Geven schenkt geluk
„Het is gelukkiger te geven dan te ontvangen.” — Hand. 20:35, NW.
1. Hoe valt iemand het grotere geluk ten deel?
GELUK valt iemand in grotere mate ten deel wanneer hij geeft. Hebt gij ooit dat genoegen gehad? Ja, zult gij zeggen, ik heb vele dingen gegeven aan mensen die ik liefheb, en dit heeft mij zeer gelukkig gemaakt. Maar is een dergelijk geluk niet slechts voor een ogenblik geweest en niet blijvend? Of hebt gij ooit gevoeld dat gij iemand een gave moest schenken omdat hij u een gave had geschonken, waardoor gij u min of meer verplicht gevoelde iets terug te doen? Dát geven schonk geen geluk, vond u wel? U gaf onder dwang, omdat u voelde iets terug te moeten doen. Dat is in dit samenstel van dingen vaak het geval; deze oude wereld gaat op de volgende basis te werk: Jij schenkt mij een gave en dan zal ik jou een gave schenken. Aldus verplichten personen zich aan anderen. In de politieke, religieuze en commerciële wereld geschiedt dit herhaaldelijk.
2. Hoe kan ons het geluk ten deel vallen in Gods koninkrijk aan de feestmaaltijd aan te zitten?
2 De mensen dezer wereld nemen de uitmuntende raad van Jezus, zoals die in Lukas 14:12-15 (NW) staat opgetekend, niet ter harte: „Wanneer gij een diner of avondmaaltijd aanrecht, roep dan niet uw vrienden, of uw broeders of uw bloedverwanten of rijke buren. Misschien zouden zij ook te eniger tijd u bij wijze van tegenprestatie kunnen uitnodigen en het zou u een vergelding worden. Maar wanneer gij een feestmaaltijd aanrecht nodig arme mensen uit, kreupelen, lammen, blinden; en gij zult gelukkig zijn, want zij hebben niets waarmede zij u kunnen vergelden. Want het zal u vergolden worden in de opstanding der rechtvaardigen.” „Toen een zekere medegast deze dingen hoorde, zeide hij tot hem: ’Gelukkig is hij die zich in het koninkrijk Gods aan de feestmaaltijd bevindt.’” Zoudt gij in het koninkrijk Gods aan de feestmaaltijd willen aanzitten? Dit kunt gij indien gij de raad van de Meester ter harte neemt en niet de praktijken dezer oude wereld navolgt.
3, 4. (a) Hoe lang heeft Jehovah reeds gegeven, en op welke wijze? (b) Wat kunnen wij als een weerklank daarvan betonen, en op welke wijze?
3 Laten wij terugblikken naar een tijd lang voordat wij ooit op het aardse toneel waren verschenen. Het was Jehovah God die gaf, en toen reeds gaf hij voor ons welzijn. Hij gaf iets van zijn grote macht, zijn wijsheid, kennis en liefde. Hij gaf aanhoudend op een wijze die van invloed is op ons leven in deze tijd. Hij geeft nog steeds. Zegeningen stromen voortdurend van hem tot zijn schepping, en wij zijn degenen die deze gaven van „de gelukkige God” ontvangen (1 Tim. 1:11, NW). Uit zijn overvloed geeft Jehovah God ons. Hij vraagt er niets voor terug, maar wij kunnen onze dankbaarheid betonen.
4 Wilt gij uw waardering tonen voor de vele zegeningen die Jehovah u heeft geschonken? Het heeft hem gelukkig gemaakt ons gaven te schenken. Is er niet iets wat wij Jehovah kunnen geven? Alles wat wij bezitten, hebben wij oorspronkelijk van hem ontvangen; indien wij hem dus iets gaan geven, wat zal het dan zijn? Werkelijk, alles wat de Vader, de Schepper van de mens, van zijn menselijke schepselen op aarde wil hebben of wat zulke schepselen hem zouden kunnen geven, is de juiste soort van aanbidding, ware aanbidding. Dit betekent Jehovah in heilige opstelling en kledij te aanbidden Het is iets wat uit het hart, uit een zuivere geest voortkomt. Indien wij de waarachtige God aanbidden op de wijze die hij in zijn Woord aangeeft, zal hij ermee ingenomen zijn. Onze aanbidding is onze dienst voor hem. Hij dient op een smetteloze wijze te worden verricht, en wij kunnen dit doen door zijn geboden te onderhouden.
5, 6. (a) Wat geeft Jehovah, zoals Spreuken 2:6 zegt, en wie kunnen het verkrijgen? (b) Waaraan dienen wij, nadat wij het hebben verkregen, gelijk te zijn doordat wij ons in het bezit er van verheugen?
5 Een wijze man die eeuwen geleden leefde, schreef: „De HERE [Jehovah] geeft wijsheid; uit Zijn mond komt kennis en verstand” (Spr. 2:6). Denk eens aan de grote hoeveelheid kennis waarover de Schepper beschikt. Denk aan zijn onpeilbare wetenschap en zijn wijsheid. Dit alles is van hem, maar hij houdt het niet enkel voor zichzelf. In plaats daarvan openbaart hij veel van zijn wijsheid aan zijn met verstand begaafde schepselen. Hij maakt deze wijsheid bekend door middel van zijn Woord en geeft ze ons tot onze zegen.
6 Een ieder van zijn schepselen, of wij nu jong of oud zijn, of wij nu de Gilead school hebben doorlopen of niet, kan een deel van deze wijsheid en kennis verkrijgen. Het maakt geen verschil of gij een nieuwe Koninkrijksverkondiger in een groep van Jehovah’s getuigen zijt, of een pionier, een zendeling, een lid van een Bethelhuis, of dat gij op een bijkantoor van het Wachttoren Genootschap werkt — gij kunt van God wat van deze wonderbaarlijke dingen ontvangen. Gij moet u er echter op toeleggen en pogingen doen deze kennis te verwerven en dan wijsheid aan de dag leggen door die kennis te verbreiden. Wij willen niet gelijk een spons zijn, die alleen maar water absorbeert, terwijl daarna iemand anders ons af en toe moet uitknijpen, zodat de goede dingen die wij hebben geleerd, anderen tot voordeel zullen strekken. Het dient niet noodzakelijk te zijn dat andere mensen ons uitknijpen en de waarheid uit ons persen. Wij moeten zo met de waarheid en met het begrip van Gods Woord zijn vervuld dat het aanhoudend uit ons stroomt. Het zou beter zijn gelijk een borrelende bron te zijn, die altijd om niet fris levengevend water voortbrengt zodat het niet noodzakelijk is dat iemand naar de wateren der waarheid graaft. Vergeet niet: „Het is gelukkiger te geven.” Waarom dus niet borrelen als een bron, „en een ieder die dorst heeft, kome; een ieder die wil, neme het water des levens om niet”? — Openb. 22:17, NW.
7. Met welke houding moeten wij geven om er vreugde door te ondervinden?
7 Geven betekent schenken zonder iets terug te krijgen. Toen God ons de gave van zijn eniggeboren Zoon gaf, gaf hij niet in de verwachting dat wij hem met gelijke munt zouden terugbetalen. Neen, de gave van leven die hij ons schonk, was overvloedig en edelmoedig. Wij kunnen die gave behouden wanneer wij getrouw gehoorzaam blijven aan zijn wil. Ook wanneer wij deze goede boodschap des levens aan anderen geven verwachten wij niet dat zij die deze boodschap uit onze handen ontvangen, ons in geld, in tijd die wordt besteed, of in goederen terugbetalen. Wij hebben van onze Vader de boodschap des levens als een gave ontvangen, en wij willen anderen de kennis die wij bezitten, om niet geven, opdat ook zij de hoop op eeuwig leven mogen verkrijgen. Wanneer het geven dat wij doen, ons dus werkelijk geluk wil schenken, zoals dit bij Jehovah het geval is, moeten wij iets voor andere mensen doen zonder iets van hen terug te verwachten. De mens kan God niet verrijken; maar met het oog op de vele gaven die hij uit de handen van zijn Schepper heeft ontvangen, dient hij stellig dankbaarheid aan de dag te leggen en de weg te volgen van de ware aanbidding en de dienst voor Jehovah. Deze dienst brengt geluk.
8. Wat is geluk en wat wordt aangeduid door de afwezigheid er van in een gemeente?
8 Geluk is een toestand van welzijn en aangename voldoening. Iemand die gelukkig is, verkeert in een vredige geestestoestand en heeft vertroosting. Maar wij treffen onze broeders en zusters in Jehovah’s organisatie niet altijd aan in een aangename geestestoestand en in vrede, terwijl zij elkander vertroosten. Soms zijn zij van streek; iets irriteert of hindert hen. Wanneer er geen vrede is in een gemeente, is het gemakkelijk te zien dat er iets ontbreekt. Er is iemand die niet geeft, en ten gevolge daarvan ontvangen anderen niet de gaven die zij wel zouden ontvangen indien er geluk in de gemeente was. Liefde ontbreekt. Iemand heeft vergeten dat Jezus heeft gezegd: „Gij moet Jehovah uw God liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw geest en met geheel uw sterkte” en: „Gij moet uw naaste liefhebben als u zelf” (Mark. 12:30, 31, NW). Dat is het dus: iemand gaf geen liefde aan zijn naaste, zoals Jezus zeide dat wij wel moesten doen.
HET GEHEIM ER VAN
9. Waar leren wij het geheim van geluk, en wat is het?
9 Zonder geluk te leven, is stellig niet aangenaam. Door ons tot Jehovah’s Woord te keren, kunnen wij het geheim van geluk vinden; en wij kunnen dat geluk dag in dag uit, jaar in jaar uit bezitten, ja gedurende alle eeuwigheid, indien wij er naar streven het te verkrijgen. Zeer zeker behoren wij, wanneer wij dit geheim van geluk hebben gevonden, verlangend te zijn het aan anderen te openbaren. Het geheim van geluk is niet slechts in ontvangen gelegen maar meer in geven. Indien dat zo is, laten wij dan van datgene wat wij hebben ontvangen, aan anderen geven. En wat wij als Christelijke aanbidders van de Souvereine Regeerder van het universum hebben te geven; is de waarheid, de grootste gave, de kennis van Jehovah God. Wij zijn op de hoogte met Jehovah’s vereisten voor de ware aanbidding, en wij dienen deze kennis aan anderen te geven.
10. Wat leidt er toe dat geven zelfs een nog groter geluk schenkt, zoals in het geval van God wordt getoond?
10 Jehovah moet in het geven aan zijn schepselen groot behagen scheppen en het moet hem zeer gelukkig maken. Hij heeft ons in zijn oorspronkelijke schepping zo veel gegeven; en hij betoont zijn liefde voortdurend door de zon, de regens, de vruchten en groenten, wol en kleding, bomen en onderdak, maar bovenal, zijn woorden des levens te geven. Jehovah leidde de apostel Paulus er toe voor ons het volgende neer te schrijven: „De liefde . . . is niet op eigenbelang uit” (1 Kor. 13:4, 5, NW). Jehovah was stellig niet op eigenbelang uit toen hij de warme lenteregens gaf om bloesems vruchten te laten worden, of de zon om de tarwe te doen rijpen, of schapen om de wol op te leveren, of bomen om timmerhout te verschaffen. Al deze dingen waren gaven en zegeningen voor de mensheid. Zij waren een uitdrukking van Gods liefde. Al deze dingen en vele andere heeft God aan de mensheid gegeven en hij geeft ze nog steeds, en, doordat hij geeft, is hij een „gelukkige God”. Indien wij volgens dit zelfde beginsel van liefde te werk gaan, dan dienen wij, wanneer wij geven, niet op eigenbelang uit te zijn. De liefde werkt niet op die manier. Bovendien schenkt geven aan anderen meer geluk wanneer zij niet kunnen terugbetalen. Jehovah laat de regen op de rechtvaardigen en de onrechtvaardigen neervallen; zijn zon schijnt op de goeden en de kwaden. Wij dienen niet selectief te zijn wanneer wij het goede nieuws aan anderen geven. Jezus heeft gezegd het Woord tot alle natiën te prediken en door dit te doen, zal ons geluk ten deel vallen.
11. Wat brengt voldoening in het leven? Hoe kunnen wij het verkrijgen, en voor hoe lang?
11 Indien geluk ons werkelijk voldoening in het leven geeft en ons leven waard maakt geleefd te worden, dienen wij stellig naar geluk te streven. In deze tijd te leven zou zonder geluk niet vreugdevol zijn; hoe kunnen wij ons geluk dus verhogen? Nu leven wij slechts voor een korte tijd, maar wij zouden graag onbepaald lang willen leven in eeuwigheid. Petrus wist dat een begrip van de woorden van de Allerhoogste leven brengt. Hij zeide tot Jezus: „Gij hebt woorden van eeuwig leven” (Joh. 6:68, NW). Indien wij Jehovah’s Woord en Jezus’ woorden opvolgen, zullen wij niet alleen leven hebben, maar leven met geluk. Daarom zeide Paulus: „Het is gelukkiger te geven dan te ontvangen” (Hand. 20:35, NW). In geluk leven zou zeer zeker een genot zijn voor iedere persoon.
12, 13. Hoe maakte Paulus zelf duidelijk wat geven is en verduidelijkte hij de door hem zelf gegeven vermaning: „Schenkt aandacht aan u zelf en aan de gehele kudde”?
12 Nadat Paulus tot onze hulp in deze tijd veel inlichtingen en onderricht had neergeschreven, herinnert hij ons er aan dat werkelijk, volledig geluk uit geven voortvloeit. Laten wij nu, te beginnen met Handelingen 20:27 (NW), letten op wat hij onder onze aandacht heeft gebracht. Hij zeide: „Ik heb mij er niet van weerhouden u al de raad Gods te vertellen.” Stellig gaf hij van de kennis die hij had. Op welke wijze? In het twintigste vers van dit zelfde hoofdstuk toonde hij dat hij „in het openbaar en van huis tot huis” onderwees. Hij weerhield zich dus van geen enkele soort van activiteit. Het voorbeeld nu dat Paulus stelde, is nuttig ter navolging voor alle dienstknechten van God. Zijt gij ook een prediker die van huis tot huis werkt? Deze handelwijze die Paulus als prediker volgde, maakte hem zo gelukkig. Hij zeide verder: „Schenkt aandacht aan u zelf en aan de gehele kudde” (Vs. 28). Doet gij daarom uzelf en ook Gods kudde het meeste goed? De belangstelling van Paulus ging naar zijn broeders uit, naar hen allen. Hij wist dat er aan de kudde Gods aandacht moest worden besteed. Hij wilde de schapen van God niet verstrooid zien en daarom drong hij op de juiste leiding aan. Paulus wist wat er zou gebeuren nadat hij de discipelen die hij had gemaakt, had verlaten en hij herhaalde Jezus’ waarschuwing tegen wolven: „Na mijn heengaan [zullen] onderdrukkende wolven onder u . . . binnenkomen en [ze zullen] de kudde niet met tederheid . . . behandelen.” — Vs. 29.
13 Paulus maakte niet alleen goed nieuws omtrent het rantsoenoffer van Christus Jezus en omtrent het beloofde hemelse koninkrijk bekend, maar hij gaf degenen die een plaats in Gods organisatie trachtten te verkrijgen, de noodzakelijke waarschuwing. Hij sprak duidelijke taal en toch met mededogen want hij had Jehovah’s gemeente en de nieuwe samenstelsels van dingen die Jezus had ingeleid, lief. Paulus wist wat Jezus had gezegd over onderdrukkende wolven die in de gemeente zouden komen en een grote beroering zouden veroorzaken. (Zie wat Johannes 10:7-16 zegt.) Paulus had een levendige belangstelling voor zijn broeders en hij wilde op het gebied van vermanen en wat het stellen van een voorbeeld betreft, alles geven wat hij kon. Paulus was op de hoogte van de ophanden zijnde gevaren die de Christenen te Efeze zouden kunnen overkomen en hij wist dat iemand die gewaarschuwd is, op zijn hoede kan zijn. Daarom zeide hij: „Blijft daarom waakzaam, en houdt in gedachten dat . . . ik er niet mede opgehouden ben een ieder van u met tranen te vermanen” (Hand. 20:31, NW). Nemen alle leden van Gods volk in deze tijd zulke raad ter harte? Slaan zij acht op Gods woord bij monde van de apostel? Lezen zij de Bijbel? Bestuderen zij de Bijbel? Bouwen zij zichzelf op? Denk er aan: „Schenkt aandacht aan u zelf.” Vraag u zelf dus af: Wat doe ik wat het stellen van een voorbeeld voor de kudde betreft? Hoe ziet mijn dienstbericht er uit?
14. Hoe was Paulus geen financiële last voor de gemeente, en hoe gaf hij hierbij blijk van een liefde zoals er geen grotere is?
14 Paulus was niemand in de gemeente tot last. Hij zeide: „Deze handen hebben in mijn behoeften en in die van hen die bij mij zijn, voorzien” (Vs. 34). Hij vroeg niet of iemand anders voor hem wilde zorgen of zijn reis van plaats tot plaats wilde regelen. Het zou een wonderbaarlijk voorrecht zijn geweest hem op elke mogelijke wijze te helpen, maar Paulus was daar om aan zijn broeders te geven, en door dit te doen, werd hij geluk deelachtig. Hij vroeg hun niet aan hem iets te geven, en evenmin gaf hij in de verwachting iets terug te krijgen. Paulus gebruikte zijn leven in dienst van zijn broeders, evenals Jezus, toen hij op aarde was, het voorbeeld had gesteld, door zijn tijd en energie te gebruiken in dienst van zijn apostelen en de mensen van goede wil die naar hem luisterden. Christus Jezus gaf alles wat hij had voor zijn broeders, zelfs zijn leven. Hij zeide: „Niemand heeft grotere liefde dan deze, dat iemand afstand zou doen van zijn ziel ten behoeve van zijn vrienden. Gij zijt mijn vrienden indien gij doet wat ik u gebied” (Joh. 15:13, 14, NW). Paulus nam deze verstandige raad van Jezus ter harte en bewaarde zijn gebod door zijn vrienden te dienen. Doet gij evenveel? Indien ja, dan kunt gij uit ondervinding zeggen, zoals Paulus: „Het is gelukkiger te geven dan te ontvangen.” — Hand. 20:17-35, NW.
15. Schenkt ontvangen geluk? En wat toont Paulus’ en onze eigen ondervinding?
15 Paulus heeft niet gezegd dat ontvangen geen geluk schonk; het schenkt wel geluk. Hij kende de vreugde en het geluk die iemand ten deel vallen wanneer hij de waarheid ontvangt en hoort. Wij kennen die vreugde en dat geluk ook. Zie hoe Paulus blijk gaf van zijn dankbaarheid nadat hij had geluisterd naar Jezus’ stem in de schittering van zijn verschijning (Hand. 9:3-22, NW). Tegenwoordig scheppen wij er behagen in naar congressen en vergaderingen te gaan, Wachttoren-studiën en boekstudiën te bezoeken, en het goede nieuws van de leraar te ontvangen. Maar nadat wij al deze goede dingen eenmaal in ons hebben opgenomen, maakt het ons gelukkiger de waarheid aan anderen te geven, gelukkiger zelfs dan toen wij de waarheid ontvingen. Was dat niet zo in het geval van Paulus? Ja, en laten dus allen zich aan Jehovah God opdragen en zijn Woord met anderen delen opdat ook zij mogen leven. „Predik het woord.” — 2 Tim. 4:2.
16. Hoe ontvingen wij persoonlijk de waarheid en wat heeft het geluk de waarheid te bezitten, verhoogd?
16 Wanneer wij de Christelijke Griekse Geschriften lezen, kunnen wij zien hoe alle apostelen aan hun broeders gaven. Zo heeft ook iemand eens aan u gegeven. Herinnert gij u toen gij voor het eerst de waarheid vernam? Hebt gij de waarheid vernomen van iemand die bij u aan de deur kwam en de Koninkrijksboodschap uiteenzette? of hebt gij de boodschap op een andere wijze vernomen? Toen u datgene wat u werd verklaard, ging inzien, was u blij, en na een korte tijd begon gij Gods organisatie te zien en u bij zijn volk aan te sluiten. U was gelukkig een deel van die organisatie te worden, omdat de wijze waarop ze de dingen deed, juist, rechtvaardig en lieflijk was. De waarheid, leren denken zoals God denkt, begon uw gehele levenswijze te veranderen. Iemand had u iets gegeven zonder dat het u wat kostte, het was om niet, en het bewerkte in u een verandering ten goede en u was dankbaar jegens de gever. Vervolgens wilde u anderen er over vertellen. Daarom droeg u uw leven aan Jehovah God op, en nu maakt het u gelukkiger wanneer u de waarheid die u hebt ontvangen, neemt en die aan anderen geeft. Nu brengt u hun vertroosting, vreugde, genoegen, nieuwe ideeën en de geest van de nieuwe wereld; u kunt de mensen een hoop op leven geven. Brengt niet het geven van dit goede nieuws aan anderen u werkelijk geluk? Het schenkt geen voldoening wanneer gij alleen maar in uw eigen geest en hart kennis en inlichtingen opslaat en er nooit iets van naar buiten laat gaan. Deze dingen voor u zelf houden maakt u tot een vrek, en een vrek is een ellendig persoon. Zijn leven is diep ongelukkig; hij denkt alleen maar aan het doen toenemen van zijn eigen schat. Hij heeft nooit het geluk dat geven schenkt. Wenst gij een vrek te zijn met uw kennis? Indien gij zo zijt, dan zult gij altijd een diep ongelukkige persoon zijn, omdat het werkelijke geheim tot volledig geluk in geven schuilt.
17. Hoe kan iemands ontvangen van kennis nutteloos blijken te zijn?
17 Geluk kan niet sluimeren; het moet tot uitdrukking worden gebracht. Geluk moet van invloed zijn op u of op iemand anders. Hebt gij uw geluk inactief gelaten? Hebt gij het slapende gelaten? Zijt gij van het vrekkenslag dat er de voorkeur aan geeft ongelukkig en rampzalig te zijn, nooit aan iemand anders gevend van datgene wat gij hebt geleerd? Ook al zoudt gij alle kennis ter wereld in uw geest verzamelen, ze zou nutteloos zijn indien gij ze nimmer uitdeelde. Na verloop van tijd zou ze worden vergeten en uw kennis zou met u sterven. Waarom kennis opdoen indien gij niet van plan zijt ze te gebruiken? Werkelijke Christenen ontvangen kennis van Jehovah. Zij worden door Jehovah door middel van zijn Woord onderwezen, en anderen er over vertellen schenkt hun geluk.