Ken de achtergrond van bepaalde woorden
„VERGELDT niemand kwaad met kwaad”, zei de apostel Paulus, en hij voegde eraan toe: „Overwin het kwade door het goede”. Ter ondersteuning citeerde hij: „Indien uw vijand honger heeft, geef hem te eten; indien hij dorst heeft, geef hem te drinken, want zo zult gij vurige kolen op zijn hoofd hopen”. Paulus haalde hier een geïnspireerde bijbelspreuk aan: „Indien uw vijand honger heeft, geef hem brood te eten, indien hij dorst heeft, geef hem water te drinken; want dan hoopt gij vurige kolen op zijn hoofd”. Is het echter wel zo goed iemand vurige kolen op het hoofd te stapelen? Riekt deze menslievende handelwijze niet een weinig huichelachtig, naar de slechte beweegreden veeleer lijden te veroorzaken dan goed te doen? De woorden schijnen dit te kennen te geven. — Rom. 12:17, 21, 20; Spr. 25:21, 22.
Uit de achtergrond van deze woorden blijkt echter dat ze iets geheel anders betekenen. Het „vurige kolen op zijn hoofd stapelen” is beeldspraak of een figuurlijke uitdrukking welke is afgeleid van de manier waarop metaal in oude smeltovens werd gesmolten. Het erts werd in de oven gedaan, waar niet alleen een laag kolen onder, maar ook een laag kolen bovenop het erts werd gestapeld. De temperatuur werd daardoor hoger, het harde metaal smolt en werd van de onzuiverheden in het erts gescheiden. Door de laag kolen op het erts werd het metaal in het erts dus vloeibaar gemaakt en gezuiverd. Wanneer wij een vijand nu goedgunstigheid betonen en kwaad met goed vergelden, zal hij zich schamen en berouw krijgen, hij zal zachtaardiger worden en zijn hardheid zal wegsmelten, zijn slechte eigenschappen zullen erdoor worden afgescheiden en het goede in hem zal naar buiten treden.
Wanneer thans van iemand wordt gezegd dat hij gezouten taal bezigt, verstaat men eronder dat hij vaak gewaagde, onfatsoenlijke en ongepaste dingen zegt. Aangezien christenen wordt aangeraden: „Laten uw uitspraken altijd minzaam zijn, gekruid met zout, opdat gij weet hoe gij een ieder een antwoord behoort te geven”, kan dit stellig niet de betekenis zijn. Weten wij echter op welke manier zout in vroegere tijden symbolisch werd gebruikt, dan krijgen wij een juist begrip van de betekenis. Bij de mozaïsche offers werd zout gebruikt omdat het een bederfwerend middel is en gisting voorkomt. Doordat het een door bederf teweeggebrachte verandering voorkomt, werd het in verband met een verbond gebruikt om de duurzaamheid ervan aan te duiden. Onder de volken uit de oudheid was het gezamenlijk eten van zout een teken van vriendschap en het duidde op altijddurende trouw en loyaliteit. Wanneer christenen daarom wordt aangeraden hun antwoorden met zout te kruiden, wil dit zeggen dat zij waarheidsgetrouwe woorden, welke voor vernietiging behoeden en loyaal en waarachtig zijn, dienen te spreken en dat zij hun antwoorden voor de luisteraars smakelijk en aantrekkelijk dienen te maken opdat hun leven erdoor wordt gespaard. — Kol. 4:6, NW.
AAN DE PAAL GENAGELD
Waarom zei Jehovah, toen hij over het eindigen van het mozaïsche wetsverbond ten tijde van Jezus’ dood, opstanding en hemelvaart sprak, dat „Hij . . . het uit de weg [heeft] genomen door het aan de paal te nagelen”? In de eerste plaats werd er geen exemplaar van de wet aan Christus Jezus’ martelpaal genageld, en al zou het zo zijn, wat voor nut zou dat hebben? Hoe zou door deze handeling de wet uit de weg geruimd of teniet gedaan kunnen worden? Aangezien de wet niet letterlijk aan de paal werd genageld, moet de betekenis symbolisch zijn. Wat is er dan de betekenis van? Het is weer de achtergrond waardoor deze woorden ons duidelijk worden. Men beweert dat in Azië in de tijd van Christus aanklachten of akten teniet werden gedaan door er een nagel door te slaan en ze aan een paal op een voor het publiek toegankelijke plaats te bevestigen. Sommigen zeggen dat uit de tijd geraakte wetten werden afgeschaft door exemplaren ervan op openbare plaatsen op te hangen. Hoewel er thans geen specifieke bewijzen van deze gewoonte voorhanden zijn, zijn er aanwijzingen dat ze bestond, werd gevolgd en dat in Kolossenzen 2:14 (NW), waar wordt verklaard dat de wet teniet werd gedaan doordat ze aan de martelpaal waaraan Jezus stierf werd genageld, hierop wordt gezinspeeld.
Eén Timotheüs 1:3, 4 behelst Paulus’ waarschuwing „sommigen te bevelen geen andere leer te brengen, noch zich bezig te houden met fabels en eindeloze geslachtsregisters, die veeleer moeilijkheden ten gevolge hebben dan door God gegeven leiding in het geloof”. De belangrijkheid van deze waarschuwing kunnen wij pas ten volle begrijpen wanneer we weten hoe angstvallig nauwkeurig de joden hun geslachtsregisters bijhielden, en hoe minutieus zij elke mogelijke tegenstrijdigheid onderzochten. „Hoe vruchtbaar deze bijbelse boeken [der Kronieken] in het opwekken van genealogische ideeën waren, blijkt wel uit de verklaring dat het commentaar dat er op 1 Kron. viii. 37 tot ix. 44 bestaat, 900 kameelladingen bedraagt”, verklaart The Jewish Encyclopedia. Deze encyclopedie betreurt verder het kwaad en de hoogmoed welke er door deze geslachtsregisters werden veroorzaakt. In de tijd dat Paulus Eén Timotheüs schreef, waren dergelijke geschillen echter doelloos. Daar God in het „lichaam van Christus” toch niet langer jood of heiden erkende, en de afstamming van Christus via Davids geslachtslijn reeds door de geslachtsregisters was bevestigd, was het niet langer noodzakelijk de geslachtsregisters bij te houden. Daarom waren ze voor de christelijke leer niet van belang en moesten de christenen zich niet door dergelijke geschillen, waardoor het christelijke geloof in het geheel niet werd bevorderd, op een zijspoor laten brengen.
HANDEN WASSEN VOOR HET ETEN
Toen de Farizeeën er bij Jezus over klaagden dat zijn discipelen ’hun handen niet wassen wanneer zij brood nuttigen’, gaf Jezus hun een berisping. Betekent dit dat Jezus een voorstander was van het eten met vuile handen? Neen, want het waren geen hygiënische redenen waarom de Farizeeën het handen wassen geboden. Het was omdat hun mondelinge overlevering dit bepaalde. Het was een religieuze ceremonie. Ja, want voor en na de maaltijd en soms zelfs tijdens het maal, moesten de handen in speciaal water, en bij verschillende soorten voedsel op verschillende manieren, gewassen worden. Wanneer wij van al deze verwarde onzin, welke de Farizeeën betreffende het handen wassen geboden, op de hoogte zijn, zullen wij hiervan onmiddellijk een juist begrip krijgen. Er blijkt duidelijk uit dat er een religieuze ceremonie bij betrokken was, dat het een deel van de mondelinge overlevering der joden, waarvan Jezus zei dat ze het Woord Gods krachteloos maakt, was, en dat de gedachte dat Jezus een voorstander van het eten met vuile handen was, fout is. — Matth. 15:1-6.
Hoe zou iemand kunnen geloven dat zijn sterfdag beter is dan zijn geboortedag? Of dat het beter is te treuren dan zich te verheugen? Toch zegt de bijbel dit in Prediker 7:1-4. Kennen we de geschiedkundige achtergrond van deze woorden, dan kunnen wij ze begrijpen. „Een goede naam is beter dan goede olie en de dag des doods is beter dan de dag van iemands geboorte. Het is beter te gaan naar een huis van rouw dan te gaan naar een huis van feestgelag; want dat is het einde van ieder mens en de levende neme het ter harte. Verdriet is beter dan lachen, want bij een treurig gelaat is het met het hart goed gesteld. Het hart der wijzen is in het huis van rouw, maar het hart der dwazen in het huis van vreugde”. Evenals een goede naam bij God beter is dan kostbare olie of andere materiële bezittingen, is het sterven na een leven waarin men een goede naam bij God heeft opgebouwd, beter dan de geboorte, wanneer men in het geheel nog geen naam bij God heeft en het onzeker is of de naam die men gedurende zijn leven zal opbouwen, goed of slecht is. Wanneer iemand met een goede naam sterft, kan hij er zeker van zijn dat hij een opstanding ten leven zal ontvangen, maar bij zijn geboorte heeft men nog geen enkele zekerheid dat men eeuwig leven in de nieuwe wereld zal verwerven. Wanneer er wordt gesproken over een huis van rouw, dan wordt er een huis bedoeld waarin iemand is gestorven en wordt er gezinspeeld op de gewoonte van vrienden erheen te gaan om de achtergeblevenen te troosten. Het is beter deze goedgunstigheid te betonen dan de treurende familieleden gevoelloos te negeren door naar feestmaaltijden te gaan om daar te lachen, te brassen en blij te zijn. Normaal is het beter het leven te beginnen dan te beëindigen, en blij te zijn in plaats van te treuren; begrijpen wij echter wat er achter deze woorden schuilt, dan zien wij dat ze een uitzondering vormen, en dat ze tegen deze achtergrond op waarheid berusten.
PIJNIGING IN EEN HELLEVUUR
Nog een laatste voorbeeld uit de vele bijbelse verslagen om aan te tonen dat de achtergrond van de woorden klaarheid brengt. De bijbel spreekt over onverbeterlijke goddelozen die eeuwig in een „vurige hel” of poel van vuur gepijnigd worden. Dit schijnt niet alleen duivels te zijn, maar het spreekt ook de verklaringen dat „de ziel die zondigt, . . . zal sterven” en dat „het loon, dat de zonde geeft, de dood” is, tegen (Ezech. 18:4; Rom. 6:23). Wanneer de Statenvertaling van de bijbel in Mattheüs 5:22 over het „helse vuur” spreekt, staat er in het oorspronkelijke Grieks géhenna tou pyrós [„de Gehenna van het vuur”, voetnoot bij Keulers’ vertaling]. Daardoor wordt niet naar een poel van vuur binnen de aarde verwezen, maar wordt hier het dal van Hinnom ten westen en zuiden van het oude Jeruzalem bedoeld. In Jezus’ dagen was het de vuilnisbelt en lijkverbrandingsplaats van de stad. Het vuur, waaraan sulfer of zwavel werd toegevoegd om het brandend te houden, verzwolg al het afval. Hierin werden niet alleen de lijken van dieren maar ook zo nu en dan van terechtgestelde misdadigers geworpen. Wanneer men er een menselijk lichaam inwierp, gaf men daardoor te kennen dat deze persoon zó goddeloos was geweest dat hij geen opstanding verdiende; daarom werd er voor hem geen herinneringsgraf gebruikt. Zo werd deze plaats een symbool van volkomen en eeuwige vernietiging of straf. Daar de joden in Jezus’ dagen dit symbool begrepen, gebruikte Jezus het om de eeuwige straf in de dood voor opzettelijke goddelozen aan te duiden. Zoals er thans uitdrukkingen bestaan welke voor mensen die vroeger hebben geleefd nietszeggend zouden zijn daar zij de achtergrond van onze eeuw niet kennen, zijn er woorden uit bijbelse tijden welke voor ons betekenisloos blijven, tenzij wij de achtergrond ervan leren kennen.