Sla acht op Gods profetische woord voor onze tijd
„Zie hoe vroegere voorzeggingen zijn uitgekomen. Nieuwe dingen voorzeg ik nu; voordat ze verschijnen, vertel ik u erover.” — JESAJA 42:9, „The Jerusalem Bible”.
1. Waarom kunnen wij zeggen dat Jehovah de God van nimmer falende profetieën is?
JEHOVAH is de God van nimmer falende profetieën. Dit is beslist waar gebleken in het geval van de verwoesting en het herstel van Jeruzalem, de val van oude wereldrijken en de vervulling van Messiaanse profetieën! Maar zijn alle bijbelse profetieën alleen maar in het verleden in vervulling gegaan? Dat zou een volkomen onjuiste gedachte zijn!
2. Hoe zijn Jehovah’s dienstknechten met betrekking tot profetieën anders dan de wereld?
2 God zei tot zijn volk uit de oudheid: „Zie hoe vroegere voorzeggingen zijn uitgekomen. Nieuwe dingen voorzeg ik nu; voordat ze verschijnen, vertel ik u erover” (Jesaja 42:9, JB). Door het verstand van zijn loyale dienstknechten te openen voor het begrip van profetieën die reeds in de bijbel zijn opgetekend, verschaft Jehovah hun nog steeds kennis vooraf, en wij dienen er beslist aandacht aan te schenken. De apostel Petrus bracht dit heel goed onder woorden: „Gij doet goed er acht op te geven [d.w.z. op profetieën] als op een lamp die schijnt in een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt” (2 Petrus 1:19). Dat Jehovah’s volk acht slaat op Gods profetische woord, kenmerkt hen juist als anders dan deze duistere, verwarde wereld. In Spreuken 4:18, 19 wordt terecht gezegd: „Het pad van de rechtvaardigen is als het glanzende licht, dat steeds helderder wordt tot de dag stevig bevestigd is. De weg van de goddelozen is als het donker; zij hebben niet geweten waarover zij blijven struikelen.” — Vergelijk Psalm 119:105.
Luister wanneer Gods Zoon spreekt!
3. Welk bewijs is er dat Jezus thans tegenwoordig is?
3 Het is van het grootste belang dat Jehovah’s Getuigen „meer dan gewone aandacht schenken” aan de dingen die door Jezus Christus zijn gezegd (Hebreeën 2:1-4). En wat een opmerkelijke profetie over onze tijd heeft hij uitgesproken! Vooruitwijzend naar de laatste dagen van dit stervende samenstel van dingen gaf Jezus een treffend „teken” van zijn „tegenwoordigheid”. Hij voorzei ontwikkelingen zoals totale oorlogvoering, pestilenties, hongersnoden en aardbevingen (Matthéüs 24:3-8). Kan enig welingelicht mens de overweldigende bewijzen van Jezus’ tegenwoordigheid in deze tijd ontkennen? In de Eerste Wereldoorlog kwamen ruim 9 miljoen soldaten en miljoenen burgers om, terwijl de Tweede Wereldoorlog aan 55 miljoen mensen het leven heeft gekost. De Spaanse griep, die in 1918/1919 woedde, heeft een tol van ongeveer 20 miljoen mensenlevens geëist. Volgens een schatting door de Voedsel- en Landbouworganisatie van de VN staan zelfs thans 450 miljoen mensen op de rand van verhongering, terwijl een miljard mensen niet genoeg te eten heeft. Bij aardbevingen in de twintigste eeuw zijn ongeveer 1.600.000 mensen om het leven gekomen — sinds 1914 ruim 22.000 per jaar.
4. (a) Wanneer begonnen de tijden der heidenen, en wanneer eindigden ze? (b) Welk bewijs is er dat Jehovah’s volk van tevoren op de hoogte was van wat er in 1914 zou gebeuren?
4 Wat valt er over dat jaar 1914 te zeggen? Meer dan een eeuw geleden bracht C. T. Russell (die de eerste president van het Wachttorengenootschap werd) de tijden der heidenen in verband met de „zeven tijden” die in het boek Daniël worden genoemd (Daniël 4:16, 23, 25, 32; Lukas 21:24, Statenvertaling). In een artikel in de Bible Examiner van oktober 1876 zei C. T. Russell: „De zeven tijden zullen A.D. 1914 eindigen.” Hij was ook mede-uitgever van het in 1877 verschenen boek Three Worlds, and the Harvest of This World (Drie werelden en de oogst van deze wereld), waarin (op de bladzijden 83 en 189) werd aangetoond dat de 2520-jarige periode van heidense wereldoverheersing zonder inmenging door enig koninkrijk van God, met de Babylonische omverwerping van het koninkrijk Juda tegen het einde van de zevende eeuw v.G.T. was begonnen en in 1914 G.T. zou eindigen. Ook in de Watch Tower-uitgave van maart 1880 werd gezegd: „’De tijden der heidenen’ strekken zich uit tot 1914, en pas dan zal het hemelse koninkrijk in volledige mate heersen.”
5. Hoe konden Jehovah’s Getuigen van tevoren op de hoogte zijn van de grote belangrijkheid van het jaar 1914?
5 In deze tijd wijzen Jehovah’s Getuigen op het door Jezus gegeven „teken” en blikken zij terug op 1914 als het jaar waarin zijn onzichtbare tegenwoordigheid in Koninkrijksmacht een realiteit werd. Maar hoe hebben zij zo’n belangrijke gebeurtenis van tevoren kunnen weten? Niet doordat zij buitengewone menselijke wijsheid bezaten, maar doordat zij de Schrift onder gebed bestudeerden, acht sloegen op Gods profetische woord en meer dan gewone aandacht schonken aan wat Gods Zoon had voorzegd (2 Petrus 1:19; Hebreeën 1:1, 2; 2:1). Dankbaar dat Jehovah ’hun nieuwe dingen heeft verteld voordat ze verschenen’, vinden de Getuigen het een genoegen deze kennis over de gehele aarde te verbreiden (Jesaja 42:9). Zij doen dit in overeenstemming met Jezus’ woorden: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën.” En wat dan? „En dan zal het einde komen”! — Matthéüs 24:14.
Wedijverende koningen met elkaar in conflict
6. Welke twee koningen worden in Daniël hoofdstuk 11 besproken, en welke vragen rijzen er betreffende hen?
6 Voordat „het einde” komt, verdienen andere twintigste-eeuwse ontwikkelingen echter onze aandacht. In de profetie van Daniël wordt bijvoorbeeld het volgende gezegd: „In de tijd van het einde zal de koning van het zuiden met [de koning van het noorden] in botsing komen, en de koning van het noorden zal op hem aanstormen” (Daniël 11:40). Wie zijn deze oorlogvoerende koningen, en van welke grote betekenis zijn hun voorzegde acties?
7. (a) Wanneer begon het conflict tussen de twee koningen? (b) Waarom waren de benamingen „koning van het noorden” en „koning van het zuiden” passend? (c) Met welke eerste-eeuwse politieke macht wordt „de koning van het noorden” vereenzelvigd, en hoe ’trok er een afperser door het koninkrijk’?
7 Het conflict tussen deze koningen begon nadat het rijk van Alexander de Grote was uiteengevallen. Seleukos Nikator verwierf de heerschappij over onder andere Syrië, terwijl Egypte een deel werd van de dynastie van Ptolemaeus Lagi. Deze elkaar bestrijdende dynastieën, die heerschappij voerden over gebieden die ten noorden en ten zuiden van het land van Jehovah’s volk — de Israëlieten — lagen, werden de eerste „koning van het noorden” en „koning van het zuiden” (Daniël 11:2-5). Maar met het verstrijken van de tijd veranderde de identiteit van deze koningen. Omstreeks de eerste eeuw G.T. was de Romeinse wereldmacht „de koning van het noorden” geworden. Op dat tijdstip in de geschiedenis zou er ’iemand opstaan die een afperser door het prachtige koninkrijk zou laten trekken’ (Daniël 11:20-22). Zoals voorzegd, zond caesar Augustus een „afperser” uit door het decreet uit te vaardigen „dat de gehele bewoonde aarde zich moest laten inschrijven”. Wegens dit decreet gingen Jozef en Maria in 2 v.G.T. naar Bethlehem om zich te laten inschrijven, met als gevolg dat Jezus in die voorzegde plaats werd geboren. — Lukas 2:1-7; Micha 5:2.
8. (a) Hoe weten wij dat zich twintigste-eeuwse ontwikkelingen zouden voordoen waarbij de twee koningen betrokken zouden zijn? (b) Wanneer was voor „de koning van het noorden” „de bestemde tijd” aangebroken om tegen het zuiden op te trekken? (c) Met welke politieke machten uit het begin van de twintigste eeuw kunnen de twee koningen vereenzelvigd worden?
8 In de lente van 33 G.T. uitte Jezus Christus een schitterende profetie over „de tijd van het einde”. Hij haalde Daniël 11:31 aan en gaf daarmee te kennen dat zich opmerkelijke twintigste-eeuwse ontwikkelingen zouden voordoen waarbij „de koning van het noorden” en „de koning van het zuiden” betrokken zouden zijn (Matthéüs 24:15). Er was voorzegd dat „de koning van het noorden” „te bestemder tijd” tegen het zuiden zou optrekken (Daniël 11:29, 30). Wanneer gebeurde dat? Welnu, in 1914 — exact het jaar waarin de tijden der heidenen eindigden en het koninkrijk Gods in de hemel werd opgericht! In dat jaar begon een Duitse „koning van het noorden” oorlog te voeren tegen „de koning van het zuiden”, de Anglo-Amerikaanse wereldmacht. Duitsland en zijn bondgenoten werden in de Eerste Wereldoorlog, en opnieuw in de Tweede Wereldoorlog, verslagen. „De koning van het noorden” kreeg toen een nieuwe identiteit.
9. (a) Welk standpunt nemen Jehovah’s Getuigen consequent in met betrekking tot politieke aangelegenheden? (b) Belet dit hen bepaalde politieke ontwikkelingen te zien aankomen?
9 Jehovah’s Getuigen handhaven een strikte christelijke neutraliteit. Zij zijn geen deel van deze wereld en laten zich niet in met haar politieke aangelegenheden (Johannes 17:16). Niettemin slaan zij wel acht op Gods profetische woord, en daardoor kunnen zij nu zien hoe Daniëls profetie thans het laatste stadium van haar vervulling ingaat (Jesaja 42:9). In de periode na de Tweede Wereldoorlog nemen opnieuw twee supermachten een centrale plaats op het wereldtoneel in en zij wedijveren met elkaar in een bewapeningswedloop die neerkomt op zelfmoord en die het jaarlijkse militaire budget van de wereld op $800 miljard heeft gebracht.
10. (a) Wat is het „walgelijke ding” uit Daniël 11:31? (b) Hoe hebben beide koningen Jehovah’s volk behandeld, en waarom?
10 Jezus zei over Daniëls profetie betreffende „het walgelijke ding dat verwoesting veroorzaakt”: „De lezer gebruike onderscheidingsvermogen” (Matthéüs 24:15; Daniël 11:31). Door ten aanzien van de vervulling van bijbelse profetieën „onderscheidingsvermogen” te gebruiken, is duidelijk geworden dat het „walgelijke ding” de organisatie der Verenigde Naties is, die is voortgebracht als een lichaam dat gekant is tegen Gods koninkrijk. „Onderscheidingsvermogen” laat ook geen twijfel bestaan over de identiteit (nu de ontvouwing van de profetie haar climax heeft bereikt) van „de koning van het noorden”, die met „de koning van het zuiden” wedijvert in de laatste definitieve strijd die ze beiden voeren om de opperheerschappij te bemachtigen. Noch „de koning van het noorden” noch „de koning van het zuiden” is bereid zijn soevereiniteit af te staan aan Gods hemelse koninkrijk, dat thans over de gehele aarde door Jehovah’s Getuigen wordt bekendgemaakt. Beide koningen hadden en hebben nog steeds een aandeel aan de vervolging van de Getuigen. — Daniël 11:36-39; Matthéüs 5:10-12; Johannes 15:19, 20.
11. (a) Wat beweert „de koning van het noorden”? (b) Hoe spreekt deze „koning” „tegen” Jehovah?
11 De profetie zegt over „de koning van het noorden”: „Hij zal zich verheffen en zich grootmaken boven elke god; en tegen de God der goden zal hij wonderbaarlijke dingen spreken. . . . Boven iedereen zal hij zich grootmaken” (Daniël 11:36, 37). Deze atheïstische „koning van het noorden” beweert dat de Staat het recht heeft veel van zijn onderdanen te eisen. Bovendien spreekt deze „koning” „tegen” Jehovah door zich niets aan Gods koninkrijk gelegen te laten liggen maar zich in plaats daarvan zelf wereldheerschappij ten doel te stellen. Natuurlijk wil „de koning van het zuiden” ook niets met dat koninkrijk te maken hebben, al halen zijn politieke woordvoerders nog zo vroom bijbelpassages aan. — Openbaring 11:17, 18.
Een „koning” met een ongewone god
12. Aan welke god geeft „de koning van het noorden” heerlijkheid?
12 Ook al lijkt „de koning van het noorden” nog zo ongodsdienstig, toch heeft hij een god. De profetie zegt: „Maar de god der vestingen zal hij in zijn positie heerlijkheid geven” (Daniël 11:38). Heeft deze „koning” eer betoond aan „de god der vestingen” door het moderne, wetenschappelijke militarisme als de redder van de volken van zijn natiënblok te verheerlijken?
13. Waarom kan er gezegd worden dat beide koningen „hun vertrouwen stellen in strijdwagens”?
13 Ja, inderdaad! Volgens The Military Balance 1981-1982 (Het militaire evenwicht 1981-1982) schatte het Internationale Instituut voor Strategische Studies (IISS) de strijdkrachten van de belangrijkste natie in het rijk van de ’noordelijke koning’ op meer dan 4.000.000, tegenover ruim 2.049.000 voor de belangrijkste natie van het „zuiden”. Midden 1982 berichtte het Internationale Instituut voor Vredesonderzoek SIPRI in Stockholm dat het „zuiden” in staat was 9540 atoomkoppen met een totale explosieve kracht van 3448 megaton naar vijandelijke doelen over te brengen, tegenover 8802 atoomkoppen van het „noorden”, met een kracht van 4535 megaton. Wat een potentiële vernietigingskracht, aangezien één megaton op zich reeds een explosieve kracht bezit die overeenkomt met die van een miljoen ton TNT! Het is duidelijk dat beide wedijverende koningen „hun vertrouwen stellen in strijdwagens”. — Jesaja 31:1.
14. (a) Welke „botsing” doet zich thans voor? (b) Kunt u feiten noemen waaruit blijkt dat de mensheid in gevaar verkeert?
14 „De koning van het zuiden” komt thans in politiek en zelfs in militair opzicht in „botsing” met zijn rivaal (Daniël 11:40). Er is een onverbiddelijke bewapeningswedloop aan de gang die de mensheid met een nucleaire holocaust bedreigt. De nadruk leggend op het gevaar, waarschuwde het SIPRI Yearbook 1982:
„Het evenwicht tussen de twee supermachten op het gebied van intercontinentale kernwapens raakt verstoord. . . . In plaats van wat eens een stabiel systeem van wederzijdse afschrikking geleken kan hebben — een evenwicht van ’wederzijds gegarandeerde vernietiging (MAD [mutually assured destruction])’ — hebben wij nu de situatie dat de vrees voor een verrassingsaanval, een ’first strike’, gebruikt wordt als rechtvaardiging voor de enorme thans in het vooruitzicht liggende escalatie van strategische wapenprogramma’s en het aanleggen van een strategisch kernwapenarsenaal. Samen bezitten de twee supermachten, met de kernwapens die hun ter beschikking staan, een totale vernietigingskracht die waarschijnlijk overeenkomt met ongeveer een half miljoen Hirosjima-bommen: maar dat is niet voldoende. Er bestaat geen beter voorbeeld van de manier waarop ontwikkelingen in de wapentechnologie — in dit geval de toenemende nauwkeurigheid van intercontinentale raketten (ICBMs [Intercontinental ballistics missiles]) — veeleer tot een vermindering dan tot een toename van de veiligheid leiden.”
15. (a) Zullen deze koningen hun wapens ooit tegen elkaar gebruiken? (b) Maar wat wordt in Gods profetische woord duidelijk gemaakt?
15 Het veroorzaken van een „botsing” door „de koning van het zuiden” zou „de koning van het noorden” ertoe brengen ’op hem aan te stormen met wagens en met ruiters en met vele schepen’. Ja, de koningen zouden in de gelegenheid zijn om op z’n minst hun conventionele wapens tegen elkaar te gebruiken. „De koning van het noorden” zou ook de hand leggen op veel „begeerlijke dingen” van deze wereld (Daniël 11:40-43). Omstreeks 1981 zwaaide „de koning van het noorden” de scepter over ongeveer 1,5 miljard mensen in zestien natiën, en alleen de tijd zal leren tot hoe ver deze „koning” zijn macht zal uitbreiden. Maar het vernietigingsoordeel dat aan deze koningen wordt voltrokken, komt uit een andere bron. Gods profetische woord maakt dat duidelijk.
Ontstellende berichten — en dan het einde!
16. Waar komen de ’ontstellende berichten’ vandaan, en hoe bereiken ze „de koning van het noorden”?
16 Deze opmerkelijke profetie besluit met de woorden: „Maar er zullen berichten zijn die hem zullen ontstellen, van de opgang der zon en uit het noorden, en hij zal stellig uitgaan in grote woede ten einde te verdelgen en velen aan de vernietiging prijs te geven. . . . En hij zal geheel en al aan zijn eind moeten komen, en er zal geen helper voor hem zijn” (Daniël 11:44, 45). Deze ontstellende berichten zijn in werkelijkheid afkomstig van Jehovah door bemiddeling van Jezus Christus. Volgens de Schrift bevindt God zich, relatief gesproken, in het noorden, en hij en Christus worden symbolisch „koningen van de opgang der zon”, het oosten, genoemd (Openbaring 16:12; Psalm 48:2; 75:6, 7). Maar hoe kunnen deze „berichten” „de koning van het noorden” bereiken? Via Gods aardse organisatie, Jehovah’s heiligdom-klasse en hun metgezellen, die tot de „grote schare” behoren!
17. (a) Wat zal „de koning van het noorden” naar aanleiding van de „berichten” doen? (b) Zal „de koning van het zuiden” hierbij lijdelijk toezien? (c) Hoe zal Jehovah dan ten behoeve van zijn loyale getuigen optreden?
17 God zal bepalen wat deze „berichten” zullen inhouden. Ongeacht de aard ervan zullen ze „de koning van het noorden” echter zo woedend maken dat hij stappen zal doen om Jehovah’s volk te vernietigen. In werkelijkheid zal Satan de Duivel, de symbolische Gog van Magog, zowel „de koning van het noorden” als „de koning van het zuiden” tot zijn grootscheepse aanval op Gods ware dienstknechten manoeuvreren (Ezechiël 38:10-12). Maar Jehovah’s loyale getuigen hoeven niet bang te zijn dat zij verdelgd zullen worden. De Allerhoogste zal hen redden en beide koningen zullen tot degenen behoren die in „de oorlog van de grote dag van God de Almachtige” te Har–mágedon vernietigd worden. — Openbaring 16:14-16; Ezechiël 38:18-23.a
18. (a) Bestaat er voor Jehovah’s Getuigen reden om bang te zijn voor de toekomstige ontwikkelingen? (b) Waarom blijven zij vertrouwen stellen in Gods profetische woord?
18 Tot het einde van dit samenstel van dingen toe zullen Jehovah’s Getuigen derhalve onbevreesd de Koninkrijksboodschap bekendmaken (Matthéüs 24:14). Noch „de koning van het noorden” noch „de koning van het zuiden” noch de Duivel en zijn demonenhorden zullen hen kunnen tegenhouden. Wij zijn hier absoluut zeker van. Waarom? Omdat deze overtuiging vast gefundeerd is op de beloften van onze hemelse Vader, en Jehovah’s woord is onfeilbaar (2 Petrus 3:13; Openbaring 21:1-5). Goddelijke profetieën en beloften zijn altijd in vervulling gegaan. Mogen allen die tot Jehovah’s georganiseerde volk behoren derhalve vol vertrouwen acht blijven slaan op Gods profetische woord voor onze tijd.
[Voetnoten]
a Zie voor verdere inlichtingen over deze koningen de hoofdstukken 10 en 11 van het boek „Uw wil geschiede op aarde”, in 1961 in het Nederlands uitgegeven door de Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc.
Kunt u zich dit herinneren?
□ Hoe weten wij dat Jezus thans tegenwoordig is in Koninkrijksmacht?
□ Welk standpunt nemen Jehovah’s Getuigen in met betrekking tot politieke aangelegenheden?
□ Wat is de hedendaagse identiteit van „de koning van het noorden” en van „de koning van het zuiden”?
□ Welk einde staat deze koningen te wachten?
□ Waarom dienen wij vertrouwen te stellen in Gods profetische woord?
[Tabel op blz. 16]
607 v.G.T. 1914 G.T.
oktober 607 v.G.T. — oktober 1 v.G.T. = 606 jaar
oktober 1 v.G.T. — oktober 1914 G.T. = 1914 jaar
ZEVEN TIJDEN DER HEIDENEN = 2520 JAAR
[Illustratie op blz. 18]
„De koning van het noorden” geeft heerlijkheid aan „de god der vestingen”