Wie zal aan het laatste getuigenis deelnemen?
1. Welke geschiedenis herhaalt zich? Zal ons geslacht dit meemaken?
DE MENSEN zeggen dat de geschiedenis zich herhaalt. De geschiedenis van vroegere waarschuwingen van God en voltrokken oordelen zal zich herhalen, want Gods Woord zegt: „Het overkwam hun allemaal bij wijze van waarschuwing voor anderen, en het werd opgeschreven met het doel ons te onderrichten over wie de laatste uren der wereld zijn gekomen” (1 Kor. 10:11, Eng. Vert. v. Moffatt). Wie kan ontkennen dat de regens van water en vuur en zwavel uit de dagen van Noach en Lot voorbeelden waren, evenals de daarmede gepaard gaande waarschuwingen, welke onverschillig werden opgenomen door de volkeren, die onbekommerd de sleur van hun dagelijkse leven bleven volgen, alsof hun wereld tot in het oneindige ongestoord zou blijven bestaan? Zeide Jezus dit niet, toen hij over zijn tweede tegenwoordigheid in deze „laatste dagen” sprak? „Gelijk het geschiedde in de dagen van Noach, zo zal het ook zijn in de dagen van den Zoon des mensen: zij aten, zij dronken, zij huwden, en zij werden ten huwelijk gegeven tot den dag, waarop Noach in de ark ging en de zondvloed kwam en allen verdelgde. Op dezelfde wijze als het geschiedde in de dagen van Lot: zij aten, zij dronken, zij kochten, zij verkochten, zij plantten, zij bouwden. Maar op den dag, waarop Lot uit Sodom ging, regende het vuur en zwavel van den hemel en verdelgde hen allen. Op dezelfde wijze zal het gaan op den dag, waarop de Zoon des mensen geopenbaard wordt [of: waarop de sluier van de Zoon des Mensen wordt opgelicht]” (Luk. 17:26-30, Nw. Vert., Eng. Vert. v. Weymouth). Christus Jezus is sedert 1914 tegenwoordig en er is getuigenis afgelegd over de tekenen die hiervan een bewijs zijn, doch van de blinde „ogen des verstands” van het merendeel der mensheid zal de sluier niet worden opgelicht, totdat zijn macht in de storm van Armageddon wordt geopenbaard.
2. Wat werd door Egypte en Babylon voorschaduwd? Waarom?
2 Dat het Egypte hetwelk door Mozes werd gewaarschuwd en welks macht werd gebroken toen Jehova Zijn volk bevrijdde, een voorbeeld en symbool was, wordt bewezen door Openbaring 11:8: „Hun lijken zullen liggen op het plein der groote stad die figuurlijk Sodom en Egypte heet, waar ook hun Heer gekruisigd is” (Leidse Vert.). De „lijken” der vermoorden beelden af, hoe tegen het einde van de eerste Wereldoorlog een eind werd gemaakt aan een bepaald stadium van Gods getuigeniswerk. Toch werd ook Jezus negentien eeuwen geleden in ditzelfde symbolische Egypte dezer twintigste eeuw vervolgd en gedood. Egypte, de eerste wereldmacht, is een figuurlijke voorstelling van de wereldorganisatie, „deze tegenwoordige boze wereld”, die door de eeuwen heen Jehova’s volk heeft onderdrukt. Het boek der Openbaring toont eveneens aan, dat het Babylon hetwelk door middel van Jesaja en anderen door God werd gewaarschuwd, een voorbeeld was van een groter Babylon dat nog zou komen, want lang nadat het letterlijke Babylon was ineengestort, werd in hoofdstuk 18 de val van het „grote Babylon” voorzegd.
3. Wat werd door Jeruzalem en Juda voorschaduwd? Waarom met recht?
3 En wat het Jeruzalem en Juda betreft die Gods naam aannamen, doch bij lange na niet dienovereenkomstig leefden, hoe passend voorschaduwden zij de Christenheid van tegenwoordig! De Christenheid neemt de naam van God en Christus’ koninkrijk aan, doch evenals het Jeruzalem uit de tijd van Jeremia is zij van de ware aanbidding afgeweken om valse goden te aanbidden; zij dient zich zelf, verafgoodt geld, macht, schepselen, standbeelden en beeltenissen, offert haar kinderen aan de oorlogsgod en bespot Jehova’s getuigen, die haar voor haar tekortkomingen waarschuwen, zet hen in de gevangenis en doodt hen soms. Evenals het ontrouwe Jeruzalem uit Jezus’ dagen heeft zij een gedaante van godsvrucht maar zij verloochent Gods kracht; haar priesters en predikers doen de Farizeeërs na met hun gewaden en titels, hun philosophieën en overleveringen, hun ceremoniën en geloofsbelijdenissen, hun huichelarij en schijnheilige vroomheid, hun woorden en werken die zij ter wille van de publiciteit zeggen en doen. Precies onder dergelijke parallelle omstandigheden kunnen Christus’ ware volgelingen in zijn voetstappen treden, doordat zij een soortgelijk werk volgens soortgelijke methoden doen, te midden van soortgelijke beproevingen en met een soortgelijke reactie op een soortgelijke boodschap en waarschuwing. Doch met dit verschil: het huidige getuigenis is het laatste getuigenis voor deze wereld: „Dit Evangelie des Koninkrijks zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis allen volken; en dan zal het einde komen.” — Matth. 24:14.
WIE NEMEN AAN HET WERK DEEL?
4, 5. Wie nemen geen deel aan het laatste getuigenis? En waarom niet?
4 Wie geven het laatste getuigenis over Jehova’s koninkrijk en de ondergang van deze wereld te Armageddon? Niet degenen die in deze wereld hoog staan aangeschreven, want zij zijn een gruwel in de ogen van God. Niet degenen die wereldse wijsheid bezitten, niet de invloedrijken, niet de aanzienlijken noch de mondaine wereld, niet degenen die zich realisten en mensen met een practische geest noemen, die spotten over hetgeen zij als een onrealistische en dwaze prediking van het evangelie beschouwen. Jezus zeide: „Dat hoog is onder de mensen, is een gruwel voor God.” Paulus schreef: „Merkt slechts op, broeders, in welke omstandigheden gij geroepen zijt. Er waren onder u, naar menschelijken maatstaf, niet vele wijzen, niet vele invloedrijken, niet vele voornamen. Maar wat de wereld dwaas acht, heeft God uitverkoren, om de wijzen te beschamen, wat de wereld zwak acht, heeft God uitverkoren, om het sterke te beschamen; wat de wereld onedel acht, en wat zij versmaadt [wat zij onbetekenend en onrealistisch noemt], heeft God uitverkoren, ja, wat niets is, om hetgeen iets is, te niet te maken, opdat de gansche menschheid zich zou onthouden van roemen tegenover God.” — Luk. 16:15; 1 Kor. 1:26-29, Brouwer, Een Amer. Vert.
5 Geen enkel mens, of het nu op commercieel, politiek of religieus gebied is, die deze wereld ondersteunt en verdedigt en die ondanks Gods waarschuwing over haar spoedige einde haar bestaan tracht te verlengen, zal of kan deelnemen aan het laatste getuigenis. Zij die Jehova God willen behagen, zullen zijn waarschuwing over deze wereldorganisatie ter harte nemen: ’Christus is niet van deze wereld; zijn koninkrijk is niet van deze wereld; bidt niet voor deze wereld; ik heb u, Christenen, uit deze wereld uitverkoren; hebt de wereld niet lief, noch de dingen in de wereld; wordt deze wereld niet gelijkvormig, doch richt uw genegenheid op de dingen die boven zijn; Satan is de overste dezer wereld, de god dezer wereld, en de gehele wereld ligt in die boze; ten slotte: zij die voor Gods zaak strijden, verwikkelen zich niet in de aangelegenheden dezer wereld, en vrienden der wereld zijn vijanden van God’ (Joh. 17:9, 14, 16; 18:36; 14:30; 15:18, 19; Rom. 12:2; Kol. 3:2; 2 Kor. 4:4, Leidse Vert.; 1 Joh. 2:15-17; 5:19, Voorhoeve; 2 Tim. 2:4; Jak. 4:4). Worden door dit spervuur van goddelijke uitspraken zelfs de invloedrijke en hoog in aanzien zijnde orthodoxe geestelijken der Christenheid niet uit de rijen der ware Christelijke bedienaren van het evangelie weggevaagd?
6. Wie blijken echter Gods bedienaren van het evangelie te zijn, en wat wordt hierdoor bewezen?
6 Duidt het voorgaande er aan de andere kant niet op, dat de niet in aanzien zijnde, zwakke, onedele, onbetekenende, niet invloedrijke, niet wereldse groep die bekendstaat als Jehova’s getuigen, Gods bedienaren van het evangelie zijn? Zij worden door deze schrandere wereld als onrealistisch, onwetend en dwaas beschouwd. Bovendien zijn zij de enigen die het goede nieuws van het opgerichte koninkrijk van Christus prediken en waarschuwen dat dit geslacht door Armageddon zal worden bezocht. Jehova’s getuigen hebben door middel van honderden millioenen boeken en brochures, in acht en tachtig talen, en bovendien door millioenen tijdschriften en traktaten en duizenden openbare lezingen per week, betuigd, dat de oorlogen, hongersnoden, pestilentiën, aardbevingen, twisten en vervolgingen, onrust en angst, vermeerderde misdadigheid en onzedelijkheid in de wereld, het falen van nationale en wereldregeringen — allemaal slechts zichtbare feiten zijn die overeenkomen met de tekenen welke, volgens Jezus’ voorzegging, gepaard zouden gaan met zijn tweede tegenwoordigheid en die onmiddellijk zouden worden gevolgd door Armageddon. Evenals bij Jezus’ eerste komst de vervulling van tientallen profetieën uit de Hebreeuwse Geschriften bewezen, dat hij de Messias was, zo wordt in deze tijd ook zijn tweede tegenwoordigheid bewezen door gebeurtenissen die een vervulling zijn van profetieën. Doch evenals de invloedrijke religieuze en politieke leiders hem negentien eeuwen geleden verwierpen, verwerpt dezelfde klasse hem thans weer en zij wendt zich tot deze wereld en haar plannen voor haar instandhouding. — Matth. 24; Mark. 13; Luk. 21; 2 Tim. 3:1-5; Ps. 118:22; Matth. 21:42; 1 Petr. 2:4-8.
7. Wie aanvaarden de verplichting om te prediken? Hoe komen zij die na?
7 Christenen die zich hebben gewijd om Gods wil te doen, aanvaarden de verplichting deel te nemen aan het laatste getuigenis, zoals Christus Jezus heeft bevolen (Matth. 24:14). Hun wijdingsgelofte is niet gelijk het snel vergeten gewauwel van praatzieke dwazen „De stem van een dwaas [kent men] aan veelheid der woorden.” „Wanneer gij een gelofte aan God zult beloofd hebben, stel niet uit dezelve te betalen; want Hij heeft geen lust aan de zotten; wat gij zult beloofd hebben, betaal het. Het is beter, dat gij niet belooft, dan dat gij belooft en niet betaalt” (Pred. 5:2, Van der Palm; 5:3, 4). Ook zijn zij niet gelijk de ledige wolken en waaiende winden van Spreuken 25:14 (Luther): „Wie veel belooft, maar het niet houdt, is als wolken en wind zonder regen.” Christenen komen niet één dag per week in een gebouw met een toren slechts een paar minuten bijeen en zij betalen niet de een of andere titeldragende geestelijke om tot hen te prediken. Elke Christen is een bedienaar van het evangelie en moet tot anderen prediken. — Jak. 1:22-25.
HOE HET GETUIGENIS WORDT GEGEVEN
8. Welke stemloze middelen zijn eveneens voor de prediking gebruikt?
8 Christenen maken doeltreffend gebruik van gedrukte Bijbels en Bijbelse hulpmiddelen. Dit is niet iets nieuws. Mozes liet geboden zien die op tafelen van steen waren geschreven. Jozua schreef op stenen altaren. Jeremia schreef de gevangenen in Babylon een getuigenis en Baruch boekstaafde enkele profetieën van Jeremia op een rol die aan koning Jojakim werd gegeven. Een door God geleide hand schreef een oordeelsboodschap op de paleiswand van koning Belsazar. Apostelen en andere eerste Christenen schreven brieven, en Paulus was speciaal bezorgd over enkele perkamenten (Ex. 31:18; Joz. 8:32; Jer. 29:1; 36:1-32; Dan. 5:5, 25-28; 2 Tim. 4:13). Dit zijn slechts enkele van de vele voorbeelden die aantonen, dat het schrijven bij het prediken werd gebruikt en daarbij komen nog de geschreven rollen die ten slotte de zes en zestig boeken van de Bijbel zelf vormden.
9. Zijn deze middelen een vermoeiing des vleses of juist niet? Waarom?
9 Tegenwoordig komt van de snelpersen der drukkerijen een onafzienbare stroom leesmateriaal, waardoor Salomo’s waarschuwing tegen het eindeloos maken van boeken, die, wanneer men ze bestudeert, een vermoeiing van het vlees zijn, actueler wordt dan ooit te voren. Doch koning Salomo sloot bepaald materiaal van deze waarschuwing uit, zeggende: „De woorden van een wijze zijn gelijk prikkels; en verzamelingen die door één leraar zijn gegeven, zijn gelijk nagelen die met een hamer zijn ingeslagen” (Pred. 12:12, 11, Een Amer. Vert.). In de oudheid werden prikkels, lange stokken met ijzeren punten, gebruikt om ossen in de goede richting te laten lopen. Wijze woorden uit de Bijbel of gebaseerd op de Bijbel laten ware Christenen in de Koninkrijksdienst voorwaarts gaan en zij staan hun niet toe, achter te blijven, te aarzelen of langs verkeerde paden te dwalen, zonder dat hun geweten gaat spreken en hun schuldig verklaart (Hand. 26:14). Een vermaning uit de Schrift is ondubbelzinnig en scherp. Alle zes en zestig boeken van de Bijbel, die door één Leraar, Jehova God, zijn geïnspireerd en onder leiding van zijn geest zijn verzameld, bevatten ondubbelzinnige waarheden die diep in iemands geest moeten worden gegrift. Gelijk nagelen die met een hamer in een plank zijn geslagen, zullen zij vast blijven zitten; men kan zich er vol vertrouwen aan vasthouden, daar zij als een veilig anker dienen dat ons er voor bewaart, dat wij door de waaiende winden der wereldse propaganda her- en derwaarts worden geslingerd (Jak. 1:6-8). De Bijbel en betrouwbare Bijbelse hulpmiddelen zoals door Jehova’s getuigen worden verspreid, zijn derhalve niet vermoeiend. In plaats dat zij het vlees vermoeien, zal hun raad, wanneer die ter harte wordt genomen, het vlees veeleer doen terugkeren tot de frisheid der jeugd! — Job 33:25.
10. Hoe worden ze verspreid? Waarom is dit een geschikte manier?
10 Thans worden Jehova’s getuigen bij het geven van het laatste getuigenis door geweldige hoeveelheden lectuur geholpen, veel meer dan getrouwe mannen uit de oudheid en de eerste Christenen, die de vroegere waarschuwingen der Bijbelse tijden lieten weerklinken. Doch daar hun meer is toevertrouwd, wordt ook meer van hen geëist, namelijk, een wereldomvattend getuigenis tot alle natiën die over de gehele aardbol zijn verspreid (Luk. 12:48; Mark. 13:10). Terwijl zij van huis tot huis gaan, verspreiden zij Bijbels en Bijbelse lectuur. Jezus predikte ook volgens deze methode en hij leidde zijn volgelingen op, zich aan de deuren der mensen behoorlijk te gedragen (Matth. 10:7-15). „En zij hielden niet op . . . bij de huizen te leren, en Jezus Christus te verkondigen.” „Hoe ik, van hetgeen heilzaam was, niets achtergehouden heb, dat ik u niet verkondigd, en u, niet geleerd zoude hebben, in het openbaar, en van huis tot huis.” Zelfs daarginds in Babylon werden reeds eeuwen voor de komst van Christus de deuren als geschikte plaatsen voor een bespreking van Gods boodschap beschouwd. — Hand. 5:42; 20:20, Lipman; Ezech. 33:30.
11. Hoe handelen zij nadat zij lectuur hebben geplaatst? Volgens wiens voorbeeld?
11 „Ik ben geen venter van Gods boodschap” (2 Kor. 2:17, Een Amer. Vert.). Evenals Paulus, kunnen Jehova’s getuigen dit in deze tijd zeggen, daar zij hun werk niet staken wanneer zij in de huizen der mensen lectuur hebben achtergelaten. Venters met boeken zijn klaar met hun werk wanneer zij hun waren hebben verspreid, doch met de bedienaar van het evangelie die Bijbelse hulpmiddelen afgeeft, is dit niet het geval. Wanneer hij het „zwaard des geestes” hanteert, geeft hij hiermede niet slechts één slag in de vorm van de verspreiding van een boek en steekt het waarheidszwaard dan weer in de schede, doch hij zet door en doet weer een aanval, nu voor een huis-Bijbelstudie. IJverig wenst hij weer een bezoek te brengen bij hen die hem nogmaals over deze belangrijke onderwerpen willen horen spreken (Hand. 15:36, Leidse Vert.; 17:32, Brouwer). En bij dergelijke volgende bezoeken houdt hij kosteloos Bijbelstudiën. Ook Jezus onderwees de mensen in de huizen, en mensen die speciale belangstelling hadden getoond, bezocht hij nog eens (Luk. 10:38-42; Joh. 12:1-3). Tot op deze dag is hij dit blijven doen, niet in eigen persoon, doch vertegenwoordigd door de navolgers zijner voetstappen: „Zie, Ik sta aan de deur, en Ik klop; indien iemand Mijn stem zal horen, en de deur opendoen, Ik zal tot hem inkomen, en Ik zal met hem avondmaal houden, en hij met Mij.” — Openb. 3:20.
12. Op welke openbare plaatsen maken zij de boodschap eveneens met recht bekend?
12 Op drukke straten nemen Christelijke bedienaren van het evangelie strategische posities in en houden de voorbijgangers het woord des levens voor. De straten en openbare pleinen werden lang geleden reeds gebruikt als plaatsen waar Gods wijsheid werd bekendgemaakt: „De Wijsheid roept luide op de straat, op de pleinen verheft zij haar stem, op den hoek der rumoerige straten roept zij, bij de ingangen der poorten, in de stad, spreekt zij haar redenen.” Verder: „Roept de Wijsheid niet en verheft de Verstandigheid niet haar stem? Boven op de hoogten aan den weg, daar, waar de paden samenkomen, is zij gaan staan, aan de zijde van de poorten, aan den ingang der stad, waar men de poortdeuren binnengaat, roept zij luide” (Spr. 1:20, 21; 8:1-3, Nw. Vert.), Over Christus Jezus zeiden de mensen: „Gij hebt in onze straten geleerd.” (Luk. 13:26). Ook Paulus predikte op de openbare pleinen of markten tot hen die daar aanwezig waren. — Hand. 17:17.
13. Welk Schriftuurlijk bewijs leveren wij voor de plaatsen waar wij prediken?
13 Wanneer mensen die gewoon zijn aan de orthodox-religieuze sleur van preken op zondag in een kerkgebouw, dus wensen te weten waarom wij ons niet naar die methode voegen, kunnen wij hun aandacht vestigen op de voorafgaande schriftuurplaatsen, om aan te tonen dat wij ons naar ons Voorbeeld, Christus Jezus, voegen. Wij kunnen er dan aan toevoegen: „De Allerhoogste woont niet in tempelen met handen gemaakt” (Hand. 7:48). Desondanks kunnen wij aantonen, dat Jehova’s getuigen, evenals Jezus en zijn apostelen de tempel en synagogen gebruikten, wel Koninkrijkszalen gebruiken voor het houden van vergaderingen der gemeente, met inbegrip van openbare lezingen. Ook beleggen zij openluchtbijeenkomsten in parken en elders, evenals Christus Jezus negentien eeuwen geleden heeft gedaan.
WORDEN ENKELEN VRIJGESTELD?
14. Hoe, tot op welke hoogte, prediken sommigen onder verschillende omstandigheden?
14 „Verkondig het woord, dring er op aan, gelegen of ongelegen” (2 Tim. 4:2, Nw. Vert.). Dit doen alle getrouwe getuigen van Jehova. Sommigen kunnen al hun tijd aan de prediking besteden; anderen slechts een gedeelte van hun tijd, daar zij het een of andere wereldse werk moeten verrichten om in hun onderhoud te voorzien. Er zijn omstandigheden die de activiteit van sommigen beperken, doch allen kunnen gelegenheden vinden om aan het laatste getuigenis deel te nemen. Lichamelijke ziekten kunnen enkelen ongeschikt maken, doch zelfs zij kunnen mondeling tot buren, vrienden, bezoekers of over de telefoon, of door het schrijven van brieven en het verzenden van lectuur over de post, prediken. Ja, welke omstandigheden zouden een getrouwe getuige eigenlijk volledig uit Jehova’s dienst kunnen verdrijven?
15, 16. Zijn enkelen te oud of te jong om te prediken? Waardoor wordt dit aangetoond?
15 Zijn enkelen te jong om te dienen? Paulus schreef 1 Thessalonicenzen in 50 n. Chr., en in die brief verwees hij naar Timotheüs als „Gods dienaar”. Timotheüs moet toen een jongen tussen de twaalf en twintig jaar zijn geweest, want meer dan tien jaren later was hij nog steeds jong en gaf Paulus hem de raad „Niemand verachte uw jonkheid” (1 Thess. 3:2; 1 Tim. 4:12). Jezus predikte op een leeftijd van twaalf jaren en hij verbaasde zijn toehoorders met zijn wijsheid (Luk. 2:42, 46, 47). Jeremia was nog maar een kind toen hij Jeruzalem voor zijn val begon te waarschuwen (Jer. 1:5, 6). En, weet u, Samuël diende Jehova in de tempel en profeteerde, vlak nadat hij was gespeend! (1 Sam. 2:11, 18; 3:1-21). Zijt gij nog jonger?
16 Sommigen beroepen zich wellicht op een hoge ouderdom als reden om zich terug te trekken. Aäron werd tot priester geordineerd toen hij 83 jaren oud was en Mozes was 80 toen hij werd opgenomen in de dienst als een middelaar tussen Jehova en Israël, in welke hoedanigheid hij Christus Jezus voorschaduwde en tot zijn dood, op 120-jarige leeftijd, diende (Ex. 7:7; 28:1-4; Deut. 34:7). Toen Paulus wegens zijn getrouwheid tegenover God voor de eerste maal als een gevangene te Rome vertoefde, noemde hij zich zelf „Paulus, een oud man”, doch na zijn vrijlating predikte hij nog enkele jaren (Filem. 9). En de apostel Johannes was ongeveer honderd jaren oud toen hij zijn bijdragen schreef die de canon van de Bijbel volledig maakten. Zijt gij ouder dan honderd jaar?
17. Dient lichamelijke zwakte een volledig einde te maken aan het prediken? Waarom?
17 Een slechte gezondheid vormt een belemmering voor de dienst, doch dient daardoor aan het prediken een volledig einde te worden gemaakt? Denk weer eens aan het geval van Job. Nadat hij zijn kinderen en stoffelijke rijkdommen had verloren, overviel hem een weerzinwekkende ziekte. Elefantiasis, of zwarte melaatsheid! Bij deze zwerenziekte wordt de huid met donkere schilfers bedekt en zwellen de benen tot twee of driemaal de natuurlijke afmetingen op, totdat zij op plompe olifantspoten gelijken, vandaar de namen zwarte melaatsheid en elefantiasis of olifantsziekte. Jobs lichamelijke activiteit werd grotelijks belemmerd en zijn lijden was intens, doch toen de drie bezoekers bij hem kwamen, gaf hij hun ijverig getuigenis en handhaafde zijn onkreukbaarheid (Job 2:7, 8, 11; 3:1). Zelfs de jeugdige Timotheüs had last van zijn maag en „herhaalde aanvallen van ziekte”, en Paulus verrichtte zijn dienst ondanks een „bitter lichamelijk lijden” (1 Tim. 5:23; 2 Kor. 12:7, Een Amer. Vert.). Tegenwoordig zijn er getuigen die prediken ondanks grote lichamelijke belemmeringen, zoals lamheid, blindheid, doofheid en stomheid.
18. Mag iemand het te druk hebben om te prediken? Waarom antwoordt gij zo?
18 Heeft iemand het te druk om te prediken? Zijn er, evenals in Jezus’ dagen, enkelen die de verontschuldigingen uiten dat ze een boerderij, of vee of een vrouw hebben, die hun tijd in beslag neemt en hun geen tijd overlaat voor de nieuwe wereld? (Luk. 14:17-20). Laten zij toe dat de prediking van het evangelie door doornige verwikkelingen met deze wereld en haar zorgen en rijkdommen wordt verstikt? (Matth. 13:7, 22). Vinden de meeste mensen niet wat tijd voor minder belangrijke dingen, zoals werelds werk? het inkopen van voedsel? het lezen van een krant? het luisteren naar de radio? het bezoeken van vrienden? de een of andere vorm van ontspanning? en misschien zelfs voor slapen op enkele zondagochtenden? De laatste vraag herinnert ons aan het volgende — te lui om te prediken? Spreuken 6:6-11 zegt (Leidse Vert.): „Hoelang, luiaard, zult gij neerliggen? wanneer zult gij opstaan uit uw slaap? Een weinig slapens, een weinig sluimerens, een weinig handenvouwens, al neerliggende; zoo overvalt u de armoede als een vagebond, het gebrek als een bandiet.” Misschien zijn dezulken echter te vermoeid om eeuwig te leven, en geven zij er de voorkeur aan eeuwig te slapen, in de dood, ongestoord door lawaaierige wekkers of opstandingen!
19. Dient vrees voor mensen of voor onbekwaamheid iemand te verhinderen te prediken? Waarom?
19 Anderen doen wellicht uit verlegenheid of vrees niet mee. Jeremia kwam over deze hindernis heen (Jer. 1:6-9, 17-19). De volmaakte liefde voor God drijft de verstrikkende mensenvrees buiten (1 Joh. 4:18; Spr. 29:25, Leidse Vert.). Voelt gij u niet in staat in de Koninkrijksdienst te spreken? Zowel Jeremia als Mozes had bij het begin hetzelfde gevoel, doch zie eens naar het bezielende mondelinge getuigenis dat zij gaven nadat zij deze valse vrees hadden overwonnen (Ex. 4:10-12). Evenmin behoeft vrees voor moeilijk te beantwoorden vragen iemand te beletten, aan het laatste getuigenis deel te nemen. Door een theologische opleiding op een religieus seminarie wordt men thans evenmin voor Jehova’s dienst toegerust als in Jezus’ dagen, toen hij en de apostelen zulke geschoolden beschaamd maakten. Een persoonlijke studie van de Bijbel en een groepstudie met andere getuigen, plus Jehova’s geest, schenken de bekwaamheid, in het antwoorden voor niemand onder te doen! „Uw gebod maakt mij wijzer dan mijn vijanden zijn, want het vergezelt mij voor eeuwig; ik heb meer verstand dan al mijn meesters, want ik denk over uw vermaningen na; en ik heb een helderder inzicht dan de oudsten, want ik neem uw bevelen in acht” (Ps. 119:98-100, Petr. Can. Vert.). Merk op hoe de jonge Elihu Jehova’s geest als de belangrijkste factor voor wijsheid prijst: „Ik ben nog jong en gij zijt hoogbejaard; daarom schroomde ik en vreesde u mede te delen, wat ik weet. Ik dacht: Laat de ouderdom spreken, en de veelheid van jaren wijsheid verkondigen. Voorwaar, het is de geest in de stervelingen en de adem des Almachtigen, die hun inzicht geeft. Niet de bejaarden hebben de wijsheid.” — Job 32:6-9, Nw. Vert.
STUDEER EN PREDIK MET DE ORGANISATIE
20, 21. (a) Hoeveel geloof hebben wij nodig om te prediken? (b) Hoe ontwikkelen wij de niet te onderdrukken drang om te prediken? Door welke voorbeelden wordt dit aangetoond?
20 Er is geloof voor nodig om te prediken, maar niet veel. Een geloof zo klein als een mosterdzaadje zal reeds een berg in beweging zetten. Nog minder dan zelfs dat kleine beetje dient ons te bewegen in de velddienst te gaan, want wij zijn zoveel kleiner dan bergen! Niemand dient door anderen of door zich zelf tot activiteit in het getuigeniswerk aangespoord te moeten worden. Doch indien iemand nu niet de drang gevoelt om te prediken? Studeer. Overdenk Gods wet dag en nacht. Spreek over de Schrift op de vergaderingen der gemeente, luister naar de commentaren van anderen. Neem de waarheid door middel van het oog en het oor in u op, totdat de geest en het hart er mede gevuld zijn, totdat ze binnenin u opwelt en in de velddienst de mond uitstroomt. Dit zal vanzelf gebeuren, want wij spreken over hetgeen er in onze geest en ons hart is. „Uit den overvloed des harten spreekt zijn mond” (Luk. 6:45). Sommigen kletsen, klappen uit de school, maken familiemoeilijkheden bekend, geven een omstandige beschrijving van hun ziekten en hun operaties, of zij vitten, klagen of twisten. Daarmede is hun geest vervuld. Wij willen spreken over datgene waarmede onze geest zich bezighoudt. Zorg daarom dat uw geest zich met de waarheid bezighoudt, en spreek er dan over in uw getuigenisgebied!
21 Wanneer wij onze geest met Gods waarheid voeden en ons hart er mede vullen, zullen wij er over spreken of anders barsten; wij moeten die waarheid over onze lippen laten stromen, opdat wij verlichting verkrijgen! Dit ondervond ook Elihu toen hij er ongeduldig bij stond en het valse godslasterlijke geredeneer van Jobs drie „troosters” aanhoorde. Toen zij een ogenblik met spreken ophielden, sprak Elihu vrijuit: „Ook ik zal antwoorden op mijn beurt, ook ik zal mededelen, wat ik weet. Want ik ben vol woorden, de geest in mijn binnenste dringt mij; zie, mijn binnenste is als wijn, dien men geen uitweg geeft; als nieuwe zakken zou het barsten. Ik wil spreken om lucht te krijgen, mijn lippen openen om antwoord te geven” (Job 32:17-20, Nw. Vert.). Zwijgen zal kwellender zijn dan de vervolging die het openbare getuigenis met zich kan brengen, zoals Jeremia ontdekte: „Ik ben geworden tot belaching den ganschen dag, iedereen bespot mij; want zoo vaak ik spreek moet ik het uitschreeuwen, luidkeels klagen over geweld en mishandeling; omdat Jahwe’s woord mij strekt tot smaad en tot beschimping den ganschen dag. Zeg ik dan: ik wil niet van hem gewagen, ik spreek niet meer in zijn naam — zoo wordt het in mijn hart als een brandend vuur, besloten in mijn gebeente; ik mat mij af om het uit te houden, maar ben er niet toe in staat.” — Jer. 20:7-9, Leidse Vert.
22. Hoe moet de prediking van het evangelie worden geleid? Om welke reden?
22 Laat niemand zich afmatten door te pogen de waarheid voor zich te houden, doch ontlast u van de onbeduidende redenen en verontschuldigingen die u in de Koninkrijksdienst belemmeren, want wanneer gij die moet meedragen en met uw geweten moet strijden, dan vermoeit dit u meer dan het getuigeniswerk zou doen. Laten andere verkondigers in de organisatie u helpen, uw ijver in de juiste richting te leiden, nu die door kennis tot een vuur is ontvlamd. Leid uw ijver zodanig, dat hij u er toe brengt tactisch en georganiseerd het evangelie te prediken. Jehova’s zichtbare organisatie kan u gebruiken, maar kan ook zonder u voortgaan. Doch gij kunt niet zonder haar voortgaan. Zij die geen vruchten voortbrengen, worden ten slotte weggesnoeid en men zal ze niet missen daar er nieuwen voor in de plaats worden geënt. Weggesnoeide takken verdorren spoedig en sterven, daar zij van het circulerende, levengevende sap zijn afgesneden. Wanneer een hand of voet van het menselijke lichaam wordt afgesneden, dan gaat het afgescheiden lid ook te gronde, of wanneer het in een krampachtige houding gedwongen wordt niets te doen, gaat het slapen, wordt gevoelloos en verliest zijn vermogen zich te bewegen. Het bloed, waarin het leven is, kan niet naar die delen toestromen, er geen nieuwe voedselvoorraden heenbrengen en er geen gebruikte stoffen uit wegvoeren. Zo is het ook met Jehova’s zichtbare organisatie. Allen moeten zich met elkaar verbinden, het levengevende geestelijke voedsel ontvangen dat God door middel van de organisatie naar zijn volk laat stromen, de nieuwe waarheden die de oude opvattingen vervangen, benevens de vermaningen waardoor zonderlinge persoonlijke ideeën worden onderdrukt, wat ons allemaal fris, sterk en actief houdt, een van zin en schouder aan schouder strijdend. Wordt geen verdorde tak of verlamde voet. Amputeer u zelf niet van de organisatie en pleeg geen geestelijke zelfmoord. — Joh. 15:1-8.
DE VOLKEREN GESCHEIDEN
23. Welk lot wacht de spotters en onverschilligen?
23 Laat het plegen van zelfmoord maar aan deze oude wereld der ongerechtigheid over. Laat haar maar meesmuilen en spotten en tot ons zeggen, evenals de inwoners van Jeruzalem tot Jeremia zeiden: ’God stelt geen belang in de aarde. Hij heeft haar verlaten. Hij zal noch goed noch kwaad doen. En zelfs indien Armageddon de een of andere dag komt, dan toch zeker niet in onze tijd, tijdens dit geslacht.’ Het waarschuwende getuigenis wordt onverschillig ter zijde geschoven door millioenen die wellicht geen gewelddadige vervolgingen inzetten, doch die slechts nalaten volgens het getuigenis te handelen. Die onverschilligheid is genoeg om hen tot de klasse der „bokken” te rekenen (Matth. 25:41-46). Die zelfgenoegzame onverschilligen of degenen wier vermeende grotere verstand niet toelaat dat zij de waarschuwing in overweging nemen, die ze ter zijde schuiven met de luchthartige afwijzing dat misleide onnozele halzen reeds ten tijde van hun vader of grootvader voor het einde der wereld hebben gewaarschuwd, die zeggen dat alles wel net als vroeger zal blijven gaan, dienen er aan te denken dat de spotters in de dagen van Noach, Lot en Jeremia op dezelfde wijze redeneerden. De apostel Petrus heeft gewaarschuwd, dat er in de „laatste dagen” dergelijke hooghartige spotters zouden zijn. — 2 Petr. 3:3-7.
24, 25. Welke klasse niet-actieven zijn met ons verbonden? Wat zal hun lot zijn?
24 Er is nog een klasse mensen die zich in deze dagen van het laatste getuigenis openbaart. Zij kennen het getuigeniswerk van Jehova’s getuigen. Zij geloven dat Jehova’s getuigen de beste religie hebben en dat hun publicaties de meest harmonische verklaring van de Bijbel bevatten. Vooral de waarheden over de gezegende toestanden van het leven in Jehova’s nieuwe wereld vinden zij liefelijk en verrukkelijk, en zij komen er naar luisteren als naar een prachtig lied. Zij komen altijd naar de vergaderingen wanneer hun lievelingssprekers op het programma staan; zelden missen zij een congres en nooit een dienst ter gelegenheid van het Gedachtenismaal. Maar zij handelen niet in overeenstemming met hetgeen zij horen, en ijverige getuigen zullen door hen waarschijnlijk als extremisten en fanatiekelingen worden beschouwd. Te laat zullen zij tot bezinning komen, zoals wij in Ezechiël 33:31-33 kunnen lezen:
25 „Zij komen tot u, gelijk het volk pleegt te komen, en zitten voor uw aangezicht als Mijn volk, en horen uw woorden, maar zij doen ze niet; want zij maken liefkozingen met hun mond, maar hun hart wandelt hun gierigheid na. En ziet, gij zijt hun als een lied der minnen, als een, die schoon van stem is, of die wel speelt; daarom horen zij uw woorden, maar zij doen ze niet. Maar als dat komt (zie, het zal komen!), dan zullen zij weten, dat er een profeet in het midden van hen geweest is.” Christus Jezus noemde deze klasse dwaas, toen hij zeide: „Een iegelijk, die deze Mijn woorden hoort en dezelve niet doet, die zal bij een dwazen man vergeleken worden, die zijn huis op het zand gebouwd heeft; en de slagregen is nedergevallen, en de waterstromen zijn gekomen, en de winden hebben gewaaid, en zijn tegen hetzelve huis aangeslagen, en het is gevallen, en zijn val was groot.” — Matth. 7:26, 27.
26. Welke anderen worden door de prediking voor het voetlicht geplaatst? In welke getale?
26 Doch zo het laatste getuigenis al spotters en vervolgers in beweging doet komen, en de oren van de tragen, zelfzuchtigen en dwazen streelt, het plaatst ook een op schapen gelijkende klasse van mensen die gerechtigheid liefhebben, voor het voetlicht. Deze mensen luisteren niet alleen, maar slaan ook acht op de waarschuwing, zij zien de tekenen die een bewijs zijn van Christus’ tweede tegenwoordigheid, geloven de waarschuwing, dat Armageddon naderbij komt en nemen de vermaning ter harte, uit de verwikkelingen der oude wereld te vluchten. Jesaja heeft deze glorierijke toename en inzameling, als een resultaat van het laten schijnen van het waarheidslicht over de gehele aarde, voorzegd. Als de menigte der zeeën zouden zij worden bekeerd, als duiven die de lucht verduisteren doordat zij in zulk een menigte vliegen, komen zij naar het enige licht van Jehova’s organisatie. De poorten der organisatie staan steeds open en worden noch des daags noch des nachts toegesloten. Hoewel de valse religie, de politiek, de handel, het militarisme, de demonen en de Duivel zelf de poorten met een slag trachten dicht te gooien, zullen ze nooit een ogenblik worden gesloten, maar ze zullen open blijven, zodat het licht naar buiten kan schijnen en de „andere schapen” des Heren er door kunnen gaan! Een kleine wordt tot duizend, een geringe tot een machtig volk, en Jehova haast zich het te volbrengen terwijl zijn dienaren het laatste getuigenis geven. — Jes. 60:1-22.
HEB EEN AANDEEL AAN HET GETUIGENIS EN DE OVERWINNING
27. Welke handelwijze volgen zij, en hoelang?
27 Deze binnenkomende mensen die gerechtigheid liefhebben, komen niet naar Jehova’s zichtbare organisatie om hebzuchtig geestelijk voedsel te verorberen opdat zij zelf vet worden, of om hun oren te laten strelen door de aangename waarheden over de Koninkrijkszegeningen. Neen, zij worden niet door dergelijke zelfzuchtige beweegredenen aangespoord, doch zij vinden dat de zegen van het uitdragen der waarheid tot anderen, groter is dan de zegen die zij ondervonden toen zij haar zelf in de eerste plaats ontvingen. Zij gaan met andere getuigen van Jehova in de pas lopen, nemen hun plaats in hun rijen in, marcheren te zamen met het tegenbeeldige leger sprinkhanen, maken wijd en zijd de boodschap bekend waardoor de sappige weiden waar de geestelijken hooiden, net zo grondig worden verzengd als destijds het staande koren van de trouweloze Filistijnen door de fakkels die werden gedragen door de jakhalzen welke door Simson waren losgelaten. Alleen hebben de gezalfde getuigen en hun metgezellen van goede wil thans geen jakhalzen die de fakkels der waarheid voor hen dragen. Doch zij verenigen hun stemmen om de steeds luider wordende getuigenisroep te doen aanzwellen, en zij zullen hiermede voortgaan totdat het laatste getuigenis aan alle natiën is gegeven, totdat het einde komt, totdat „de steden verwoest worden, zodat er geen inwoner zij, en de huizen, dat er geen mens zij, en dat het land met verwoesting verstoord worde”. — Hand. 20:35; Joël 2:1-11; Jer. 25:36; Richt. 15:4, 5; Jes. 6:11.
28. Wat ondervinden wij nu omdat wij de waarheid prediken?
28 Dan zullen zich voor de gehoorzame mensheid eindeloze zegeningen in een nieuwe wereld uitstrekken; doch wanneer wij dan die zegeningen willen oogsten, moeten wij thans het zaad der waarheid zaaien. Wanneer wij dit getrouw doen, zullen wij vervolging ondergaan. Mensen zullen gelijk leeuwen op Gods getuigen loeren, tegen hen razen en tieren, het gepeupel ophitsen hen aan te vallen. De vijanden worden door de ondergangsboodschap verzengd, en door de vurige oordelen in vlam gezet. Daarom „roosteren” zij de getuigen in de openbare pers en van de preekstoelen af en zij gebruiken hun tanden en tongen als speren en zwaarden om de goede naam der getuigen te doorsteken, door hun beschimpingen en beledigingen naar het hoofd te slingeren. Gelijk David zeide: „Ik lig neder te midden van leeuwen, vlammen spuwende mensenkinderen; hun tanden zijn speer en pijlen, en hun tong een scherp zwaard” (Ps. 57:5, Nw. Vert.). Doch Jehova voorziet hun van een goddelijke wapenrusting waardoor de vurige pijlen van de goddeloze worden afgeweerd en waar menselijke kracht en macht te kort schiet, geeft zijn geest de overwinning! — Ef. 6:10-17; Zach. 4:6.
29. Hoelang hebben wij nog de tijd, en waarom dienen wij nu of nooit te prediken?
29 Heb een aandeel aan de glorierijke schat, nu het laatste getuigenis te geven, opdat gij u zult kunnen voeden met de vruchten der overwinning. De tijd is kort zelfs Satan weet dat! (Openb. 12:12). De tijd zal niet langzaam voorbijgaan wanneer hij aan ijverig werken wordt besteed. De Bijbel zegt zelfs, dat „Jakob om Rachel zeven jaren [diende]; en die waren in zijn ogen als enige dagen, omdat hij haar liefhad”. En toen hij langer moest dienen dan hij had verwacht, ging de tijd toch nog snel voorbij (Gen. 29:20, 27, 28). Wegens de liefde die wij voor God, zijn Koning en het Koninkrijkswerk hebben, zal de tijd die ons nog van Armageddon scheidt, op een snelle stroom aangename dagen lijken. Wanneer die dagen voorbij zijn, zal de geschiedenis van het laatste getuigenis worden opgetekend, en dat is een geschiedenis die zich niet zal herhalen (Nah. 1:9; Matth. 24:21). Deze oude wereld is op de weegschaal gewogen en te licht bevonden, haar dagen zijn geteld, haar uren zijn geteld, daar God haar laatste uur weet (Matth. 24:36). Onze uren voor de prediking van het evangelie zijn eveneens geteld. De Duivel gebruikt de korte tijd die hem nog rest, als een wilde, woedende, brullende leeuw die zijn uitdaging tracht te bewijzen; wij dienen onze tijd even ijverig voor het goede te gebruiken als hij hem voor het kwade gebruikt. Wanneer de grote klok van God met een dreunend geluid het noodlottige uur van Armageddon slaat, zal de tijd voorbij zijn waarin wij konden bewijzen dat Satan een leugenaar is en waarin wij konden deelnemen aan het laatste getuigenis! Neem deel aan het laatste getuigenis — nu of nooit!