Honger teistert Afrika
HONGER — de gevreesde ramp — teistert thans een groot deel van Afrika, zo groot dat niet-Afrikanen er zich haast geen denkbeeld van kunnen vormen.
Neem een kaart van Afrika. Plaats uw vinger bij de uiterste westpunt van het continent, bij de landen Sénégal en Mauritanië. Ga dan naar het oosten, onder de Sahara langs, door Mali, Opper-Volta, Niger en Tsjaad. Meer dan drieduizend kilometer zijn onder uw vinger doorgegleden — de ’Sahel’ heet deze streek, het woondomein van meer dan vijfentwintig miljoen mensen. Vijf jaar nu reeds wordt ze geteisterd door de verschrikkingen van een van de ergste hongersnoden sedert mensenheugenis.
Springen we vervolgens over Soedan naar Ethiopië, dan komen we in een land waar twee dichtbevolkte provincies zwaar gebukt gaan onder ernstige droogte en ondervoeding. Ja, van west naar oost ligt Noord-Afrika in de greep van hongersnood. Sommige berichten erover mogen dan wat overdreven zijn, dat de omstandigheden ernstig zijn, valt niet te ontkennen.
Omstandigheden in de Sahel-landen
In de Sahel-landen liggen de dagtemperaturen constant rond de 46 graden in de schaduw: een verschroeiende hitte die zonder zegenrijke regens op de juiste tijd het eens betrekkelijk vruchtbare land nu totaal onvruchtbaar heeft gemaakt, zodat de weinige gewassen die het leven konden houden, onvolgroeid en verschrompeld in de blakerende hitte staan. Bomen zijn verworden tot stakerige, broze geraamten. Waar eens weiden waren, is nu woestijn.
Rivieren zijn zand geworden, waterstromen niet meer dan besmette modderpoelen. Meer dan 80 percent van het vee — duizenden koeien, geiten, schapen en kamelen — heeft zijn einde gevonden op de gescheurde, verdroogde aarde.
Het meest te lijden hebben echter de mensen gehad. Vorige zomer gingen de schattingen in de richting van zes miljoen mensen die zouden sterven als er geen regen zou komen of de grote voedselzendingen vanuit andere landen niet zouden worden voortgezet. Een ramp van zo’n catastrofale omvang schijnt men, althans tot dusver, te hebben kunnen afwenden. Het exacte aantal hongerslachtoffers is niet bekend, hoewel de meeste ramingen spreken over ’ontelbare duizenden’ die zouden zijn omgekomen.
Tal van factoren maken het moeilijk het precieze aantal doden vast te stellen. In veel gevallen zijn de slachtoffers nomaden die leven en sterven in de woestijn, vèr van de bekende bevolkingscentrums. Daarnaast schrijft men veel sterfgevallen toe aan door de honger dodelijk geworden ziekten in plaats van aan de honger zelf.
Zo erg zijn de omstandigheden in de woestijnstreek geworden dat sommige stammen in Tsjaad hebben verzocht niet te hoeven worden ingeënt tegen difterie. Immers daaraan sterven zij sneller (en daarom liever) dan door honger. Duidelijke taal spreken ook de berichten die ons bereiken over herders die zichzelf water en melk ontzeggen om de jonge dieren van hun kudde een levenskans te geven. Op één plaats schijnen zelfs waardevolle kamelen omwille van hun watervoorraad te zijn doorstoken. Andere nomaden moeten mest hebben uitgeperst om aan vocht te komen.
Vooral onder jongeren en ouderen doen de gevolgen van de honger zich duidelijk gevoelen. Hulpverleners spreken over van honger misvormde kinderen die vaak te zwak zijn om bij de „soep uitdeel”-plaatsen in de rij te staan.
Ethiopië’s hongersnood
Berichten over voedseltekorten in Ethiopië zijn veel trager binnengekomen, maar ook daar waart het spook van de honger niet minder rond dan in westelijk Afrika. Volgens één V.N.-rapport zijn tussen april en augustus 1972 zeker 100.000 Ethiopiërs gestorven. Sommige functionarissen houden het met stelligheid op een veel hoger cijfer.
Hoe het ook zij, de sterfte is niet opgehouden — tallozen hebben ook daarna de dood gevonden. In slechts dertien opvangcentra in een van de provincies stierven tot voor kort elke week tussen de 700 en 1000 personen. En, zoals een werker in een van de centra opmerkte: „Als deze mensen hier al in zulke getale sterven, kunnen we er absoluut zeker van zijn dat ze buiten bij honderden, zo niet duizenden het leven verliezen.”
Een verslag uit de eerste hand over de omstandigheden in de opvangcentra verschafte ons J. Dimbleby in The Guardian, waarin hij de „hopeloze beelden” als volgt beschreef:
„Een kind wanhopig zuigend aan de opgedroogde borst van zijn stervende moeder — een aan dysenterie lijdende vrouw, die nog wankelend tracht uit haar schuilplaats te komen voor ze haar evenwicht verliest — een jongen van misschien twaalf jaar, met armen en beentjes als lucifershoutjes, bijna onmachtig een waterkruik te torsen van niet veel meer dan een liter — een ander die het hoofd van zijn stervende vader ondersteunt — en waar we ook keken, diezelfde wanhopige ogen.”
Zo wanhopig is de toestand geworden dat een medische assistent in het Kembolisjia-kamp opmerkte: „Komt er nog een mislukte oogst, dan wacht ons een massale catastrofe.”
De oorzaak van de hongersnood?
Wat de hoofdoorzaak van deze situatie in West-Afrika en Ethiopië betreft, onmiddellijk aanwijsbaar is natuurlijk het gebrek aan voldoende regen.
De Sahel-landen moeten het nu al zes jaar zonder een behoorlijke neerslag stellen. De droogte heeft zich hier bestendigd en een ogenschijnlijk niet meer eindigende kringloop in het leven geroepen: een steeds warmere bodem die uitdroogt, stoffig wordt, de relatieve vochtigheid verlaagt, daardoor de vorming van regenwolken verhindert, zodat de warmte toeneemt, het droger wordt . . . enz. Grote rivieren, natuurlijke barrières tegen de oprukkende woestijn, zijn ingeslonken tot smalle stroompjes, zodat de Sahara vrij spel heeft gekregen en zich nu met het jaar zuidwaartser lijkt te bewegen.
Een enkele maal is de droogtecyclus kortstondig onderbroken geweest, te kortstondig echter om werkelijk uitkomst te bieden. Na een korte regenval mochten de boeren dan al hun gierst, sorghum of pinda’s planten, de zon verschrompelde ze onder hun handen. Vorig seizoen zijn er boeren geweest die na een korte regenval drie- of viermaal hebben geplant, maar wegens het achterwege blijven van verdere neerslag, slechts een enkele maal hun gewassen volledig zagen opgroeien.
Overigens wordt de droogtecyclus op nog andere wijzen — door de mens — in stand gehouden. Tijdens de droogte waren er boeren die uit honger en wanhoop het zaad opaten dat zij voor het volgende jaar hadden bewaard. Een regeringsfunctionaris van de streek gaf als commentaar op het ongewone van deze daad: „In mijn land bewaart een boer zijn zaad met religieus fanatisme. Jaar na jaar selecteert hij het beste graan van zijn oogst en bewaart dat als zaad. Maar dit jaar eten ze het zaad. Nog nooit van mijn leven heb ik dat gezien.” Wanneer het zaad op is, is er het volgende jaar niets meer te zaaien, al zijn de groeiomstandigheden wellicht ideaal.
Ook anderszins heeft de mens de Sahel-droogte verergerd — door overbeweiding. In het begin van de jaren zestig leek er voldoende voedsel voor de dieren te zijn. Veetelers kregen de aanmoediging meer dieren te fokken — zoveel dat de weidegronden amper toereikend waren. Vaak waren dit ook heel „taaie” dieren, speciaal ingeënt tegen allerlei ziekten. Toen kwamen de bewuste jaren waarin geen regen verscheen. De mensen trokken verder zuidwaarts mèt hun reusachtige kudden, naar de plaatsen waar nog wel voldoende groen en water was. Grote gebieden nauwelijks vruchtbaar land werden toen langzaam, maar grondig van alle begroeiing ontdaan.
Problemen met de hulpverlening
De wijze waarop deze hongersnood zich heeft ontwikkeld, heeft extra tot de omvang en ernst ervan bijgedragen. Grote hongersnoodtoestanden ontstonden slechts langzaam. In tegenstelling tot andere recente hongersnoden, ontbrak er een bepaald „sensatie”-aspect. De wereld was zich onbewust van wat er in de getroffen gebieden plaatsvond. De hulp kwam dan ook langzaam op gang.
Overigens schijnen ook de regeringsfunctionarissen in de betrokken landen niet volledig de omvang van de hongersituatie te hebben beseft — tot het moment kwam waarop nomaden de steppen verlieten en op zoek naar voedsel hun heil in de steden kwamen zoeken: in een paar maanden tijds nam de bevolking van een van West-Afrika’s hoofdsteden van 40.000 tot 120.000 personen toe.
Bovendien lijkt het erop dat bepaalde functionarissen ook wel iets verzwegen hebben over de omvang van de ramp, als ontwikkelingsland pogend hun „blazoen” voor de rest van de wereld onbesmet te houden. De hongerige woestijnnomaden waren niet altijd welkom in de steden. Volgens de berichten schijnen er wel gewelddadigheden te zijn voorgevallen tussen de vluchtelingen en de reeds aanwezige bevolking die hen als „parasieten” beschouwde.
Andere Afrikaanse landen zijn beschuldigd van onverschilligheid en langzame hulpreactie. „Wat is er met Afrika’s broedergeest gebeurd?” vroeg zich de Tanzaniaanse regeringskrant Daily News af. „Wij praten zoveel over Afrikaanse eenheid en solidariteit, maar komt het op daden aan, dan houden we onze handen in de zak.”
Ook van buiten Afrika verliep de hulpverlening niet altijd even snel en soepel. Bureaucratie en fouten zorgden voor heel wat vertraging in de voedselzending. Nochtans zagen een aantal humanitaire en hulporganisaties kans binnen redelijke tijd belangrijke voorraden bijeen te brengen, te verzenden en per trein, vrachtauto en zelfs kameel verder te brengen naar de behoeftige bevolking. Vliegtuigen voerden voedsel-’droppingen’ uit boven de woestijn.
Maar de toekomst?
Kan aan zulke hongersnoden een eind komen?
Korte-termijn-plannen vragen om blijvende voedselzendingen. Dit jaar moet de Sahel naar schatting 662.000 ton voedsel hebben. Zelfs al zouden de regens terugkomen, dan nog zal het herstel van de schade vele jaren vergen. Van honger gestorven koeien kunnen geen kalveren meer werpen. Mensen die van hun land zijn verdreven, moeten zich aanpassen aan een geheel nieuwe stedelijke levenswijze.
En dan de plannen op langere termijn. Kan er voorgoed een einde gemaakt worden aan de Afrikaanse hongersnoden? De meeste functionarissen zullen, als zij werkelijk eerlijk zijn, toegeven dat de vooruitzichten wat dat betreft tamelijk somber zijn.
Weliswaar spreken sommigen over het afdammen van rivieren om water te sparen voor bevloeiing in jaren van droogte, maar daarmee schept men ook extra broedplaatsen voor de kriebelmugjes, leidend tot de in deze streek zozeer gevreesde „rivierblindheid”. Al duizenden mensen zijn door steken van deze muggen zo ziek geworden dat zij geen landbouwwerk meer kunnen doen; dit verergert slechts de economische problemen.
Andere deskundigen spreken over „voorlichting” als de oplossing. Voor veel Afrikanen houdt „voorlichting” echter weinig meer in dan een poging hun westerse methoden op te dringen. Volgens Joseph Ki-Zerbo in Opper-Volta leidt dit alleen maar tot een grotere afhankelijkheid van het buitenland. In Ceres, een publikatie van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties, schrijft hij:
„In Afrika, waar jaar na jaar uitgestrekte gebieden wegens gebrek aan uitrusting en bekwaamheid braak liggen, wachtend om rendabel gemaakt te worden, raakt de bevolking, die tot het eind van de negentiende eeuw op middelmatige, maar toch eigen wijze in haar behoeften kon voorzien, meer en meer afhankelijk van Amerikaanse gierst, Russische rijst, en Europese bloem en griesmeel. De onderontwikkelde landen kruipen steeds meer onder de eettafel van de rijken.”
Geen mens in deze wereld heeft een werkelijke oplossing voor de hongerproblemen van Afrika. Maar God, de Schepper van de aarde, en degene die haar bodem het vermogen verleende voedsel voort te brengen, die heeft het antwoord wel. De voedselproblemen van de lijdende bevolking in Afrika en de rest van de wereld zullen slechts blijvend worden opgelost door het koninkrijk van God.
Jezus Christus profeteerde dat er tijdens „het besluit van het samenstel van dingen” behalve andere ernstige problemen ook voedseltekorten zouden zijn (Matth. 24:3, 7, 8). Het op grote schaal voortduren van deze toestanden, ondanks grote wereldvoedselorganisaties, goedwillende mensen en de nieuwste technologische vindingen en ontdekkingen, beklemtoont alleen maar dat wij thans de vervulling van deze profetie waarnemen.
Wat de bijbel tevens voorzegt, is dat Gods koninkrijk een eind zal maken aan ’s mensen zelfzuchtige bestuur over de aarde en haar tot een paradijs zal maken, met voor al haar bewoners voldoende te eten. Ook dit zal spoedig in vervulling gaan. — Matth. 6:9, 10; Ps. 67:6, 7; 72:16.
[Kaart op blz. 5]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
MAURITANIË
SÉNÉGAL
MALI
OPPER-VOLTA
NIGER
TSJAAD
ETHIOPIË