Het volgen van getrouwe herders met leven in het vooruitzicht
1. Hoe en waarom moet geloof worden bewezen ten einde de gave van leven te ontvangen?
JEHOVAH’S voornemen om op aarde voor de gehoorzame mensheid in vrijheid en eeuwig leven te voorzien, zal spoedig verwezenlijkt worden. In ons geslacht bereikt dit voornemen een beslissend stadium van ontwikkeling nu er een vernietiging van dit huidige samenstel van dingen dreigt en het begin van Christus’ duizendjarige regering daar onmiddellijk op zal volgen. Maar niemand van ons zal leven ontvangen zonder enige krachtsinspanningen in het werk te stellen. Niet dat redding alleen maar door werken mogelijk is. Toen Jakobus aan de christelijke gemeente van de eerste eeuwen schreef, zei hij: „Geloof, indien het geen werken heeft, [is] op zichzelf dood. Ja, zoals het lichaam zonder adem dood is, zo is ook geloof zonder werken dood” (Jak. 2:17, 26). Dit betekent dat wij ons geloof dienen te bewijzen door onze handelwijze, door de dingen die wij doen. Het betekent dat wij moeten voldoen aan de rechtvaardige vereisten van de Koning Jezus Christus.
2. Welke programma is er nu aan de gang, en wat wordt door de doeltreffendheid hiervan bewezen?
2 Zelfs nu verschaft Jehovah, door middel van zijn zichtbare theocratische organisatie op aarde, een programma van geestelijk onderricht, waardoor degenen van onze generatie die jegens God oprecht van hart zijn, worden afgescheiden en waardoor hun leven wordt veranderd en in overeenstemming wordt gebracht met zijn regering van rechtvaardigheid onder zijn Koning. De doeltreffendheid van dit programma ten aanzien van het groeiende aantal leden en de geestelijke vooruitgang is er een bewijs van dat de huidige ongelukkige, vrees inboezemende toestanden te zamen met dit oude samenstel van dingen zullen eindigen en dat de rechtvaardigheid van Christus’ regering de aarde zal overdekken. Hoe zult ú ervoor staan als die tijd gekomen zal zijn?
3. Welke consequente handelwijze moeten wij volgen ten einde volledig te zijn in onze aanvaarding van Jehovah’s zichtbare organisatie?
3 Maak er haast mee de zichtbare theocratische organisatie van God die zijn koning, Jezus Christus, vertegenwoordigt, te identificeren. Dit is van levensbelang. Als u haar hebt gevonden, aanvaard dan elk onderdeel ervan. Wij kunnen niet beweren God lief te hebben en dan toch zijn Woord en communicatiekanaal verwerpen. Wij kunnen niet het apostolische onderwijs aanvaarden en toch onze opdracht om anderen te onderwijzen, verwerpen. Wij kunnen niet de van-huis-tot-huisbediening accepteren doch Gods morele vereisten voor het dagelijks leven negeren. Wij kunnen geen voorbeeldig leven leiden doch apathisch blijven met betrekking tot de strijdvraag die spoedig beslecht zal worden. Wij kunnen niet het einde van dit samenstel van dingen prediken en toch proberen alles te verwerven wat deze wereld aan zekerheid en materiële voordelen te bieden heeft. Jehovah’s zichtbare organisatie is onwrikbaar gebaseerd op het twaalfvoudige fundament van de „apostelen van het Lam”, terwijl Jezus Christus zelf de fundament-hoeksteen is (Openb. 21:14, 19, 20; Ef. 2:20-22). Wanneer wij ons daarom aan Jehovah’s zichtbare theocratische organisatie onderwerpen, moeten wij volledig instemmen met elk onderdeel van de apostolische werkwijze en vereisten hiervan.
EENHEID GEHANDHAAFD DOOR ONDERWORPENHEID
4. Waarom behoeft iemand er niet bang voor te zijn zijn persoonlijkheid of vrijheid te verliezen als hij zich onderwerpt aan de leiding van Jehovah’s organisatie?
4 Wees er niet bang voor dat u door onderworpenheid uw persoonlijkheid of uw vrijheid zult verliezen. De leden van de eerste-eeuwse christelijke gemeente onderwierpen zich gewillig aan de leiding van de organisatie door middel van het besturende lichaam. Zelfs de apostelen Petrus en Paulus deden dit. Als er twistpunten rezen, werden zij voor een oplossing hiervan naar het gehele lichaam van de twaalf apostelen en de oudere invloedrijke mannen verwezen, die in de gemeente van Jeruzalem dienst deden. Iets dergelijks gebeurde omstreeks 49 G.T. Paulus en Barnabas, die zendingsdienst verrichtten in de Romeinse provincies van Klein-Azië, hadden onbesneden heidenen tot christenen gedoopt. Toen dit bekend werd in de gemeente waar zij thuishoorden, in Antiochië in Syrië, maakten bepaalde mannen uit Judéa bezwaar en zeiden: „Indien gij u niet laat besnijden naar het gebruik van Mozes, kunt gij niet worden gered” (Hand. 15:1). Uitgebreide besprekingen konden de zaak niet rechtzetten, en daarom ging Paulus, in plaats van zich op zijn rechten als apostel te beroepen, met het probleem naar het besturende lichaam in Jeruzalem. Daar werd het geschilpunt, nadat men het onder leiding van Gods heilige geest op juiste wijze aan een beschouwing had onderworpen, opgelost, en door middel van een brief en een delegatie die het besturende lichaam vertegenwoordigde, werd de beslissing aan de gemeente in Antiochië meegedeeld. Het gevolg hiervan was dat de gemeente bevrijd werd van twijfel en onenigheid. — Hand. 15:2-31.
5. (a) Wat was voor de vroege gemeente het resultaat van deze handelwijze? (b) Hoe wordt tegenwoordig in de organisatie eenheid gehandhaafd?
5 Deze snelle actie van Paulus en het besturende lichaam had een verenigende, beschermende uitwerking en had groei tot gevolg. Later, toen Paulus en degenen die bij hem waren „voortreisden door de steden, brachten zij hun daar ter nakoming de verordeningen over waartoe door de apostelen en oudere mannen die zich in Jeruzalem bevonden, was besloten. Ja, daarom werden de gemeenten aanhoudend in het geloof bevestigd en namen ze van dag tot dag voortdurend in aantal toe” (Hand. 16:4, 5). Ook tegenwoordig dient het besturende lichaam van de christelijke gemeente op deze wijze de gehele organisatie. De oplossing van problemen die in een bepaald gebied rijzen wordt wijd en zijd verspreid, zodat de eendracht en eenheid van de hele organisatie gehandhaafd kan blijven.
6. Welke hulp krijgt het besturende lichaam om zich van zijn verantwoordelijkheden te kwijten, en hoe dienen zij?
6 In het uitdelen van Jehovah’s geestelijke voorzieningen voor uw welzijn, en ter bescherming en voor de eenheid van de gemeenten, staat het besturende lichaam echter niet alleen. Jesaja heeft namelijk voorzegd: „En vorsten zullen heersen naar het recht” (Jes. 32:1). Het woord vorst moet hier niet opgevat worden in politieke zin, want zij die „vorsten” (of sarím, Hebreeuws) worden genoemd, hebben geen deel aan dit tegenwoordige goddeloze samenstel van dingen dat spoedig vernietigd zal worden. Volgens de betekenis van het woord in het Hebreeuws, dienen deze personen uit Jesaja’s profetie in de theocratische organisatie als vooraanstaande mannen, die belast zijn met het toezicht over groepen van duizend of van honderd of van vijftig of zelfs van tien. De Koning Jezus Christus heeft daarom mannen van de „getrouwe en beleidvolle slaaf”-klasse en zelfs mannen uit de „grote schare”, die de hoop koesteren op aarde te leven, belast met het toezicht over gemeenten en groepjes, zelfs over dienstgroepen van tien personen, en aldus krijgen zij evenredig verdeelde verantwoordelijkheden. Op deze wijze zijn zij in de betekenis van Jeremia 23:4 „herders” geworden. — Openb. 7:9-12.
NAVOLGERS VAN GELOOF, NIET VAN MENSEN
7. (a) Waarom worden zulke „herders” „dienaren” genoemd? (b) Welke verantwoordelijkheid hebben zij tegenover Jehovah, en welke verplichting legt dit de „schapen” op?
7 Personen die aldus zijn aangesteld, worden geen „vorsten”, „herders” of „leiders” genoemd, maar worden echter gewoonlijk „dienaren” genoemd. Dit laat duidelijk zien in welke verhouding zij tot de organisatie staan en wat hun verantwoordelijkheid is ten opzichte van hen die aan hun zorgen zijn toevertrouwd. Jezus maakte dit zijn apostelen volkomen duidelijk. „Jezus riep hen . . . bij zich en zei: ’Gij weet dat de regeerders der natiën over hen heersen en de groten autoriteit over hen oefenen. Zo is het onder u niet; maar wie onder u groot wil worden, moet uw dienaar zijn, en wie onder u de eerste wil zijn, moet uw slaaf zijn’” (Matth. 20:25-27). Daar een slaaf of dienaar iemand is die zorgt voor de behoeften van een meester of werkgever, worden zij die een verantwoordelijke positie hebben en „dienaren” worden genoemd, niet gediend, maar dienen zij bereidwillig degenen in de gemeente die in nood zijn. Zij volgen hierin het voorbeeld van Jezus na, die heeft gezegd: „Evenals de Zoon des mensen niet gekomen is om gediend te worden, maar om te dienen en zijn ziel te geven als een losprijs in ruil voor velen” (Matth. 20:28). Deze dienaren zijn niet alleen verantwoordelijk voor hen die aan hun zorgen zijn toevertrouwd, maar zij zijn Jehovah ook verantwoording verschuldigd voor het welzijn van deze „schapen”. Het is daarom alleen maar redelijk dat Jehovah van de „schapen” eist dat zij zich gewillig aan de herders onderwerpen. „Weest gehoorzaam aan hen die onder u de leiding nemen en weest onderdanig, want zij waken over uw ziel als mensen die rekenschap zullen afleggen, opdat zij dit met vreugde en niet met zuchten mogen doen, want dit zou u schadelijk zijn.” — Hebr. 13:17.
8. In welk opzicht volgen de „schapen” de „herders”?
8 Wanneer u zich onderwerpt aan Jehovah’s zichtbare organisatie, die door zulke dienaren wordt bestuurd, dan nog wordt er niet van u gevraagd dat u mensen gaat volgen. Integendeel, Paulus gaf juist de raad: „Houdt hen in gedachtenis die onder u de leiding nemen, die het woord van God tot u hebben gesproken, en volgt hun geloof na, lettend op het einde van hun wandel” (Hebr. 13:7). Het geloof van deze mannen dient nagevolgd te worden, en op hun handelwijze moet gelet worden.
9. Aan wie en hoe moeten de „herders” zelf onderworpen zijn?
9 Hoewel deze mannen zelf verantwoordelijke posities van toezicht bekleden, erkennen ook zij de hogere aanstelling van de „getrouwe en beleidvolle slaaf” en onderwerpen zich eraan. Door dit te doen slaan zij rechtstreeks acht op de waarschuwing van Petrus, een van de eerste leden van dat lichaam. Hij zei: „Vernedert u daarom onder de machtige hand van God, opdat hij u te zijner tijd moge verhogen” (1 Petr. 5:6). Zij treden vertegenwoordigend op voor deze „getrouwe en beleidvolle slaaf” en beseffen daarom de zware verantwoordelijkheid die hun als vertegenwoordigers van de regering van het hemelse Koninkrijk is toevertrouwd, en daarom zien zij steeds weer op naar Jehovah’s leiding en geest om hen in staat te stellen zich van hun toewijzing te kwijten „ter wille van de gerechtigheid”, in overeenstemming met de gerechtigheid van Jezus Christus’ regering, waarbij zij in geen geval ter wille van eigenbelang of zelfverheerlijking hiervan afwijken (Hand. 8:4-17). Laat het bericht van de hedendaagse „getrouwe en beleidvolle slaaf” zien dat Jehovah’s „schapen” zich hier in deze laatste dagen mee bezighouden? Een kort overzicht van enkele feiten kan ons hieromtrent geruststellen.
DE MODERNE ELIA BEREIDT DE WEG
10. (a) Wie was Elia? (b) Wat voorzei Maleachi betreffende Elia, en van wie was Elia een voorbeeld?
10 Sinds 1919 G.T. is er grote vooruitgang gemaakt in de theocratische werkwijze. Dit is aanschouwelijk afgeschilderd in het profetische drama van de bediening van de profeten Elia en Elisa in het Israël uit de oudheid. Maleachi voorzei hierover: „Zie, Ik zend u den profeet Elia, voordat de grote en geduchte dag des HEREN komt. Hij zal het hart der vaderen terugvoeren tot de kinderen en het hart der kinderen tot hun vaderen, opdat Ik niet kome en het land treffe met den ban” (Mal. 4:5, 6). De oorspronkelijke Elia was een prominente getuige van Jehovah in de tiende eeuw v.G.T., vijf eeuwen voordat Maleachi zijn profetie uitsprak. Deze Elia die zou komen, vond een vervulling in het klein in Johannes de Doper, maar de Elia uit Maleachi’s profetie zou volgens plan in onze eigen bijzonder belangrijke tijd verschijnen, vlak voor en gedurende de tijd van het einde van dit huidige samenstel van dingen. In overeenstemming met de profetie is in onze tegenwoordige tijd de „getrouwe en beleidvolle slaaf” verschenen om het voorzegde werk van Elia te verrichten.
11. Welke verandering in organisatorisch bestuur kwam er in de christelijke gemeente tot stand nadat Jezus op de troon was geplaatst, en waarmee kwam dit in het Israël uit de oudheid overeen?
11 Hiermee begon een periode waarin Jehovah’s vereisten betreffende gerechtigheid strenger werden gemaakt binnen de hedendaagse gemeente, die vergeleken zou kunnen worden met het Israël dat in het begin nog maar pas in het Beloofde Land woonde. Hoewel de natie onder een theocratische wet was verenigd en er rechters heersten, deed aanvankelijk „ieder . . . wat goed was in zijn ogen”. Waarom was deze organisatie zo onsamenhangend? Het verslag zegt: „In die dagen was er geen koning in Israël” (Richt. 21:25). Zo was het ook in de vroege dagen van de hedendaagse theocratische organisatie. Toen de christelijke gemeente tot de apostolische leerstellingen terugkeerde, maakte Jehovah’s rechtvaardige bestuur beslist een stap voorwaarts. Maar voordat in 1914 G.T. de Koning, Jezus Christus, op de troon werd geplaatst, werd de organisatie niet door een hecht bestuur beheerd. Elke „ecclesia” of gemeente bestuurde zichzelf door gekozen „ouderlingen” en „diakenen”. Maar in 1914 plaatste Jehovah zijn Koning Jezus Christus op de troon, en vanaf 1919 brak de tijd aan voor de vervulling van Jeremia’s profetie: „’En ikzelf zal het overblijfsel van mijn schapen bijeenbrengen uit al de landen waarheen ik ze verdreven had, en ik wil ze terugbrengen naar hun weide, en ze zullen stellig vruchtbaar zijn en tot velen worden. En ik wil over hen herders verwekken die hen werkelijk zullen weiden, en zij zullen niet meer bevreesd zijn, noch zullen zij met enige verschrikking geslagen worden, en er zullen er geen gemist worden’, is de uitspraak van Jehovah.” — Jer. 23:3, 4, NW.
12. (a) Door welke progressieve stappen werd tijdens het Eliawerk de theocratische regeling weer hersteld? (b) Welke verzekering gaf dit de „schapen”?
12 De voordelen van dit theocratische bestuur kwamen niet ineens. In 1932 werden de „gekozen ouderlingen” in de gemeente vervangen door een aangestelde „dienstleider”, die geholpen werd door een groep rijpe leden van de gemeente, op democratische wijze in hun ambt gekozen. Maar pas in 1938 vond de definitieve verandering plaats tot een volkomen theocratische regeling. In dat jaar werd via de kolommen van De Wachttoren aan de hand van de Schrift onthuld dat de bevoegdheid, in de gemeenten dienaren aan te stellen, rechtens bij het besturende lichaam van de „getrouwe en beleidvolle slaaf” berust, zoals deze door Jezus Christus vanuit Jehovah’s tempel wordt geleid.a Deze belangrijke stap tot het herstel van de theocratische regeling verzekerde Jehovah’s „schapen” ervan dat zij niet weer door gewetenloze „herders” verdeeld zouden worden over van elkaar onafhankelijke „kudden”. De herders die Jehovah door bemiddeling van Jeremia beloofd had, zouden volkomen in overeenstemming zijn met Jezus’ woorden: „Zij zullen één kudde, één herder worden.” — Joh. 10:16.
EXPANSIE EN GENEZING TIJDENS DE ELISAPERIODE
13. Waarom kwam het herstel van de theocratische regeling precies op tijd?
13 Hierdoor werd de christelijke gemeente dus versterkt en ontving ze bescherming tegen de inspannende tijd die op komst was. Deze theocratisch aangestelde herders die Jehovah nu binnen de gemeente deed opstaan, moesten „zijn als een beschutting tegen den wind en als een toevlucht tegen de stortbui”. Niet alleen stond Gods zichtbare organisatie voor een periode waarin ze een zware tijd van beproeving en vervolging zou meemaken, maar ook moest ze ’vruchtbaar zijn en tot velen worden’ ten gevolge van het intensieve onderwijzingsprogramma dat nu voor de boeg lag.
14. Wanneer en met welk werk begon het Elisawerk?
14 In 1942 kwam de verandering. Tijdens de weeën van de Tweede Wereldoorlog kwam er, met de verandering in bestuur van de tweede naar de derde president van de Watch Tower Bible and Tract Society, een einde aan het Eliawerk, dat tot Jehovah’s lof aan zijn doel had beantwoord. Het was er metterdaad op gericht een begin te maken met het werk dat erin bestaat de wateren van de symbolische Jordaan, ofte wel de symbolische wateren der mensen, te scheiden, waardoor de „andere schapen” of „grote schare” aan de rechterhand van de regerende Koning Jezus Christus worden vergaderd (2 Kon. 2:8; Matth. 25:31-46). Toen de Elisaklasse energiek de „mantel van Elia” opnam, ofte wel de goddelijke opdracht die Elia zo actief had vervuld aanvaardde, was de tijd voor een weergaloze expansie aangebroken. De jaren sinds 1942 hebben een verslag te zien gegeven van de daden van de gezalfde Elisaklasse, die door een steeds groeiend aantal van de „grote schare” wordt vergezeld. — Openb. 7:9-17.
15, 16. Welke vèrstrekkende vorderingen zijn er op het gebied van theocratische activiteiten door de Elisaklasse gemaakt, zoals werd afgebeeld door de wonderen van Elisa?
15 Om een vergelijking te kunnen trekken tussen de vele wonderen die door de oorspronkelijke Elisa werden verricht, namelijk zestien, tegen acht van Elia, kunnen wij opmerken dat de hedendaagse Elisaklasse direct regelingen begon te treffen om betere predikers van het goede nieuws van het Koninkrijk voort te brengen, als een verdere verwezenlijking van de profetie in Matthéüs 24:14. Op 1 februari 1943 werd de Wachttoren Bijbelschool Gilead opgericht, om zendelingen en speciale vertegenwoordigers van het Wachttorengenootschap ervoor op te leiden in alle delen van de aarde te dienen. In dat zelfde jaar 1943 begon er in de gemeenten van Jehovah’s getuigen een nieuw opleidingsprogramma, namelijk de Theocratische Bedieningsschool. In het begin werden er alleen manlijke leerlingen in deze school ingeschreven, maar in 1958 werd er een voorziening getroffen waardoor vrouwen ook ingeschreven konden worden en een aandeel konden hebben.
16 Naarmate het werk zich uitbreidde en er nieuwe gemeenten werden gevormd, werden hierdoor meer dienaren nodig om toezicht te houden op het prediken van het goede nieuws van het Koninkrijk. Ten einde hun dienst te verbeteren werd er in 1959 iets nieuws ingevoerd, namelijk een Koninkrijksbedieningsschool met een vierwekelijkse cursus, die door alle opzieners die hiervoor waren uitgenodigd gratis bezocht kon worden. Het volgende jaar werd de school in de diverse landen ingesteld, en het gevolg hiervan was dat er in de gemeenten over de hele wereld beter toezicht uitgeoefend kan worden. — 1 Tim. 3:1-7; Tit. 1:5-9.
17. Hoe is een grote geestelijke genezing het gevolg geweest van het Elisawerk?
17 Net zoals Elisa van vroeger de zoon van de Sunamitische vrouw, die hem hielp en bijstond, uit de doden opwekte, zo heeft het werk van de hedendaagse Elisaklasse voor tallozen geestelijk leven betekend (2 Kon. 4:17-37). Honderdduizenden die zich door hun zonden en vanwege een goddelijke veroordeling in een dode toestand bevonden, zijn tot een gelukkig leven in Jehovah’s dienst opgewekt en hebben een helder vooruitzicht op eeuwig leven onder het Koninkrijk nadat dit huidige samenstel in Armageddon vernietigd zal zijn. Dit bijeenvergaderingswerk is sinds 1942 nog krachtiger geworden. Tijdens dat kritieke jaar van de Tweede Wereldoorlog lieten onvolledige berichten zien dat een stijgend aantal van 106.000 personen het goede nieuws bekendmaakte. Ten gevolge van het liefdevolle bestuur van de regerende Koning en de onvermoeide pogingen van zijn „getrouwe en beleidvolle slaaf”, de „grote schare” en de aangestelde „herders”, is er steeds toename geweest totdat in 1967, precies 25 jaar later, 1.150.000 personen actief deelnamen aan het bekendmaken van de Koninkrijksboodschap.
MAATSTAVEN VOOR CHRISTELIJK GEDRAG HANDHAVEN
18, 19. In welk opzicht zijn de vereisten voor een christelijk gedrag scherper gesteld?
18 Deze versterking van de theocratische structuur heeft met zich meegebracht dat de organisatie een scherper toezicht uitoefent wat betreft de schriftuurlijke vereisten met betrekking tot het gedrag van degenen die met de organisatie verbonden zijn. De hedendaagse „getrouwe en beleidvolle slaaf” heeft altijd christelijke maatstaven erkend en deze altijd als vereisten voor een christelijke levenswijze de gemeente voorgehouden. Zelfs reeds in 1904 zette de eerste president van het Wachttorengenootschap in zijn boek The New Creation een schriftuurlijke procedure uiteen over de manier waarop overtreders behandeld moesten worden, en dat hun zelfs, indien nodig, de „omgang en letterlijk alle tekenen of uitingen van broederschap” van de gemeente onthouden diende te worden.b Maar deze uiterst strenge maatregel, het uit-de-gemeente-sluiten, werd niet op grote schaal door de gemeenten toegepast en gold tot 1952 voor de gemeenten niet als een vereiste.c Het gedrag van een christen kon niet langer beschouwd worden als iets dat alleen de persoon zelf of personen die erbij betrokken waren, aanging. Paulus schreef de gemeente in Korinthe uit de eerste eeuw in verband met een uitsluitingszaak het volgende: „Weet gij niet dat een weinig zuurdeeg het gehele deeg doet gisten?” (1 Kor. 5:1-6) Het kon hun die de praktijken van de natiën volgden, niet langer worden toegestaan in de gemeente binnen te komen, noch kan het hun die weer tot dergelijke praktijken vervielen, worden toegestaan erbinnen te blijven.
19 U ziet dus dat de hedendaagse theocratische organisatie van herders van Gods kudde alleen maar de belangen van het Koninkrijk en van Gods „schapen” ter harte gaan. Als personen die „waken over uw ziel”, weten zij dat zij „rekenschap zullen afleggen”. Om zich van de Koninkrijksverantwoordelijkheden te kunnen kwijten, is het van levensbelang dat „er . . . geen gemist [zullen] worden”, en ten einde dit te verzekeren moet u geleerd worden: „Blijft dan eerst het koninkrijk en [Gods] rechtvaardigheid zoeken.” — Matth. 6:33.
20, 21. Hoe kunnen wij onder benarde omstandigheden een juiste onderworpenheid aan de dag leggen?
20 Een dergelijke theocratische kijk op de zaak zal u in staat stellen altijd gelijke tred te blijven houden met de organisatie, en u zult noch vooruitlopen noch gevaarlijk achterblijven. U zult benarde omstandigheden meemaken. Laat u hierdoor niet overwinnen. Wacht op Jehovah en stel uw hoop op hem (Ps. 37:34; 27:14). Bij een bepaalde gelegenheid kan er zelfs een terechtwijzing nodig zijn. Wees dan niet beledigd. Bent u dat wel, dan neemt u zichzelf te zeer au serieux en ziet u niet waarom die terechtwijzing is gegeven. Evenmin dient u zichzelf wijs te maken dat u de organisatie van geen nut bent en er dan uit te gaan alleen omdat er wellicht een bepaalde fout onder uw aandacht wordt gebracht. „Acht [evenwel] het strenge onderricht dat van Jehovah komt, niet gering en bezwijk niet wanneer gij door hem wordt gecorrigeerd, want die Jehovah liefheeft, wordt door hem streng onderricht, ja, hij geselt een ieder die hij als zoon aanneemt.” — Hebr. 12:5, 6.
21 Het is aan de andere kant mogelijk dat u heel snel vorderingen maakt. Waak voor een houding van: „Ik ben getrouwer dan de rest.” Dit zou een strik voor u kunnen spannen. Heb niet het gevoel dat de anderen in de gemeente langzaam en traag zijn. U zou dan wellicht zelfs ongeduldig met de organisatie worden. Beschouw integendeel juist het voorbeeld van Mozes, die bij Jehovah pleitte om zijn voorbeeldige theocratische natie te sparen toen sommige trouweloze personen in de organisatie tegen Jehovah gezondigd hadden en zijn toorn over de hele gemeente gebracht hadden (Ex. 32:1-14). Blijf er ook niet steeds op wachten totdat men u aanwijzingen zal geven omtrent de theocratische activiteit die u is toegewezen. Neem geestdriftig persoonlijke verantwoordelijkheid op u en zoek naar manieren om de Koninkrijksbelangen in overeenstemming met het programma dat thans door de „getrouwe en beleidvolle slaaf” wordt aangegeven, te bevorderen.
22. Waarom moeten wij dus trouw blijven vasthouden aan Jehovah’s zichtbare organisatie?
22 De bijbel verschaft elke reden en aanmoediging om de theocratische organisatie een grotere plaats toe te kennen dan uzelf, haar in alle opzichten te aanvaarden en er getrouw mee verbonden te blijven. De vooruitgang in theocratische activiteit gaat nog steeds voort. Wat Jehovah vóór Armageddon nog van zijn getrouwe dienstknechten op aarde zal vragen, zal hij te zijner tijd onthullen. De enige manier om hier achter te komen is, dicht bij zijn zichtbare organisatie te blijven. Wanneer u deze organisatie en Gods rechtvaardige vereisten die door middel van zijn kanaal tot uitdrukking worden gebracht, eenmaal hebt geïdentificeerd, laat ze dan nooit meer los. Volg Jehovah’s getrouwe herders, opdat, „zoals de zonde als koning heeft geregeerd met de dood, zo ook de onverdiende goedheid als koning zou regeren door middel van rechtvaardigheid met eeuwig leven in het vooruitzicht door bemiddeling van Jezus Christus, onze Heer”. — Rom. 5:21.
[Voetnoten]
a Zie De Wachttoren van augustus 1938, blz. 151-168 en september 1938, blz. 171-180.
b Zie Studie VI: „Order and Discipline in the New Creation”, blz. 273 tot 347.