De wereld — Gods arbeidsveld
„Het veld is de wereld.” — Matth. 13:38, NW.
1. (a) Waarvan maakt het gehele menselijke geslacht deel uit? (b) Van wie is het veld dat wordt bewerkt, en waarom is het goed er thans aandacht aan te schenken?
WIST u dat u deel uitmaakt van een veld dat wordt bebouwd? Of u dit nu gelooft of niet, het is een feit, net zo goed als het een onmiskenbaar feit is dat u deel uitmaakt van het menselijke geslacht. Deze bebouwing maakt geen deel uit van een zelfzuchtig plan om u op de een of andere wijze net zo te exploiteren als de imperialistische machten van deze aarde zich zelfzuchtig ten koste van de mensen die zij hebben onderworpen en waarover zij een koloniaal bestuur hebben uitgeoefend, hebben verrijkt. De bebouwing die wij hier aan een onderzoek zullen onderwerpen, is tot ons eeuwige welzijn. Ze gaat van God uit, en hij heeft met de zuivere beweegreden van liefde zijn geliefde Zoon gezonden om deze bebouwing op zich te nemen en te volbrengen. Als medewerker van God heeft de Zoon deze bebouwing door middel van een gelijkenis beschreven.
2. (a) Voor het beschouwen van welke illustratie van Jezus is het thans de geschikte tijd? (b) Toon aan hoe wijs het van de heer des huizes was zijn slaven niet onmiddellijk het onkruid uit zijn tarweveld te laten verwijderen.
2 In deze parabolische illustratie vergelijkt de Zoon, Jezus Christus, zich met een heer des huizes van negentienhonderd jaar geleden die goed zaad op zijn veld zaaide. ’s Nacht sloop een vijand het veld op om over het gezaaide heen onkruid te zaaien. Toen het zaad begon op te komen, werd de aanwezigheid van het onkruid ontdekt. De heer des huizes gaf zijn slaven geen toestemming het onkruid onmiddellijk te verwijderen, omdat hij bang was dat zij daardoor ook een groot deel van de tarwe zouden ontwortelen en aldus een verlies zouden veroorzaken. Hij wachtte tot de oogsttijd, wanneer het verschil tussen het onkruid en de tarwe onmiskenbaar duidelijk zou zijn. Toen zond hij de slaven uit om de onkruidstengels met de hand uit te trekken, waardoor de tarwe ongestoord op het veld bleef staan. Het onkruid werd in bundels gebonden om verbrand te worden, zodat het werk van de vijand ongedaan werd gemaakt. Hierna liet de heer des huizes de zuivere tarwe, die nu vrij was van alle giftige onkruid, door zijn slaven in zijn voorraadschuren bijeenbrengen. — Matth. 13:24-30, NW.
3, 4. Welke verklaring gaf Jezus van deze illustratie toen de discipelen hem hierom vroegen?
3 Zelfs de discipelen van Jezus Christus begrepen de profetische betekenis van deze illustratie niet, en daarom vroegen zij hem, toen zij met hem alleen waren, hun er een verklaring van te geven. Wij halen zijn uitleg aan zoals deze in de Nieuwe Vertaling van het Nederlandsch Bijbelgenootschap in het Nederlands is vertaald:
4 „Die het goede zaad zaait, is de Zoon des mensen; de akker is de wereld; het goede zaad, dat zijn de kinderen van het Koninkrijk; het onkruid zijn de kinderen van den boze; de vijand, die het gezaaid heeft, is de duivel; de oogst is de voleinding der wereld; de maaiers zijn de engelen. Zoals nu het onkruid verzameld wordt en met vuur verbrand, zo zal het gaan bij de voleinding der wereld. De Zoon des mensen zal zijn engelen uitzenden en zij zullen uit zijn Koninkrijk verzamelen al wat tot zonde verleidt en hen, die de ongerechtigheid bedrijven, en zij zullen hen in den vurigen oven werpen; daar zal het geween zijn en het tandengeknars. Dan zullen de rechtvaardigen stralen als de zon in het Koninkrijk huns Vaders.” — Matth. 13:37-43.
5. Met welke moeilijkheden worden wij geconfronteerd wanneer wij deze illustratie in de Nieuwe Vertaling van het Nederlandsch Bijbelgenootschap lezen?
5 Volgens de manier waarop de gelijkenis in de Nieuwe Vertaling van het Nederlandsch Bijbelgenootschap is vertaald, is het veld of „de akker . . . de wereld” en is „de oogst . . . de voleinding der wereld” en „zal het [zo] gaan bij de voleinding der wereld”. Op grond van deze vertaling zal iemand die niet het oorspronkelijke Grieks van de christelijke geschriften van de bijbel kent, de conclusie trekken dat in de oogsttijd de „akker” of het „veld”, dus „de wereld”, zal eindigen, en dat klaarblijkelijk door vuur, aangezien vuur als een vernietigingsmiddel wordt genoemd. Hieruit zou de lezer van de Nieuwe Vertaling van het Nederlandsch Bijbelgenootschap kunnen afleiden dat de aarde onder onze voeten door middel van een wereldomvattend vuur vernietigd zal worden en aldus, net zoals dat onkruid, in een vlammenzee zal eindigen.
6, 7. Wat werd echter volgens Jezus vernietigd en wat bleef bestaan?
6 Jezus zei in de illustratie echter niet dat de heer des huizes zijn veld verbrandde en zich, hetzij voor of na de inzameling van de echte tarwe in zijn schuren, als boer ruïneerde. Alleen het onkruid werd verbrand, en dit geschiedde pas nadat het uit het veld was getrokken.
7 Het veld, dat een afbeelding is van „de wereld”, bleef derhalve voor verdere dienst ten behoeve van de heer des huizes bestaan, alhoewel er enkele veranderingen op dat veld plaatsvonden. De „wereld”, zoals deze door het veld wordt afgebeeld, blijft bestaan, alleen in een gereinigde toestand. De „oogst”, die aan het einde van de groeiperiode komt, beeldt dus niet het einde af van het veld, dat als een symbool van de wereld wordt gebruikt. Volgens de Nieuwe Vertaling van het Nederlandsch Bijbelgenootschap schijnen er in Jezus’ verklaring van zijn illustratie tegenstrijdigheden voor te komen. In de oorspronkelijke taal van de bijbel sprak Jezus zich echter niet tegen. De moeilijkheid is door verschillende bijbelvertalingen in het leven geroepen.
8. Wat helpt ons nu deze gelijkenis van Jezus te begrijpen?
8 Het probleem is gemakkelijk op te lossen wanneer wij met behulp van verschillende bijbelse hulpmiddelen naar de oorspronkelijke taal teruggaan en bemerken dat de twee werelden niet één en hetzelfde begrip vertegenwoordigen. In de oorspronkelijke Griekse tekst van de bijbel is het woord voor de „wereld” die door het „veld” wordt gesymboliseerd kosmos maar het woord voor de „wereld” die in de oogsttijd zal eindigen aeon. Nergens lezen wij in de christelijke Griekse Geschriften over het einde, het besluit of de voleinding van de kosmos; maar het einde, het besluit of de voleinding komt wél over de aeon. Er wordt met zoveel woorden alleen over het einde van de aeon gesproken.
9, 10. Vermeld hoe andere bijbelvertalingen Matthéüs 13:38, 39 weergeven.
9 Het verschil tussen kosmos en aeon treedt in sommige bijbelvertalingen, die kosmos en aeon verschillend weergeven, duidelijk op de voorgrond.a De door de uitgeversmaatschappij Æ. E. Kluwer te Deventer uitgegeven vertaling van H.A.P.J. Ogilvie luidt bijvoorbeeld: „De akker is de menschenwereld. . . . De oogst is de voleinding der tijdenronde . . . zoo zal het ook zijn bij de voleinding der tijdenronde. De Menschenzoon zal zijn Engelen uitzenden.” — Matth. 13:38-41.
10 De Synodale Vertaling van 1868 vertolkt deze schriftgedeelten als volgt: „De akker is de wereld; . . . de oogst is de voleinding der eeuw, . . . zóó zal het zijn in de voleinding der eeuw. De Zoon des menschen zal zijne engelen uitzenden.” A. Campbells vertaling, die in 1835 werd vervaardigd, luidt: „Het veld is de wereld: . . . De oogst is het besluit van deze toestand; . . . zo zal het aan het besluit van deze toestand zijn. De Zoon des Mensen zal zijn engelen zenden.” In overeenstemming met deze laatstgenoemde vertaling luidt de Nieuwe-Wereldvertaling van de Christelijke Griekse Geschriften van 1963: „Het veld is de wereld; . . . De oogst is een besluit van een samenstel van dingen, . . . zo zal het ook gaan in het besluit van het samenstel van dingen. De Zoon des mensen zal zijn engelen uitzenden.”
11. Waardoor heeft de Nieuwe Vertaling van het Nederlandsch Bijbelgenootschap verwarring veroorzaakt ten aanzien van het gebruik van het Nederlandse woord „wereld”?
11 Er wordt door zulke vertalingen geen tegenstrijdigheid in Jezus’ oorspronkelijke woorden gelegd. Door hun nauwkeuriger weergave laten ze de lezer niet in de waan dat de geïnspireerde christelijke schrijvers slechts één Grieks woord voor ons woord „wereld” gebruikten. Zelfs in de geïnspireerde Hebreeuwse geschriften van de bijbel komen vijf verschillende Hebreeuwse woordenb voor die in de Nieuwe Vertaling van het Nederlandsch Bijbelgenootschap met het ene Nederlandse woord „wereld” zijn vertaald. In de geïnspireerde christelijke Griekse Geschriften komen vier verschillende Griekse woordenc voor die in de Nieuwe Vertaling van het Nederlandsch Bijbelgenootschap met „wereld” zijn weergegeven. Ieder verstandig mens kan inzien dat dit religieuze verwarring van de geest tot gevolg heeft. Laten wij de bijbel recht laten wedervaren en iets van deze verwarring ophelderen.
„DRIE WERELDEN”
12, 13. Op welke bijbelvertaling was het boek Three Worlds (Drie werelden) gebaseerd?
12 Zevenentachtig jaar geleden (of in 1877) werd er in Rochester, in de Amerikaanse staat New York, onder het gezamenlijke auteurschap van N. H. Barbour en C. T. Russell, een boek van 197 bladzijden uitgegeven, waarvan het titelblad het volgende vermeldde:
DRIE WERELDEN en De Oogst van deze Wereld. — Een kort overzicht van het bijbelse verlossingsplan, dat drie werelden omvat: „de wereld die was”, „de wereld die nu is” en „de toekomende wereld”; met de bewijzen dat wij ons thans in de „oogsttijd” of in de tijd waarin het laatste werk van het evangelietijdperk wordt verricht, bevinden.
13 De bewoordingen van dit titelblad waren gebaseerd op de King James bijbelvertaling, waarin wij in 2 Petrus 3:6, 7 lezen: „De wereld die toen was, die met water werd overstroomd, is vergaan: maar de hemelen en de aarde die nu zijn, zijn krachtens hetzelfde woord weggelegd, ten vure bewaard tegen de dag van het oordeel en de ondergang van goddeloze mensen.” Het Griekse woord dat in 3 vers zes met „wereld” is vertaald, is kosmos, een woord dat Petrus in de overige twaalf verzen van zijn brief niet meer gebruikt, zelfs niet wanneer hij melding maakt van de „hemelen en de aarde die nu zijn” en de „nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waarin rechtvaardigheid woont”. — 2 Petr. 3:13, AV.
14. Op welke wijze vertaalt de Authorized Version het Griekse woord aeon in Galáten 1:4 en Matthéüs 12:32?
14 In Galáten 1:4 (NV) lezen wij echter: „Die [namelijk onze Heer Jezus Christus] zich gegeven heeft voor onze zonden, opdat hij ons van deze tegenwoordige boze wereld zou kunnen verlossen.” Hier is het woord dat met „wereld” is vertaald dat andere Griekse woord, aeon. Verder zegt Jezus in Matthéüs 12:32 (AV): „Wie een woord tegen de Zoon des mensen spreekt, het zal hem vergeven worden: maar wie tegen de Heilige Geest spreekt, het zal hem niet vergeven worden, noch in deze wereld, noch in de toekomende wereld.” Het met „wereld” vertaalde woord is ook hier dat andere Griekse woord aeon.
15. Wat was er klaarblijkelijk de reden voor waarom C. T. Russell zijn boek dat in 1886 werd gepubliceerd, de titel „Het goddelijke plan der eeuwen” gaf?
15 In de schriftplaatsen waarnaar op het titelblad van het boek Three Worlds wordt verwezen, is dus slechts sprake van één kosmos en van twee aeonen in plaats dat er van drie kosmossen sprake is. Dit vormde er ongetwijfeld de reden voor waarom het boek dat later (in het Engels in 1886, in het Nederlands in 1922) werd uitgegeven en door de bovengenoemde C. T. Russell alleen was geschreven, niet Het goddelijke plan der werelden, maar „Het goddelijke plan der eeuwen” was getiteld en waarom hoofdstuk vier van dit boek de titel „De tijdperken en bedeelingen aangewezen in de ontwikkeling van het goddelijk plan” droeg. Het sprak van de „Drie groote tijdperken der wereldgeschiedenis”, „Waardoor deze zich kenmerkten” en „Onderafdeelingen dezer groote tijdperken” (Bladzijde 55 in de Nederlandse uitgave). Dit boek, waarin het oorspronkelijke Grieks in aanmerking werd genomen, gaf er derhalve de voorkeur aan over eeuwen of tijdperken, met de respectieve kenmerken en bedelingen ervan, in plaats van over „werelden” te spreken. Een verwarring van ideeën werd hierdoor vermeden.
16. Definieer het woord aeon.
16 In deze tijd willen wij ook graag een einde maken aan alle geestelijke verwarring met betrekking tot Gods Woord. In de aanhalingen die wij enkele paragrafen terug deden (op de bladzijden 202 en 203, de paragrafen 8, 9 en 10), werd onthuld dat verschillende, waaronder moderne, bijbelvertalers van mening zijn dat het Griekse woord aeond „tijdenronde”, „eeuw”, „toestand” of „samenstel van dingen” betekent. Het woord betekent niet louter tijd (er is een ander Grieks woord voor dit begrip), maar het betekent veeleer een tijdsduur of -periode, hetzij kort of lang, die ononderbroken van duur is. Zoals een Grieks-Engels lexicon aeon definieert, betekent dit woord derhalve (in het Nederlands vertaald) „een tijdruimte die duidelijk is begrensd en afgebakend, tijdperk, eeuw”, en het heeft ook de betekenis gekregen van „levensduur, leven” of „mensenleeftijd, generatie”. Wij weten nu dat een eeuw of tijdperk kan beginnen en eindigen of, wanneer dit Gods wil is, zelfs eeuwig kan voortduren. Een eeuw kan dus, ook al heeft ze een begin, zonder einde zijn.
17. Welke twee voorbeelden worden aangehaald om het tijdselement van het woord aeon aan te tonen?
17 In zoverre het woord aeon op tijd betrekking heeft, vinden wij hiervan een voorbeeld in Markus 3:29 (NW), waar Jezus Christus tot zijn critici zei: „Wie lastert tegen de heilige geest, krijgt in eeuwigheid [letterlijk, tot (voor) de eeuw] geen vergiffenis, doch is schuldig aan eeuwige [aionian, eeuwenlange, voortdurende, altoosdurende] zonde.” Dit zou betekenen dat er in zo’n geval zowel thans als te eniger tijd in de toekomst geen vergeving zal worden geschonken omdat er een zonde is begaan die nooit kan worden uitgewist. In welke bewoordingen vervloekte Jezus later de vijgeboom die eruitzag alsof hij vruchten droeg maar die in het geheel geen vruchten had voortgebracht? Volgens Matthéüs 21:19 (NW) zei hij: „Dat er in eeuwigheid [letterlijk, tot (voor) de eeuw] geen vrucht meer van u kome.” De volgende dag bemerkten hij en zijn discipelen bij het voorbijgaan dat de vijgeboom was verdord (Mark. 11:12-14, 20-22, NW). Die vijgeboom bleef niet slechts een bepaalde tijdsperiode zonder vruchten, maar hij bleef, als gevolg van de woorden die Jezus ertegen had uitgesproken, voor altoos zonder vruchten. Aangezien er destijds in het Nabije Oosten op vruchtbomen belasting werd geheven, werd de verdorde vijgeboom ongetwijfeld omgehakt, zodat er geen belasting meer op gelegd kon worden. De tijd dat hij geen vruchten droeg, was dus eindeloos, werkelijk eeuwig. Een eeuw kan dus zonder einde zijn.
18. Op welke wijze gebruikte de engel die de geboorte van Jezus aan Maria bekendmaakte, dit zelfde woord?
18 Als een verdere illustratie hiervan zei de engel Gabriël tot de joodse maagd Maria: „Gij zult in uw schoot ontvangen en een zoon baren, die gij de naam Jezus moet geven. Deze zal groot zijn en de Zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en Jehovah God zal hem de troon van zijn vader David geven, en hij zal voor eeuwig [letterlijk, tot (voor) de eeuwen] als koning over het huis van Jakob regeren en aan zijn koninkrijk zal geen einde zijn” (Luk. 1:26-33, NW). Dat er aan zijn koninkrijk geen einde zou zijn, betekende dat hij eeuwig, voor altoos, over het huis of de natie van Jakob zou regeren.
TOESTAND; SAMENSTEL VAN DINGEN
19, 20. (a) Waarop kan het woord aeon nog meer betrekking hebben? (b) Verklaar derhalve de ware betekenis van Galáten 1:4 met behulp van de Nieuwe-Wereldvertaling.
19 Een eeuw, een tijdperk, een speciale tijdruimte, kan worden onderscheiden door bepaalde kenmerken die tijdens de duur ervan bestaan of worden gekenmerkt door een bepaald verloop van aangelegenheden, een onveranderlijke toestand of stand van zaken of dingen of een bepaald samenstel van dingen. Wanneer deze eindigen, eindigt dus de eeuw of het tijdperk. Het Griekse woord aeon kan aldus meer betrekking krijgen op de bestaande toestand of het bestaande samenstel van dingen dan op de kwestie tijd. In Galáten 1:4 schrijft de apostel Paulus bijvoorbeeld volgens de Nieuwe Vertaling van het Nederlandsch Bijbelgenootschap (zie ook AV): „Die Zichzelf gegeven heeft voor onze zonden, om ons te trekken uit de tegenwoordige boze wereld, naar den wil van onzen God en Vader.” In plaats van „de tegenwoordige boze wereld” zegt de Synodale Vertaling „de tegenwoordige boze eeuw”. De apostel Paulus en de christenen in Galátië, aan wie hij schreef, bleven echter in die eeuw leven en wij leven er thans nog steeds in. Jezus Christus heeft christenen door het slachtoffer van zijn eigen lichaam derhalve niet slechts uit de eeuw of speciale tijdruimte getrokken of bevrijd; hij moet christenen die hem volgen veeleer uit de toestand die of het samenstel van dingen dat in deze tijdsperiode bestaat, hebben bevrijd.
20 Daarom geeft de Nieuwe-Wereldvertaling van de Christelijke Griekse Geschriften Galáten 1:4 meer in overeenstemming met de feiten weer door deze tekst als volgt te vertalen: „Hij heeft zichzelf voor onze zonden gegeven om ons te bevrijden van het tegenwoordige goddeloze samenstel van dingen, volgens de wil van onze God en Vader.” Alhoewel de ware, opgedragen volgelingen van Jezus Christus nog steeds in deze eeuw of tijdsperiode — die na de vloed van Noachs dagen is begonnen — leven, zijn zij geen deel van het samenstel van dingen dat in deze eeuw de overhand heeft, omdat zij door het zonden verwijderende slachtoffer van Jezus Christus van het goddeloze samenstel zijn bevrijd. Zij bevinden zich niet langer onder de macht van het tegenwoordige goddeloze samenstel van dingen, maar zijn geestelijk vrij om Gods wil te doen.
21. Welke regel volgt de Nieuwe-Wereldvertaling derhalve, en op welke wijze treedt dit in Lukas 20:34, 35 (NW) op de voorgrond?
21 Wanneer de belangrijkste gedachte in een bepaalde bijbeltekst veeleer op de onderscheidende kenmerken dan op de tijd betrekking heeft, geeft de Nieuwe-Wereldvertaling het Griekse aeon dienovereenkomstig met „samenstel van dingen” weer, waardoor de Nederlandse vertaling aan nauwkeurigheid wint. Toen Jezus de gelegenheden besprak die de doden in de opstanding ten leven op aarde onder Gods koninkrijk zullen ontvangen, gebruikte hij bijvoorbeeld het woord aeon en zei hij: „De kinderen van dit samenstel van dingen huwen en worden ten huwelijk gegeven, maar zij die waardig gerekend zijn dat samenstel van dingen en de opstanding uit de doden te verwerven, huwen niet noch worden zij ten huwelijk gegeven” (Luk. 20:34, 35, NW). In deze tegenwoordige tijd bestaat dus „dit samenstel van dingen”, in overeenstemming waarmee mannen en vrouwen kunnen huwen, maar hierna, in de toekomst, wanneer de opstanding van de menselijke doden zal plaatsvinden, komt „dat samenstel van dingen”. Dit samenstel van dingen zal dus eindigen, maar het zal door een volgend samenstel van dingen, een nieuw samenstel van dingen, worden gevolgd.
22. Op welke wijze wordt aangetoond dat aeon in Romeinen 12:2; 1 Timótheüs 6:17 en 2 Timótheüs 4:9, 10 (NW) „veeleer op de onderscheidende kenmerken dan op de tijd betrekking heeft”?
22 De apostel Paulus schreef aan de christenen in Rome: „Wordt niet langer naar dit samenstel van dingen [beter dan deze eeuw of tijdsperiode] gevormd, maar wordt veranderd door uw geest te hervormen, opdat gij u ervan kunt vergewissen wat de goede en welgevallige en volmaakte wil van God is” (Rom. 12:2, NW). In overeenstemming met deze raad schreef Paulus aan de christelijke opziener Timótheüs: „Beveel hun die rijk zijn in het tegenwoordige samenstel van dingen, niet hooghartig te zijn en hun hoop niet op onzekere rijkdom te vestigen, maar op God, die ons alle dingen rijkelijk verschaft om ervan te genieten.” Demas, een van de christenen, volgde deze raad niet op, en in zijn laatste geïnspireerde brief voelde Paulus zich genoodzaakt Timótheüs hierover in te lichten: „Doe uw uiterste best om binnenkort naar mij toe te komen. Want Demas heeft mij verlaten omdat hij het tegenwoordige samenstel van dingen [niet de tegenwoordige eeuw, maar het samenstel van dingen ervan] liefhad, en hij is naar Thessaloníka gegaan.” Hij liet Paulus, die als een gevangene in Rome vertoefde, aldus in de steek. — 1 Tim. 6:17; 2 Tim. 4:9, 10, NW.
23, 24. (a) In welke betekenis is aeon in Hebreeën 11:3 (NW) gebruikt? (b) Wat heeft Jehovah derhalve voor het welzijn van zijn dienstknechten gedaan?
23 Een ander bijbelvers waar niet de tijdruimte zelf maar klaarblijkelijk de onderscheidende kenmerken van een tijdsperiode worden bedoeld, is Hebreeën 11:3. De Nieuwe-Wereldvertaling vertolkt dit vers derhalve als volgt in het Nederlands: „Door geloof bemerken wij dat de samenstelsels van dingen door Gods woord geordend werden, zodat wat aanschouwd wordt, ontstaan is uit dingen die niet zichtbaar zijn.” — Zie John Parkhursts A Greek and English Lexicon of the New Testament, onder „Aión”, bladzijde 17, kolom 2, onder afdeling VII (Londense uitgave van 1845).
24 Het betrof hier niet een geval waarin God de ene tijdsperiode na de andere, de ene eeuw na de andere, rangschikte, maar hij had de zichtbare onderscheidende kenmerken in gedachten die krachtens zijn toestemming of zijn regeling zouden bestaan. Hij had derhalve samenstelsels van dingen in gedachten. Hij liet zijn dienstknechten op aarde niet in totale onwetendheid betreffende deze samenstelsels van dingen en de volgorde waarin ze zouden komen. Door middel van zijn gesproken woord en in zijn geschreven Woord, gaf hij aanwijzingen of sleutels betreffende deze opeenvolgende samenstelsels van dingen, die stuk voor stuk aan zijn voornemen waren aangepast. Willen wij die samenstelsels van dingen echter onderscheiden of bemerken dat ze er zijn, dan is het niet alleen nodig dat wij luisteren naar wat God zegt of de bijbel lezen, maar dan moeten wij ook geloof oefenen en in deze samenstelsels van dingen geloven, en vervolgens moeten wij ons persoonlijke leven met deze samenstelsels van dingen in overeenstemming brengen. Dat hebben mannen des geloofs, te beginnen met Abel, gedaan. Wat niet zichtbaar is voor mensen zonder geloof, hebben deze mensen des geloofs dus van tevoren gezien of zelfs zien „ontstaan”. Zij verwierven Gods goedkeuring. — Hebr. 11:2, 6, NW.
25-27. (a) Wie heeft de leiding over het tegenwoordige goddeloze „samenstel van dingen” en hoe weten wij dat dit zo is? (b) Tegen wie moet de christen derhalve strijd voeren?
25 Dit tegenwoordige samenstel van dingen is, zoals de apostel Paulus het noemt, ’goddeloos’. Dit komt doordat degenen die er zowel zichtbaar als onzichtbaar de leiding over hebben, eveneens goddeloos zijn. Het telt vele zelfzuchtige mensen die in materialistisch opzicht vaak „verstandiger” zijn dan de „zonen des lichts” (Luk. 16:8; 1 Kor. 3:19, NW). Het heeft zijn schrijvers en debatvoerders met hun wereldwijze argumenten, en ook vorsten of regeerders, die niet van Gods wijsheid, zoals deze in zijn heilige geheim tot uitdrukking wordt gebracht, op de hoogte zijn (1 Kor. 1:20; 2:6-8, NW). Achter deze zichtbare personen staat echter een onzichtbare intelligentie die hen in religieus opzicht verblindt en er moeite voor doet om ware christenen, die geen deel van het tegenwoordige stelsel of samenstel uitmaken, te verleiden en te vernietigen.
26 Paulus schreef met betrekking tot die verblindende invloed: „Als er nu in werkelijkheid een sluier ligt over het goede nieuws dat wij bekendmaken, dan is het gesluierd onder hen die vergaan, onder wie de god van dit samenstel van dingen de geest van de ongelovigen heeft verblind opdat het verlichtende licht van het glorierijke goede nieuws over de Christus, die het beeld van God is, niet zou doorschijnen” (2 Kor. 4:3, 4, NW). Jehovah God, die het goede nieuws heeft uitgezonden, is de God van zijn volk dat zich gedurende deze eeuw of tijdsperiode op aarde bevindt, maar hij is niet de God van dit samenstel van dingen. Satan de Duivel is er de god van. In het onzichtbare rijk zijn demonenengelen met hem verbonden en zíj zijn het tegen wie de christenen, die zich niet aan dit stelsel of samenstel aanpassen, strijd moeten voeren.
27 De apostel Paulus schreef dan ook: „Wij hebben geen strijd tegen bloed en vlees, maar tegen de regeringen, tegen de autoriteiten, tegen de wereldregeerders [kosmocraten] van deze duisternis, tegen de goddeloze geestenkrachten in de hemelse gewesten.” Om tegen dezen strijd te voeren, moeten wij de volledige wapenrusting van God aantrekken. — Ef. 6:11-13, NW.
28. Welke verstandige raad geeft Paulus over het afgescheiden blijven van het goddeloze „samenstel van dingen”, en wat staat degenen die afgescheiden blijven, te wachten?
28 Satan de Duivel is de ongehoorzame geest wiens onzichtbaar uitgeoefende autoriteit superieur is aan die van de mensen die God ongehoorzaam zijn. Wij kunnen ons gedrag niet in overeenstemming brengen met het stelsel of samenstel dat thans zichtbaar bestaat, maar wij moeten voor het samenstel van dingen leven dat krachtens Gods onverdiende goedheid zal komen. Ten einde onze waardering hiervoor te vergroten, schrijft de apostel Paulus: „Gij [hebt] eens . . . gewandeld overeenkomstig het samenstel van dingen [aeon] van deze wereld [kosmos], overeenkomstig de regeerder van de autoriteit der lucht, de geest die thans werkzaam is in de zonen der ongehoorzaamheid. Maar God, die rijk aan barmhartigheid is, heeft ons wegens zijn grote liefde, waarmee hij ons heeft liefgehad, te zamen met de Christus levend gemaakt, zelfs toen wij dood waren in overtredingen — door onverdiende goedheid zijt gij gered — en hij heeft ons mede opgewekt en ons mede plaats doen nemen in de hemelse gewesten in eendracht met Christus Jezus, opdat in de toekomende samenstelsels van dingen de alles overtreffende rijkdom van zijn onverdiende goedheid getoond zou worden in zijn goedgunstigheid jegens ons in eendracht met Christus Jezus.” — Ef. 2:2, 4-7, NW.
29. (a) Waar doelen wij derhalve op wanneer wij over een Nieuwe-Wereldmaatschappij spreken? (b) Wie maakt dit nieuwe samenstel van dingen en door bemiddeling van wie?
29 Door geloof zien wij derhalve naar de komst van een nieuw samenstel van dingen uit; en wanneer wij de reeds lang ingeburgerde uitdrukking „de nieuwe wereld” gebruiken en over onszelf als over een Nieuwe-Wereldmaatschappij van Jehovah’s getuigen spreken, doelen wij in werkelijkheid op dit komende nieuwe samenstel van dingen, deze nieuwe ordening van dingen, zoals dit in het oorspronkelijke Grieks van de bijbel te kennen wordt gegeven. Die nieuwe ordening is een van de stelsels of samenstelsels die God maakt door bemiddeling van zijn eniggeboren Zoon Jezus Christus, degene door bemiddeling van wie hij negentien eeuwen geleden ook tot de mensheid heeft gesproken. Toen Jezus sprak, vormde dit de bekroning van de wijze waarop God zijn boodschap van redding aan de mensheid liet bekendmaken, zoals in Hebreeën 1:1, 2 (NW) met de volgende woorden te kennen wordt gegeven: „God, die lang geleden bij vele gelegenheden en op vele wijzen tot onze voorvaders heeft gesproken door bemiddeling van de profeten, heeft op het einde van deze dagen tot ons gesproken door bemiddeling van een Zoon, die hij tot erfgenaam van alle dingen heeft aangesteld en door wie hij de samenstelsels van dingen heeft gemaakt.”
30. (a) Op welke wijze toont de vertaling door A. Campbell nauwkeurig aan wat de discipelen bedoelden toen zij Jezus naar zijn tegenwoordigheid en een zekere vernietiging vroegen? (b) Welke bewoordingen gebruikt de Nieuwe-Wereldvertaling?
30 Nadat de Zoon van God zijn apostelen over de komende vernietiging van de tempel in de heilige stad Jeruzalem had verteld, stelden zij hem geen vraag over de vernietiging van onze aardbol. De vertaling van het Nieuwe Testament door A. Campbelle (van 1835) voorkomt dat wij ten onrechte aan de vernietiging van onze aarde denken door Matthéüs 24:3 als volgt weer te geven: „Toen hij op de Olijfberg zat, spraken zijn discipelen hem vertrouwelijk aan, zeggende: Zeg ons, wanneer zal dit gebeuren; en wat zal het teken zijn van uw komst en van het besluit van deze toestand [eeuw, Synodale Vertaling]?” En Jezus’ woorden in Matthéüs 28:19, 20, die tot zendingsactiviteit aansporen, zijn door de heer Campbell als volgt vertolkt: „Gaat, bekeert alle natiën, hen onderdompelende in de naam van de Vader, en van de Zoon en van de Heilige Geest, en leert hun alles te onderhouden wat ik u geboden heb; en ziet! ik ben altijd met u, zelfs tot aan het besluit van deze toestand [eeuw, Synodale Vertaling].” In plaats van de uitdrukking „het besluit van deze toestand”, gebruikt de Nieuwe-Wereldvertaling de uitdrukking „het besluit van het samenstel van dingen”. Wij leven thans in de tijd van dit „besluit”. Thans is het de oogsttijd waarover Jezus in Matthéüs 13:39 (NW) sprak.
31, 32. Welke zegeningen staan degenen te wachten die zich van het tegenwoordige samenstel van dingen losmaken?
31 Wij bevinden ons niet alleen in het besluit van het oude, maar ook op de drempel van het nieuwe samenstel van dingen. Het is de moeite waard alles van de tegenwoordige tijdsperiode achter ons te laten om in het komende samenstel van dingen leven te verwerven. Jezus zei tot zijn apostelen, die alles hadden achtergelaten om hem te volgen: „Er is niemand die ter wille van mij en ter wille van het goede nieuws huis of broers of zusters of moeder of vader of kinderen of velden heeft verlaten, die niet nu, in deze tijdsperiode [deze kairos], honderdvoudig zal ontvangen, huizen en broers en zusters en moeders en kinderen en velden, mét vervolgingen, en in het komende samenstel van dingen [aeon] eeuwig leven” (Mark. 10:29, 30; Luk. 18:29, 30, NW). In dat leven zullen zij zijn verbonden met Christus Jezus, die dan een positie en een naam boven alle andere schepselen heeft. De apostel Paulus zegt in dit verband over Jezus:
32 God wekte „hem uit de doden [op] en [deed] hem aan zijn rechterhand in de hemelse gewesten . . . zitten, ver boven elke regering en autoriteit en kracht en heerschappij en elke naam die genoemd wordt, niet alleen in dit samenstel van dingen, maar ook in het toekomende.” — Ef. 1:19-21, NW.
33. Wie kunnen wij heerlijkheid toeschrijven voor dit toekomstige samenstel van dingen?
33 Voor het verschaffen van dit wonderbaarlijke, toekomstige nieuwe samenstel van dingen onder Christus zijn wij Jehovah God dank verschuldigd, aangezien hij dit in zijn eeuwige voornemen heeft opgenomen. Wij kunnen ons bij de apostel Paulus aansluiten wanneer hij deze wonderbaarlijke, liefderijke God met de volgende woorden heerlijkheid toeschrijft: „Aan degene nu die overeenkomstig zijn kracht, die in ons werkzaam is, overvloedig veel meer kan doen dan alles wat wij vragen of waarvan wij ons een denkbeeld kunnen vormen, aan hem zij de heerlijkheid door middel van de gemeente en door bemiddeling van Christus Jezus tot in alle geslachten, van eeuwigheid tot eeuwigheid [letterlijk, van de eeuw der eeuwen]. Amen.” — Ef. 3:11, 20, 21, NW.
[Voetnoten]
a Zelfs de Latijnse Vulgaat toont het verschil tussen de twee Griekse woorden door kosmos met mundus en aeon met saeculum weer te geven. Desondanks worden beide woorden in de Belgische Professorenbijbel, die een vertaling is van de Latijnse Vulgaat, met „wereld” vertolkt.
b De vijf Hebreeuwse woorden zijn erets, hhedel, hheled, olam en tebel.
c De vier Griekse woorden zijn aeon, ge, kosmos en oikoumene.
d Naar algemeen wordt aangenomen, is het Griekse woord aeon afgeleid van aei, dat „eeuwig; immer” betekent. Op bladzijde 202 van het boek New Testament Synonyms, door aartsbisschop R. C. Trench (1901), wordt echter gezegd: „Wij kunnen niet de etymologie van aeon aanvaarden die door Aristoteles wordt geponeerd (De Caelo 1. 9): de afgeleide naam werd aan het woord aei ontleend. Het is waarschijnlijker dat het woord met ao, aemi, ademen, in verband staat. Evenals kosmos heeft het niet alleen een primaire en fysieke, maar ook een secondaire en ethische betekenis. In de primaire betekenis duidt het op tijd — kort of lang — zoals deze ononderbroken voortduurt; vaak, in klassiek Grieks, op de duur van een mensenleven . . . maar essentieel op tijd als de omstandigheid waaraan al het geschapene onderhevig is en de mate waarin dit het geval is; . . . In deze betekenis van tijd, komt het er thans op neer dat het alles aanduidt wat in de wereld aan tijdsomstandigheden onderhevig is; . . . en verder, in meer ethische zin, het verloop van de aangelegenheden van deze wereld.”
e A. Campbell staat bekend als de stichter van de religieuze groepering die in Amerika bekendheid geniet onder de naam Disciples of Christ of „Campbellites”.
[Illustratie op blz. 204]
Eeuwig (aeon) zonder vruchten
[Illustratie op blz. 205]
Niet naar dit samenstel van dingen (aeon) gevormd