Het Koninkrijk en „een heilige plaats”
„Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen. Wanneer gij daarom het walgelijke ding dat verwoesting veroorzaakt, waarover door bemiddeling van de profeet Daniël gesproken is, in een heilige plaats ziet staan [de lezer gebruike onderscheidingsvermogen], laten dan zij die in Judéa zijn, naar de bergen vluchten.” — Matth. 24:14-16.
1. Waarvoor hebben ijverige bekendmakers van Gods opgerichte koninkrijk thans belangstelling?
BENT u iemand die er ijverig aan deelneemt „dit goede nieuws van het koninkrijk” te prediken? Zo ja, dan ziet u vol verlangen naar de ’komst van het einde’ uit. In dat verband zal het u ook heel erg interesseren te onderscheiden wat in deze tijd wordt bedoeld met „het walgelijke ding dat verwoesting veroorzaakt”, en hoe het ’in een heilige plaats staat’. U zult de hedendaagse toepassing willen weten van wat de profeet Daniël over deze dingen zei en hoe u in deze tijd tot degenen kunt behoren die redding vinden door ’naar de bergen te vluchten’. — Matth. 24:3-16.
2. (a) Wat zijn enkele schriftplaatsen die ons helpen vast te stellen wie de in Daniëls profetie genoemde „heiligen” zijn? (b) Welke andere groep is onlangs verschenen, en waarnaar gaat de gemeenschappelijke belangstelling van deze beide groepen uit?
2 Er wordt in Daniëls profetie veel gezegd over de „heiligen” die het Koninkrijk beërven (Dan. 7:27). Zij zijn de kleine groep ’wedergeboren’ christenen, geestelijke Israëlieten, die onder Satans aanvallen rechtschapen zijn gebleven en zich aldus waardig hebben betoond een plaats in het koninkrijk der hemelen te verkrijgen (Joh. 3:3; Luk. 12:32). In recente jaren heeft „een grote schare . . . uit alle natiën”, die de hoop koestert eeuwig op een paradijsaarde te leven, zich bij de overgeblevenen van deze gezalfde getuigen van God aangesloten. Behoort u tot een van deze beide groepen? Zo ja, dan hebt u thans het voorrecht in het aardse heiligdom van Gods geestelijke tempel „heilige dienst” voor hem te verrichten. Deze heilige dienst wordt verricht in „een heilige plaats” die overeenkomt met het heiligdom van Jehovah’s tempel in het Jeruzalem uit de oudheid. — Openb. 7:4, 9, 15; Rom. 12:1, 2.
3, 4. (a) Welke drie ’Jeruzalems’ worden er nu onder onze aandacht gebracht? (b) Hoe beschrijft Gods Woord elk van deze ’Jeruzalems’?
3 Wegens de afval van de joden, die zelfs de Zoon van God hebben vermoord, heeft God het aardse Jeruzalem verworpen en verlaten (Matth. 23:37, 38). Een veel grootser Jeruzalem bleef echter Jehovah’s gunst genieten. In Galáten 4:26 wordt deze stad het „Jeruzalem dat boven is” genoemd. Het is Jehovah’s „vrouw”, zijn eigen hemelse, met een vrouw te vergelijken organisatie. Dit is het Jeruzalem waardoor Gods geestelijke Zoon Jezus Christus werd voortgebracht, degene die in het jaar 33 G.T. ’zijn (menselijke) ziel als een losprijs’ ten behoeve van de mensheid gaf. — Matth. 20:28.
4 Na Jezus’ opstanding in de geest werd hij tot de rechterhand van zijn hemelse Vader verhoogd. Op de bestemde tijd, in 1914 G.T., installeerde Jehovah hem in zijn koninkrijk, dat in Hebreeën 12:22 ook in verband wordt gebracht met de naam Jeruzalem, want het wordt daar het „hemelse Jeruzalem” genoemd. Dit koninkrijk zou te bestemder tijd Satans goddeloze stelsel vernietigen en het paradijs op onze aarde herstellen. — Matth. 6:9, 10.
„Een heilige plaats” verwoesten
5. (a) Wat zei Jezus over het aardse Jeruzalem? (b) Tot welke vraag en profetie leidde dit?
5 Zullen wij onze bijbel nu openslaan bij Matthéüs hoofdstuk 23? Daar zult u in 23 vers 38 Jezus’ verklaring aantreffen dat Jeruzalems ’huis verlaten zou worden achtergelaten’. Vervolgens spreekt Jezus tot zijn verbaasde discipelen over de tempel van dat aardse Jeruzalem en zegt tot hen wat wij nu in Matthéüs 24:2 kunnen lezen: „Voorwaar, ik zeg u: Hier zal geenszins een steen op de andere worden gelaten die niet afgebroken zal worden.” Dit brengt vier van de discipelen ertoe Jezus de vraag van 24 vers 3 te stellen: „Zeg ons: Wanneer zullen deze dingen zijn, en wat zal het teken zijn van uw tegenwoordigheid en van het besluit van het samenstel van dingen?” Jezus uit vervolgens zijn welbekende profetie die zich uitstrekt tot het einde van Matthéüs hoofdstuk 25.
6, 7. (a) Wat werd als een vervulling van de profetie nu bedreigd? (b) Hoe zag men het „walgelijke ding” aldus „in een heilige plaats . . . staan”?
6 Destijds in 33 G.T. interesseerden Jezus’ discipelen zich voor het einde van het joodse samenstel, waarvan het aardse Jeruzalem en zijn tempel het centrum vormden. Het was een religieus stelsel dat afvallig was geworden. Maar ondanks deze afval bleef Jeruzalem, zelfs na de dood van Jezus, als „de heilige stad” bekendstaan (Matth. 27:53). Als een vervulling van Jezus’ profetie nam de benauwdheid in Jeruzalem en Judéa en andere nabijgelegen natiën toe. Vervolgens vielen de Romeinse legioenen onder generaal Gallus Jeruzalem in 66 G.T. binnen. Zoals Jezus had voorzegd (volgens Lukas 21:20), werd Jeruzalem „door legerkampen ingesloten”. De geschiedschrijver Josephus vermeldt dat zij met hun afgodische vaandels zelfs de stad binnengingen en de muur van de tempel begonnen te ondergraven.
7 Die Romeinse legers stonden beslist in „een heilige plaats”. Zij stonden gereed die ’stad van Jehovah’, de stad die eeuwenlang met Jehovah’s aanbidding verbonden was geweest, te verwoesten (Ps. 101:8). Beslist ’walgelijk’, van het standpunt van zowel joodse afvalligen als joodse christenen bezien! Maar alleen de christenen zagen in dat dit nu juist de situatie was waarover Jezus had geprofeteerd. Niet alleen de „heilige stad” en haar tempel van aanbidding werden bedreigd, maar ook de zich erin bevindende christenen die loyaal waren aan Jehovah en zijn woord der waarheid. Hoe zouden dezen in leven kunnen blijven?
8. Hoe manoeuvreerde Jehovah de gebeurtenissen vervolgens, en met welk resultaat?
8 Jehovah manoeuvreerde de gebeurtenissen op wonderbare wijze. Het Romeinse leger trok plotseling weg, waardoor voor de christenen de weg werd geopend Jezus’ profetie te gehoorzamen. En dat deden zij inderdaad door „naar de bergen” van Gilead te „vluchten”! In 70 G.T. kwam het „walgelijke ding” vervolgens terug. In slechts vier maanden tijd werd Jeruzalem door het Romeinse leger onder generaal Titus verwoest en werd zijn vermeende „heilige plaats” in een puinhoop veranderd. Meer dan een miljoen joden kwamen in die slachting om, en er waren slechts enkele overlevenden (Dan. 9:26). De tot het christendom bekeerde joden waren echter veilig! Waarom? Omdat zij gehoorzaam waren geweest aan de profetische waarheidswoorden die door de Grote Onderwijzer, Jezus Christus, waren uitgesproken. — Mark. 13:1, 2, 14.
Hedendaagse parallel
9. Waarom dienen die eerste-eeuwse gebeurtenissen ons thans te interesseren?
9 Die eerste-eeuwse gebeurtenissen zijn van het grootste belang voor ons in deze tijd. Waarom? Omdat ze een opvallende parallel hebben in deze twintigste eeuw. In onze tijd bereikt Jezus’ belangrijke profetie haar uiteindelijke wereldschokkende vervulling! Deze keer is hierbij echter niet slechts de stad Jeruzalem en het land Judéa betrokken, maar de gehele bewoonde aarde, met haar tienduizenden steden, haar honderden nationale groepen en stammen en haar 4.400.000.000 bewoners — het gehele wereldsamenstel van dingen.
10. (a) Welke tijdsperiode eindigde in 1914, en hoe? (b) Waarom heerst er thans een weergaloos „wee” op aarde?
10 Zelfs wereldse geschiedschrijvers hebben opgemerkt dat in het jaar 1914 een nieuw tijdperk werd ingeluid. Ja, de „bestemde tijden der natiën” eindigden in dat jaar (Luk. 21:24-28). Jehovah zou de heidense natiën niet langer toestaan naar eigen goeddunken te regeren. Daarom ging de profetie met betrekking tot de Heer Jezus in vervulling: „De staf van uw sterkte zal Jehovah uit Sion [het „hemelse Jeruzalem”, het Messiaanse koninkrijk] zenden, zeggend: ’Ga onderwerpen te midden van uw vijanden’” (Ps. 110:2). Gehoorzaam ging de op de troon geplaatste koning ertoe over Satan en zijn demonenhorden uit de hemel naar de omgeving van de aarde te werpen. Gedurende een „korte tijdsperiode” is er derhalve ’wee voor de aarde’ (Openb. 12:7-12). Thans, vanaf 1914, gaat Jezus’ belangrijke profetie, die staat opgetekend in Matthéüs hoofdstuk 24 en 25, derhalve op wereldomvattende schaal in vervulling.
11. Wat hebt u zelf als een vervulling van Jezus’ belangrijke profetie opgemerkt?
11 Zijn wij allen niet ooggetuigen geweest van het „teken . . . van het besluit van het samenstel van dingen”? Hebben wij niet de grote oorlogen, de voedseltekorten, de pestilentiën, de aardbevingen en de andere door Jezus voorzegde „vreselijke schouwspelen” gezien? Hebben wij niet de vervolging van christenen meegemaakt en een aandeel gehad aan de prediking van „dit goede nieuws van het koninkrijk . . . op de gehele bewoonde aarde . . . tot een getuigenis voor alle natiën”? Velen van ons kunnen hier beslist een bevestigend antwoord op geven! (Matth. 24:3-14; Luk. 21:10-12) Maar wat valt er te zeggen over Jezus’ in Matthéüs 24:15, 16 opgetekende woorden over „het walgelijke ding dat verwoesting veroorzaakt”?
Een wereldomvattende vervulling
12. Hoe zal de „grote verdrukking” verschillen van Jeruzalems verwoesting?
12 De eerste-eeuwse vervulling van deze profetie verschaft een patroon van wat wij in deze tijd kunnen verwachten. Maar sommige details lopen niet precies parallel. In 24 de verzen 21 en 22 zegt Jezus bijvoorbeeld: „Er zal dan zulk een grote verdrukking zijn als er sedert het begin der wereld tot nu toe niet is voorgekomen, en ook niet meer zal voorkomen. Indien die dagen trouwens niet werden verkort, zou geen vlees worden gered; maar ter wille van de uitverkorenen zullen die dagen worden verkort.” De als een climax komende „grote verdrukking” zal niet tot Jeruzalem of een andere stad beperkt zijn. Het zal de grootste rampspoed zijn die onze aarde ooit heeft getroffen en nog zal treffen, en ze zal de gehele aardbol omvatten. — Jer. 25:30-33; Matth. 24:30.
13. Wat voor „vlees” zal de „grote verdrukking” overleven, in tegenstelling tot het „vlees” dat Jeruzalems verwoesting overleefde?
13 Bovendien zal het „vlees” dat in leven blijft, niet het „vlees” zijn van enkele afvallige joden, die voor slavernij zijn bestemd, zoals in het geval van de verwoesting van het aardse Jeruzalem. In plaats daarvan zal dit het „vlees” zijn van de „uitverkorenen”, degenen die hier op aarde het „hemelse Jeruzalem” vertegenwoordigen, te zamen met het „vlees” van hun metgezellen van de „grote schare” uit alle natiën, over wie Openbaring 7:14 zegt: „Dezen zijn het die uit de grote verdrukking komen, en zij hebben hun lange gewaden gewassen en hebben ze wit gemaakt in het bloed van het Lam.” Hoe moeten wij met het oog hierop Matthéüs 24:15, 16 in de hedendaagse vervulling ervan begrijpen?
„De lezer gebruike onderscheidingsvermogen”
14, 15. Wat zijn enkele dingen die ’de lezer kan onderscheiden’ wanneer hij de hoofdstukken 7 en 8 van Daniël onderzoekt?
14 Jezus verwijst hier naar „de profeet Daniël” en voegt eraan toe: „De lezer gebruike onderscheidingsvermogen.” „In het eerste jaar van Belsazar, de koning van Babylon”, ontving Daniël een visioen van de Oude van Dagen, Jehovah God, en het oordeel dat hij via het koninkrijk van de Messías over de wereldse natiën velt. Dit zou gebeuren wanneer „de vastgestelde tijd aanbrak dat de heiligen het kóninkrijk in bezit namen”. — Dan. 7:1, 9-14, 21, 22, 27.
15 In het derde jaar van Belsazars koningschap kreeg Daniël nog een visioen. Hier, in Daniël 8:3-9, gebruikt de profeet figuurlijke taal om een opeenvolging te beschrijven van wilde beesten en krachtige „horens” die uit de koppen van die beesten groeien. Daniël 8:20-25 helpt ons deze te identificeren als wereldmachten die de afgelopen 2500 jaar heerschappij hebben uitgeoefend, te beginnen met Medo-Perzië, vervolgens Griekenland, Rome en ten slotte — als ’een kleine horen die groeit totdat zijn kracht machtig wordt’ — het Britse Rijk, waarmee de republiek Amerika zich later verbond. Op deze wijze werd er een dualistische wereldmacht gevormd.
16. (a) Welke ’vastgestelde tijd brak aan’, en wat ondervonden de „heiligen” hiervan? (b) Waarom waren de Watchtower-uitgaven van juni 1938 belangrijk voor Gods volk?
16 In 1918 G.T. ’brak de vastgestelde tijd aan’ dat de „heiligen” het koninkrijk ontvingen. Vanaf het jaar 1919 werden de „heiligen” die nog op aarde verbleven, georganiseerd om een grootse, wereldomvattende bekendmaking van het opgerichte koninkrijk van de Messías te doen (Matth. 24:14). Het duurde niet lang of zij raakten over de gehele wereld als „Jehovah’s getuigen” bekend, waarna een „grote schare” metgezellen zich als werkers bij hen begon aan te sluiten (Jes. 43:10, 12; Openb. 7:9). Gedurende de jaren dertig begonnen zich echter donkere wolken van vervolging samen te pakken. Jehovah versterkte zijn volk om aan deze dreiging het hoofd te bieden door hen theocratisch te reorganiseren. In de Watchtower-uitgaven van 1 en 15 juni 1938 (Wachttoren-uitgaven van augustus en september 1938) verschenen studieartikelen over „Organisatie” waardoor Gods volk de theocratische structuur verkreeg die als basis zou dienen voor de activiteit die zij gedurende de Tweede Wereldoorlog zouden ontplooien. — Jes. 60:17.
17. Ten aanzien van wie ging Daniël 8:10, 11 nu in vervulling?
17 Tijdens de Tweede Wereldoorlog ging Daniël 8:10, 11 in vervulling. De ’kleine horen’ legde een uitdagende houding aan de dag ten opzichte van Jehovah God, de „Vorst van het heerleger”. En welk „heerleger” is dit? Is dit het heerleger of leger van aanhangers van de vele religieuze sekten van de christenheid? Neen. Dezen zijn geen „voorwerpen van haat”, want zij hebben zich tot een deel van Satans wereld gemaakt (Matth. 24:9; Joh. 15:18-20). Daniël verwijst hier naar een veel kleiner heerleger, dat te vergelijken is met Gideons strijdmacht die erg klein was in vergelijking met de grote menigte van Midian (Recht. 7:8, 12). Het is het op aarde levende overblijfsel van het „heerleger” van 144.000 „heiligen” die met het Lam, Christus Jezus, op de berg Sion van het „hemelse Jeruzalem” zullen regeren. — Openb. 14:1-5.
„Een heilige plaats” innemen
18. (a) Waar bevindt zich volgens de Schrift „een heilige plaats”? (b) Wat gebeurt er volgens Daniël 8:12 in deze plaats?
18 In deze tijd bevinden deze overgeblevenen zich in „een heilige plaats”, en zij vertegenwoordigen op aarde het „hemelse Jeruzalem” met zijn tempelregeling. Daniël beschrijft deze plaats (in 8 vers 11) als „de vaste plaats van [Jehovah’s] heiligdom” hier op Zijn „voetbank”, de aarde (Jes. 66:1). Hij zegt: „En hem [Jehovah] werd het bestendige kenmerk ontnomen, en de vaste plaats van zijn heiligdom werd omvergehaald. En een heerleger zelf werd geleidelijk overgegeven, te zamen met het bestendige kenmerk, wegens overtreding; en hij bleef waarheid ter aarde werpen, en hij handelde en had succes” (Dan. 8:11, 12). Hoe ging dit in vervulling?
19. (a) Wat verstaan wij hier onder de ’overtreding van de kleine horen’? (b) Hoe bleef hij „waarheid ter aarde werpen”?
19 Welnu, wat ondervonden getrouwe bijbelonderzoekers — Jehovah’s Getuigen — tijdens de Tweede Wereldoorlog? Intense vervolging! Dit kwam neer op een „overtreding”, een poging Gods „heiligdom”-klasse te verwoesten en Jehovah aldus het „bestendige kenmerk” van dagelijkse openbare aanbidding te ontnemen. Het begon in nazi-fascistische landen. Maar het duurde niet lang of in het gehele uitgebreide rijk van de ’kleine horen die machtig werd in kracht’, werd ’waarheid ter aarde geworpen’. Het „heerleger” van Koninkrijksbekendmakers en hun prediking van de Koninkrijkswaarheid werd in bijna alle gebieden van het Britse Gemenebest verboden. Toen deze natiën hun strijdkrachten onder de wapens riepen, weigerden ze Jehovah’s Getuigen als bedienaren van het evangelie vrijstelling te verlenen; zij toonden geen respect voor hun theocratische aanstelling als bedienaren van God. In de Verenigde Staten werden Jehovah’s getrouwe dienstknechten talloze malen door het gepeupel gemolesteerd en aan andere onwaardige behandelingen blootgesteld.
20. (a) Welke verzekering geeft Daniël 8:14 ons? (b) Hoe kwam de ’heilige plaats zegevierend te voorschijn’? (c) Welke ontwikkelingen deden zich in Jehovah’s organisatie voor toen de Tweede Wereldoorlog ten einde liep?
20 Volgens Daniël 8:13, 14 zou de „heilige plaats” na een periode van ’drieëntwintighonderd dagen’ (zes jaar, vier maanden en twintig dagen) echter weer „in haar juiste toestand” worden gebracht of „zegevierend te voorschijn komen” (New English Bible). Jehovah’s Getuigen waren inderdaad hevig vervolgd omdat zij erop stonden ’God als regeerder meer te gehoorzamen dan mensen’ (Hand. 5:29). Maar tijdens de laatste maanden van de Tweede Wereldoorlog bevestigden zij opnieuw dat zij vastbesloten waren Jehovah’s heerschappij te verheerlijken en er in hun organisatie aan vast te houden. Met het oog hierop werd er in 1944 een begin mee gemaakt het werk en de bestuurlijke structuur van Jehovah’s Getuigen te reorganiseren. The Watchtower van 15 oktober 1944 handelde over het thema „Georganiseerd voor het laatste werk”. Door dit artikel en andere op de dienst georiënteerde artikelen die in deze zelfde periode verschenen, werd aangetoond dat de „heilige plaats” zich van Jehovah’s standpunt uit bezien weer in haar „juiste toestand” bevond.a
21. Hoe had het Koninkrijk tot op dit punt gezegevierd?
21 De kwaadaardige pogingen van de vijand om de „heilige plaats” te verwoesten en te vernietigen, hadden volledig gefaald. De overgebleven „heiligen” op aarde, te zamen met hun metgezellen van de „grote schare”, waren zegevierend te voorschijn gekomen. Het koninkrijk van „het Opperwezen”, Jehovah, en van zijn Christus, had gezegevierd! Wat zou er volgens Jehovah’s profetische woord volgen? Dit zullen wij nu gaan zien.
[Voetnoten]
a Zie voor gedetailleerde inlichten over de hoofdstukken 7 en 8 van Daniël De Wachttoren van 15 maart 1972, blz. 167-184.
WANNEER U MET ONDERSCHEIDINGSVERMOGEN LEEST, WAT IS DAN DE BETEKENIS VAN —
Dan. 7:22: ’de vastgestelde tijd brak aan’?
Dan. 7:27: de „heiligen”, „het koninkrijk”?
Dan. 8:9: „nog een horen . . ., een kleine”?
Dan. 8:10: „het heerleger van de hemel”?
Dan. 8:11: „de Vorst van het heerleger”?
Dan. 8:12: „waarheid ter aarde werpen”?
Dan. 8:14, NEB: „de Heilige Plaats zal zegevierend te voorschijn komen”?
[Inzet op blz. 14]
In 1965 verklaarde kanselier Konrad Adenauer van Duitsland: „Er komen mij gedachten en beelden voor de geest, . . . gedachten van vóór het jaar 1914, toen er echte vrede, rust en zekerheid op deze aarde waren — een tijd waarin wij geen vrees kenden. . . . Zekerheid en rust zijn sinds 1914 uit het leven der mensen verdwenen.”
[Inzet op blz. 15]
In 1980 verklaarde de voormalige Britse premier Harold Macmillan: „Alles zou steeds beter worden. Zo zag de wereld er uit toen ik geboren werd. . . . En toen, op een ochtend in 1914, kwam er plotseling, onverwacht een eind aan alles.”