Op ’s mensen of op Gods wijze — welke van de twee?
1. Hoe hoog stelt men het menselijke leven wanneer men Gods heilige wet overtreedt op grond van de bewering een leven te redden?
NIEMAND kan zich ervoor verontschuldigen of zich rechtvaardigen als hij Gods heilige wet overtreedt onder het voorwendsel dat hij een mensenleven redt of het verlengt. Op enkele gewetensvolle individuele leden na behandelen de medische genootschappen Gods wet als een bijbelse mythe of als iets wat niet langer van kracht is. Zij stellen het leven van onvolmaakte, veroordeelde, stervende mensen boven Gods wet en overtreden deze wet op grond van de bewering dat zij trachten een mensenleven te redden, niet voor eeuwig, maar voor de korte, ongewisse periode van de huidige levensduur. Dit heeft tot gevolg gehad dat er een ware epidemie van bloedtransfusies is losgebroken waarvan men beweert dat ze levenreddend zijn.
2. Hoe hebben enkele medici onlangs de fundamentele rechten van vrije menselijke schepselen geweld aangedaan, en hoe proberen zij zich te beschermen als zij dit doen?
2 Zij zijn er in hun geest zó van overtuigd dat zij op deze wijze mensenlevens moeten redden, dat zij zelfs zo ver willen gaan opgedragen christenen — die gewetensvol weigeren Gods wet te overtreden, om aldus te trachten hun leven te behoeden — ertoe te dwingen bloedtransfusies te accepteren. Zij proberen hier een schijn van wettigheid aan te geven, hoewel zij de patiënt hierdoor niet alleen zijn door God geschonken rechten ontnemen, maar eveneens zijn nationale grondwettelijke rechten, die in bepaalde landen nog wel in een officieel opgestelde verklaring van grondrechten zijn vastgelegd. Om zich tegen de gevolgen van het overtreden ervan te beschermen, doen de medici een beroep op rechters en wetgevende lichamen van het land om hen ertoe te machtigen de vrijheid van godsdienst, met het daarmee verbonden recht de levende en waarachtige God Jehovah overeenkomstig hun eigen geweten te aanbidden, met voeten te mogen treden. Naar de mening van dergelijke medici, is religie in dit geval een bedreiging van het leven die ter zijde geschoven dient te worden, om een atheïstische schending van Gods wet betreffende de heiligheid van bloed tot iets wettigs te maken.
3. (a) Wat is het idee van de medici als zij op deze wijze handelen? (b) Tot het doen waarvan hebben medici geen recht bij een gewetensvol persoon, in overeenstemming met de beslissing van het Opperste Gerechtshof van de V.S. inzake het sparen van een leven?
3 ’Red het leven op een wijze die tegengesteld is aan de religieuze wensen van de patiënt en weerhoud hem ervan de dood te verkiezen!’ is het idee van de medici. Maar zelfs het Opperste Gerechtshof van de Verenigde Staten van Amerika heeft het besluit bekendgemaakt dat iemand met een eigen vrije wil het recht bezit de dood te verkiezen boven de mogelijkheid voordeel te trekken van bepaalde wettelijke voorzieningen die worden verschaft om zijn leven te sparen of te redden, en wel als de persoon de voorwaarden en condities waarop zijn leven gespaard of gered zal worden, niet kan aanvaarden.a Als daarom het hoogste gerechtshof van het land niet het recht heeft iemand het leven op te dringen op voorwaarden die voor hem onaanvaardbaar zijn, heeft de medische stand noch wettelijk noch in ethisch opzicht het recht een patiënt die liever sterft dan zijn geweten geweld aan te doen door Gods heilige wet te verbreken, te dwingen zijn onschriftuurlijke methoden om een leven te redden, te aanvaarden.
4. Op grond waarvan beweren medici dat een transfusie geen overtreding vormt van Gods wet op het gebruiken van bloed voor voedsel, maar wat is in werkelijkheid het geval?
4 Wat beweren medici echter als een verdere verdediging van hun handelwijze? Dit, dat het geven van een bloedtransfusie aan een patiënt niet hetzelfde is als het voeden met bloed en daarom geen overtreding van Gods wet vormt. Maar dit is in werkelijkheid een onwetenschappelijke redenatie. Doordat hetgeen via de transfusie in het lichaam wordt gebracht niet rechtstreeks via de mond wordt opgenomen om langs het normale spijsverteringsstelsel in het lichaam te worden opgenomen, is de methode van transfusie juist de snelste en meest rechtstreekse manier om het lichaam met datgene te voeden wat wordt verboden in Gods aan Noach gegeven wet, welke wet door de christelijke raad in Jeruzalem nogmaals werd bevestigd.
5. Welk medisch argument wordt gebruikt dat ingespoten bloed geen voedsel is doch slechts een transportmiddel, maar waar komt dit in werkelijkheid op neer?
5 Men gebruikt nog een argument voor transfusie en beweert dan dat hetgeen wordt ingespoten, alleen maar een transportmiddel is om het voedsel rechtstreeks in het menselijk lichaam over te brengen en dat het lichaam niet door het transportmiddel zelf wordt gevoed. Daarom stellen wij de vraag: Wordt, nadat het ingebrachte transportbloed zijn zuurstof- en voedingsbestanddelen aan de lichaamsweefsels van de patiënt heeft afgegeven, dit transportbloed vervolgens aan het lichaam van de patiënt onttrokken en weer in het lichaam van de donor gebracht? Dit zou heel lastig gaan en is zelfs onmogelijk, in het bijzonder wanneer de bloeddonor of -donors niet bekend zijn of als het bloed van een pas gestorven persoon is afgetapt. De ingebrachte transportstof wordt dus in het lichaam van de patiënt gelaten. Wat gebeurt er dan? Wel, in de loop van de jaren waarin het menselijk lichaam zich tot een nieuw lichaam vernieuwt, wordt dit bloed, dat als transportmiddel heeft dienst gedaan, door het lichaam van de patiënt gebruikt of opgenomen, net zoals dit in het geval van elk ander getransplanteerd orgaan gebeurt. In welk opzicht verschilt het resultaat van dit alles dan wezenlijk van voeden met dit ingebrachte bloed? De resultaten zijn eender; het lichaam van de patiënt wordt in stand gehouden door de ingespoten stof.
6. Wat zou Lukas, als hij thans weer op aarde leefde, met betrekking tot bloedtransfusies doen en waarom?
6 Wat zou de christelijke discipel Lukas doen, als hij door middel van een opstanding uit de doden weer terug op aarde zou zijn? Lukas vergezelde Paulus, die hem „Lukas, de geliefde geneesheer” noemde. Zou hij met de medici van tegenwoordig meedoen en transfusies geven? Het bijbelse antwoord moet Neen luiden! Deze zelfde Lukas was de bijbelschrijver die voor ons het verslag heeft opgetekend van het besluit van de christelijke raad in Jeruzalem en er drie maal een aanhaling uit heeft gedaan.
7. Welke uitzonderingen, indien deze werden gemaakt, werden in het besluit van de raad te Jeruzalem betreffende het vrij blijven van bloed opgenomen?
7 Zoals Lukas dit bericht, zegt het besluit tot niet-joodse christenen „zich te onthouden . . . van bloed”. Het maakte geen uitzondering voor de geneesheer Lukas of voor artsen. Er werd niet in gezegd: Onthoud u van bloed behalve wanneer een bevoegd arts een bloedtransfusie toepast, of behalve op bevel van een wetgevend lichaam of van een rechter die de vereiste „juiste vorm van proces” ter zijde schuift en zichzelf tot wet maakt, waarna hij tussenbeide komt door te verklaren dat er een noodtoestand is ontstaan en de dokter die een beroep op hem doet, opdraagt een transfusie te geven met voorbijzien van de religieuze bezwaren van de patiënt. De apostolische christelijke raad verbood „bloed” onvoorwaardelijk, zonder onderscheid te maken tussen menselijk en dierlijk bloed!
8, 9. (a) Waarom dronken de Grieken uit de oudheid bloed, zoals Lukas ongetwijfeld heeft opgemerkt, en met welke uitwerking? (b) Wat zei The Watch Tower in 1909 betreffende de redenen waarom God de joden verbood bloed te eten?
8 Dokter Lukas, die samen met de apostel Paulus door het Griekenland uit de oudheid had gereisd, wist ongetwijfeld dat de Grieken bloed dronken ten einde in een bloedverbond met de demonen te komen en zo van hen te weten te komen wat de toekomst hun zou brengen. Dokter Lukas moet hebben opgemerkt dat het drinken van dierlijk bloed ten doel had beestachtige hoedanigheden van de dierlijke donors in de drinker van het bloed te laten doordringen. Maar nog beter dan dokter Lukas was Jehovah God op de hoogte van de uitwerking die het op iemand heeft als hij het bloed van een ander schepsel in zijn lichaam opneemt, of dat nu door middel van eten of drinken of door een transfusie gebeurt. Hij verbood het ongetwijfeld om nog meer redenen dan alleen dat het leven in het bloed is en dat het nemen van bloed betekende dat men ten minste tot op zekere hoogte ook leven nam. Hier werd lang geleden in het tijdschrift The Watch Tower op gewezen. In het artikel „Leerstellige verschillen oplossen”, op bladzijde 117 van de uitgave van 15 april 1909, werd betreffende het besluit van de raad in Jeruzalem over bloed, het volgende gezegd:
9 „Het [bloed] werd de jood verboden, en onder zijn verbond werd het tot een symbool van leven gemaakt — ervan gebruiken, zou inhouden dat hij verantwoordelijk was voor het leven dat genomen was. Bovendien werd het verboden bloed in de zinnebeeldige ceremoniën van de Wet gebruikt als een symbool waardoor het zondeoffer werd voorgesteld; want door middel van het bloed werd verzoening voor zonden tot stand gebracht. Om op deze lessen, die een voorbeeld vormden, de nadruk te leggen, was het de joden verboden bloed te gebruiken. En er kunnen nog andere, met de gezondheid verband houdende redenen aan deze zaak vastzitten, die wij nog niet kennen.”b
10. Wat zijn, van de redenen die nu bekend worden, in slechts één land de schadelijke resultaten van bloedtransfusies, en welke voorstellen doen mensen desondanks in verband daarmee?
10 Dank zij de medische ervaringen op het gebied van het wijdverbreide gebruik van transfusies, raken wij tegenwoordig, negenenvijftig jaar later, steeds meer met deze redenen bekend. Welnu, wat zou u zeggen van een moderne medische behandelingsmethode die in een land in één jaar tijd 16.000 mensen doodt, en nog vele duizenden meer met dodelijke ziekten opscheept, terwijl duizenden andere personen de behandeling terzelfder tijd overleven? Dat is het geval met de behandelingsmethode door middel van bloedtransfusies.c Maar verklaart de nationale regering dat bloedtransfusies vergiftig en gevaarlijk zijn en verbiedt zij ze? Behandelt de regering transfusies precies eender als een geneesmiddel of een pil of een medicijn dat een te hoog aantal dodelijke ongelukken veroorzaakt, en neemt zij ze van de markt omdat er te veel risico aan vastzit? Neen, maar in tegenstelling daarmee doet men het voorstel en probeert men stappen te ondernemen om het bij de wet verplicht te stellen dat iemand zich onder dwang aan een transfusie onderwerpt, ongeacht de bezwaren die hij er wegens zijn christelijke geweten tegen heeft. Waarom deze tegenstrijdigheid van de zijde van de regering?
11. Welke tegenstrijdigheid inzake het geweten bestaat er tussen hetgeen tegen nazi-misdadigers die terechtstonden en christenen die bloedtransfusie weigerden, werd aangevoerd?
11 Waarom werden nazistische oorlogsmisdadigers, als zij bepleitten dat zij niet verantwoordelijk waren voor de massamoorden die zij begaan hadden omdat zij slechts de bevelen van superieuren gehoorzaamd hadden, er door de behandelende rechtbanken aan herinnerd dat zij de ingeving van hun eigen geweten om geen onschuldige mensen te doden, hadden moeten volgen?d En toch wordt tegenwoordig het geweten van met verstand begiftigde, opgedragen, gedoopte christenen, die hun geweten in harmonie met de bijbel oefenen, door wetgevers, rechters en medici geweld aangedaan en worden zij er op gewelddadige wijze toe gedwongen transfusies te aanvaarden van bloed dat het leven van één of meer personen vertegenwoordigt.
STROMEN BLOED VERSPILD
12. Dient bloed, daar het kostbaar is in Gods ogen, te worden verspild, en welk gebruik ervan in de Verenigde Staten duidt niettemin op een grote verspilling ervan?
12 Bloed dient als iets heiligs te worden behandeld, want het symboliseert het leven. Het is kostbaar in Gods ogen, het bloed van een menselijk schepsel zelfs nog meer dan dat van een dier. Wat is er door de „epidemie van transfusies” die er tijdens en sinds de Tweede Wereldoorlog heeft plaatsgevonden, een hoeveelheid van deze kostbare menselijke levensstroom verspild! De New York Times Magazine van 29 maart 1964 zegt op bladzijde 38 onder de titel „2.800.000 liter bloed is niet genoeg”, het volgende: „Elk jaar wordt er in de Verenigde Staten een kleine rivier van bloed — 2.300.000 tot 2.800.000 liter — in de aderen van de zieken gespoten; alleen al in de stad New York wordt dagelijks een kleine 500 liter gebruikt. Tienduizenden levens zijn door bloedtransfusies gered.” Maar het artikel vermeldt niet hoeveel duizenden mensenlevens zijn gedood. Waarom dit zwijgen, waarom een dergelijke eenzijdige berichtgeving?
13. Wat betekent een „kleine rivier” van 2.800.000 liter wanneer de waarde van mensenlevens in aanmerking wordt genomen, en „redt” transfusie zoveel levens?
13 Wat betekent een „kleine rivier” van 2.800.000 liter als wij deze gaan afwegen naar de waarde van mensenlevens? Wel, laten wij er bij de berekening van uitgaan dat de gemiddelde volwassene vijf tot zes liter bloed heeft stromen door een 96.500 kilometer slagaders, aders en haarvaten om zijn lichaamsweefsels te voeden. Wanneer wij voor één lichaam zes liter rekenen, zou deze „kleine rivier” van 2.800.000 liter 466.666 levens van volwassen mensen vertegenwoordigen. Maar zoveel levens zijn er niet „gered” of, juister gezegd, zoveel mensen met een betrekkelijk normaal lichaam hebben de bloedtransfusie niet overleefd.
14. Welke verspilling van kostbaar vocht vindt er plaats wanneer degene die de transfusies ontvangt, desondanks sterft?
14 Bedenk hoeveel er met het gebruik van die miljoenen liters bloed alleen al in de Verenigde Staten van de kostbare stroom des levens wordt verspild. Niemand heeft aan slechts een halve liter genoeg. Men heeft op zijn minst anderhalf tot twee liter nodig, en in sommige gevallen wel tien tot vijftien liter, of zelfs wel twintig liter. En zelfs nadat de patiënt zoveel liter bloed heeft gekregen, kan hij nog sterven, zoals in het geval van de gewonde Amerikaanse soldaat in het veldhospitaal in Zuid-Vietnam, voor wiens leven de doktoren gevochten hebben om het „te redden”. De New York Times van 25 februari 1967 bericht: „De stapel lege bloedflessen werd steeds hoger: Tegen de tijd dat de operatie achter de rug was, had de soldaat 12 liter bloed gekregen.” En toch stierf hij! Wat een verspilling van kostbaar vocht! Het is waar, de transfusie was goed bedoeld, maar er werd iets verspild dat gelijkwaardig was aan het leven van twee volwassenen. Het mocht niet baten!
15. Welke verdere verspilling van bloed is het resultaat als transfusies een verkeerde uitwerking hebben?
15 Denk ook eens aan de verspilling van honderdduizenden liters van de levensnoodzakelijke stroom in die gevallen waarin de bloedtransfusies onmiddellijk dodelijk zijn. Een verschrikkelijke verspilling, aangezien precies het tegenovergestelde werd bereikt dan met de transfusies beoogd werd! Denk ook aan de verspilling van nog eens honderdduizenden liters in die gevallen waarin de transfusies later fatale gevolgen bleken te hebben en vroeg of laat de dood ten gevolge hadden! En als iemand na een transfusie ernstig ziek is geworden of er een lichaamsgebrek aan heeft overgehouden, is de vloeistof die voor de transfusie is gebruikt dan verspild of niet?
16. Welke verdere verspilling is er in verband met bloedbanken?
16 Denk dan uiteindelijk ook nog aan al het bloed dat wordt verspild in banken waar bloed wordt opgeslagen en waar in sommige landen zelfs in bloed wordt gehandeld, daar men het tegen een lage prijs opkoopt of gratis krijgt, en dan verkoopt tegen een prijs van veertig tot tweehonderd gulden per eenheid. Het bloed blijft in deze banken geen onbepaalde tijd goed. Het is aan bederf onderhevig. Het wordt te oud. In sommige banken is wel 10 percent van de hele voorraad van de bank bedorven doordat het te oud werd. Al dit bloed is niet voor het bestemde doel gebruikt! Wat betekent dit een verspilling van kostelijk levensvocht.e
17. Behaagt deze verspilling God, of zal hij de mens hiervoor verantwoordelijk stellen, en waarom?
17 Behaagt deze verschrikkelijke verspilling van kostbaar menselijk vocht de Grote Schepper, die het in het menselijk lichaam heeft doen stromen ten einde het leven in stand te houden? Wettigt het medische motief voor het geven van transfusies een dergelijke verspilling in Gods ogen? Volgens zijn Woord, de bijbel, zeer beslist niet. Zal God mensen verantwoordelijk stellen voor het feit dat zij op deze wijze zowel in vredestijd als in oorlogstijd bloed verspillen en het, in plaats van het aan de voet van Gods altaar te vergieten, zoals met het bloed van geslachte offerdieren gebeurde, in strijd met Gods opperste wet in een medisch experiment vergieten? Klaarblijkelijk is dat zo, in het bijzonder als wij als voorbeeld het feit voor ogen houden dat degene die in het Israël uit de oudheid opzettelijk het goddelijke verbod betreffende bloed schond, door de dood van Gods volk moest worden afgesneden. Er bestaat werkelijk geen geldig excuus voor een dergelijke massale moderne schending, als wij bedenken dat er tegenwoordig een aantal doeltreffende bloedvervangingsmiddelen zijn. Zelfs zulke moeilijke operaties als een operatie aan een geopend hart kunnen met succes zonder bloedtransfusie worden uitgevoerd, als de doktoren er alleen maar moeite voor willen doen, er de tijd voor willen nemen en al hun bekwaamheid willen aanwenden.
18. Welke andere aan Noach gegeven wet is bindend, aangezien Gods wet betreffende moord nog steeds van kracht is, en aan wie moesten Noachs gezinsleden deze wet onderwijzen?
18 De wet die God na de vloed aan Noach gaf waarin het gebruik van bloed als voedsel werd verboden, ging samen met Gods wet omtrent moord: „Wie des mensen bloed vergiet, diens bloed zal door den mens vergoten worden, want naar het beeld Gods heeft Hij den mens gemaakt” (Gen. 9:4-6). Net zo zeker als Gods wet betreffende moord thans nog van kracht is zo is in deze twintigste eeuw ook zijn verbod op het in het lichaam opnemen van bloed van een ander schepsel nog steeds van kracht en het dient tot welzijn van de mens in acht genomen te worden. Noachs gezinsleden waren verplicht deze wet, die een verbod inhield, aan hun nakomelingen te onderwijzen.
19. Welke verplichtingen hadden de Israëlieten onder de Mozaïsche wet ten aanzien van de volgende generatie, met betrekking tot Gods wet die het eten van bloed verbood?
19 In Gods door bemiddeling van Mozes gegeven wet aan de natie Israël gaf God instructies betreffende de dierlijke slachtoffers, en zei: „Al het vet is voor den HERE. Dit zij een altoosdurende inzetting voor uw geslachten in al uw woonplaatsen: gij zult volstrekt geen vet en geen bloed eten” (Lev. 3:16, 17). Dit legde het ene geslacht van Israëlieten de verplichting op, het volgende geslacht voor te houden geen bloed te eten. Op de vader rustte de plicht zijn kinderen te leren dat het in strijd met Gods wet was bloed te eten, en hij zou er dienovereenkomstig op toezien dat zijn minderjarige kinderen het niet aten en dat er in zijn huishouding of in zijn huis, waar hij de meester, opziener en bewaker van was, niet van werd gegeten. — Deut. 6:6, 7; Ps. 78:5, 6.
20. Welke overeenkomstige verplichting rust er op het christelijke Israël, en wat doen Jehovah’s getuigen van tegenwoordig in dit verband?
20 Tegenwoordig heeft Jehovah God een geestelijk Israël, een christelijk Israël (Gal. 6:16). Precies zoals de natuurlijke, vleselijke Israëlieten Jehovah’s getuigen waren, zo zijn ook deze christelijke, geestelijke Israëlieten Zijn getuigen. Hoewel de Mozaïsche wet met haar bepalingen over vet bij Christus’ offerandelijke dood werd afgeschaft, heeft de apostolische christelijke raad van Jeruzalem Gods wet aan Noach bevestigd en deze op de ware christelijke gemeente van toepassing gebracht. Christelijke vaders hebben de verplichting deze wet te onderwijzen en er met betrekking tot hun minderjarige kinderen de hand aan te houden, want volgens Gods wet is de vader de geestelijke opziener in godsdienstig opzicht, alsook degene die als ouder thuis de zorg draagt voor zijn jonge kinderen. De christelijke getuigen van Jehovah van tegenwoordig erkennen dit feit en volgen de goddelijke gedragsregels. Zij proberen hun kinderen ervan te weerhouden Gods aan Noach gegeven wet en ook het besluit van de raad te Jeruzalem te overtreden (Ef. 6:4). Terecht proberen zij hun kinderen ervoor te beschermen vreemd bloed tot zich te nemen.
21. Wie ontkennen tegenwoordig dat christelijke ouders dat recht bezitten, en welke argumenten voeren zij aan om de macht te krijgen over de betrokken kinderen?
21 Hebben ouders die getuigen van Jehovah zijn werkelijk het recht dit te doen? Bepaalde doktoren, rechters en wetgevers sluiten hun ogen voor Gods wet en voor religieuze vrijheid en het christelijke geweten, en zeggen: „Neen!” Deze personen, die zich niets aantrekken van Gods wet welke op christenen van toepassing is, beweren dat wanneer Jehovah’s getuigen weigeren hun kinderen een bloedtransfusie te laten geven als een doodgewone menselijke dokter zegt dat dit nodig is, zij dan als ouders over kinderen gevaarlijk zijn en het recht hun bloedeigen kinderen onder hun hoede te hebben, verliezen. Zulke kinderen moeten daarom onder voogdijschap komen van de politieke staat, zelfs in landen waar kerk en staat gescheiden zijn.
22. Welke schandelijke handelwijze, die met rechterlijke goedkeuring werd gevolgd, is hiervan het gevolg geweest?
22 Het is daarom gebeurd dat rechters kinderen van hun eigen christelijke ouders hebben afgenomen en ze aan de zorg van aangestelde voogden hebben toevertrouwd die wel in transfusies geloven. Deze personen hebben het lichaam van die kinderen, waar zij aldus recht op gekregen hadden, aan een aanval door transfusie blootgesteld, hierbij op schandelijke wijze Gods wet en de door het geweten van christelijke ouders opgeworpen bezwaren negerend. Als een kind een dergelijke gedwongen transfusie overleeft, sussen dergelijke overtreders hun geweten door te zeggen dat zij „een leven hebben gered”.
HEBT U RECHTEN OP UW EIGEN LICHAAM?
23. Welke vraag werd er in dit verband door een rubriekschrijver opgeworpen, en wat was zijn conclusie?
23 In verband hiermee is er een ernstige vraag opgeworpen: „Aan wie behoort het lichaam toe?” Die vraag vormde de kop van een artikel dat was geschreven door een rubriekschrijver die zich erover ergerde dat men een zwangere vrouw, een van Jehovah’s getuigen, bij gerechtelijk bevel tot het ontvangen van bloedtransfusie had gedwongen. Het artikel besloot met te zeggen: „Op zekere dag . . . [zullen wij] misschien . . . net als Beadle van Dickens, tot de slotsom komen dat de wet vaak ’een idioot, een ezel’ is — en er iets aan gaan doen.”f
24. Als gevolg waarvan werd er onlangs in Israël een soortgelijke vraag opgeworpen, en welk beroep deden Amerikaanse joden?
24 Aan wie behoort het lichaam toe? Deze zelfde vraag werd in een enigszins verwant geval door natuurlijke besneden joden opgeworpen, vanwege de grote toename in het aantal secties dat ondanks herhaalde protesten op dode lichamen van joden in Israël werd verricht. In het land Israël „hebben de doktoren de wet op een andere wijze geïnterpreteerd dan door de wetgevers [van Israël] was bedoeld”.g Uiteindelijk publiceerde het Amerikaanse comité ter bescherming van de menselijke waardigheid in Israël op 7 april 1967 „Een beroep op de regering van Israël: Ontwijd de doden niet!” In een bespreking van „menselijke waardigheid en joodse traditie” zegt het beroep (gedeeltelijk): „Uit achting voor deze gewijde, algemeen aanvaarde opvattingen en rekening houdend met de heilige rechten van de mens om over het lot van zijn eigen lichaam te beschikken, eisen regeringen over de hele wereld (met inbegrip van de Verenigde Staten) een wettige geschreven toestemming van de overledene en/of zijn naaste bloedverwant, voordat er sectie mag worden verricht. In Israël is de situatie ongelukkigerwijs radicaal anders.”
25. Om welke met het geweten verband houdende reden hebben joden in Israël geweigerd voor behandeling in ziekenhuizen opgenomen te worden, en wat zegt het beroep over datgene wat er met het lichaam moet gebeuren?
25 Commentaar leverend op de betreurenswaardige situatie, vervolgt het beroep door te zeggen: „Ten gevolge hiervan moeten vele joden in het Heilige Land weigeren in een ziekenhuis opgenomen te worden om een noodzakelijke behandeling te ondergaan, omdat zij vrezen dat hun lichaam verminkt zal worden. . . . Voor de joden zijn dit aangelegenheden waarbij een sterke godsdienstige overtuiging betrokken is — en zij hebben al vaker hun leven gegeven voor hun geloof. Moet dit echter zo zijn? Moet iemand een ziekenhuisbehandeling worden geweigerd omdat hem wordt gevraagd een hogere prijs te betalen dan zijn geweten hem toestaat? Israëls bestaande wet op de lijkschouwing is niet alleen een bedreiging voor de doden, maar ook voor de levenden. . . . Het lijkt erop dat bepaalde elementen in Israël zo bezeten zijn van hun antipathie tegen alles wat maar naar religie zweemt, dat zij zelfs niet aarzelen tot het uiterste te gaan door de rechten van de doden met voeten te treden. . . . Er staat niet alleen een religieus geschilpunt op het spel, maar iets wat door alle beschaafde landen wordt erkend als een fundamenteel recht van de mens: dat de wensen van de overledene en/of zijn naaste bloedverwant — en niet van de Staat — bepalen wat er met zijn lichaam gaat gebeuren.”h
26. Welke verdediging voor het joodse beroep is er in Gods wet te vinden, en welke vraag dienen christenen met betrekking tot hun lichaam te stellen?
26 In dit protest tegen aanmatigende praktijken door leden van de medische stand wordt de vrees tot uitdrukking gebracht dat niet alleen dode lichamen maar ook levende menselijke lichamen op aanmatigende wijze zullen worden verminkt ten behoeve van de vooruitgang van de medische wetenschap. Gods wet keert zich tegen het onnodig verminken van het door God geschonken menselijke lichaam (Lev. 19:28; 21:5; Deut. 14:1; 1 Sam. 31:4). Daar ons lichaam ons door God geschonken is, dient dat beginsel te worden gerespecteerd, en dat te meer wanneer wij ons leven door bemiddeling van Jezus Christus aan God hebben opgedragen en deze opdracht door de waterdoop hebben gesymboliseerd. Behoort ons lichaam dus onszelf, God, of de moderne wetenschap toe? — Rom. 12:1.
27. Wat voor lichaam is erbij betrokken als er gedwongen bloedtransfusies op een kind worden toegepast, en aan wie wijst Gods Woord de zorg voor minderjarige kinderen toe?
27 Verontwaardigde joden doen in het bijzonder een beroep op de regering ten behoeve van dode lichamen, maar in het geval van bloedtransfusie is het levende lichaam erbij betrokken. En wanneer men het lichaam van een minderjarig kind met behulp van een door de rechtbank benoemde voogd en tegen de godsdienstige en grondwettelijke bezwaren van de natuurlijke ouders in met een gedwongen bloedtransfusie besmet, wordt de volgende vraag van ernstig belang: Aan wie behoort het lichaam van het kind toe — aan de politieke Staat of aan de ouders, die het kind hebben voortgebracht? Door Gods wet wordt de verantwoordelijkheid voor de verzorging van minderjarige kinderen en hun religieuze opvoeding, op de christelijke ouders gelegd. Zij zijn ermee belast hun kinderen in dezelfde geloofsovertuigingen en religieuze gebruiken als die van de ouders op te voeden en hun te leren God als regeerder meer te gehoorzamen dan mensen, of dan de Staat in dit geval. — Ef. 6:4; Tit. 1:5, 6; stel dit tegenover Matthéüs 2:13-21.
WIJZE WAAROP GOD BLOED GEBRUIKT VOOR EINDELOOS LEVEN
28. (a) In welk opzicht zijn Jehovah’s getuigen er voorstanders van dat de wereld door middel van bloed wordt gered? (b) Wat deden de apostelen toen zij tijdens het Avondmaal des Heren uit de beker dronken, en wat gaven zij hiermee te kennen?
28 Wij, als Jehovah’s getuigen, zijn er voorstanders van dat de mensenwereld door middel van bloed gered zal worden, niet door een medisch gebruik van bloedtransfusies, maar door de manier waarop God het voor eindeloos leven zal gebruiken. Toen zijn Zoon, Jezus Christus, kort voordat hij negentien eeuwen geleden zijn bloed aan de martelpaal uitstortte, het Avondmaal des Heren instelde, vroeg hij de zegen over een beker wijn, overhandigde deze aan zijn getrouwe apostelen en zei: „Drinkt allen hieruit; want dit is mijn ’bloed van het verbond’, dat ten behoeve van velen vergoten zal worden tot vergeving van zonden” (Matth. 26:27, 28, voetnoot [uitgave van 1950]). Jezus veranderde de wijn daar niet in bloed; en bij het drinken uit die beker dronken de apostelen niet, alsof zij kannibalen waren, mensenbloed. Jezus bedoelde alleen dat de wijn een afbeelding was van zijn bloed. Door van deze wijn, die een dergelijke symbolische betekenis had, te drinken, beeldden de apostelen af hoe zij door geloof in Christus de voordelen van zijn vergoten bloed in zich zouden opnemen en zich deze eigen zouden maken. Het vergieten van Jezus’ bloed betekende de uitstorting van zijn menselijk leven ten behoeve van de mensenwereld.
29, 30. (a) Hoe en waarom liet God zijn Zoon deel hebben aan bloed en vlees? (b) In welk opzicht behield Jezus bij zijn opstanding nog steeds de waarde van zijn menselijk leven?
29 Daar het leven zich in het bloed bevindt, was Jezus’ bloed waardevol. Het was volmaakt bloed dat niet door ziekten was aangetast, want Jezus was als een volmaakt mens uit een maagdelijke moeder geboren. Dat hij zijn bloed vergoot, betekende in werkelijkheid dat hij zijn volmaakte menselijke leven ten behoeve van de gehele zondige mensheid als een slachtoffer voor God aflegde (1 Joh. 2:1, 2). Jehovah God had eerst het volmaakte leven van zijn hemelse Zoon vanuit de hemel naar de aarde overgebracht, opdat hij deel zou kunnen hebben aan bloed en vlees en aldus een volmaakt menselijk slachtoffer zou kunnen verschaffen (Gal. 4:4; Hebr. 2:14, 15). Aangezien Jezus als een onschuldig mens getrouw aan God stierf, wekte Jehovah God hem op de derde dag uit de doden op. Omdat Jezus als een geestelijke Zoon van God werd opgewekt, behield hij de waarde van zijn geofferde menselijke leven. Wij lezen daarom in Hebreeën 13:20:
30 „De God van vrede, [heeft] de grote herder van de schapen met het bloed van een eeuwig verbond, onze Heer Jezus, uit de doden . . . doen opkomen.”
31, 32. (a) Waarmee verscheen Jezus Christus derhalve in Gods hemelse tegenwoordigheid? (b) Waarom was Jezus’ optreden als Hogepriester van God doeltreffender dan dat van Israëls hogepriester?
31 Jezus Christus is met datgene wat met zijn volmaakte menselijke bloed overeenkomt, ofte wel met de waarde van zijn menselijke leven, naar de hemel opgestegen en in de tegenwoordigheid van Jehovah God verschenen. — Hebr. 9:24.
32 Boven in de hemel bood Jezus de waarde van zijn geofferde menselijke leven aan God aan. Hij trad op deze wijze als Gods Hogepriester op, zoals er staat geschreven: „Hij [is], neen, niet met het bloed van bokken en van jonge stieren, maar met zijn eigen bloed, eens voor altijd de heilige plaats binnengegaan en heeft een eeuwige bevrijding voor ons verkregen. Want indien het bloed van bokken en van stieren . . . zodanig heiligt dat het vlees rein wordt, hoeveel te meer zal dan het bloed van de Christus, die door een eeuwige geest zichzelf zonder smet aan God heeft geofferd, ons geweten reinigen van dode werken, opdat wij heilige dienst voor de levende God kunnen verrichten?” — Hebr. 9:11-14.
33. (a) Hoe gaf God dierlijk bloed in Israël een speciale heiligheid? (b) Hoe heeft God menselijk bloed een speciale heiligheid verleend, en wat betekent het medisch gebruik ervan?
33 Het bloed van dierlijke schepselen werd speciaal door God geheiligd doordat hij hun bloed als een verzoening voor de zonden van het Israël uit de oudheid op zijn altaar het gebruiken. Op overeenkomstige wijze wordt er, doordat God het bloed heeft aanvaard dat zijn Zoon, die een volmaakt mens was, als een offerande heeft vergoten, een speciale heiligheid verleend aan bloed, nog afgezien van het feit dat het leven van de mens in het bloed zetelt (Lev. 17:11, 12, 14). Om die reden is het gebruik van dit levensvocht bij medische transfusies, onder het voorwendsel levens te redden, een ontheiliging van bloed. Het leidt de aandacht van de mens af van het feit, ja, het kleineert het feit, dat God de Schepper de mensenwereld door middel van het offerandelijke bloed van zijn volmaakte, getrouwe Hogepriester, Jezus Christus, zal redden.
34. Onder welke verplichting komen wij als wij deze waarheden kennen, en waarnaar zullen christenen die menselijke volmaaktheid verwachten in een aards paradijs, uitzien?
34 Wanneer wij deze van levensbelang zijnde schriftuurlijke waarheden weten, rust op ons de verplichting zowel het bloed van mensen als dat van dieren als iets heiligs te beschouwen. Menselijk bloed dat door middel van een transfusie in ons lichaam is gebracht, kan ons nooit eeuwig, volmaakt leven in een aards paradijs schenken. Zelfs medische verslagen bewijzen dat dergelijke transfusies ons en onze minderjarige kinderen kunnen doden. Gehoorzame christenen, die naar een aards paradijs onder Gods koninkrijk uitzien, zullen voor eeuwige redding tot menselijke volmaaktheid, opzien naar het vergoten bloed van Jezus Christus, dat op Gods heilige wijze werd verschaft.
[Voetnoten]
a Zie de zaak van De Verenigde Staten c. George Wilson, welke ontstond omdat deze man weigerde de gratie die hem op 14 juni 1830 door president Andrew Jackson was gegeven, te aanvaarden. De beslissing van het Opperste Gerechtshof bleef „Dat het hof de gevangene de voordelen van de gratie niet kan schenken tenzij hij aanspraak maakt op het voordeel hiervan en zich er door middel van een verzoek of een verzoekschrift op beroept. De manier waarop hij zijn verzoek inkleedt, is hiervoor niet van belang; maar op de een of andere manier moet hij zich erop beroepen. De gratie is hèm verleend; ze komt hem toe; en hij kan deze naar eigen verkiezing al dan niet aanvaarden . . . Er kan iemand gratie worden verleend op grond van een voorwaarde waaraan eerst of later moet worden voldaan, en de betrokken partij blijft aan de straf onderworpen als niet aan de voorwaarde wordt voldaan. . . . Wanneer er nu gratie wordt verleend op voorwaarden waaraan de gevangene niet wenst te voldoen? Veronderstel dat de voorwaarde verbanning is en hij vindt dat het vonnis zelf een lichtere straf is? Veronderstel dat hij denkt dat het in zijn voordeel is de straf te ondergaan, ten einde met de gemeenschap vrede te sluiten voor een overtreding die in een plotselinge opwelling begaan is . . .”
De president van de rechtbank, rechter Marshall, gaf de mening van het Opperste Gerechtshof weer en herinnerde de regering van de Verenigde Staten eraan dat „Er . . . voorwaarden verbonden [kunnen] zijn aan een gratieverlening; en de voorwaarde kan meer bezwaren met zich brengen dan de straf die wegens het vonnis toegediend wordt. . . . Dit hof is van mening dat de gratie in de genoemde zaken, aangezien deze niet op rechterlijke wijze door middel van een verzoek, verzoekschrift of anderszins voor het hof is gebracht, niet door de rechters kan worden verleend. . . .”
Er werd dus niet toegestaan dat de gratie, die het leven van George Wilson zou hebben kunnen redden, van invloed was op het wettelijke vonnis over hem. — Zie 32 U.S. (7 Peters), bladzijde 150 e.v.
b Vergelijk dit met het artikel „De apostolische raad” in de uitgave van 15 november 1892 van The Watch Tower, bladzijde 350.
c Dat bloedtransfusies gevaarlijk zijn en dodelijke gevolgen kunnen hebben, wordt duidelijk gemaakt in een artikel door H.M. Schmeck jr., dat in de New York Times van 11 september 1962 werd gepubliceerd onder het opschrift „Er wordt van transfusies gezegd dat ze meer sterfgevallen veroorzaken dan appendicitis.”
d In verband met de processen van Neurenberg, waar na de Tweede Wereldoorlog nazi-oorlogsmisdadigers werden berecht, werd de volgende wet van Neurenberg gevolgd: „Patriottische gehoorzaamheid waar het misdaad betreft, stelt geen onschuld vast.”
e In verband met datgene wat ervoor nodig is om bloedverlies te herstellen, is het goed op te merken dat er elke dag ongeveer 180 miljoen rode bloedlichaampjes sterven. De beenderen van het lichaam moeten deze door gezonde jonge cellen vervangen, wil de persoon niet aan bloedarmoede sterven. Het beenmerg heeft zes tot acht weken nodig om de rode bloedlichaampjes na het afstaan van een halve liter bloed, zoals in het geval van een bloeddonor, weer op peil te brengen — Zie Ontwaakt! van 8 juli 1963, bladzijde 11, onder de titel „U bent wonderbaarlijk gemaakt”.
f Zie de New York Journal-American, gedateerd 20 juni 1964, bladzijde 19. „Beadle” was een figuur uit een boek van Charles Dickens.
g Zie de New York Times van 23 september 1966, onder de kop „Groeperingen in Israël bestrijden secties”.
h Het beroep voegt hieraan toe: „Wij eisen dat het iedereen langs wettelijke weg wordt toegestaan — of dat nu op grond van godsdienstige overtuiging dan wel uit menselijke overwegingen is — eraan vast te houden dat er na de dood geen sectie of lijkschouwing op zijn lichaam — of op dat van zijn familielid — wordt uitgevoerd (waarbij toegestemd wordt in de uitzonderingen die in de Verenigde Staten worden gemaakt, zoals in gevallen van dood onder verdachte omstandigheden of gevaarlijke epidemieën).”
Op 4 mei 1967 publiceerde de New York Times op bladzijde 6 een artikel met als kop „Amerikaanse rabbijnen in Israël verzoeken V.S. om bescherming tegen secties”, en in het artikel stond als plaats en datum „TEL AVIV, Israël, 3 mei”.
Zie ook het boek van Dr. (rabbijn) I. Jacobovits, getiteld „Jewish Medical Ethics”, uitgave van 1967, de bladzijden 97 en 98, over het onderwerp „verminking”, waarin ook het gebruik van de besnijdenis genoemd wordt en het doorboren van het oor van een trouwe slaaf.