Liefde is barmhartig — u ook?
HOE ver zou een auto zonder olie kunnen rijden? Binnen korte tijd zal de wrijving die wordt veroorzaakt doordat de onderdelen langs elkaar schuren, noodzakelijke delen van de motor doen verbranden. Er is olie nodig om deze wrijving te voorkomen of althans tot een minimum te beperken.
In de omgang met mensen hebben wij een soortgelijk hulpmiddel nodig om de wrijvingen die er in het dagelijkse leven ontstaan, te voorkomen of tot een minimum te beperken. Liefde is zo’n hulpmiddel. Liefde is, zoals de bijbel leert, meer dan vriendelijke woorden, hoewel ook die van groot belang zijn. Liefde komt tot uitdrukking in een onzelfzuchtig optreden. Liefde is positief en actief, niet negatief of passief. Liefde bouwt op en breekt niet af. Het is aan een gebrek aan deze liefde te wijten dat het gehele mensengeslacht door de wrijvingen in het leven wordt verscheurd. De maatschappij is tot op het kookpunt verhit door haat, angst, verdeeldheid, wedijver, onzekerheid en de ellende onder de natiën.
LIEFDE IS BARMHARTIG
Een onafscheidelijk onderdeel van liefde is de eigenschap barmhartigheid. In een woordenboek wordt barmhartigheid als volgt gedefinieerd: „Meer vriendelijkheid dan rechtens kan worden verlangd; vriendelijkheid die datgene wat men mag eisen of verwachten, overtreft; vriendelijke behandeling; medelijden.” Al deze definities zijn uitingen van onzelfzuchtigheid; daarom is barmhartigheid een onderdeel van liefde.
Onbarmhartig zijn, betekent zelfzuchtig zijn, het tegenovergestelde van liefde. Onbarmhartig zijn, duidt ook op een ongenegen zijn iets te vergeven. Er spreekt een wens uit meer te eisen dan wij van anderen mogen verlangen. Een gebrek aan barmhartigheid duidt op haat, niet op liefde.
SPLINTER EN BALK
Toen Jezus op aarde was, gebruikte hij vaak illustraties of gelijkenissen om zijn toehoorders krachtig de noodzaak van liefde en barmhartigheid onder hun aandacht te brengen. Hij wist dat de mensen geneigd waren deze hoedanigheid terzijde te schuiven, en eveneens hoe snel sommigen anderen kritiseerden, terwijl zij hun eigen tekortkomingen over het hoofd zagen. Hij merkte eveneens op dat degenen die er vlug bij waren anderen te veroordelen, vaak fouten hadden die nog veel ernstiger waren dan die welke zij bij anderen hadden ontdekt. Welke taal zou hij daarom kunnen gebruiken om anderen diep te doordringen van de dwaasheid van deze liefdeloze, onbarmhartige handelwijze?
Jezus vond de juiste woorden voor dit probleem op het terrein van de menselijke verhoudingen. Hij schilderde met zijn woorden een illustratie die diepe indruk op zijn toehoorders maakte. Het was een beeld dat zij niet spoedig zouden vergeten. Zoals in Matthéüs 7:3-5 staat, zei hij: „Wat ziet gij den splinter in het oog van uw broeder, maar den balk in uw eigen oog bemerkt gij niet? Hoe zult gij dan tot uw broeder zeggen: Laat mij den splinter uit uw oog wegdoen, terwijl, zie, de balk in uw oog is? Huichelaar, doe eerst den balk uit uw oog weg, dan zult gij scherp kunnen zien om den splinter uit het oog van uw broeder weg te doen.”
Jezus gebruikte dit overdreven voorbeeld om duidelijk te laten uitkomen waar het om ging. Het zou toch belachelijk zijn indien iemand die in zijn eigen persoonlijkheid een fout had als een balk zou klagen over een nietige, met een splinter te vergelijken zwakke plek in de persoonlijkheid van iemand anders, en hem om die reden zou veroordelen? De vitter dient zich zorgen te maken over die enorme plank of paal, de balk die voor anderen zo duidelijk zichtbaar is, maar die hijzelf niet zag doordat hij altijd op de kleine foutjes van anderen hakte.
Christenen dienen elkaar liefdevolle raad te geven, opdat allen tot op Christus gelijkende persoonlijkheden gekneed en gevormd kunnen worden. Iemand die zich er echter op toelegt op iedere tekortkoming van anderen aanmerkingen te maken, terwijl zijn eigen geest en gedrag verkeerd zijn, geeft er blijk van een huichelaar te zijn. De apostel Paulus merkte in dit verband op: „Daarom zijt gij, o mens, wie gij ook zijt, niet te verontschuldigen, wanneer gij oordeelt. Want waarin gij een ander oordeelt, veroordeelt gij uzelf; want gij, die oordeelt, bedrijft dezelfde dingen” (Rom. 2:1). Een verstandig berisper dient bij zichzelf te beginnen en na te gaan aan welke dingen, die wel even erg of zelfs nog erger zouden kunnen zijn dan die welke hij bij anderen waarneemt, hij zich misschien schuldig maakt. Jezus’ illustratie liet zien dat onze raad altijd door liefde verzacht dient te worden, in het besef dat iedereen, wijzelf inbegrepen, op de een of andere manier niet aan de standaard van volmaaktheid voldoet.
Een van de redenen waarom sommigen er vlug bij zijn anderen liefdeloos te kritiseren, is, dat zij het willen vermijden op hun eigen gebreken te letten. Om zijn ego op te bouwen, haalt iemand anderen van hun voetstuk en suggereert daardoor dat hij niet is als degene die hij kritiseert; dat hij dus superieur is aan die persoon. Door zijn scherpe kritiek wordt de aandacht op die manier van zijn eigen fouten afgeleid. Een voorbeeld hiervan vinden wij in de Farizeeën van Jezus’ tijd. Zij hamerden op de tekortkomingen van anderen ten aanzien van een met een splinter te vergelijken onderdeel van de Wet, terwijl zijzelf zich aan veel ernstiger overtredingen schuldig maakten. Over deze liefdeloze, verwaande Farizeeën zei Jezus: „Zij zeggen het wel, maar doen het niet. Zij binden zware lasten bijeen en leggen die op de schouders der mensen, maar zelf willen zij ze met hun vinger niet verroeren. Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, gij huichelaars, want gij geeft tienden van de munt, de dille en den komijn en gij hebt het gewichtigste van de wet verwaarloosd: het oordeel en de barmhartigheid en de trouw.” — Matth. 23:3, 4, 23.
De balk in hun ogen werd gevormd door hun gebrek aan liefde, barmhartigheid, rechtvaardigheid en trouw. En toch achtten zij het nodig degenen die fouten hadden welke in verhouding slechts nietige splinters waren, te kritiseren! In de wereld waarin wij thans leven, moeten wij hetzelfde constateren. Is het niet zo dat natiën, rassen, politieke partijen, huwelijkspartners, ja, mensen uit alle maatschappelijke kringen het gemakkelijk vinden anderen op een liefdeloze wijze te veroordelen, hoewel zijzelf dezelfde of nog meer in het oog springende tekortkomingen hebben?
Onbarmhartig zijn jegens anderen betekent dat men een belangrijke fundamentele waarheid niet erkent, of niet wil inzien. Welke is dat?
GEMEENSCHAPPELIJKE VOOROUDERS
Iedereen op aarde is een nakomeling van Adam. Wat betekent dit? Romeinen 5:12 verklaart: „Gelijk door één mens de zonde de wereld is binnengekomen en door de zonde de dood, zo is ook de dood tot alle mensen doorgegaan, omdat allen gezondigd hebben.” Iedereen op aarde wordt in onvolmaaktheid geboren! Niemand is tot volmaakte handelingen en gedachten in staat. Allen zijn geneigd het verkeerde te doen omdat wij zonde en onvolmaaktheid van Adam hebben geërfd. Wij dienen van anderen geen volmaaktheid te verlangen daar wij die onmogelijk zelf kunnen bewijzen te bezitten. Dit wil niet zeggen dat ernstige zonden door de vingers gezien moeten worden. Jezus zette duidelijk de procedure uiteen die gevolgd moet worden in het geval van ernstige overtredingen van schriftuurlijke beginselen, en deze staat in Matthéüs hoofdstuk 18, de verzen 15 tot en met 17 vermeld.
Houd in gedachten dat barmhartigheid „meer vriendelijkheid dan rechtens kan worden verlangd” is. Misschien zijn wij er wel vlug bij vergelding te eisen of volledig op ons recht te staan wanneer iemand ons irriteert of verkeerd bejegent. Wat zou er echter gebeuren indien Jehovah God volledig op zijn recht zou staan? Daar Adam zondigde hoewel hij een eigen vrije wil bezat en verkoos nakomelingen te verwekken waarvoor God niet verantwoordelijk was, zou het toch volkomen rechtvaardig zijn indien wij allen zouden sterven zonder enige hoop op eeuwig leven? Wij zijn allen in zonde geboren en voldoen daarom niet aan volmaakte maatstaven. Wij hebben geen recht op leven.
Daarom kunnen wij er dankbaar voor zijn dat, zoals 1 Johannes 4:16 zegt, ’God liefde is’. Dank zij deze liefde doet Jehovah barmhartigheid voor recht gelden en heeft hij in een rantsoenoffer, zijn Zoon, voorzien opdat gelovigen leven zouden kunnen verwerven. Teder en mededogend, als een vergevensgezinde vader, ziet Jehovah onze neiging tot het kwade door de vingers indien wij zijn liefde nabootsen en zijn wil doen. „Geloofd zij de God en Vader van onzen Here Jezus Christus, de Vader der barmhartigheden, en de God aller vertroosting.” — 2 Kor. 1:3.
Indien wij beseffen hoe liefdevol en barmhartig God jegens ons is, dienen wij ook anderen zo te behandelen. Zou het aan de andere kant, indien wij, nadat Jehovah ons barmhartigheid heeft betoond, op onze beurt geen barmhartigheid jegens anderen betonen maar op de ’splinter in het oog van onze broeder’ vitten terwijl wij de enorme balk in ons eigen oog negeren, niet rechtvaardig zijn indien God zijn barmhartigheid van ons zou afwenden? Jezus toonde aan dat dit het geval zou zijn: „Want indien gij den mensen hun overtredingen vergeeft, zal uw hemelse Vader ook u vergeven; maar indien gij den mensen niet vergeeft, zal ook uw Vader uw overtredingen niet vergeven.” — Matth. 6:14, 15.
DE ZONDIGE VROUW
Op een goede dag at Jezus bij een Farizeeër. Daardoor was hij nogmaals in de gelegenheid op de noodzaak van het ontvangen en betonen van barmhartigheid en vergeving te wijzen. Het verslag verhaalt: „En zie een vrouw, die in de stad als zondares bekend stond, bemerkte, dat Hij aan tafel was in het huis van den Farizeeër. En zij bracht een albasten kruik met mirre, en zij ging wenende achter Hem staan, bij zijn voeten, en begon met haar tranen zijn voeten nat te maken en droogde ze af met haar hoofdhaar, en kuste zijn voeten en zalfde ze met de mirre. Toen de Farizeeër, die Hem genodigd had, dat zag, zeide hij bij zichzelf: Indien deze de profeet was, zou Hij wel weten, wie en wat deze vrouw is, die Hem aanraakt: dat zij een zondares is.” — Luk. 7:37-39.
Deze Farizeeër beschouwde de zondige vrouw als iemand die beneden hem stond en redeneerde dat Jezus op soortgelijke wijze had moeten reageren. Jezus kende zijn huichelachtige gedachten. „Jezus antwoordde en zeide tot hem: Simon, Ik heb u iets te zeggen. Hij zeide: Meester, zeg het. Een schuldeiser had twee schuldenaars. De een was hem vijfhonderd schellingen schuldig, de ander vijftig. Toen zij niet konden betalen, schonk hij het hun beiden. Wie van hen zal hem dan het meest liefhebben? Simon antwoordde en zeide: Ik onderstel, hij, wien hij het meeste geschonken heeft. Hij zeide tot hem: Gij hebt juist geoordeeld. En Zich naar de vrouw wendende, zeide Hij tot Simon: Ziet gij deze vrouw? Ik ben in uw huis gekomen; water voor mijn voeten hebt gij Mij niet gegeven, maar zij heeft met tranen mijn voeten nat gemaakt en ze met haar haren afgedroogd. Een kus hebt gij Mij niet gegeven, maar zij heeft, van dat Ik binnen gekomen ben, niet opgehouden mijn voeten te kussen. Met olie hebt gij mijn hoofd niet gezalfd, maar zij heeft met mirre mijn voeten gezalfd. Daarom zeg Ik u: Haar zonden zijn haar vergeven, al waren zij vele, want zij betoonde veel liefde; maar wien weinig vergeven wordt, die betoont weinig liefde.” — Luk. 7:40-47.
De vrome Farizeeër was de verliezende partij. Op zijn onbarmhartige manier beschouwde hij de zondige vrouw als iemand beneden zijn waardigheid die zijn aandacht niet waard was. Tegelijkertijd eerde hij Jezus niet. De zondige vrouw echter wel. Niet omdat zij een groter zondaar was geweest dan de Farizeeër, ook al dachten anderen dat. Waarschijnlijk was het tegenovergestelde waar, zoals Jezus bij andere gelegenheden ten aanzien van de Farizeeën te kennen gaf. Zij deed dit omdat zij de noodzaak van barmhartigheid en vergevensgezindheid inzag. Zij was zich beter en dieper van de ernst van haar zonde bewust. Zij besefte eveneens dat het noodzakelijk was dat zij haar liefde door middel van daden toonde. De Farizeeër zag de noodzaak van dit alles niet in. Hij was van mening dat hij rechtvaardig was en geen berouw behoefde te hebben. Om die reden vond hij niet dat hij Jezus zo liefdevol moest behandelen als die vrouw had gedaan. Zijn liefde voor Christus was niet zo groot. Doordat hij andere zondaren geen barmhartigheid en liefde betoonde, kwam tot uiting dat zijn zonden nog groter waren. Jezus zei tegen de vrouw: „Uw geloof heeft u behouden, ga heen in vrede!” Het bericht vermeldt niet dat Jezus tegen de Farizeeër zei dat zijn geloof hem had behouden. — Luk. 7:50.
WAT U DIENT TE DOEN
De huidige liefdeloze wereld is net als de Farizeeën waren. Haar koude, onbarmhartige gedragslijn heeft het leven van miljarden mensen verwoest. Ze heeft haat gezaaid en kan geen liefde oogsten. Binnenkort zal Jehovah de barmhartigheid die hij de wereld ruim 4000 jaren, sedert de vloed in Noachs tijd, heeft betoond, afwenden. In de universele oorlog van Armageddon zal hij de liefdeloze en onbarmhartige personen in alle rechtvaardigheid doden. Dat zal een periode van ongekende ellende voor deze wereld vol wrijving zijn. Degenen die hun liefde hebben bewezen doordat zij liefdevol en vergevensgezind waren, zullen worden gespaard en een nieuwe wereld worden binnengeleid waar de mensen onder Gods liefdevolle leiding geleidelijk aan tot de volmaaktheid zullen worden teruggebracht.
Alle rechtvaardig gezinde personen dienen ernaar te verlangen dat dit paradijs wordt hersteld. Is dat ook uw wens? Indien dit zo is en u Gods gunst wenst te ontvangen en tijdens de komende wereldcrisis barmhartig beschermd wilt worden, dient u liefde aan te kweken door te leren hoe barmhartig jegens uw medemensen te zijn. Maak u er geen zorgen over wanneer zij niet op uw liefdevolle handelwijze reageren. Indien anderen liefdeloos blijven en ondanks uw liefde geen barmhartigheid betonen, vormen zij de verliezende partij. Zij zullen voor Jehovah verantwoording moeten afleggen, maar u hebt God behaagd door liefde en barmhartigheid te blijven betonen.
Er zullen personen zijn die uw liefde en barmhartigheid waarderen en die Gods voornemens zullen gaan begrijpen, zoals de zondige vrouw. Judas 22, 23 luidt: „Weest ook barmhartig jegens sommigen, die twijfelen, redt hen door hen uit het vuur te rukken, maar weest jegens anderen barmhartig in vreze, uit afkeer zelf van het kleed, dat door het vlees bevlekt is.”
Geluk nu en eeuwig leven in Gods nieuwe wereld zijn de resultaten van een liefdevolle en barmhartige levenswandel. Jezus zei: „Gelukkig zijn de barmhartigen, want hun zal barmhartigheid worden betoond.” Wees, indien u naar eeuwig leven op Gods paradijsachtige aarde verlangt, uiterst zuinig met uw kritiek, maar overvloedig met uw liefde; wees vrekkig met gevit, maar kwistig met barmhartigheid. Dan zult u God navolgen, want: „Barmhartig en genadig is de HERE, lankmoedig en rijk aan goedertierenheid.” — Matth. 5:7, NW; Ps. 103:8.