelden te noemen (Luk. 19:5; Matth. 9:9, 10, 18, 23). Hij predikte ook in de bergen, aan de zeekust en op de marktplaatsen. Hij predikte tot alle soorten van mensen — regeerders, priesters, kooplieden, vissers, belastinginners, hoeren, soldaten, enzovoort. Op deze wijze toonde Jezus door zijn voorbeeld aan hoe zijn volgelingen het goede nieuws van het Koninkrijk moesten prediken.
12. Hoe heeft Jezus de profetie van Jesaja 61:1, 2 vervuld?
12 Toen Jezus rondging om het goede nieuws bekend te maken, vervulde hij de profetie van Jesaja 61:1, 2: „De geest van de Heer Jehovah is op mij, omdat Jehovah mij heeft gezalfd om de zachtmoedigen goed nieuws te vertellen. Hij heeft mij gezonden . . . om uit te roepen het jaar van goede wil van de zijde van Jehovah . . . om alle treurenden te troosten.” Voor de zachtmoedige en bedroefde mensen van die tijd was het beslist een aangenaam gezicht hem met het goede nieuws van het Koninkrijk in hun midden te zien verschijnen. De mensen zouden er dankbaar voor zijn dat hij in hun midden verscheen, omdat hij zoveel goeds voor hen deed. Hij schonk de bedroefde personen troost en de terneergeslagen personen hoop. Zij leerden van hem dat God zich heeft voorgenomen door middel van zijn koninkrijk iets beters te brengen.
13. Beschrijf hoe Jezus’ discipelen zijn voorbeeld met betrekking tot de prediking na Pinksteren hebben gevolgd.
13 In navolging van Jezus’ voorbeeld hebben zijn discipelen na Pinksteren in het jaar 33 G.T. overal waar zij gingen, zelfs toen zij door vervolging werden verstrooid, het goede nieuws van het Koninkrijk gepredikt. „Zij echter die verstrooid waren, gingen het land door en maakten het goede nieuws van het woord bekend” (Hand. 8:4). Zij werden gebruikt om Jesaja 52:7 te vervullen: „Hoe lieflijk zijn op de bergen de voeten van degene die goed nieuws brengt, die vrede verkondigt, die goed nieuws brengt van iets beters, die redding verkondigt, die tot Sion zegt: ’Uw God is koning geworden!’” Ook degenen die naar andere landen gingen, predikten het goede nieuws. De bijbel vermeldt gedetailleerd hoe de apostel Paulus en degenen die met hem reisden dit gedurende een periode van vele jaren in verscheidene landen hebben gedaan. Evenals Jezus gingen zij rechtstreeks naar de mensen toe door hen thuis op te zoeken en op de markt en op andere plaatsen waar veel mensen bijeenkwamen, met hen te praten.
14. Hoe beschreef Paulus zijn krachtsinspanningen om mensen te helpen Gods voornemens te leren kennen?
14 De apostel Paulus zei tot een groep mensen in Klein-Azië die als gevolg van zijn krachtsinspanningen de hoop van Gods koninkrijk hadden aanvaard: „Gij weet zeer goed hoe ik vanaf de eerste dag dat ik het district Asia betrad, al de tijd bij u ben geweest en met de grootste ootmoedigheid des geestes de Heer als slaaf heb gediend, met tranen en beproevingen die mij overkwamen door de komplotten van de joden; terwijl ik mij er niet van heb weerhouden u al wat nuttig was te vertellen en u in het openbaar en van huis tot huis te onderwijzen” (Hand. 20:18-20). Zie eens hoe hij zichzelf wegcijferde opdat de mensen de goede dingen konden leren die God zich ten aanzien van de mensheid heeft voorgenomen. Waren zijn voeten ook niet „lieflijk” of aangenaam voor de vele mensen die hij met het goede nieuws vertroostte?
15. Waarom kunnen wij er zeker van zijn dat de profetie van Jesaja 52:7 betrekking heeft op Jezus’ gezalfde volgelingen?
15 De gezalfde volgelingen van Jezus die het vooruitzicht hebben uiteindelijk met hem te regeren, zijn degenen die de profetie in Jesaja 52:7 vervullen. Dit wordt door Paulus zelf te kennen gegeven. Ook zij verkondigen vrede, brengen „goed nieuws . . . van iets beters” en verkondigen redding. Toen Paulus aantoonde hoe noodzakelijk het was dat zij predikten, schreef hij: „Hoe zullen zij echter hem aanroepen in wie zij geen geloof hebben gesteld? Hoe zullen zij vervolgens geloof stellen in hem van wie zij niet hebben gehoord? Hoe zullen zij vervolgens horen zonder dat iemand predikt? Hoe zullen zij vervolgens prediken indien zij niet zijn uitgezonden? Zoals er staat geschreven: ’Hoe lieflijk zijn de voeten van hen die goed nieuws over goede dingen bekendmaken!’” (Rom. 10:14, 15) Zie eens hoe Paulus de profetie in Jesaja 52:7 aanhaalde en van toepassing bracht op degenen die Jezus’ voorbeeld volgen door het goede nieuws bekend te maken.
16. Wat had de prediking door de jonge christelijke organisatie tot resultaat?
16 De ijverige prediking van de jonge christelijke organisatie had tot resultaat dat mensen in veel landen het goede nieuws hoorden en gelovigen werden. De bijbel bericht over de resultaten van de eerste zendingsreis van Paulus en Barnabas door Cyprus en Klein-Azië: „Toen zij waren aangekomen en de gemeente hadden vergaderd, gingen zij ertoe over de vele dingen te vertellen die God door bemiddeling van hen had gedaan, en dat hij voor de natiën de deur tot het geloof had geopend” (Hand. 14:27). De mensen in deze andere landen die luisterden en vol geloof gunstig op het gehoorde reageerden, waren er bijzonder dankbaar voor dat Paulus en Barnabas naar hen toe gekomen waren. Zij vonden de voeten van deze verkondigers van goed nieuws beslist „lieflijk”. Aldus verbreidde het goede nieuws zich over het gehele Romeinse Rijk, terwijl een groot aantal mensen deel ging uitmaken van Gods organisatie. Dat was echter slechts het begin.
„OP DE GEHELE BEWOONDE AARDE . . . GEPREDIKT”
17, 18. Wat is er na de dood van de apostelen met de christelijke organisatie gebeurd?
17 Na de dood van de apostelen begon de christelijke organisatie als gevolg van de invoering van religieuze leerstellingen die van valse religies afkomstig waren, te ontaarden. Ook begonnen afzonderlijke personen hun eigen ideeën op de voorgrond te stellen, hetgeen verdeeldheid in de gemeenten tot gevolg had. Deze zich gewichtig achtende personen trokken gemeenteleden achter zich aan en gingen hun eigen weg. Dit was allemaal door de apostel Paulus voorzegd. „Ik weet dat er na mijn heengaan onderdrukkende wolven bij u zullen binnenkomen, die de kudde niet teder zullen behandelen, en uit uw eigen midden zullen mannen opstaan die verdraaide dingen zullen spreken om de discipelen achter zich aan te trekken.” — Hand. 20:29, 30.
18 Dat de christelijke organisatie aldus werd verdorven, had een fusiereligie tot gevolg die uiterlijk christelijk leek te zijn maar die in werkelijkheid een samensmelting met onjuistheden van het heidendom vormde. Doordat ze vervuld was van heidense geloofsovertuigingen en gewoonten, werd ze gemakkelijker aanvaard in het Romeinse Rijk, terwijl ze uiteindelijk zelfs de kans kreeg het te beheersen. Zoals verwacht kon worden, zette deze verdorven organisatie de prediking van het goede nieuws van het Koninkrijk niet voort, terwijl ze ook haar mensen er niet toe aanspoorde dit te doen. Haar lidmaten gingen geestelijk dood.
19. Kan Gods christelijke organisatie bekeringen door het zwaard ten laste worden gelegd?
19 Met het oog hierop kunnen wij zien dat niet de ware christelijke organisatie, maar een organisatie die zelfs militaire wapens gebruikte mensen in geheel Europa dwong zogenaamde christenen te worden. Dit was niet de manier waarop Jezus zijn volgelingen had geboden discipelen te maken. Zulke gedwongen bekeringen waren het resultaat van een verwrongen denkwijze van mannen die hun eigen ideeën belangrijker vonden dan Gods Woord der waarheid. Zulke mannen waren een klasse van geestelijken gaan vormen die de religieuze filosofieën van mensen predikten tot kerklidmaten die een inactieve en inferieure klasse van leken vormden. Dit was niet Gods manier, en de religieuze organisatie die dit propageerde, was niet van hem. Hoewel de prediking van het goede nieuws ophield, was het niet Gods wil dat dit zo zou blijven. Het was zijn wil dat het goede nieuws op de gehele bewoonde aarde gepredikt zou worden.
20. Leg uit hoe de prediking van het goede nieuws opnieuw tot leven kwam.
20 Na een tijdsverloop van vele eeuwen liet God de prediking van het goede nieuws in het laatste deel van de negentiende eeuw herleven. Deze herleving begon met een klein groepje bijbelonderzoekers in Allegheny, in de Amerikaanse staat Pennsylvania. Het was hun duidelijk geworden dat de kerken van de christenheid niet de opdracht vervulden die Jezus Christus aan zijn volgelingen had gegeven. In plaats daarvan gingen zij geheel en al op in politiek, maatschappelijke activiteiten, menselijke filosofieën, onschriftuurlijke leerstellingen en menselijke tradities. Aangezien deze hedendaagse volgelingen van Jezus Christus de noodzaak van het bekendmaken van het goede nieuws inzagen, brachten zij evenals Jesaja hun bereidheid tot uitdrukking om dienst te verrichten. Die profeet zei: „Nu hoorde ik de stem van Jehovah zeggen: ’Wie zal ik zenden, en wie zal voor ons gaan?’ Waarop ik zei: ’Hier ben ik! Zend mij’” (Jes. 6:8). Dit groepje getrouwe christenen, onder leiding van Charles Taze Russell, begon aldus het werk ter hand te nemen dat lange tijd was veronachtzaamd, namelijk de bekendmaking van het goede nieuws van het Koninkrijk. Gods christelijke organisatie begon weer te verschijnen.
21, 22. (a) In welke mate is het aantal bekendmakers van het goede nieuws sinds de jaren 1870 toegenomen? (b) Hoe hebben zij Jezus’ profetie voor de „laatste dagen” vervuld, en hoe hebben zij Jezus’ voorbeeld gevolgd?
21 Van dat kleine begin destijds in de jaren 1870 is de groep bekendmakers van het goede nieuws tot een organisatie uitgegroeid van meer dan een miljoen actieve getuigen van Jehovah in deze tijd. Dit is Gods actieve organisatie, en ze houdt zich bezig met het werk dat volgens Jezus’ voorzegging in de laatste dagen van het huidige wereldse samenstel van dingen gedaan zou worden — de prediking van het goede nieuws van het Koninkrijk „op de gehele bewoonde aarde . . . tot een getuigenis voor alle natiën”. — Matth. 24:14.
22 Elke opgedragen, gedoopte persoon in deze christelijke organisatie is een prediker. Allen zijn geestelijk actief en zij worden er voortdurend door Jehovah’s organisatie toe aangemoedigd actief in de bediening te blijven. Dit is de manier waarop zijn organisatie in de eerste eeuw functioneerde, toen de apostelen nog leefden. Evenals Jezus gaan zij naar de huizen van de mensen en naar elke andere plaats waar zij mensen kunnen vinden die bereid zijn te luisteren. In de ogen van dankbare mensen, die door het door hen gebrachte goede nieuws zijn vertroost, zijn zij een aangenaam gezicht.
23. Toon aan hoe Gods organisatie in deze tijd het goede nieuws werkelijk op de gehele bewoonde aarde predikt.
23 In de eerste eeuw werd de prediking van het goede nieuws voornamelijk in de landen rondom de Middellandse Zee verricht, maar in deze tijd zien wij dat het overeenkomstig Jezus’ voorzegging op de gehele bewoonde aarde wordt gedaan. In 1970 waren Jehovah’s getuigen er in 206 landen druk mee bezig; zij hebben er meer dan 267 miljoen uren aan besteed en hebben ongeveer 232 miljoen stuks lectuur over Gods Woord en voornemens verspreid. Dat de prediking van het goede nieuws thans in deze mate geschiedt, vormt stellig een vervulling van wat Jezus meer dan 1900 jaar geleden voorzag met betrekking tot wat er in de laatste dagen van het wereldomvattende samenstel van goddeloze mensen zou geschieden.
EEN PREDIKINGSORGANISATIE
24, 25. Waarom hebben degenen die door God worden gebruikt, een organisatie nodig, en welk bewijs hebben wij dat deze onder de eerste christenen bestond?
24 Om de wereldomvattende prediking van het goede nieuws dat overeenkomstig Gods voornemen verricht moet worden, ten uitvoer te kunnen brengen, is er een organisatie noodzakelijk. Deze is nodig om de krachtsinspanningen van de honderdduizenden christenen die God voor het verrichten van dit predikingswerk gebruikt, te verenigen. Het besturende lichaam van deze organisatie leidt het werk ten einde de beste resultaten te bereiken en geschillen op te lossen. Na Pinksteren in het jaar 33 G.T. bestond er zo’n organisatie, en het besturende lichaam ervan bestond uit de twaalf apostelen te zamen met enkele andere rijpe christenen in Jeruzalem. Deze groep vaardigde beslissingen uit, stelde personen aan voor het verrichten van speciale diensten en loste geschillen op. De beslissingen van deze groep waren bindend voor de gehele organisatie van christenen in die tijd, zoals wij in het vijftiende hoofdstuk van Handelingen kunnen zien.
25 Als wij het vijftiende hoofdstuk van Handelingen lezen, vooral 15 de verzen drieëntwintig tot en met negenentwintig, zien wij het besturende lichaam van Gods organisatie in actie. Er was aan hen een geschil voorgelegd dat onder de christenen in Antiochië, Syrië, was gerezen en dat niet plaatselijk opgelost kon worden. Na de kwestie aangehoord te hebben, vaardigde het besturende lichaam een beslissing uit die naar Antiochië werd verzonden.
26. Identificeer het besturende lichaam in Gods organisatie in deze tijd.
26 In deze tijd heeft de organisatie die God voor de prediking van het goede nieuws van het Koninkrijk heeft opgericht, eveneens een besturend lichaam. Het vertegenwoordigt de „getrouwe en beleidvolle slaaf”-klasse van gezalfde christenen waarover Jezus in Matthéüs 24:45 tot 47 in een illustratie sprak. Zij kwijten zich van hun verantwoordelijkheid om „te rechter tijd” geestelijk voedsel te verschaffen, hetgeen zij door bemiddeling van het besturende lichaam doen. Dit besturende lichaam is nauw verbonden met de raad van gezalfde bestuursleden van de Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania.
27. Leg uit hoe Gods organisatie exclusief is toegewijd aan het dienen van zijn belangen.
27 In tegenstelling tot de kerken van de christenheid, die zich met politiek en maatschappelijke hervormingen hebben ingelaten, die handel zijn gaan drijven en geld in zakelijke ondernemingen hebben gestoken, heeft Gods organisatie van getrouwe getuigen zich op slechts één ding geconcentreerd — de prediking van het goede nieuws van het Koninkrijk. Ze heeft niet de opdracht uit het oog verloren die Jezus aan zijn volgelingen heeft gegeven, namelijk om „discipelen van mensen uit alle natiën” te maken en hun te leren onderhouden „alles wat ik u geboden heb” (Matth. 28:19, 20). Daarom kan er gezegd worden dat deze organisatie thans Jezus’ profetie over de wereldomvattende prediking van het goede nieuws van het Koninkrijk vervult. — Matth. 24:14.
28, 29. Wie leidde Jezus tot bekendmakers van het goede nieuws op, en hoe volgt Gods organisatie thans het voorbeeld dat hij in dit opzicht heeft gegeven?
28 Toen Jezus het goede nieuws van het Koninkrijk predikte, onderwees hij gewone mensen, zoals vissers en belastinginners, om predikers en onderwijzers van Gods Woord der waarheid te zijn. In tegenstelling tot de schriftgeleerden en Farizeeën, die hun opleiding hadden ontvangen aan de religieuze hogere onderwijsinstellingen van die tijd, ontvingen deze gewone mensen Gods zegen en machtiging om te prediken. Zij deden in werkelijkheid zijn wil, terwijl dit niet van de schriftgeleerden en Farizeeën gezegd kon worden.
29 In deze tijd onderwijst Gods organisatie derhalve gewone mensen, uit alle rangen en standen van de maatschappij, en leidt hen ertoe op predikers en onderwijzers van zijn geschreven Woord te zijn. Zij behoeven niet naar een seminarium, een religieuze hogere onderwijsinstelling, te gaan om van God de machtiging tot prediken te ontvangen. Gods organisatie leidt zelfs kinderen op om het goede nieuws te prediken. Evenals de vissers uit Jezus’ tijd wordt deze gewone mensen geleerd datgene te doen waarvan zij waarschijnlijk nooit hadden gedroomd dat zij dit ooit konden doen.
30. Welke opleiding ontvangen degenen die naar andere landen worden gezonden, en wat is het resultaat van hun krachtsinspanningen geweest?
30 Een speciale school die door de organisatie is opgericht, voorziet ook in opleiding voor degenen die worden uitgezonden om als zendelingen naar andere landen gezonden te worden. Tijdens een intensieve, vijfmaandse studiecursus ontvangen zij daar onderwijs in de bijbel alsmede in een vreemde taal. Als zij in hun buitenlandse toewijzing aankomen, besteden zij 150 uur per maand aan de bekendmaking van het goede nieuws van het Koninkrijk en aan het onderwijzen van de waarheden van Gods Woord aan de plaatselijke bevolking. Afgestudeerden van deze speciale Gileadschool hebben in veel landen, gebieden en eilanden van de wereld het werk geopend dat erin bestaat het goede nieuws te prediken. Zij hebben duizenden mensen geholpen een standpunt voor Gods koninkrijk in te nemen.
HOEVEEL LANGER?
31, 32. Wat wordt door de wereldomvattende prediking van het goede nieuws te kennen gegeven, en wat heeft Gods organisatie als een vervulling van Jesaja 52:7 gedaan?
31 Het feit dat het goede nieuws thans op een schaal zoals nimmer tevoren op de gehele bewoonde aarde wordt gepredikt, vormt op zichzelf reeds een bewijs dat wij ons in de laatste dagen van dit tegenwoordige goddeloze samenstel van door mensen gemaakte regeringen bevinden. Jezus zette duidelijk uiteen dat als dit gezien zou worden, te zamen met de andere door hem voorzegde wereldgebeurtenissen, de „tijd van het einde” zou zijn aangebroken en de uiteindelijke climax nabij zou zijn. — Luk. 21:28.
32 Wij leven nu sinds 1914 G.T. in de „tijd van het einde”. Gedurende deze periode heeft Jehovah’s organisatie van getuigen ’vrede verkondigd’, ’goed nieuws van iets beters gebracht’ en gezegd: „Uw God is koning geworden!” De profeet Jesaja had dit voorzegd. — Jes. 52:7; Openb. 11:17, 18.
33. Waarom dient iedereen die in de zegeningen wil delen welke men ontvangt door tot Jehovah’s organisatie te behoren, het goede nieuws te prediken?
33 De tijd die overblijft om het goede nieuws bekend te maken, is heel kort. Er moet nog veel gedaan worden, want zoals Jezus zei ’is de oogst groot, maar zijn er weinig werkers’ (Matth. 9:37). Als u de zegeningen wenst te ontvangen die God voor degenen heeft weggelegd die zich in zijn organisatie bevinden, sluit u er dan nu bij aan. Heb een aandeel aan het inzamelingswerk door een actieve bekendmaker van het goede nieuws te zijn. Laat de mensen weten wat Jehovah God zich met betrekking tot onze schitterende aarde heeft voorgenomen. Wees een van degenen over wie Jesaja profeteerde dat zij vrede zouden verkondigen en goed nieuws van iets beters zouden brengen.