Praktische wijsheid in deze ruimtevaarteeuw
„Wanneer men wijsheid succesvol maakt, betekent dit voordeel.” — Pred. 10:10, NW.
1. Waarom moet er, ondanks dat de mens onlangs in de „ruimtevaarteeuw” is terechtgekomen, iets verkeerd zijn met zijn wijsheid?
ONLANGS is de mens door zijn wijsheid in wat men „de ruimtevaarteeuw” noemt, terechtgekomen. Toch heeft die wijsheid hem niet de weg naar de hemel geopend. De mens is, door middel van zijn instrumenten, honderdduizenden kilometers ver de interplanetaire ruimte binnengedrongen om enkele van de geheimen ervan te doorgronden. Doch ondanks al deze wijsheid heeft de mens zich geen toegang tot de hemel, Gods tehuis, kunnen verschaffen. Met al zijn onderzoekingen in de bodemloze diepten der ruimte heeft de wetenschapsmens er zelfs geen belangstelling voor meer over God, de Schepper, te weten te komen. Blijkt daaruit niet dat er iets verkeerd is met de „ruimtevaarteeuw”-wijsheid van de mens? Is die wijsheid wel praktisch?
2, 3. (a) Hoe laat de onderzoekende mens die de oneindige ruimte binnendringt, zien dat hij net als een redeloze koe is? (b) Op welke woorden van Salomo slaat hij geen acht?
2 Hoe verder de onderzoekende mens met zijn met meetinstrumenten uitgeruste raketten en satellieten de oneindige ruimte binnendringt, hoe meer hij wordt geconfronteerd met feiten die erop wijzen dat er één God voor de gehele schepping is, dat God bestaat, dat de intelligente Schepper van het gehele universum er is. De mens moet de wijsheid, het inzicht, de kennis en het onderscheidingsvermogen waarvan de schepping van het gehele universum getuigt, wel zien en erkennen; doch zijn vertrouwen in eigen wijsheid en trots op eigen prestaties maken de mens onredelijk, net als stomme, redeloze dieren. Een koe in de wei ziet de wonderen van hemel en aarde, maar kan niet begrijpen dat er een soevereine, almachtige en alwetende Schepper bestaat die al deze prachtige dingen in al hun orde en harmonie heeft gemaakt en gerangschikt. De trotse wetenschapsmens van deze ruimtevaarteeuw is net zo geworden. Hij ziet, maar hij redeneert niet en hij begrijpt niet. Hij wil het feit dat er een God is aan wie hij verantwoording verschuldigd is en wiens wil hij moet leren kennen en doen, ontlopen. Daarom gebruikt hij zelfs niet de hoedanigheden die hij in de scheppingswerken ziet, en geeft hij er blijk van dat zijn materialistische wijsheid onpraktisch is. Hij slaat geen acht op de volgende woorden die door een beroemde koning, die reeds duizenden jaren voor de ruimtevaarteeuw praktische wijsheid bezat, zijn geschreven:
3 „Jahwe heeft door wijsheid de aarde gegrondvest, door [onderscheidingsvermogen] den hemel vastgezet; door zijn kennis zijn de vloeden gespleten, laten de wolken dauw druppelen. Mijn zoon, laten zij [namelijk, de wijsheid, het onderscheidingsvermogen en de kennis die door Gods schepping worden tentoongespreid] niet wijken uit uw oog, bewaar [praktische wijsheid en denkvermogen]”. — Spr. 3:19-21, LV; NW.
4, 5. (a) Welke redenen voerde koning Salomo aan toen hij ons aanraadde dergelijke hoedanigheden te bewaren? (b) Hoe zijn de door Salomo verschafte redenen speciaal op deze tijd van toepassing?
4 Waarom moeten wij die wijsheid en kennis en dat onderscheidingsvermogen welke alle in verband staan met Jehovah God als de Schepper, echter voor ogen blijven houden? Waarom moeten wij de wijsheid die praktisch is, bewaren en ons denkvermogen behouden zonder het door heerszuchtige, zelfzuchtige mensen te laten vervormen? De koning der praktische wijsheid vervolgde met te verklaren: „Dan zullen zij het leven voor uw ziel zijn, een sieraad voor uw hals. Dan zult gij uw weg veilig gaan, zonder dat uw voet zich stoot. Indien gij u nederlegt, zult gij niet opschrikken, maar gij zult u nederleggen en uw slaap zal zoet zijn. Vrees niet voor plotselingen schrik, noch voor den ondergang der goddelozen, als hij komt. Want de HERE zal uw betrouwen zijn, Hij zal uw voet bewaren, zodat hij niet gegrepen wordt”. — Spr. 3:22-26.
5 Dergelijke voordelen van praktische wijsheid, onderscheidingsvermogen, kennis en denkvermogen in verband met Jehovah God zijn in deze tijd van vrees voor een overrompelende aanval, voor een dodelijke regen uit de hemel en voor een gewelddadige dood van onze ziel vanuit de interplanetaire ruimte of vanuit de diepten der grote oceanen, hard nodig. Naast deze van mensen afkomstige rampen is er nog de universele oorlog van Armageddon die als een storm over allen die in Gods ogen goddeloos zijn, zal komen. Militaire deskundigen geven ronduit toe dat zij geen verdedigingsmiddel tegen een oorlog met raketwapens bezitten. Tegen Armageddon kunnen zij zich net zo min verdedigen.
6, 7. (a) Welke student aan de Columbia-universiteit toonde kort geleden aan dat het nutteloos is om zich, ten einde in praktische wijsheid onderwezen te worden, tot de mens te wenden? (b) Hoe sprak de rechter van de Opperste Rechtbank, toen hij de eis afwees, zich ertegen uit voor wijsheid naar menselijke bronnen op te zien?
6 Met het oog op een dergelijk in het oog vallend gebrek aan onderscheidingsvermogen en inzicht van de zijde der geleerden in deze ruimtevaarteeuw, is het nutteloos zich voor praktische wijsheid, welke ons een veilig leven in geluk en vrede mogelijk zou maken, tot de mens zelf te wenden. Hier volgt een voorbeeld waaruit dit blijkt. Een jongeman uit de staat New Jersey (V.S.) liep college aan de Columbia-universiteit in de stad New York. Later stelde hij een eis tegen de universiteit in tot vergoeding van zijn collegegeld en geleden schade over de tijd die hij als student op deze universiteit had doorgebracht. Waarom? De New York World Telegram and Sun bericht: „Hij beweerde dat Columbia hem had vastgehouden door ten onrechte te verklaren wijsheid te leren”.
7 Rechter G. Foley aan de Opperste Rechtbank, wees de eis op 13 juni 1958 af. Hij zei: „Indien er iets is wat een persoon met een normale intelligentie weet, dan is het dat wijsheid niet onderwezen kan worden, als ze al gedefinieerd kan worden”. Daarop deed de rechter een krachtige uitspraak met betrekking tot de menselijke tekortkomingen toen hij met de volgende woorden besloot: „Geen redelijk denkend mens zou de bewering van een mens of instelling dat wijsheid onderwezen kan worden, aannemen en geen enkel redelijk denkend mens zou uit de stukken [die bij deze rechtszaak werden overlegd] de conclusie trekken dat Columbia het zou willen doen voorkomen alsof ze wijsheid zou kunnen of willen leren”. De New York World Telegram and Sun vermeldde echter dat de vroegere student aan de Columbia-universiteit onvoldaan was en „dat hij hoger beroep zal aantekenen tegen het afwijzen van zijn eis waarbij hij de instelling ervan beschuldigde in gebreke te zijn gebleven hem wijsheid te leren”. — 14 juni 1958.
8, 9. (a) Welk een uitspraak betreffende de bron waaruit de mens slechts wijsheid verkrijgt, lag niet op het terrein van de rechter van de Opperste Rechtbank? (b) Vanwaar kreeg Salomo, zoals hij zelf erkende, zijn wijsheid, en wat zei hij over de voordelen hiervan?
8 Wij hebben alle reden om aan te nemen dat het Hof van Appèl de wijze beslissing van deze rechter van de Opperste Rechtbank, dat wijsheid door geen enkele wereldse instelling van mensen onderwezen kan worden, zal bekrachtigen. Het lag niet op het terrein van deze rechter aan een niet-religieuze rechtbank te zeggen dat wijsheid slechts van een hemelse bron, dat wil zeggen, van Jehovah God, wiens vier voornaamste persoonlijke hoedanigheden wijsheid, gerechtigheid, macht en liefde zijn, komt. Het was God die in de eerste plaats de wijsheid welke de mens thans nog bezit, in hem plantte; op die manier werd de mens op menselijke schaal naar het beeld en de gelijkenis van God, zijn Maker, geschapen. Daarom behoort de mens, en thans speciaal in deze „ruimtevaarteeuw”, van meer gezond verstand blijk te geven dan een koe. De mens behoort zich wat van het inzicht en het onderscheidingsvermogen dat de wijze koning Salomo bezat, en dat voor ons in het bijbelboek Spreuken is opgetekend en bewaard, eigen te maken. Koning Salomo wist waar hij zijn wijsheid vandaan had gekregen, en hij was nederig en dankbaar genoeg om dat toe te geven. In Spreuken 2:6-22 (NW) schreef hij:
9 „Jehóvah geeft wijsheid; uit zijn mond komen kennis en onderscheiding. Voor de oprechten zal hij praktische wijsheid vergaren; voor hen die in rechtschapenheid wandelen, is hij een schild, doordat hij de paden van het recht bewaart, en hij zal de weg van zijn mensen van liefderijke goedgunstigheid bewaken. In dat geval zult gij rechtvaardigheid en recht en oprechtheid, alle goede dingen, verstaan. Wanneer er wijsheid in uw hart komt en kennis uw ziel aangenaam wordt, zal het vermogen om na te denken over u waken, onderscheidingsvermogen zal u beschermen, om u van het slechte pad te redden, van de man die verdorven dingen zegt, van hen die de paden der oprechtheid verlaten om op wegen der duisternis te gaan wandelen, van hen die er behagen in scheppen het slechte te doen, die zich verblijden over de verdorvenheid van slechte dingen; van hen wier paden krom zijn en wier handelwijze over het algemeen slinks is; om u te redden van de vreemde vrouw, van de onbekende vrouw die haar woorden vleiend heeft gemaakt, die de vertrouwde vriend van haar jeugd verlaat en die zelfs het verbond van haar God heeft vergeten. . . . Wat de goddelozen betreft, zij zullen van de aarde afgesneden worden, en de verraderlijken, zij zullen ervan weggerukt worden”.
10. Waaruit blijkt dat ’s mensen wijsheid onpraktisch is, maar hoe blijkt de wijsheid die wij van God ontvangen en kunnen gebruiken, praktisch te zijn?
10 De wijsheid van de mens in deze „ruimtevaarteeuw” heeft, ondanks alle materiële voordelen die hij geniet, de gevaren en risico’s en de dingen waarmee zelfs zijn bestaan wordt bedreigd, doen toenemen. Zijn wijsheid is daarom onpraktisch. Dat is echter niet het geval met de wijsheid welke Jehovah God te zamen met kennis, onderscheidingsvermogen en inzicht schenkt. Deze van God afkomstige dingen helpen ons oprecht te zijn en overeenkomstig een maatstaf die veel hoger ligt dan die van de mens, Gods maatstaf, in rechtschapenheid te wandelen. Denkt u er reeds alleen eens aan dat de Almachtige Jehovah God ons schild is daar wij in deze rechtschapenheid wandelen. En realiseert u zich eens dat deze God, indien wij oprecht zijn, iets voor ons vergaart, namelijk, „praktische wijsheid” of, in werkelijkheid, de vrucht van praktische wijsheid, ofte wel duurzaam succes, een doeltreffende werkwijze en de goede resultaten van ons werk. Op die manier zullen wij nooit iets werkelijk waardevols verliezen; nooit zullen onze krachtsinspanningen verspild zijn of voor een waardeloze zaak worden gebruikt; wij verzamelen een schat bij God. En deze schat staat in verband met de eeuwigheid, want Jehovah God is eeuwig. „Ja, van onbepaalde tijd tot onbepaalde tijd zijt gij God”, zei de profeet Mozes toen hij Hem aanbad (Ps. 90:2, NW). Daardoor staat vast dat onze schat eeuwig, tot in onbepaalde tijd in de toekomst, net zolang als de tijd dat Jehovah in het verleden God was, hetgeen eindeloos betekent, zal blijven bestaan. De wijsheid die tot een dergelijk duurzaam succes leidt, is waarlijk „praktische wijsheid”, gezonde en doeltreffende wijsheid. Praktische wijsheid houdt dus meer in dan alleen maar wijsheid zoals de mens die nu bezit.
11. Wat schreef een andere man, negentienhonderd jaar geleden, aan de Efeziërs over wijsheid?
11 Duizend jaar nadat de wijze koning Salomo over wijsheid had geschreven, schreef een andere man over wijsheid, een man wiens geschriften thans een grotere verspreiding hebben dan die van welke levende schrijver op aarde ook. In zijn brief aan de Efeziërs, welke in de bijbel is opgenomen, schreef deze man, de apostel Paulus, die negentienhonderd jaar geleden leefde, aan zijn mede-christenen de volgende woorden: „Gezegend zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, want hij heeft ons gezegend met elke geestelijke zegening in de hemelse gewesten in eendracht met Christus . . . zijn geliefde. Door bemiddeling van hem hebben wij de verlossing door rantsoen door middel van het bloed van diegene, ja, de vergeving van onze overtredingen, krachtens de rijkdommen van zijn onverdiende goedgunstigheid. Die heeft hij in alle wijsheid [in het Grieks sophía] en gezond verstand [phrónesis] ten aanzien van ons overvloedig doen zijn, doordat hij ons het heilige geheim van zijn wil heeft bekendgemaakt. Het is overeenkomstig zijn welbehagen, dat hij zich had voorgenomen”. — Ef. 1:3-9, NW.
„HET HEILIGE GEHEIM VAN ZIJN WIL”
12. Waarom zijn de geleerden der „ruimtevaarteeuw” er niet in geslaagd de zegeningen die in die „hemelse gewesten” gevonden worden, te verkrijgen?
12 De geleerden der „ruimtevaarteeuw” hebben ongeveer vierhonderd tachtig kilometer hoog de ruimte in kernexplosies teweeggebracht, door mensen gemaakte satellieten in een baan om de zon gebracht en radarsignalen door de planeet Venus doen weerkaatsen. Zij zijn echter niet tot in de „hemelse gewesten in eendracht met Christus” doorgedrongen. Daardoor hebben zij ook niet „elke geestelijke zegening” welke in die hemelen te vinden is, leren kennen. Hieruit blijkt dat wij niet door middel van de materialistische wetenschap de geestelijke zegeningen in die hemelen verwerven, doch slechts op de wijze welke God heeft ingesteld, en wel, slechts door bemiddeling van zijn geliefde, Jezus Christus. Gods manier staat met het bloed van zijn Zoon in verband, dat wil zeggen, met het uitstorten van Jezus Christus’ volmaakte menselijke leven als een rantsoenoffer voor ons. Geleerden die het rantsoenoffer van Gods Zoon Jezus Christus niet erkennen, kunnen Gods onverdiende goedgunstigheid niet naar waarde schatten, noch kunnen zij de allerbelangrijkste voordelen van Jezus’ offer genieten. Zij kunnen niet de vreugde smaken van de zegening bevrijd te zijn van de veroordeling die door hun aangeboren zondige toestand op hen rust. Zij kunnen zich niet over de zegening dat hun overtredingen door God, jegens wie zij voortdurend overtredingen begaan, worden vergeven, verheugen. Slechts in de rijkdommen van zijn onverdiende goedgunstigheid jegens berouwvolle zondaars verschaft God ons door bemiddeling van Jezus Christus een dergelijke levengevende zegening.
13. Hoe heeft God zijn onverdiende goedgunstigheid „in alle wijsheid en gezond verstand” ten aanzien van ons gelovigen overvloedig doen zijn?
13 Deze onverdiende goedgunstigheid heeft God ten aanzien van ons gelovigen overvloedig doen zijn „in alle wijsheid en gezond verstand . . . doordat hij ons het heilige geheim van zijn wil heeft bekendgemaakt”. Het is niet zo dat hij dit in alle wijsheid en verstand van zijn zijde heeft gedaan, maar door ons gelovigen „alle wijsheid en gezond verstand” te verlenen. Door deze verklaring legt de apostel Paulus er de nadruk op dat God, de Vader van Jezus Christus, de bron van alle wijsheid en gezond verstand is en dat wij deze hoedanigheden, in welke mate wij ze ook bezitten, dus van God hebben. Naast wijsheid van hem bezitten wij ook gezond verstand, beleid en inzicht. Gepaard met verstand is zulke wijsheid praktische wijsheid, daar het een wijsheid is die in overeenstemming met Gods geopenbaarde wil handelt.
14. (a) Hoe zette Paulus uiteen dat God Zijn „wijsheid in een heilig geheim” niet aan zijn vijanden had meegedeeld? (b) Wat blijkt derhalve uit het feit dat hij zijn heilige geheim aan ons openbaart?
14 Met alle wijsheid die de wereldse geleerden de eeuwen door vergaard hebben, zijn zij niet in staat geweest het „heilige geheim” van Gods wil op te lossen of te ontraadselen, om nog maar niet te spreken over het geheim wat het leven is en hoe het wordt voortgebracht of verkregen. Gods wil is een geheim dat hij als iets heiligs voor zichzelf heeft gehouden totdat zijn tijd was gekomen om zijn wil of een bepaald deel van zijn wil te openbaren. Zelfs toen God zijn wil openbaarde, verkoos hij dit niet aan iedereen, zowel aan vriend als aan vijand, te doen. De apostel Paulus zegt: „Wij spreken Gods wijsheid in een heilig geheim, de verborgen wijsheid, die God vóór de samenstelsels van dingen van tevoren heeft verordineerd tot onze heerlijkheid. Deze wijsheid heeft niet een van de heersers van dit samenstel van dingen leren kennen, want indien zij ze hadden gekend, zouden zij de glorierijke Heer niet aan een paal hebben genageld. Gelijk er echter geschreven staat: ’Wat God hun heeft bereid die hem liefhebben, heeft geen oog gezien en geen oor gehoord, en evenmin heeft zich daarvan in ’s mensen hart een denkbeeld gevormd’. Want ons heeft God het geopenbaard door zijn geest, want de geest onderzoekt alles, zelfs de diepten Gods” (1 Kor. 2:7-10, NW). In overeenstemming daarmee zei de vader van koning Salomo, David: „Des HEREN vertrouwelijke omgang is met wie Hem vrezen, en zijn verbond maakt Hij hun bekend” (Ps. 25:14). Daarom blijkt uit het feit dat Jehovah ons het heilige geheim van zijn wil openbaart de rijkdom van zijn onverdiende goedgunstigheid jegens ons. Hoe geweldig zijn wij begunstigd!
15. Wat is dat heilige geheim van Gods wil zoals Paulus in het kort aan de Efeziërs uiteenzet?
15 Wat is dat heilige geheim van Gods wil? Het ligt in Gods voornemen alles op een bepaalde wijze te regelen. Krachtens deze regeling maakt hij zijn Zoon Jezus Christus tot het hoofd of de voornaamste van zijn universele organisatie, zodat alles in hemel en op aarde onder zijn verheerlijkte Zoon als het hoofd ervan, bijeenvergaderd zal worden. Dat is de regeling die God door bemiddeling van zijn getrouwe, verhoogde Zoon Jezus Christus voor zijn universele organisatie instelt. Het is een theocratische regeling der dingen, want ze is door God ingesteld en wordt ook door God, door bemiddeling van degene die Hij tot hoofd heeft aangesteld, zijn verheerlijkte Zoon, geleid. Zijn thans geopenbaarde voornemen is dus „het aan de volledige grens der bestemde tijden ten uitvoer te brengen, namelijk, alles wederom bijeen te vergaderen in de Christus, dat wat in de hemelen en dat wat op de aarde is. Ja, in hem, in eendracht met wie wij ook tot erfgenamen werden aangesteld, doordat wij werden voorbeschikt volgens het voornemen van hem die alle dingen werkzaam doet zijn overeenkomstig de wijze waarop zijn wil het aanraadt”. — Ef. 1:10-12, NW.
16. Hoe kunnen wij, wegens kennis van dit heilige geheim, met wijsheid en gezond verstand handelen?
16 Met deze zekere kennis van zijn voornemen en wetende dat Jezus Christus, zijn Zoon, er het middelpunt van is, kunnen wij wijs en verstandig handelen. Daar wij weten dat God alles ’overeenkomstig de wijze waarop zijn wil het aanraadt, werkzaam doet zijn’, kunnen wij zo verstandig zijn in harmonie met zijn wil te blijven en zullen wij ons niet teleurgesteld voelen omdat onze zelfzuchtige plannen en regelingen, daar ze tegen Gods wil indruisen, in duigen vallen. Wij zullen ons niet laten misleiden door de gedachte dat wij iets presteren, dat wij iets groots verrichten, dat wij iets bereiken wanneer wij, in feite, God negeren en niet in overeenstemming handelen met zijn onweerstaanbare voornemen en zijn regeling waardoor hij het ons mogelijk heeft gemaakt eeuwig leven te verkrijgen en ons erover te verheugen in zijn theocratische regeling waarvan Jezus Christus het hoofd is, opgenomen te mogen zijn.
17, 18. (a) Hoe geven wij er, met het oog op het heilige geheim betreffende Christus, blijk van praktische wijsheid te bezitten? (b) Hoe toont Paulus, in verband met de hoogste positie welke een schepsel kan bekleden, aan wie God zijn almachtige steun verleent?
17 Daar wij echter zijn ingelicht over het heilige geheim van Gods wil betreffende Christus, kunnen wij ons door de wijsheid en het verstand waarmee God die inlichtingen gepaard doet gaan, laten leiden. Wij kunnen vermijden wat niet verstandig is, wat geen zin heeft of wat niet van beleid of inzicht getuigt wanneer het tegen Gods wil ten aanzien van Christus wordt afgewogen. Wij geven er daarom blijk van praktische wijsheid te bezitten wanneer wij ons aan Jezus Christus als Gods hoog verhevene onderwerpen en hem in overeenstemming met zijn leringen en instructies navolgen. Laten de geleerden indien zij dat kunnen, maar een mens de interplanetaire ruimte inschieten, toch zal geen enkel mens, geen schepsel in hemel of op aarde, hoger dan Gods Zoon, Jezus Christus, kunnen komen. Geen mens kan alle natiën en regeringen aan zich onderwerpen en zijn oppermachtige positie voor altijd handhaven. Dit is Gods wil niet ten aanzien van de zondige mens. Geen enkel ander schepsel past in het heilige geheim van Gods wil zodat hij de gezalfde heerser in Gods koninkrijk zou kunnen zijn. Slechts Jezus Christus is daarvoor geschikt. Daarom wordt alleen hij op almachtige wijze door de almachtige God gesteund. Paulus zei tot de gelovigen:
18 „Ik blijf u in mijn gebeden gedenken opdat de God van onze Here Jezus Christus, de Vader der heerlijkheid, u de geest van wijsheid en van openbaring in de nauwkeurige kennis van hem moge schenken, de ogen van uw hart verlicht geworden zijnde, opdat gij moogt weten . . . wat de alles overtreffende grootheid van zijn macht jegens ons gelovigen is. Het is volgens de werking van de macht zijner sterkte, waarmee hij werkzaam is geweest in het geval van de Christus, toen hij hem uit de doden opwekte en hem een plaats gaf aan zijn rechterhand in de hemelse gewesten, ver boven elke regering, autoriteit, macht, heerschappij en iedere naam die wordt genoemd, niet alleen in dit samenstel van dingen, maar ook in het toekomende. Ook heeft hij alles onder zijn voeten onderworpen, en hij heeft hem tot hoofd over alles aangesteld voor de gemeente, welke zijn lichaam is”. — Ef. 1:16-23, NW.
19. (a) Hoe is de nauwkeurige kennis aangaande de wijze waarop de wereldheerschappij in handen wordt gehouden en wordt uitgeoefend, aan ons geopenbaard? (b) Waarom zal niet een wereldlijke politieke vergadering of natie uit deze „ruimtevaarteeuw” in deze aangelegenheid een beslissing nemen?
19 Wat wonderbaarlijk en aangrijpend is het dan te weten wie door de allerhoogste, almachtige God is aangesteld om de wereldheerschappij in handen te hebben en uit te oefenen! Op dit punt bezitten wij nauwkeurige kennis, die ons niet door middel van de diplomatieke kanalen dezer wereld, door bijeenkomsten van regeringshoofden of van ministers van buitenlandse zaken van de regeringen dezer wereld is geopenbaard, maar door middel van Gods Woord en onder de verlichtende kracht van zijn geest. Jezus Christus, onze Heer, is door de Vader der heerlijkheid in het koninkrijk der reeds lang geleden beloofde nieuwe wereld op de troon geplaatst, om in de hemel en over de aarde en over allen die de aarde mogen bewonen, te heersen. Dit zal niet door een topconferentie, door een zitting van de Veiligheidsraad of van de Algemene Vergadering der Verenigde Naties worden bepaald. Noch zal dit worden beslist door de natie of het militaire blok van natiën met de grootste voorraad geleide projectielen of de grootste vooruitgang bij de verovering van de interplanetaire ruimte. Het is reeds lang geleden — negentienhonderd jaar — bepaald. En sinds 1914 oefent het zo vaak voorzegde koninkrijk, waarvan de gezalfde Koning Gods heilige geheim in vervulling doet gaan, ver buiten het bereik van de ruimteraketten en satellieten der mensen, de macht en de heerschappij in de hemelen uit.
20. De vervulling van welk verdere kenmerk van Gods heilige geheim zal niet door een bijeenkomst van politici worden verijdeld?
20 Gods heilige geheim bezit nog een kenmerk, namelijk, dat er in zijn hemelse koninkrijk een gemeente van 144.000 getrouwe volgelingen, die in dit christelijke tijdperk door God uit de mensen zijn gekozen, met zijn Koning Jezus Christus verbonden zou zijn. Ook de vervulling van dit deel van Gods heilige geheim zal niet door een bijeenkomst waarop machtige politici beslissen hoe de heerschappij over deze aarde onder hen zal worden verdeeld, worden verijdeld.
21, 22. (a) Welk visioen van Daniël ging in 1914 in vervulling? (b) Welk verdere deel van dat visioen betreffende wereldheerschappij zal spoedig in vervulling gaan?
21 Het gehele getuigenis der bijbelprofetieën en der gebeurtenissen op aarde die in vervulling van de profetieën plaatsvinden, komt hierop neer: Dat in het jaar 1914, het jaar waarin de wereld een aanzienlijke verandering onderging, het visioen dat de profeet Daniël zag, werkelijkheid werd: „Ik bleef toekijken in de nachtgezichten en zie, met de wolken des hemels kwam iemand gelijk een mensenzoon; hij begaf zich tot den Oude van dagen, en men leidde hem voor dezen; en hem werd heerschappij gegeven en eer en koninklijke macht, en alle volken, natiën en talen dienden hem. Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, die niet zal vergaan, en zijn koningschap is een, dat onverderfelijk is”.
22 Nu zal spoedig ook het verdere deel van het visioen betreffende de gemeente van Jezus Christus’ heilige volgelingen in vervulling gaan: „De Oude van dagen kwam en recht [werd] verschaft . . . aan de heiligen des Allerhoogsten en de tijd naderde, dat de heiligen het koningschap in bezit kregen”. Gods engel legde dit aan Daniël uit en zei: „En het koningschap, de macht en de grootheid der koninkrijken onder den gansen hemel zal gegeven worden aan het volk van de heiligen des Allerhoogsten: zijn koningschap is een eeuwig koningschap, en alle machten zullen het dienen en gehoorzamen”. — Dan. 7:13, 14, 22, 27.
23. Waarom zullen de natiën, wanneer zij Gods beslissing en regeling bestrijden, zich in hun handelwijze door onpraktische wijsheid laten leiden?
23 Laten de met geleide projectielen uitgeruste, de ruimte verkennende natiën maar een hete of koude oorlog om de strijdvraag der wereldheerschappij voeren. Indien zij slechts Jehovah Gods beslissing en optreden in deze aangelegenheid zouden erkennen, zou strijd absoluut overbodig zijn. Ook al strijden zij met alle door de eeuwen heen vergaarde militaire wijsheid, zij negeren, en bestrijden daardoor onbewust, Gods beslissing en regeling in deze aangelegenheid, waardoor zij zich toch door onpraktische wijsheid laten leiden. Hun oorlog zal werkelijk een misrekening zijn, want zij beoordelen God naar het schijnbaar zwakke, weerloze aanzien van zijn getuigen op aarde, de ware volgelingen van het Lam Jezus Christus, verkeerd. Daarom staat er over de natiën die geen praktische wijsheid bezitten en die niet meer begrip hebben dan een redeloos dier geschreven: „Dezen zullen oorlog voeren tegen het Lam, maar het Lam zal hen overwinnen — want Hij is de Here der heren en Koning der koningen — en zij, die met Hem zijn, de geroepenen en uitverkorenen en gelovigen”. — Openb. 17:12-14.
VAN TEVOREN OVERLEGGEN IS VERSTANDIG
24, 25. (a) Wat is de houding van hen die in de universele strijd aan de winnende zijde willen staan? (b) Welke raad van het Lam volgen wij op?
24 Mensen die in de universele strijd om de wereldheerschappij graag aan de winnende zijde willen staan, negeren niet net als de natiën Gods heilige geheim. Zij willen liever niet in een noodlottige oorlog met God en zijn Lam Jezus Christus betrokken worden. In harmonie met „Gods wijsheid in een heilig geheim, de verborgen wijsheid”, volgen deze mensen die het leven en geluk liefhebben, de raad op welke het Lam Jezus Christus gaf toen een aanzienlijke menigte hem volgde. De vraag was, Zouden zij hem allen tot het einde toe blijven volgen? Waren zij er volkomen mee op de hoogte wat hiervoor nodig was? Wij lezen hierover:
25 „Vele scharen reisden met Hem mede, en Zich omkerende zeide Hij tot hen: Indien iemand tot Mij komt, en niet haat zijn vader en moeder en vrouw en kinderen en broeders en zusters, ja zelfs zijn eigen leven, die kan mijn discipel niet zijn. Wie niet zijn [martelpaal] draagt en achter Mij komt, kan mijn discipel niet zijn. Want wie van u, die een toren wil bouwen, zet zich niet eerst neder om de kosten te berekenen, of hij het werk zal kunnen volbrengen? Anders zouden, als hij de fundering gemaakt had, en het werk niet kon voltooien, allen, die het zagen, beginnen hem te bespotten, zeggende: Die man begon te bouwen, maar hij kon het niet voltooien. Of, welke koning, die tegen een anderen koning wil optrekken om met hem tot een treffen te komen, zet zich niet eerst neder om te beraadslagen, of hij in staat is met tien duizend man iemand te ontmoeten, die met twintig duizend tegen hem optrekt En zo niet, dan zendt hij, als de ander nog ver af is, een gezantschap en vraagt om de vredesvoorwaarden. Zo zal dus niemand van u, die niet afstand doet van al wat hij heeft, mijn discipel kunnen zijn. Het zout is wel goed, maar wanneer zelfs het zout zijn kracht verliest, waarmede zal het smakelijk gemaakt worden? Noch voor het land, noch voor den mesthoop is het geschikt: men werpt het weg. Wie oren heeft om te horen, die hore!” — Luk. 14:25-35; NW.
26. Wat zou met betrekking tot het bouwen van een wachttoren of het oorlog gaan voeren met een sterkere vijand van praktische wijsheid getuigen?
26 Om de door een wachttoren mogelijk gemaakte veiligheid of bescherming van eigendommen te kunnen genieten, moet men over de nodige middelen beschikken om de toren tot de vereiste hoogte te kunnen voltooien. Om te voorkomen dat men belachelijk gemaakt en bespot wordt, moet men praktische wijsheid bezitten en eerst berekenen of men genoeg geld bezit om de toren te voltooien voordat men met het bouwen begint en men tijd, materiaal, energie en geld verspilt en laat zien dat men niet verstandig is. In een oorlog moet een koning, om te voorkomen dat hij een rampzalige nederlaag lijdt of, nog erger, dat zijn leger en hijzelf totaal vernietigd worden, van gezond verstand blijk geven en een berekening maken. Kan hij het winnen van een koning die met een leger komt dat tweemaal zo groot is en mogelijk beter is uitgerust? Of zou het veiliger zijn om vredesvoorwaarden te vragen en geen strijd te riskeren? Indien het laatste raadzaam is, zou de zwakkere koning van praktische wijsheid blijk geven indien hij om vrede vroeg.
27. Hoe is in de Berlijnse crisis van 1959 wereldlijke wijsheid aan de dag gelegd, maar in welk opzicht laten de natiën zich niet inzake de dreigende universele oorlog door praktische wijsheid leiden?
27 In deze ruimtevaarteeuw is het net zo. Zelfs in het geval van de Berlijnse crisis van 1959 werd het raadzamer geacht te onderhandelen dan een atoomoorlog, met alle noodlottige gevolgen voor beide partijen in het conflict, te riskeren. Hoe staat het echter met de dreigende universele oorlog tussen God de Almachtige en dit gehele goddeloze samenstel van dingen? O, in dit geval, dat nog veel ernstiger van aard is, zien de natiën niet in dat het nodig is te onderhandelen en, voordat Armageddon hen bij verrassing overvalt, bij de Almachtige God naar de vredesvoorwaarden te vragen. Toch kunnen zij onmogelijk van hem winnen. Wanneer zij Jehovah’s waarschuwingen die hij door bemiddeling van zijn getuigen geeft totdat de strijd van Armageddon losbarst, blijven negeren, zullen alle natiën dezer wereld te Armageddon worden vernietigd. Ze geven dus niet van praktische wijsheid blijk.
28. Waar worden de koningen der aarde, zoals de geest der openbaring ons heeft getoond, bijeenvergaderd, en waarom kunnen wij het ons niet veroorloven net als hen te zijn?
28 Wij, op wie God in zijn liefderijke goedgunstigheid een overvloed van wijsheid en gezond verstand heeft uitgestort, kunnen het ons niet veroorloven het voorbeeld van de wereldheersers te volgen. Wij moeten handelen met de „geest van wijsheid en van openbaring in de nauwkeurige kennis van hem . . . de ogen van uw hart verlicht geworden zijnde”. Met onze verlichte ogen zien wij wat er in de profetische Openbaring staat betreffende de „uitingen die door demonen zijn geïnspireerd” die uit de mond van indrukwekkende sprekers komen: „Ze gaan uit tot de koningen der gehele bewoonde aarde, om hen te vergaderen tot de oorlog van de grote dag van God de Almachtige. En ze vergaderden hen tot de plaats die in het Hebreeuws Armageddon wordt genoemd” (Openb. 16:13, 14, 16; NW, voetnoot). Wij bezitten de nauwkeurige kennis dat de koningen tot de vernietiging, die door God de Almachtige en zijn Koning der koningen zal worden voltrokken, worden verzameld. Wat ons getuigen van Jehovah betreft, wij hebben ons door praktische wijsheid laten leiden en geweigerd met hen mee te trekken.
29. Hoe hebben wij in tegenstelling tot die koningen, gehandeld, en hoe hebben wij ten aanzien van hen die ons in vleselijk opzicht dierbaar zijn van haat blijk gegeven?
29 Wij hebben God door bemiddeling van zijn Lam Jezus Christus, door wiens bloed wij bevrijding van veroordeling en vergeving van onze overtredingen jegens God hebben verkregen, een verzoek om vrede gedaan. Wij hebben de kosten berekend, de kosten van een ingrijpende, volledige verbintenis. Vastbesloten aan alle eruit voortvloeiende persoonlijke kosten te voldoen en in de zekerheid dat wij hier met Gods hulp toe in staat zijn, hebben wij al onze van zelfzucht getuigende bezittingen vaarwel gezegd en ons aan God opgedragen om discipelen van zijn thans regerende Zoon, Jezus Christus, te worden. Dit betekent dat wij onze persoonlijke vleselijke bloedverwanten, onze vader, moeder, vrouw, kinderen, broeders en zusters gehaat of minder liefgehad hebben. Wij kunnen ons zelfs niet veroorloven ons het tegenwoordige aardse leven al te dierbaar te laten worden.
30, 31. (a) Waarom moeten wij altijd het „zout der aarde” zijn? (b) Waarom getuigt het van onpraktische wijsheid wanneer wij het discipelschap, na het op ons genomen te hebben, laten varen?
30 Nu wij Christus reeds enige tijd als zijn discipelen hebben gevolgd, mag onze vastbeslotenheid niet verslappen. Wij mogen niet als zout worden dat zijn kracht heeft verloren en niet goed meer is. Zou dat het geval zijn, dan zouden wij nutteloos worden, een voorwerp van bespotting voor deze wereld en ongeschikt voor God, ja, wij zouden zelfs een schande voor God worden, en daarom zouden wij als krachteloos, bedorven zout zijn, alleen nog geschikt om uitgestrooid en vertrapt te worden. Ja, dat betekent vernietiging.
31 Wij moeten altijd het „zout der aarde” blijven (Matth. 5:13). Het getuigt van praktische wijsheid wanneer wij er eerst voor gaan zitten en de kosten van het discipelschap berekenen. Wij geven daarom blijk van onpraktische wijsheid wanneer wij, nadat wij het op ons hebben genomen, weigeren de verdere kosten te betalen en tot het einde toe een discipel te blijven. Op basis van wereldse wijsheid lijkt het misschien wel het beste om ermee op te houden, maar zulke wijsheid is niet praktisch. Ze getuigt niet van gezond verstand, want ze schrijft voor wat op het ogenblik vanuit een zelfzuchtig standpunt bezien misschien voordelen afwerpt, maar wat zal uitlopen op schande en vernietiging. Bezitten wij praktische wijsheid, dan zullen wij nooit aarzelen de lopende onkosten te betalen totdat alle kosten zijn voldaan en wij de heerlijke beloning van het discipelschap de onze mogen noemen! Wij moeten Gods Lam volgen, waar hij ook heengaat! — Openb. 14:4.