De bijbel — een boek van hoop
WILLIAM GLADSTONE, naar verluidt de „grootste Britse staatsman van de negentiende eeuw”, heeft eens geschreven: „De natuurwetenschap en wetenschappelijke onderzoekingen hebben veel gedaan om de historische betrouwbaarheid van het Oude Testament te staven: . . . hierdoor hebben ze extra kracht verleend aan de argumentatie dat wij hierin een goddelijke openbaring aantreffen; . . . het bewijsmateriaal, rationeel beschouwd, zowel qua inhoud als resultaten, verplicht ons te staan waar onze voorvaders hebben gestaan, op de onaantastbare rots van de Heilige Schrift.”
De bijbel heeft inderdaad als een onwrikbare rots de stormen des tijds getrotseerd. Iemand die op deze rots staat, kan vanaf haar verheven hoogten niet alleen in het verre verleden terugkijken, maar ook tot in de verre toekomst zien. Laten wij nu het interne bewijs onderzoeken waardoor wordt aangetoond dat de bijbel een boek van hoop is waarin u vertrouwen kunt stellen.
INTERNE HARMONIE RONDOM EEN CENTRAAL THEMA
De 66 boeken van de bijbel werden gedurende een periode van zestien eeuwen door ongeveer veertig verschillende schrijvers geschreven. Die verklaring kan snel worden gelezen. Denk er echter eens over na. Kent u soms nòg een boek waarmee, laten wij zeggen, tegen het einde van de vierde eeuw van onze gewone tijdrekening werd begonnen en waaraan, met tussenpozen, tientallen verschillende mannen uit alle maatschappelijke standen, helemaal tot onze tijd, hebben geschreven?
Zo’n boek bestaat er niet. Maar als het zou bestaan en als het geschreven zou zijn vanaf de tijd van het Romeinse Rijk, helemaal via de periode van de monarchieën tot in de tijd van de hedendaagse republieken, door zulke verschillende mensen als soldaten, koningen, priesters, vissers en zelfs een veehoeder en een arts, zou u dan verwachten dat elk deel van dat boek dezelfde fundamentele benadering heeft en hetzelfde centrale thema volgt? Vast niet!
Toch werd de bijbel in werkelijkheid gedurende een overeenkomstige tijdsperiode, onder verschillende regeringsstelsels, door ten minste al die categorieën van mensen en in drie talen geschreven. Ondanks dit alles is hij volledig harmonieus. Zijn fundamentele boodschap is van begin tot eind even krachtig. Is dat niet verbazingwekkend?
Zo’n interne harmonie zou onmogelijk zijn geweest wanneer de gehele groep schrijvers niet van een tijdloze, verenigende geest vervuld was geweest. Die geest was Gods werkzame kracht. De apostel Petrus legde hier getuigenis van af met de woorden: „Geen profetie der Schrift [ontstaat] door enige eigen uitlegging . . . Want nooit werd profetie door de wil van een mens voortgebracht, maar mensen hebben van Godswege gesproken zoals zij door heilige geest werden meegevoerd.” — 2 Petr. 1:20, 21.
Onder het ene goddelijke auteurschap ontwikkelden deze bijbelschrijvers één centraal thema: De rechtvaardiging van Jehovah’s soevereiniteit en de uiteindelijke vervulling van zijn voornemen met betrekking tot de aarde door middel van zijn koninkrijk in handen van Christus, het „Zaad” der belofte. (Zie kader op bladzijde 16.)
EEN PROFETISCH BOEK
De belangrijkste reden om te geloven dat de bijbel niet het woord van mensen is maar het woord van God, is misschien wel het feit dat het een boek met opmerkelijke profetieën is. Met al hun verfijnde wetenschappelijke apparatuur zijn mensen nog steeds niet in staat geregeld nauwkeurige weersvoorspellingen te doen, laat staan dat zij honderden gebeurtenissen zouden kunnen voorzeggen. Toch bevat de bijbel letterlijk honderden profetieën die verbazingwekkend nauwkeurig zijn gebleken. Wordt hierdoor niet te kennen gegeven dat er een grote Geest achter deze profetieën stond, namelijk Degene die zei: „Ik ben God, niemand anders is God, niemand aan Mij gelijk. Ik verkondig u het einde vanaf het begin, en vooraf wat nog niet is geschied”? — Jes. 46:9, 10, Willibrordvertaling.
Vele van de belangrijkste profetieën in de bijbel houden verband met het centrale thema van dit boek: Gods rechtvaardiging door middel van het koninkrijk van het beloofde „Zaad”. Ten einde alle twijfel over de juiste identificatie van het „Zaad” te vermijden, liet God vele verschillende profeten onder inspiratie bijzonderheden verschaffen omtrent de geboorte, het leven en de dood van deze beloofde bevrijder. Deze profetieën omtrent het „Zaad” of de „Messías” — waarvan er meer dan driehonderd zijn geteld — werden alle in Jezus Christus vervuld.a
Sommige vrijdenkers hebben geprobeerd te suggereren dat Christus er zelf voor heeft gezorgd overeenkomstig deze profetieën te leven en aldus hun vervulling heeft gemanipuleerd. Vrijdenkers gaan er over het algemeen prat op dat zij erg logisch redeneren. Maar getuigt het van gezond verstand te beweren dat Jezus zijn eigen geboorte in Bethlehem heeft bewerkt (Micha 5:2; Matth. 2:1, 5, 6) en het zelfs zo heeft kunnen regelen dat hij uit de stam Juda (Gen. 49:10; Luk. 3:23, 33) en als een nakomeling van koning David geboren zou worden? — Jes. 9:7; Matth. 1:1.
Anderen zouden kunnen tegenwerpen dat Jezus, indien hij de Zoon van God was en voordien in de hemel woonde, zijn menselijke geboorte kan hebben gearrangeerd opdat zulke profetieën in vervulling zouden gaan. Alles goed en wel, maar wanneer een vrijdenker dat argument hanteert, zou hij zijn doel voorbijstreven, want het gaat hem er juist om te loochenen dat Jezus meer zou zijn dan een normaal mens.
En wat valt er te zeggen over de omstandigheden van Jezus’ dood: dat hij geslagen, bespuwd en aan een paal genageld werd, en dat (iets wat heel uitzonderlijk was voor mensen die aan een paal werden terechtgesteld) geen van zijn beenderen werd gebroken? (Jes. 50:6; Micha 5:1; Jes. 53:5; Ps. 34:20; Matth. 27:26, 30; Luk. 23:33; Joh. 19:33-36) Heeft Jezus ook al deze dingen gemanipuleerd? Onmogelijk! Dit waren dus waarachtige profetieën, die ruim zevenhonderd jaar voordat ze in vervulling gingen, werden opgetekend. Inderdaad een krachtig getuigenis ten gunste van de betrouwbaarheid van de bijbel!
Een van de meest opmerkelijke profetieën, waarvan de vervulling ruimschoots door de wereldlijke geschiedenis is bevestigd, was Jezus’ voorzegging van de verwoesting van Jeruzalem. Dit was niet zo maar een voorzegging die elke slimme politieke voorspeller gedaan kon hebben, gezien het feit dat de joden onder het Romeinse juk zuchtten. Ze bevatte details die geen enkele futuroloog had kunnen voorzien. Wie had zich bijvoorbeeld kunnen voorstellen dat de Romeinse bevelhebber Cestius Gallus in 66 G.T. „tegen alle verwachting”, zoals Josephus het stelde, zijn troepen uit Jeruzalem zou terugtrekken, net toen de stad elk moment als een rijpe pruim in zijn handen kon vallen? Jezus had echter een dergelijke gelegenheid voorzegd, waardoor afzonderlijke personen de belegerde stad konden ontvluchten (Luk. 21:20-22). Zijn discipelen, die waakzaam naar dit teken uitzagen, konden aldus ontkoming vinden. Bijna vier jaar later, in 70 G.T., kwam vervolgens de totale verwoesting van Jeruzalem en zijn tempel, zoals Jezus ook nauwkeurig had voorzegd. — Luk. 19:41-44; Matth. 24:2.
Jezus’ profetie over de verwoesting van het eerste-eeuwse Jeruzalem is van het grootste belang voor ons, omdat ze verweven is met zijn profetie omtrent het einde van het huidige goddeloze samenstel en de oprichting van Gods koninkrijk in handen van het beloofde „Zaad”. Evenals Jezus de eerste-eeuwse christenen een teken gaf dat hen in staat stelde te weten dat Jeruzalems einde nabij was en dat zij moesten vluchten om zich in veiligheid te stellen, heeft hij christenen die in deze tijd leven, het teken gegeven op grond waarvan zij weten dat zijn koninkrijk nabij is.
Na over internationale oorlogen, grote aardbevingen, pestilentiën, voedseltekorten en vervolging van ware christenen gesproken te hebben, maakte Jezus melding van „radeloze angst der natiën [niet slechts van de joden]”, en voorzei hij dat de mensen ’mat zouden worden van vrees en verwachting omtrent de dingen die over de bewoonde aarde [niet slechts over Jeruzalem] zouden komen” (Luk. 21:10-19, 25, 26). Alleen al door deze uitdrukkingen wordt de onjuistheid aangetoond van de bewering dat de verwoesting van Jeruzalem in 70 G.T. de volledige vervulling van zijn profetie was. Zijn profetie had duidelijk een veel ruimere draagwijdte en strekte zich uit tot de tijd waarin niet alleen het afvallige Jeruzalem, maar alle valse religies en de rest van Satans goddeloze samenstel van dingen vernietigd zouden worden om plaats te maken voor de rechtvaardige „nieuwe aarde, die wij overeenkomstig zijn [Gods] belofte verwachten”. — 2 Petr. 3:13.
Dit wordt ook reeds bevestigd door de vraag die Jezus’ discipelen hem stelden. Zij vroegen namelijk: „Zeg ons: Wanneer zullen deze dingen [die hij zojuist over de verwoesting van Jeruzalem had gesproken] zijn, en wat zal het teken zijn van uw tegenwoordigheid en van het besluit van het samenstel van dingen [de voleinding der wereld, Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap]?” — Matth. 24:3.
Verder aantonend dat Jezus’ gedachten veel verder gingen dan de verwoesting van Jeruzalem en zich richtten op de tijd waarin hij in macht zou wederkomen en Gods koninkrijk opgericht zou worden, verklaarde hij: „En dan zullen zij de Zoon des mensen zien komen in een wolk met kracht en grote heerlijkheid. . . . Let op de vijgeboom en alle andere bomen: Wanneer ze reeds in knop staan, weet gij voor uzelf, door het gade te slaan, dat nu de zomer nabij is. Zo ook wanneer gij deze dingen ziet geschieden [oorlogen, aardbevingen, pestilentiën, voedseltekorten, vervolging van christenen, radeloze angst der natiën], weet dan dat het koninkrijk Gods nabij is.” — Luk. 21:10-31.
Even zeker als Jezus’ profetie betreffende de verwoesting van Jeruzalem tot in de kleinste details waarachtig bleek te zijn, zal ook zijn profetie omtrent het einde van het huidige goddeloze samenstel van dingen in vervulling gaan. Sinds 1914 zien wij overvloedig veel bewijzen dat Jezus’ profetieën die zijn opgetekend in Matthéüs hoofdstuk 24 en 25, Markus hoofdstuk 13 en Lukas hoofdstuk 21, in vervulling gaan. Na gezegd te hebben dat „al deze dingen . . . een begin van weeën der benauwdheid” zijn, voegde Jezus eraan toe: „En dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen.” — Matth. 24:8, 14.
Ja, de huidige tijd van „benauwdheid” kondigt de vervulling van een glorierijke hoop aan. „Dit goede nieuws van het koninkrijk” wordt thans door Jehovah’s Getuigen „op de gehele bewoonde aarde” gepredikt. Zij kondigen wijd en zijd het meest grootse nieuws aan dat Jehovah’s soevereiniteit binnenkort gerechtvaardigd zal worden en dat zijn voornemen met betrekking tot de aarde vervuld zal worden wanneer het Koninkrijk van het „Zaad”, Jezus Christus, de goddelozen vernietigt en erop toeziet dat Gods wil evenals in de hemel ook op aarde wordt gedaan (Matth. 6:9, 10). Dan zullen alle mannen en vrouwen die rechtvaardigheid liefhebben, zowel degenen die het einde van het huidige samenstel overleven als de miljoenen uit de doden opgestane personen, de gelegenheid hebben om eeuwig op een paradijsaarde te leven. — Joh. 5:28, 29.
Dit is de wonderbaarlijke hoop die de bijbel de mensheid in het vooruitzicht stelt. De filosofen, natuurgeleerden en politici van deze wereld kunnen u zo’n hoop niet bieden. Waarom zou u dus het enige boek van hoop dat thans bestaat, DE BIJBEL, verwerpen? Jehovah’s Getuigen zullen u graag helpen de bijbel beter te leren kennen.
[Voetnoten]
a Zie voor een gedeeltelijke lijst van deze Messiaanse profetieën het boek „De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig”, de bladzijden 343-346, uitgegeven door het Wachttorengenootschap.
[Kader op blz. 16]
DE BIJBEL ONTWIKKELT ÉÉN CENTRAAL THEMA:
De rechtvaardiging van Jehovah’s soevereiniteit en de uiteindelijke vervulling van zijn voornemen met betrekking tot de aarde door middel van zijn koninkrijk in handen van Christus, het beloofde „Zaad”
DE GRONDWAARHEID:
„In het begin . . . God . . .” — Gen. 1:1
GOD GAF DE MENS EEN GOED BEGIN:
„God [zag] alles wat hij gemaakt had en zie! het was zeer goed.” — Gen. 1:31
GODS VOORNEMEN: EEN WERELDOMVATTEND PARADIJS:
„God zei tot hen: ’Weest vruchtbaar en wordt tot velen en vult de aarde en onderwerpt haar.’” — Gen. 1:27, 28; 2:8
DE EERSTE MENS KWAM IN OPSTAND EN ZIJN NAGESLACHT ERFDE DE DOOD:
’Door bemiddeling van één mens is de zonde de wereld binnengekomen en door middel van de zonde de dood, en aldus heeft de dood zich tot alle mensen uitgebreid.’ — Rom. 5:12
GOD BELOOFDE BEVRIJDING VIA HET „ZAAD”:
„Door bemiddeling van uw [Abrahams] zaad zullen alle natiën der aarde zich stellig zegenen.” — Gen. 22:17, 18; vergelijk Genesis 3:15
CHRISTUS IS HET BELOOFDE „ZAAD”:
„De beloften nu werden tot Abraham en tot zijn zaad gesproken. Er staat niet: ’En aan zaden’, zoals in het geval van vele daarvan, maar zoals in het geval van één: ’En aan uw zaad’, dat is Christus.” — Gal. 3:16
GODS KONINKRIJK ONDER HET „ZAAD” ZAL GODS VOORNEMEN MET BETREKKING TOT DE AARDE VERVULLEN:
„Gij dan moet aldus bidden: ’Onze Vader in de hemelen, uw naam worde geheiligd. Uw koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op aarde.’” — Matth. 6:9, 10; Openb. 12:10
DOOR DE VERNIETIGING VAN ALLE OPSTANDELINGEN ZULLEN GODS NAAM EN SOEVEREINITEIT WORDEN GERECHTVAARDIGD:
„O mogen zij voor altijd beschaamd en ontsteld zijn, en mogen zij schaamrood worden en vergaan; opdat men weet dat gij, wiens naam Jehovah is, gij alleen de Allerhoogste zijt over heel de aarde.’ — Ps. 83:17, 18
CHRISTUS’ 1000-JARIGE KONINKRIJKSHEERSCHAPPIJ ZAL HET AARDSE PARADIJS HERSTELLEN:
„Gelukkig en heilig is een ieder die deel heeft aan de eerste opstanding; . . . zij zullen priesters van God en van de Christus zijn en zullen de duizend jaren met hem als koningen regeren.” — Openb. 20:6
DE GEVOLGEN VAN ZONDE ZULLEN WORDEN UITGEWIST:
„Zie! De tent van God is bij de mensen, . . . En God zelf zal bij hen zijn. En hij zal elke traan uit hun ogen wegwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn zal er meer zijn.” — Openb. 21:3, 4
DE ORDE ZAL WORDEN HERSTELD EN GOD ZAL WORDEN GERECHTVAARDIGD:
„Vervolgens het einde, wanneer hij [Christus] het koninkrijk aan zijn God en Vader overdraagt, wanneer hij alle regering en alle autoriteit en kracht heeft tenietgedaan. Want hij moet als koning regeren totdat God alle vijanden onder zijn voeten heeft gelegd. Als laatste vijand wordt de dood tenietgedaan. . . . Wanneer echter alle dingen aan hem onderworpen zullen zijn, zal ook de Zoon zelf zich onderwerpen . . . opdat God alles zij voor iedereen.” — 1 Kor. 15:24-28