Hoopt u naar de hemel te gaan als u sterft?
„GEEN belangstelling voor hemel of hel.” Zo luidde een kop in The Morning Call van 12 februari 1969, een krant die in de Amerikaanse stad Allentown, in de staat Pennsylvania, verschijnt. De krant bracht verslag uit over een enquête naar de „typische Amerikaan” van zevenentwintig jaar met een middelbare-schooldiploma. Naar verluidt ging zijn voornaamste interesse uit naar „rugby, jagen, vissen en sleutelen aan auto’s”. Hoewel dit misschien opgaat voor de „typische Amerikaan” van zevenentwintig jaar, zijn er heel wat miljoenen andere Amerikanen en ook miljoenen mensen van andere nationaliteiten die religie ernstiger opvatten. Velen van hen verwachten naar de hemel te gaan als zij sterven.
Behoort ook u hiertoe? Als dit zo is, waarom hoopt of verwacht u dan naar de hemel te gaan als u sterft? Zeer waarschijnlijk is één reden omdat u hebt geleerd dat u een onsterfelijke ziel hebt die afgescheiden en onderscheiden van uw lichaam is en die na de dood of naar de hemel of naar een hel van pijniging gaat. Als u tussen deze twee bestemmingen moest kiezen, zou u natuurlijk naar de hemel willen gaan.
Is het echter mogelijk dat de bijbel niet leert dat u een ziel hebt die voortleeft als het lichaam sterft? Ja, en dit is in feite ook het geval, terwijl het bovendien door steeds meer mensen wordt erkend. Zo berichtte het tijdschrift Time dat de rooms-katholieke theoloog P. Riga van St. Mary’s college in Californië heeft erkend dat de oude opvatting dat een mens een ziel heeft die bij de dood het lichaam verlaat „volkomen onredelijk is. Er is alleen maar de mens, de mens naar Gods beeld en gelijkenis. De mens in zijn totaliteit werd geschapen en zal gered worden”. Soortgelijke uitspraken zijn ook te vinden in de „Glossary of Biblical Theology Terms” achter in de rooms-katholieke New American Bible, die in 1970 werd uitgegeven.
En dat is precies wat de bijbel leert. „De mens werd een levende ziel”, zo lezen wij over het ontstaan van de mens en er wordt niet gezegd dat hij een ziel kreeg. Net zoals er een groot verschil is tussen een vrouw hebben en een vrouw zijn, bestaat er ook een groot verschil tussen een ziel hebben en een ziel zijn. De bijbel zegt ook: „De ziel die zondigt, die zal sterven.” Ze zou dus niet onsterfelijk kunnen zijn. Gods Woord toont verder aan dat de doden „zich van helemaal niets bewust” zijn. Daarom spreekt de bijbel over de dood als een ’slaap’. Het is interessant dat er een tijd is geweest dat Luther leerde dat gelovigen die stierven, tot aan de opstanding geen bewustzijn hadden. — Gen. 2:7; Ezech. 18:4, 20; Pred. 9:5; 1 Kor. 15:20; 1 Thess. 4:13.
Enkelen gaan wel naar de hemel
Ja, de bijbel laat zien dat de doden tot aan de opstanding geen bewustzijn hebben. De bijbel maakt echter ook duidelijk dat enkelen dan tot hemels leven worden opgewekt. In de eerste plaats was er Jezus Christus. Over hem zei de apostel Petrus: „Deze Jezus heeft God opgewekt, van welk feit wij allen getuigen zijn.” Daarna werd hij „tot Gods rechterhand . . . verhoogd”. Wij lezen ook dat „Christus is . . . binnengegaan . . . in de hemel zelf, om nu ten behoeve van ons voor de persoon van God te verschijnen”. — Hand. 2:32, 33; Hebr. 9:24.
Verder beloofde Jezus zijn apostelen een plaats in de hemel opdat „ook gij moogt zijn waar ik ben” (Joh. 14:2, 3). Dat zijn apostelen deze hoop hadden, blijkt uit hun geschriften. Zo schreef de apostel Paulus: „Want wij weten dat, wanneer ons aardse huis, deze tent, ontbonden zou worden, wij een gebouw van God zullen hebben, . . . eeuwig . . . in de hemelen” (2 Kor. 5:1). Zulke christenen hebben „een levende hoop, tot een onverderfelijke . . . erfenis . . . in de hemelen”, waar zij „deelhebbers aan de goddelijke natuur” zullen zijn. — 1 Petr. 1:3, 4; 2 Petr. 1:4.
Is het dan mogelijk dat de verwachtingen die de talloze miljoenen hebben gekoesterd om naar de hemel te gaan, worden verwezenlijkt? De Schrift maakt heel duidelijk dat het aantal van hen die naar de hemel gaan, in verhouding erg klein is. Zo zei Jezus tot hen: „Vreest niet, kleine kudde, want uw Vader heeft het goedgekeurd u het koninkrijk te geven.” En op drie plaatsen in het boek Openbaring wordt gezegd dat het aantal geestelijke Israëlieten, het aantal van degenen die met het Lam Jezus Christus op de hemelse berg Sion staan, slechts 144.000 is. Over hen wordt gezegd: „Zij zullen priesters van God en van de Christus zijn en zullen duizend jaar met hem als koningen regeren.” — Luk. 12:32; Openb. 7:4; 14:1, 3; 20:6.
Om in aanmerking te komen voor de hemelse hoop, moeten er van de zijde van de persoon en van de zijde van God bepaalde stappen worden gedaan. De persoon moet berouw hebben van zijn vroegere zondige levenswandel, hij moet zich bekeren door zich om te keren ten einde een rechtvaardige levenswandel te volgen, moet zich opdragen om Gods wil te doen en gedoopt worden. Verder kan hij echter niet gaan. De rest hangt van God af. — Hand. 3:19; Hebr. 11:6; Hand. 4:12; Matth. 28:19, 20.
Vervolgens wordt zo iemand, indien God dit wil, door Hem geroepen en door bemiddeling van Zijn Zoon, Jezus Christus, uitgekozen (2 Tim. 1:9, 10; 1 Petr. 2:9). God verklaart zo iemand ook rechtvaardig op basis van zijn geloof in Christus’ bloed en door Zijn heilige geest wordt hij tot een geestelijke zoon verwekt (Rom. 5:1, 9; 8:15, 16, 33, 34; Jak. 1:18). Heeft hij deze hemelse hoop eenmaal ontvangen, dan moet hij zijn rechtschapenheid handhaven en getrouw blijven tot de dood. Dit houdt in zich afgescheiden te houden van de wereld, ’hard te zijn voor zijn lichaam’, zodat hij er de beheersing over heeft en niet zijn lichaam over hem, en op zijn hoede te zijn voor de strikken van de Duivel (Jak. 1:27; 1 Kor. 9:27; 1 Petr. 5:8). Als hij dit doet, kan hij, evenals de apostel Paulus, verwachten de „kroon van rechtvaardigheid” te ontvangen. — 2 Tim. 4:8; Openb. 2:10.
De aardse bestemming
Is de bestemming van eeuwig leven beperkt tot degenen die naar de hemel gaan, tot slechts 144.000? Beslist niet! Zei Jezus niet dat wij moesten bidden of Gods koninkrijk mocht komen en zijn wil ook op aarde mocht geschieden zoals in de hemel? (Matth. 6:10) Bovendien lezen wij: „De aarde zal stellig vervuld zijn van de kennis van Jehovah zoals de wateren ook de zee bedekken” (Jes. 11:9). En behalve dat wordt ons ook nog verzekerd dat ’de tent van God bij de mensen zal zijn’ en dat Hij ’elke traan uit hun ogen zal wegwissen, en de dood niet meer zal zijn, noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn er meer zal zijn’ (Openb. 21:2-4). Die woorden moeten betrekking hebben op de aarde, want in de hemel, waar God zich bevindt, is de dood nooit geweest. Deze en vele andere schriftplaatsen van soortgelijke strekking wijzen er stellig op dat er mensen zullen zijn die met een voortreffelijk aards bestaan beloond zullen worden. De hoop en het vooruitzicht van duizenden miljoenen die zijn gestorven, is gelegen in een opstanding uit de doden tot leven hier op deze aarde, want heeft Jezus niet gezegd: „Het uur komt waarin allen die in de herinneringsgraven zijn, zijn stem zullen horen en te voorschijn zullen komen”? — Joh. 5:28, 29.
Dat anderen, afgezien van degenen wier bestemming de hemel is, redding zullen verkrijgen, blijkt duidelijk uit de context van een van de schriftplaatsen waarin melding wordt gemaakt van de 144.000 geestelijke Israëlieten: „Na deze dingen zag ik, en zie! een grote schare, die niemand tellen kon, uit alle natiën en stammen en volken en talen, staande voor de troon en voor het Lam, gehuld in lange witte gewaden, en er waren palmtakken in hun handen. En zij blijven met een luide stem roepen, zeggende: ’Redding hebben wij te danken aan onze God, . . . en aan het Lam.’” Het feit dat deze grote schare niet geteld kan worden, bewijst tussen twee haakjes dat het getal dat in verband met de geestelijke Israëlieten wordt genoemd letterlijk is. — Openb. 7:9, 10.
Betekent dit dat er tweeërlei bestemmingen zijn voor degenen die redding verkrijgen door geloof te oefenen in Jezus Christus? (Joh. 3:16) Ja, want het lijdt geen twijfel dat de Schrift zowel over hemelse als aardse zegeningen en beloningen spreekt. De logica van dit feit zal blijken als wij maar over het onderwerp willen redeneren. Als de talloze miljoenen die ten slotte redding zullen verkrijgen, als priesters en koningen naar de hemel zouden gaan, ten behoeve van wie zouden zij dan als priesters dienen en over wie zouden zij dan als koningen regeren? Wanneer wij echter begrijpen dat er slechts 144.000 op deze wijze zullen dienen en dat zij de talloze miljoenen die uit de doden zullen worden opgewekt en hier op deze aarde zullen leven, zullen zegenen, is alles logisch. Wanneer wij bovendien in aanmerking nemen dat de overgrote meerderheid van degenen die uit de doden worden opgewekt aanvankelijk heel weinig kennis omtrent Jehovah God en zijn rechtvaardige vereisten zal bezitten, kunnen wij begrijpen hoeveel werk de hemelse priesters en koningen zullen hebben om hen weer in harmonie met hun Schepper te brengen. De bijbel toont aan dat er duizend jaar aan dit werk zal worden gewijd, vandaar de naam duizendjarig rijk. — Jes. 11:1-9; 2 Petr. 3:8; Openb. 20:4-6.
Als aardse vertegenwoordigers van het hemelse koninkrijk zullen er „vorsten” dienen, zoals profetisch met betrekking tot Jezus Christus was voorzegd met de woorden: „In plaats van uw voorvaders zullen uw zonen blijken te zijn, die gij tot vorsten zult aanstellen op de gehele aarde” (Ps. 45:16). Deze vorsten zullen alle mannen des geloofs van Abel tot en met Johannes de Doper omvatten. Zullen dezen geen van allen in de hemel zijn? Neen. Hoe weten wij dit? Omdat Jezus zei dat tot op die tijd — 31 G.T. — niemand naar de hemel was opgestegen. En ten aanzien van Johannes de Doper zei hij dat er onder „hen die uit vrouwen geboren” waren, geen grotere was dan hij, maar „wie een mindere is in het koninkrijk der hemelen, is groter dan hij”. De bijbel zegt ook dat zelfs koning David, een man die door God was goedgekeurd, niet naar de hemel was opgestegen. — Matth. 11:11; Joh. 3:13; Hand. 2:25-35.
Waarom is geen van dezen naar de hemel gegaan? Omdat de weg tot de hemel pas werd geopend door het offer van Christus. Bovendien kon niemand hem voorgaan, want hij zou „de eerstgeborene uit de doden [zijn], opdat hij in alle dingen de eerste zou worden”. Daaruit volgt derhalve dat slechts degenen die stierven na Christus’ dood en opstanding en nadat hij naar de hemel was opgestegen, de hoop konden koesteren leven in de hemel te verkrijgen. — Kol. 1:18; Hebr. 10:20; 2 Tim. 1:10.
De feiten tonen aan dat de algemene roep of uitnodiging door God tot de hemelse prijs is geëindigd, aangezien het volledige aantal is geroepen en verkozen. Daarom kondigen de christelijke getuigen van Jehovah thans wijd en zijd het goede nieuws aan van eeuwig leven in een aards paradijs door middel van Gods koninkrijk. Met het oog op de tijd waarin wij leven, wordt de hoop gegeven dat een „grote schare” „andere schapen” niet zal behoeven te sterven maar van dit oude samenstel naar een nieuw samenstel van dingen zal overgaan, waarin zij eeuwig kunnen leven. Om deze hoop volledig tot de uwe te maken, raden wij u aan met een van Jehovah’s getuigen de bijbel te bestuderen. — Joh. 10:16; Matth. 24:14.