-
Een dankbaar gebruik maken van een „penning”De Wachttoren 1967 | 1 mei
-
-
mensen van het „laatste” slag, werkers van het elfde uur, het werk van discipelen van Jezus Christus te doen, neen, dit alles zou hun te veel kosten.
37. Waren zij er dus tevreden mee louter de „penning” te ontvangen, en hoe uitte hun houding zich jegens de „laatste” arbeiders?
37 Zij wilden dat hun van God afkomstige loon meer zou zijn dan de heilige geest met zijn wonderbaarlijke gaven en de eraan verbonden Koninkrijksvoorrechten. Zij wilden dus meer dan de symbolische „penning”. Daarom murmureerden deze „eerste” arbeiders tegen de Eigenaar van de „wijngaard” en waren zij ongenegen louter de „penning” in ontvangst te nemen, wat ongetwijfeld eveneens het geval was met de rijke jonge regeerder, in tegenstelling tot de apostel Petrus. Hun gemurmureer en hun bezwaren namen de vorm aan van vervolgingen die gericht waren tegen Christus’ discipelen, de „laatste” arbeiders die in de „wijngaard” te werk werden gesteld. — Matth. 20:10-12.
38. Waaruit blijkt of al die „eerste” arbeiders de „penning” weigerden, en waarmee verkozen sommigen zich bezig te blijven houden?
38 Natuurlijk waren er wel enkele tempellevieten, zoals Jozef Barnabas van Cyprus, die de „penning” wel aanvaardden (Hand. 4:36, 37). En zelfs nadat de twaalf apostelen gevangen waren gezet en door het Sanhedrin te Jeruzalem waren berecht omdat zij de „penning” in Gods dienst gebruikten, vertelt het verslag in Handelingen 6:7 ons: „Zo bleef het woord Gods groeien, en het aantal discipelen in Jeruzalem bleef sterk toenemen, en een grote schare priesters werd het geloof gehoorzaam.” Zelfs Saulus van Tarsus, een persoonlijke vriend van de joodse hogepriester, aanvaardde de „penning”, alhoewel hij een Farizeeër was geweest (Hand. 9:1-22; Fil. 3:4-6). De meesten van deze „eerste” werkers, die religieuze leiders van het jodendom, bleven zich echter bezighouden met de religieuze voorrechten die zij tot dusver in het natuurlijke Israël hadden genoten en ontvingen hiervoor nog steeds hun gewone loon krachtens de bepalingen van de Wet van Mozes; zij weigerden de „penning”.
39. Hoe lang hielden zij deze vorm van religieuze dienst in stand, doch wat bleven Jezus’ discipelen gebruiken?
39 Deze vorm van religieuze dienst hielden zij in stand tot het jaar 70 G.T. Toen werd hun tempel in Jeruzalem hun ontnomen. Zij verloren hun werk daar en de Romeinen kwamen en namen zowel hun plaats als hun natie weg, niet omdat zij Jezus Christus aanvaard hadden maar omdat zij hem hadden verworpen en de „penning” hadden geweigerd (Joh. 11:47, 48). Hun oog was boos omdat Jehovah God goed was voor de discipelen van Jezus Christus. Wat deze discipelen, met inbegrip van de apostel Johannes, betreft, zij bleven hun „penning” gebruiken om Gods Koninkrijksbediening te volbrengen en zelf eeuwig leven te verwerven, ondanks de vervolging. — Mark. 10:29, 30; Openb. 1:9.
-
-
De huidige vervulling van de „penning”De Wachttoren 1967 | 1 mei
-
-
De huidige vervulling van de „penning”
1. Waarom moet er, wegens datgene wat er op de dag van het pinksterfeest in 33 G.T. gebeurde, een laatste vervulling van de gelijkenis van de „penning” zijn?
IETS wat overeenkomt met de ervaring van de werkers in de „wijngaard” van de oude natie Israël negentien eeuwen geleden, heeft zich in deze laatste dagen met betrekking tot dat wat de christenheid wordt genoemd, afgespeeld. De „wijngaard” in de oudheid, de natie Israël in het Mozaïsche Wetsverbond,
-