Vragen van lezers
● Wat bedoelde Jezus met de woorden: „Gij dwaalt, want gij kent de Schriften niet noch de kracht Gods. Immers, in de opstanding huwen zij niet en worden zij niet ten huwelijk genomen”? (Matth. 22:29, 30) Wat staat er in de Hebreeuwse geschriften, hetwelk de Sadduceeën hadden moeten weten, omtrent de opstanding en het feit dat er in de opstanding niet wordt gehuwd? — A.E., Verenigde Staten.
De Sadduceeën geloofden niet in een opstanding, zoals niet alleen duidelijk uit de Evangelieverslagen blijkt, maar ook uit het bericht dat in Handelingen 23:6-10 staat opgetekend, waarin wordt verteld over de twist die Paulus tussen de Farizeeën en de Sadduceeën deed ontstaan door te zeggen dat hij in de opstanding der doden geloofde. De door de Sadduceeën gestelde strikvraag omtrent een vrouw die achtereenvolgens zeven broers als echtgenoot had gehad en wiens vrouw zij nu wel in de opstanding zou zijn, was bedoeld om te bewijzen dat Jezus het bij het verkeerde eind had, maar hij keerde de rollen om en toonde aan dat zij ongelijk hadden. Hiervoor had Jezus vele schriftuurplaatsen kunnen aanhalen waaruit bleek dat de doden zouden opstaan, zoals de woorden van Job (14:13-15), Hoséa (13:14), Daniël (12:13) en anderen. Daar volgens de Sadduceeën echter alleen de Pentateuch geïnspireerd was, gebruikte Jezus de woorden welke Jehovah bij het brandende braambos tot Mozes sprak, ten einde zijn stelling te bewijzen. — Matth. 22:31, 32.
Dit was werkelijk een meesterlijke zet van Jezus, want de Sadduceeën gingen er prat op dat zij de Pentateuch kenden en toch hadden zij, zoals Jezus hun onder de aandacht bracht, niet gezien dat daarin de duidelijke gevolgtrekking van de opstanding opgesloten lag. Zij hadden de betekenis van datgene wat God bij het brandende braambos aan Mozes had gezegd, niet begrepen, alwaar hij te kennen gaf dat hij, Jehovah God, niet de God van doden, maar van levenden is. Opdat de toentertijd dood zijnde Abraham, Isaäk en Jakob wederom konden leven om hun gemeenschappelijke God te aanbidden, zouden zij uit de doden opgewekt moeten worden. Jehovah God was tot dit wonder van de opstanding der doden in staat. — Ex. 3:6.
Dat God de opstandingsmacht bezat, was reeds voordat de Sadduceeën Jezus met hun strikvraag trachtten vast te zetten, geïllustreerd en nog wel door Jezus zelf. Om deze duidelijke redenen kon Jezus de Sadduceeën ronduit zeggen dat zij alles wel beschouwd helemaal niet zo knap waren, dat zij het bij het verkeerde eind hadden door de opstanding der doden tegen te spreken en dat hun onkunde wat dit betreft te wijten was aan het feit dat zij òf de door Mozes — en de rest van de profeten — opgetekende Schriften, òf de wonderen werkende kracht Gods niet kenden.
Jezus maakte snel een einde aan hun opstandingsprobleem door de Sadduceeën ervan in kennis te stellen, dat degenen die tot leven op aarde opgewekt zullen worden, niet huwen noch ten huwelijk worden genomen, en dat er dus geen twijfel over zal bestaan wiens echtgenote de vrouw zal zijn die in deze oude wereld achtereenvolgens zeven broers tot echtgenoot had gehad. Aldus toonde Jezus aan dat de Sadduceeën, ofschoon zij met de opgetekende Schriften — en in het bijzonder met de wet van Mozes — bekend waren, de betekenis en profetische kracht ervan niet werkelijk kenden. Zouden de Sadduceeën de Schriften hebben gekend, dan zouden zij hebben geweten dat daarin de opstanding wordt geleerd. Zouden zij de kracht Gods hebben gekend, dan zouden zij hebben geweten dat God tegen elk met de opstanding verband houdend probleem opgewassen zou zijn.
● Is het gebruik van de uitdrukking „el” in Matthéüs 6:27 in de New World Translation, niet onjuist aangezien een levensduur niet met een el gemeten kan worden? — J.B., Verenigde Staten.
Matthéüs 6:27 luidt: „Wie van u kan door bezorgd te zijn één el aan zijn levensduur toevoegen?” Het hier gebezigde Griekse woord is peʹkhus, hetwelk letterlijk de voorarm — die de grondslag voor de el vormde — betekent, zodat dit het Griekse woord voor el is. Lukas gebruikte hetzelfde woord toen hij deze woorden van Jezus optekende, en Johannes bezigde de uitdrukking om te beschrijven hoe ver de discipelen van de kust af waren toen zij op het moment dat Jezus na zijn opstanding aan hen verscheen, zo’n grote visvangst hadden. Hij gebruikte eveneens hetzelfde woord toen hij de afmetingen van de heilige stad, Jeruzalem, gaf. — Luk. 12:25, NW; Joh. 21:8; Openb. 21:17.
Klaarblijkelijk houdt peʹkhus dus de gedachte van lengte in. Toen Jezus in zijn bergrede deze uitdrukking gebruikte, besprak hij niet de gestalte van iemands lichaam of de grootte of lengte van een persoon, want dat is geen algemene bron van bezorgdheid. Hij verwees veeleer naar de verlenging van iemands leven. Het leven wordt naar de lengte ervan gemeten, zoals te kennen wordt gegeven doordat in de New World Translation de uitdrukking „levensduur” wordt gebruikt. Derhalve is een lengtemaat, namelijk een el — welke ongeveer 46 cm lang was — zeer geschikt, en vergeleken met de lengte van het leven zou ze stellig erg kort zijn. Wat Jezus duidelijk wilde maken, was het volgende: door bezorgd te zijn, kunt u nog geen 46 cm aan uw levensduur toevoegen, maar 46 cm aan iemands lengte toe te voegen, zou iets heel buitengewoons zijn, waardoor men in vergelijking met anderen een reus zou worden.
Het is zeer interessant om op te merken dat Matthéüs 6:27 in An American Translation, door Smith en Goodspeed, als volgt wordt weergegeven: „Doch wie van u kan met al zijn getob één uur aan zijn leven toevoegen?” De Revised Standard Version van 1952 vertolkt het vers aldus: „En wie van u kan door bezorgd te zijn één el aan zijn levensduur toevoegen?” De rooms-katholieke Spencer Version luidt: „Wie toch onder u kan door bezorgde gedachten één spanne tijds aan zijn leven toevoegen?” Een moderne Amerikaanse vertaling door C. Williams vertolkt Jezus’ woorden heel vrij: „Doch wie van u kan door zich zorgen te maken ook maar één minuut aan zijn leven toevoegen?” In een voetnoot staat dan: „Het woord betekent maat of tijd; hier tijd.” En in de Diaglott, een Griekse vertaling met tussen de regels in een letterlijke Engelse vertaling, lezen wij: „Wie van u kan bovendien door bezorgd te zijn, zijn leven één moment verlengen?” De interlineaire, woord-voor-woord-vertaling luidt: „Wie en waardoor van u zijnde al te bezorgd kan toevoegen aan de leeftijd van hem spanne tijds één?”
Met het oog op al het voorgaande is het dus duidelijk dat Matthéüs 6:27 in de New World Translation juist is vertaald.