’Blijf wakker en houd uw zinnen bij elkaar’
„Laten wij . . . niet doorslapen, zoals de overigen, maar laten wij wakker blijven en onze zinnen bij elkaar houden.” — 1 Thess. 5:6
1. De vervulling van welke bijbelse profetie kunnen wij binnenkort verwachten?
TOEN Jezus de vernietiging van Jeruzalem in zijn geslacht voorzei, verklaarde hij: „Dit zijn dagen waarin aan de gerechtigheid wordt voldaan, opdat alles wat geschreven staat, wordt vervuld” (Luk. 21:22). In 70 G.T. werd Gods rechtvaardige oordeel voltrokken aan degenen die zijn naam hadden ontheiligd, zijn wetten hadden overtreden en zijn dienstknechten hadden vervolgd. Evenzo zal binnenkort Gods rechtvaardige oordeel worden voltrokken aan dit huidige goddeloze samenstel van dingen, waardoor opnieuw zal worden aangetoond dat alles wat in de bijbelse profetieën staat opgetekend, beslist in vervulling zal gaan. En dat oordeel zal voor degenen die er niet op verdacht zijn, verrassend onverhoeds komen, want de bijbel zegt: „Wanneer zij zeggen: ’Vrede en zekerheid!’ dan zal een plotselinge vernietiging ogenblikkelijk over hen komen.” — 1 Thess. 5:2, 3.
2. Welke raad geeft Gods Woord ons die wij op de onmiddellijke toekomst van toepassing kunnen brengen?
2 Tussen nu en de tijd waarin Gods oordelen tot een einde zijn gekomen, is het voor Jehovah’s dienstknechten gebiedend noodzakelijk de allergrootste waakzaamheid te betrachten en geen duimbreed te wijken van de door hen ingeslagen weg van volledige toewijding. De apostel Paulus, die de geïnspireerde profetie in 1 Thessalonicenzen 5:2, 3 optekende, zei ook: „Laten wij dan ook niet doorslapen, zoals de overigen, maar laten wij wakker blijven en onze zinnen bij elkaar houden” (1 Thess. 5:6). Jezus gaf de raad: „Blijft dan wakker, te allen tijde smekend dat gij erin moogt slagen te ontkomen aan al deze dingen die stellig gaan geschieden” (Luk. 21:36). De apostel Petrus schreef in dezelfde trant: „Aangezien al deze dingen aldus ontbonden zullen worden, wat voor soort van mensen behoort gij dan wel te zijn in heilige gedragingen en daden van godvruchtige toewijding.” — 2 Petr. 3:11.
NU IN EEN JUISTE VERHOUDING TOT JEHOVAH KOMEN
3. Wat moet iemand doen ten einde als overlevende van de „grote verdrukking” Gods nieuwe ordening binnen te gaan?
3 Iedereen die als een overlevende van de „grote verdrukking” Gods rechtvaardige nieuwe ordening wil binnengaan, moet er absoluut voor zorgen dat hij nu in een juiste verhouding tot Jehovah en Zijn aardse organisatie komt. „De naam van Jehovah is een sterke toren. Hier snelt de rechtvaardige binnen en ontvangt bescherming” (Spr. 18:10). „Het moet geschieden in het laatst der dagen dat de berg van het huis van Jehovah stevig bevestigd zal worden boven de top der bergen, en hij zal stellig verheven worden boven de heuvels; en daarheen moeten alle natiën stromen” (Jes. 2:2). Ja, de mensen van de natiën die in Gods paradijselijke nieuwe ordening willen leven, moeten nu naar Jehovah’s berg stromen, naar zijn ware aanbidding, die stevig is bevestigd en hoog boven alle andere vormen van aanbidding is verheven.
4. Hoe toont Jezus aan dat het fataal kan zijn te lang te wachten voordat men zich tot Jehovah keert?
4 Waarom is het zo dringend om nu een ware aanbidder van Jehovah te worden? Zou een oprecht persoon niet kunnen wachten totdat hij werkelijk ziet dat Jehovah met de voltrekking van zijn oordelen begint, om dan vlug Zijn zijde te kiezen? Dat kan sommigen misschien aantrekkelijk toeschijnen, maar zou er dan voldoende tijd zijn om een goede verhouding tot Jehovah op te bouwen? Het getuigenis uit de Schrift geeft hierop een ontkennend antwoord. Jezus waarschuwde: „Schenkt . . . aandacht aan uzelf, dat uw hart nooit bezwaard wordt met overmatig eten en overmatig drinken en zorgen des levens, en die dag plotseling, in een ogenblik, over u komt als een strik. Want hij zal komen over allen die op de gehele aardbodem wonen” (Luk. 21:34, 35). Merk op dat degenen die niet geestelijk waakzaam zijn, onverhoeds worden overvallen, aangezien die „dag” „plotseling”, „in een ogenblik” over hen komt, precies zoals de „plotselinge vernietiging ogenblikkelijk” over degenen komt die „Vrede en zekerheid!” zeggen.
5. Uit welke bijbelse voorbeelden blijkt dat mensen kennis over Jehovah moeten verkrijgen vóórdat de vernietiging begint?
5 Jezus vergeleek zulke mensen met een dier dat onbewust in een strik loopt. Hij vergeleek mensen die zich in geestelijk opzicht van geen gevaar bewust zijn ook met degenen in Noachs dagen, die „er geen acht op [sloegen] totdat de vloed kwam en hen allen wegvaagde”. Hadden die mensen nadat de Vloed was begonnen, nog tijd om Jehovah te leren kennen en onder zijn bescherming te komen? Neen, want Jezus zegt duidelijk dat toen de Vloed kwam, deze „hen allen wegvaagde”. Zij waren niet reeds samen met Noach en zijn gezin in de ark van bescherming. En waren er, toen God zijn oordeel aan Sodom en Gomorra voltrok, soms personen die ontkwamen nadat er vurige vernietiging vanuit de hemel begon te regenen? Neen, want zij werden allen vernietigd op Lot en zijn dochters na, die het gebied reeds hadden verlaten. Zelfs Lots vrouw, die aanvankelijk wel was weggetrokken maar vervolgens aarzelde, ontkwam niet aan de vernietiging. Jezus zei dan ook terecht: „Denkt aan de vrouw van Lot.” — Matth. 24:37-39; Luk. 17:32.
6. Welke mening blijkt volgens het totale schriftuurlijke getuigenis onjuist te zijn?
6 Maar zou er nadat „Babylon de Grote”, het wereldrijk van valse religie, verdwijnt soms nog een tijdsperiode zijn waarin mensen de gelegenheid hebben om in geestelijk opzicht wakker te worden en Jehovah te zoeken? Het schriftuurlijke getuigenis in zijn geheel genomen spreekt dit tegen. Afgezien van de voorgaande voorbeelden, is er ook het voorbeeld van de eerste-eeuwse joodse natie. Die religieuze joden waren van mening dat zij God voldoende aanbaden en niet naar de prediking van Jezus of zijn volgelingen hoefden te luisteren. Jezus had echter gewaarschuwd: „Wanneer gij voorts Jeruzalem door legerkampen ingesloten ziet, weet dan dat zijn verwoesting nabijgekomen is. Laten dan zij die in Judéa zijn, naar de bergen vluchten, en laten zij die in het midden van Jeruzalem zijn, eruit trekken” (Luk. 21:20-22). Maar toen de Romeinse legers die Jeruzalem hadden omsingeld, in het jaar 66 G.T. wegtrokken, gingen de joden in hun zelfvertrouwen er niet toe over te „vluchten”. Nu de joden de terugtocht van het Romeinse leger in een verwarde vlucht hadden veranderd door de achterhoede ervan aan te vallen, achtten zij het niet noodzakelijk te vluchten. Zij geloofden dat God met hen was en zij sloegen zelfs nieuwe zilveren munten met de inscriptie „het Heilige Jeruzalem”. Maar de geïnspireerde profetie van Jezus liet zien dat Jeruzalem niet langer heilig was in Jehovah’s ogen.
7. Welk lot trof de joden die het tegenovergestelde deden van wat Jezus had aangeraden?
7 Misleid door valse religie verlieten de joden Jeruzalem en Judéa niet toen zij hiertoe in de gelegenheid waren. In het voorjaar van het jaar 70 G.T. deden zij juist precies het tegenovergestelde. Zij stroomden Jeruzalem binnen voor de viering van een religieus feest. Maar precies op dat tijdstip keerden sterke Romeinse legers onder generaal Titus terug, omsingelden Jeruzalem en sloten al die mensen in een val als dieren in een strik. Na een korte belegering werd Jeruzalem verwoest. Een ooggetuige van die gebeurtenissen, de geschiedschrijver Flavius Josephus, schreef: „Het gezamenlijke getal der in dezen oorlog gevangen genomen Joden bedroeg zeven-en-negentig duizend, terwijl er tijdens den geheelen duur der belegering een millioen honderd-duizend [1.100.000] menschen om het leven kwamen. De meesten waren geboren Joden, maar niet uit Jeruzalem. Want uit het geheele land was het volk naar de hoofdstad gestroomd om er het feest der ongezuurde brooden te vieren, toen zij onverwachts door den oorlog ingesloten werden, . . . zoo had dan het noodlot juist destijds het gansche volk als in een kerker opgesloten en had het vijandelijke leger de stad ingesloten.” — De joodse oorlog, Boek VI, hfdst. IX, par. 3, 4, volgens de bewerking van Dr. W. A. Terwogt.
8. Wat viel de christenen ten deel die naar Jezus luisterden, in tegenstelling tot wat degenen overkwam die probeerden op het laatste moment te vluchten?
8 De christenen die wakker waren gebleven en hun zinnen bij elkaar hadden gehouden, waren echter reeds uit Jeruzalem en geheel Judéa weggetrokken. Zij waren naar plaatsen van veiligheid gevlucht toen het na het jaar 66 G.T. mogelijk was geworden dit te doen. Door de profetische woorden van Jezus te geloven en er in overeenstemming mee te handelen, bleven zij in leven. Maar toen die „grote verdrukking” in 70 G.T. over de joden kwam, was het te laat om te vluchten. Verscheidene duizenden die trachtten de stad te ontvluchten en door de Romeinse barricade heen te breken, werden door de soldaten gegrepen, die zelfs sommigen van deze joden opensneden om het goud te bemachtigen dat velen van hen hadden doorgeslikt.
DE NOG HEVIGER „VERDRUKKING” OVERLEVEN
9, 10. (a) Hoe hevig zal de „grote verdrukking” zijn? (b) Waarom schijnt er na de vernietiging van „Babylon de Grote” geen periode van kalmte te zijn?
9 Dat was werkelijk een hevige „verdrukking” die over de joden kwam, precies zoals Jezus had voorzegd (Luk. 19:43, 44). Toch gaven Jezus’ woorden te kennen dat er in onze tijd, gedurende Jehovah’s „dag der wraak”, een veel grotere „verdrukking” zou komen. Toen Christus antwoord gaf op een vraag over het „teken” van zijn „tegenwoordigheid”, verklaarde hij: „Er zal dan zulk een grote verdrukking zijn als er sedert het begin der wereld tot nu toe niet is voorgekomen, en ook niet meer zal voorkomen” (Matth. 24:3, 21). Deze „verdrukking” zal niet alleen over „Babylon de Grote” komen, maar ook over de rest van Satans samenstel, met inbegrip van de politieke, maatschappelijke en economische onderdelen ervan.
10 Hoewel de vernietiging ’plotseling’ zal komen en eerst de valse religie zal treffen, zal ze onverbiddelijk verder gaan totdat het einde ervan is bereikt (1 Thess. 5:3). De bijbelse profetieën geven te kennen dat er na de omverwerping van „Babylon de Grote” geen periode van kalmte zal aanbreken, want hierin wordt aangetoond dat de anti-Godkrachten die haar vernietigen, ook Jehovah’s opgedragen getuigen geen gunst zullen betonen. Integendeel, deze anti-Godkrachten zullen Gods volk haten en zich ook tegen hen keren. De bijbel toont aan dat hetzelfde ’wilde beest met tien horens’ dat „Babylon de Grote” woest heeft gemaakt, ook zal „strijden tegen het Lam”, Jezus Christus, zoals hij door zijn volgelingen op aarde wordt vertegenwoordigd (Openb. 13:1; 17:12-14, 16; 19:19). In de roes van hun overwinning op valse religie zullen deze veroveraars Gods dienstknechten ongetwijfeld als niets anders beschouwen dan nog zo’n religie die uit de weg moet worden geruimd zodat er geen belemmering overblijft voor de uitoefening van hun heerschappij over de gehele aarde. — Ezech. 38:14-16.
11. Hoe bereikt de „grote verdrukking” haar climax?
11 Deze aanval op Gods dienstknechten komt echter op hetzelfde neer als zou men God aanvallen, want hij zegt: „Wie u aanraakt, raakt mijn oogappel aan” (Zach. 2:8; Ezech. 38:18, 19). Dit veroorzaakt een onmiddellijke reactie van de zijde van Jehovah. Hun houding lokt zijn woede uit, die hij in Armageddon over de aanvallers zal uitstorten (Openb. 16:14, 16). Hij gebiedt zijn Koning-Zoon, Christus Jezus, en zijn hemelse legers om tot de aanval over te gaan! Met verpletterende kracht zullen Christus en zijn hemelse legers de koningen van de aarde en alle andere overgebleven elementen van dit goddeloze samenstel, alsook iedereen die het ondersteunt, neervellen. Een engel die met een luide stem roept, nodigt de vogels die in de lucht vliegen uit: „Komt hier, wordt vergaderd tot het grote avondmaal van God, om te eten de vleesdelen van koningen en de vleesdelen van militaire bevelhebbers en de vleesdelen van sterke mannen en de vleesdelen van paarden en van hen die daarop zitten, en de vleesdelen van allen, zowel van vrijen als van slaven en van kleinen en groten” (Openb. 19:17, 18). Aldus bereikt de „grote verdrukking” haar climax. Gods rechtvaardige „dag der wraak” over dit satanische samenstel van dingen komt tot een eind.
12. Wanneer dienen oprechte mensen ’Jehovah te zoeken’?
12 Vanaf het begin van de „plotselinge vernietiging”, die aanvangt met de verwoesting van „Babylon de Grote”, welke verwoesting gevolgd wordt door de aanval van de natiën op Jehovah’s dienstknechten en overgaat in Gods oorlog van Armageddon, schijnt er geen onderbreking te zijn in de „grote verdrukking”. Er schijnt dus geen schriftuurlijke reden te zijn om de conclusie te trekken dat er na de vernietiging van de valse religie voldoende tijd zal zijn om zich tot God te keren. In plaats daarvan dienen degenen die de verdrukking hopen te overleven om Gods nieuwe ordening binnen te gaan, zich nu tot Jehovah te wenden. „Zoekt Jehovah terwijl hij te vinden is. Roept tot hem terwijl hij nabij blijkt te zijn” (Jes. 55:6). Nu dienen oprechte mensen een leven van geloof, moed, liefde en dienst te ontwikkelen. Nu dienen zij zich erop voor te bereiden de vele vormen van druk te weerstaan die gedurende de snel naderende „grote verdrukking” op Gods volk zullen worden uitgeoefend.
13. Met wie worden Gods getrouwe dienstknechten vergeleken, en in welke opzichten?
13 Gods Woord vergelijkt zijn getrouwe dienstknechten met goedgeoefende soldaten die oplettend zijn, die hun beschermende wapenrusting aan hebben en die bereid zijn elk gebod te gehoorzamen dat hun door hun leider wordt gegeven. Zij zijn niet als ongeoefende troepen die in een tijd van gevaar en dringendheid in de kazerne slapen. Paulus zegt: „Laten wij dan ook niet doorslapen, zoals de overigen, maar laten wij wakker blijven en onze zinnen bij elkaar houden. Want zij die slapen, zijn gewend ’s nachts te slapen, en zij die dronken worden, zijn gewoonlijk ’s nachts dronken. Maar wat ons aangaat die tot de dag behoren, laten wij onze zinnen bij elkaar houden en het borstharnas van geloof en liefde aan hebben en als helm de hoop der redding, want God heeft ons niet bestemd tot gramschap, maar tot het verwerven van redding door bemiddeling van onze Heer Jezus Christus.” — 1 Thess. 5:6-9.
14. Waardoor wordt aangetoond dat Gods dienstknechten beslist goed geïnformeerd zullen zijn, zodat zij Gods wil kunnen doen?
14 Bovendien hebben Gods dienstknechten het volste vertrouwen dat hij zijn organisatie goed geïnformeerd zal houden, zodat zij de juiste stappen tot overleving kunnen doen. Wij kunnen hier zeker van zijn, omdat de geïnspireerde profetie in Openbaring hoofdstuk zeven aantoont dat „een grote schare, die niemand tellen kon, uit alle natiën en stammen en volken en talen, . . . uit de grote verdrukking [komt]” en Gods nieuwe ordening binnengaat, waar „God . . . elke traan uit hun ogen [zal] wegwissen” (Openb. 7:9, 14, 17). En als gevolg waarvan blijft de „grote schare” in leven? Omdat ’zij dag en nacht heilige dienst voor God verrichten’, als gevolg waarvan hij ’zijn beschermende tent over hen uitspreidt’ (Openb. 7:15). Aangezien zij op juiste wijze zijn ingelicht, weten zij hoe zij God op aanvaardbare wijze moeten dienen. Zij wachten niet passief om te zien wat er zal gebeuren. Zij weten dat iemand die ’de wil van God doet, in eeuwigheid blijft’. — 1 Joh. 2:17.
TOEGENOMEN ACTIVITEIT
15. Hoe zijn Jehovah’s Getuigen gehoorzaam geweest aan het gebod ’het goede nieuws van Gods koninkrijk op de gehele bewoonde aarde te prediken’?
15 Gods wil voor onze tijd houdt onder andere ook de vervulling in van Jezus’ profetie: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen” (Matth. 24:14). Voor ware christenen vormen deze profetische woorden in werkelijkheid een gebod om anderen over het goede nieuws van Gods koninkrijk en de naderende nieuwe ordening te vertellen. En in deze „laatste dagen” hebben Jehovah’s Getuigen dit gebod beslist gehoorzaamd (2 Tim. 3:1; vergelijk Matthéüs 28:19, 20). Onzelfzuchtig hebben zij hun tijd en middelen gebruikt om anderen omtrent Gods wonderbaarlijke voornemen met betrekking tot deze aarde te onderrichten. Als resultaat van al dit harde werk hebben bijna zes miljoen mensen over de gehele wereld belangstelling tot uitdrukking gebracht voor Gods nieuwe ordening en zijn voorziening voor redding door bemiddeling van Jezus Christus, zoals blijkt uit het feit dat zij vorig jaar april de Gedachtenisviering ter herdenking van Christus’ dood hebben bijgewoond.
16, 17. (a) Welke instructies werden aan de natie Israël gegeven voordat God Jericho vernietigde? (b) Hoe werden die instructies ten uitvoer gebracht?
16 Nu Jehovah’s voortrukkende organisatie de laatste jaren van haar predikingsactiviteit met betrekking tot deze wereld bereikt, bestaat er geen twijfel over dat de omvang van het werk zal toenemen. Herinnert u zich nog wat de Israëlieten werd opgedragen te doen vlak voordat God Jericho vernietigde? Eerst werd hun de opdracht gegeven om zes dagen achtereen eenmaal per dag om de stad heen te marcheren. Maar toen werd hun geboden: „Op de zevende dag dient gij zeven maal om de stad heen te trekken en de priesters dienen op de horens te blazen. En het moet geschieden dat wanneer zij een geluid voortbrengen met de horen van de ram en wanneer gij het horengeschal hoort, heel het volk een luide strijdkreet dient aan te heffen; en de muur van de stad moet tegen de vlakte storten.” — Joz. 6:2-5.
17 Op die zevende en laatste dag moesten de Israëlieten hun activiteit verzevenvoudigen! Daarna moesten zij „een luide strijdkreet” aanheffen. Zij deden precies zoals hun was gezegd. „Nu geschiedde het op de zevende dag dat zij vroeg opstonden, zodra de dageraad was opgeklommen, en toen trokken zij op dezelfde wijze zeven maal om de stad heen. . . . Nu geschiedde het bij de zevende maal, dat de priesters op de horens bliezen, waarop Jozua tot het volk zei: ’Schreeuwt, want Jehovah heeft u de stad gegeven.’ . . . Nu geschiedde het dat zodra het volk het horengeschal hoorde en het volk een luide strijdkreet aanhief, daar stortte de muur tegen de vlakte.” — Joz. 6:15, 16, 20.
18. Wat verwachten wij met betrekking tot de omvang van de predikingsactiviteit en de manier waarop dit in zijn werk zal gaan voordat dit samenstel zijn einde bereikt?
18 Thans, nu het hoogtepunt der tijden is bereikt, kunnen wij een overeenkomstige expansie van onze predikingsactiviteit verwachten. Voordat de „grote verdrukking” is geëindigd, zullen wij ongetwijfeld met eigen ogen zien dat met betrekking tot Gods naam en koninkrijk het allergrootste getuigenis in de gehele geschiedenis van deze wereld zal worden gegeven. En hoewel het getuigenis thans de uitnodiging omvat om voor redding naar Jehovah’s organisatie te komen, zal de tijd ongetwijfeld komen dat de boodschap een hardere klank krijgt, als een „luide strijdkreet”. Openbaring 16:21 toont aan dat „een grote hagel, waarvan elke steen ongeveer het gewicht van een talent [tegen de honderd pond] had, . . . uit de hemel op de mensen [neerviel], en de mensen lasterden God wegens de plaag van de hagel, want de plaag ervan was ongewoon groot”. Hagel is hard omdat het bevroren water is. Dit beeldt derhalve af hoe Jehovah’s oordeelsboodschap die ten slotte aan de ongehoorzame mensheid moet worden bekendgemaakt, als een spervuur van hard aankomende hagel zal zijn. Dat de plaag van de hagelstenen „ongewoon groot” wordt genoemd, duidt erop dat Jehovah’s dienstknechten vlak voordat dit samenstel zijn einde bereikt een harde bekendmaking van Jehovah’s „dag der wraak” zullen doen.
19. ’Wat voor soort van mensen behoren wij’ met het oog op de onmiddellijke toekomst ’te zijn’?
19 Wij doen er derhalve goed aan om evenals Petrus te zeggen: „Aangezien al deze dingen aldus ontbonden zullen worden, wat voor soort van mensen behoort gij dan wel te zijn in heilige gedragingen en daden van godvruchtige toewijding”! (2 Petr. 3:11) Wij moeten elkaar beslist ’blijven vertroosten en opbouwen’. Wij moeten ’altijd nastreven wat goed is jegens elkaar’ (1 Thess. 5:11, 15). „Laten wij daarom dus, zolang de tijd voor ons er nog gunstig voor is, het goede doen jegens allen, maar vooral jegens hen die aan ons verwant zijn in het geloof” (Gal. 6:10). Zorg er met het oog hierop beslist voor dat u ’wakker blijft en uw zinnen bij elkaar houdt’. — 1 Thess. 5:6.
[Illustratie op blz. 17]
Allen die in leven willen blijven om Gods nieuwe ordening binnen te gaan, moeten nu naar Jehovah’s ware aanbidding stromen
[Illustratie op blz. 18]
De christenen die Jezus gehoorzaamden, vluchtten op tijd uit Jeruzalem weg en deelden in 70 G.T. niet in het lot van de stad
[Illustratie op blz. 19]
Gods Woord vergelijkt zijn waakzame dienstknechten met goedgeoefende soldaten die een beschermende wapenrusting aan hebben en bereid zijn te gehoorzamen
[Illustratie op blz. 20, 21]
Toen de Israëlieten ’een luide strijdkreet aanhieven’, vielen de muren van Jericho