Menslievendheid onontbeerlijk voor geluk
ER STOND een dichte drom mensen op een ondergrondse trein te wachten. Onder hen bevonden zich twee personen die er klaarblijkelijk tegengestelde idealen op na hielden. De één was een goed geklede zakenman, die de „gevestigde orde” scheen te vertegenwoordigen. De ander was een jonge vrouw die, te oordelen naar haar uiterlijk, tegen de „gevestigde orde” gekant was. Toch hadden deze twee iets gemeen. Dit kwam aan het licht toen een man die duidelijk in een beschonken toestand verkeerde, naar de treindeur waggelde. Op de een of andere manier stapte hij mis, zodat zijn ene been in de smalle ruimte tussen de treinwagon en het perron wegschoot. Zijn been zou beslist vanaf de heup van zijn lichaam zijn gerukt als de zakenman en de jonge vrouw niet kordaat waren opgetreden.
Wat hadden deze twee gemeen? Menslievendheid — liefde voor een medemens. Hoe verstrekkend is deze liefde evenwel? Welnu, in dit geval hielpen de twee personen de dronken man naar een zitplaats, verzekerden zich ervan dat hij niet gewond was en gingen toen huns weegs. Zij hadden bij die bepaalde gelegenheid gedaan wat zij konden om voor de behoeften van de man zorg te dragen. Zij handelden in dit geval zoals mensen geschapen zijn om te handelen.
In het bijbelse Grieks heeft het woord „menslievendheid” betrekking op een dergelijke vorm van liefde of zorg voor de mensheid; het woord heeft betrekking op het doen van kleine dingen die het leven veraangenamen, het betonen van gastvrijheid door in menselijke behoeften en gemakken te voorzien (Hand. 27:3; 28:2). Iemand die menslievendheid ten toon spreidt, heeft belangstelling voor het welzijn van een ander, vaak zonder de persoonlijke band en betrokkenheid die in andere betekenissen van het woord liefde liggen opgesloten. Voor de zakenman en de jonge vrouw eindigde hun betrokkenheid bij het leven van de ongelukkige dronkaard, toen hij veilig buiten gevaar verkeerde.
IN HET ALLEDAAGSE LEVEN TOEGEPAST
Menslievendheid is onontbeerlijk in het leven van een echtpaar. Misschien spreiden zij romantische liefde voor elkaar ten toon en kwijten zij zich van al hun verantwoordelijkheden. Toch kan hun verhouding erg teleurstellend worden als zij geen menslievendheid jegens elkaar ten toon spreiden. Hoe belangrijk is het menslievende daden te verrichten door spontaan kleine dingen te doen waardoor de ander zich prettiger en gelukkiger voelt — de kleine dingen die men in de verkerings- en verlovingstijd spontaan voor elkaar deed! David en Jonathan hadden als intieme vrienden genegenheid voor elkaar. Deze zelfde intieme vriendschap behoort tussen man en vrouw te bestaan. — 1 Sam. 18:1, 3; 2 Sam. 1:26.
Een gehuwde vrouw moet het zekere gevoel hebben dat zij de intiemste metgezel van haar man is, degene met wie hij liever samen is dan met wie maar ook. Als menslievendheid en intieme vriendschap ontbreken, begint de vrouw zich verwaarloosd te voelen. ’Hij praat niet met mij’, zal zij misschien zeggen, of: ’Hij heeft meer belangstelling voor de verantwoordelijkheden van zijn beroep of bedrijf dan voor mij.’ En de man kan het gevoel hebben dat zijn vrouw te veel beslag legt op zijn tijd en niet begrijpt hoe belangrijk zijn andere verantwoordelijkheden zijn. Geleidelijk aan komen de andere facetten van liefde in het gedrang. Dit leidt tot problemen. De problemen worden soms echter opgelost doordat het echtpaar weer helemaal opnieuw begint ’elkaar het hof te maken’ en doordat zij elkaar kleine attenties bewijzen.
IN DE CHRISTELIJKE GEMEENTE
Christenen hebben het gebod ontvangen hun broeders in het geloof vriendelijk te bejegenen (Jak. 2:14-17). Toen de christenen in Judéa in de eerste eeuw door hongersnood en vervolging werden getroffen, zonden de christenen in andere landen een edelmoedige bijdrage om hen te helpen — een daad van menslievendheid. — Hand. 11:28-30; 12:1-5; 2 Kor. 9:1-5.
Ouderlingen kunnen een voorbeeld nemen aan de apostel Paulus, die veel verder ging dan alleen maar het „goede nieuws” te prediken tot degenen die naar hem luisterden. Dit was een daad van liefde, maar Paulus toonde bovendien tedere genegenheid en menslievendheid. Hij zei tot sommigen die hij had onderwezen: „Wij zijn in uw midden vriendelijk geworden, zoals wanneer een zogende moeder haar eigen kinderen koestert. Daar wij dus tedere genegenheid voor u hadden, hebben wij u gaarne niet alleen het goede nieuws van God meegedeeld [wat God hun had opgedragen], maar ook onze eigen ziel [een uiting van tedere genegenheid, broederlijke liefde], want gij zijt ons lief geworden.” — 1 Thess. 2:7, 8.
Paulus was bereid zich veel moeite voor zijn christelijke broeders te getroosten en zich voor hen op te offeren. De ouderlingen in de hedendaagse christelijke gemeente zullen uit ervaring weten dat de behoefte van de broeders aan aandacht en zorg zelden op een gelegen moment komt. Een broeder zou na afloop van een vergadering bijvoorbeeld naar een ouderling toe kunnen stappen en kunnen zeggen: ’Ik zou je graag over een kwestie willen spreken, als je tijd hebt.’ Menslievendheid jegens de broeder zou voorschrijven dat, op enkele uitzonderingen na, die tijd nu is aangebroken. Het probleem kan ernstig zijn — op zijn minst voor de broeder. Hij heeft er misschien heel veel moed voor nodig gehad om naar de ouderling toe te stappen. Indien de ouderling het gesprek uitstelt totdat het hem gelegen komt, zou hij wel eens kunnen bemerken dat de broeder van gedachten is veranderd en niet meer over de kwestie wil praten. Waarom niet? Misschien is hij zijn moed verloren. Of misschien heeft hij reeds een beslissing genomen en vindt hij het nu te laat om er nog over te spreken. Hij kan zelfs wel bitter geworden zijn omdat de ouderling hem geen hulp heeft gegeven toen hij hulp nodig had.
INDIVIDUELE AANDACHT
Menslievendheid komt ook te pas in andere situaties waarbij de persoonlijke behoeften van de gemeenteleden betrokken zijn. Een zuster zou er bij een ouderling over kunnen klagen dat zij het in de vergaderplaats niet warm genoeg vindt om zich er behaaglijk te voelen. Een broeder die hardhorend is, klaagt er misschien over dat hij de spreker niet kan verstaan. Moeten zulke personen als „klagers” beschouwd worden? Moet de ouderling redeneren dat men het nu eenmaal niet iedereen naar de zin kan maken en dat als de meerderheid tevreden is, hij genoeg gedaan heeft? Niet als de belangen van zulke personen hem ter harte gaan. De bijbelse spreuk luidt: „Wat een ieder betreft die zijn oor toesluit voor het klaaggeschrei van de geringe, ook híj zal roepen en geen antwoord krijgen” (Spr. 21:13). Men reageert evenwel vriendelijk door aan elke „klacht” aandacht te schenken en alles wat redelijkerwijs mogelijk is te doen om ervoor te zorgen dat iedereen zich behaaglijk en gelukkig voelt.
Jezus onderwees dit beginsel in zijn illustratie van de herder. Hij vroeg: „Welk mens onder u die honderd schapen heeft, zal, wanneer hij er één van verliest, niet de negenennegentig in de wildernis achterlaten en op zoek gaan naar het verlorene totdat hij het vindt? En als hij het heeft gevonden, legt hij het op zijn schouders en is verheugd.” Jezus beklemtoonde hoe belangrijk het is aan elk lid van de kudde individuele, speciale aandacht te schenken. — Luk. 15:4-7.
DE BARMHARTIGE SAMARITAAN
Een van de indrukwekkendste illustraties die Jezus gebruikte om menslievendheid te beklemtonen, was die van de barmhartige Samaritaan. Toen de Samaritaan een gewonde man op de weg aantrof, werd hij „door medelijden bewogen”. Wat deed hij derhalve? „Hij [ging] naar hem toe en verbond zijn wonden, terwijl hij er olie en wijn op goot. Vervolgens tilde hij hem op zijn eigen beest en bracht hem naar een herberg en zorgde voor hem. En de volgende dag haalde hij twee denarii [geldstukken] te voorschijn, gaf ze aan de waard en zei: ’Zorg voor hem, en wat gij meer dan dit mocht besteden, zal ik u vergoeden wanneer ik hier terugkom’” Christus Jezus gebruikte deze illustratie om degenen die meenden dat zij rechtvaardig waren, op het hart te drukken dat er meer voor komt kijken om God te behagen dan de traditionele plichten te vervullen door „barmhartig” te zijn en de Wet te onderhouden. — Luk. 10:29-37
EEN APOSTEL DOOR EEN NIET-CHRISTEN MET MENSLIEVENDHEID BEJEGEND
Ook kan met veel nut beschouwd worden wat er gebeurde toen de apostel Paulus als gevangene naar Rome werd gevoerd. In Handelingen 27:3 wordt beschreven hoe Julius, de dienstdoende legeroverste, Paulus menslievendheid en mededogen betoonde. „En de volgende dag gingen wij te Sidon aan land, en Julius behandelde Paulus menslievend en stond hem toe naar zijn vrienden te gaan en hun verzorging te genieten.”
Degenen die personeel onder zich hebben, kunnen van deze niet-christen leren. Hij was iemand die de menselijke behoeften van anderen begreep. Hij trachtte niet iedereen in hetzelfde vakje onder te brengen. Iemand die met leiding is belast, kan in dit opzicht menslievendheid betonen door zich bewust te zijn van de individuele menselijke behoeften en de tekortkomingen van elkeen. Hij zal niet van iedereen hetzelfde eisen. Iemand zou bijvoorbeeld vlug een nieuwe toewijzing kunnen leren behartigen en zijn werk snel en efficiënt kunnen verrichten. Het zal niet moeilijk zijn deze werknemer menslievend te bejegenen. Maar hoe zou u iemand bejegenen die langzaam is? Degene die langzamer is, heeft meer opleiding, aandacht en tijd nodig, waardoor wellicht het geduld van degene die opzicht uitoefent, op de proef wordt gesteld. Een goede chef zal belangstelling hebben voor het welzijn van iedereen en zal kleine dingen doen om het werk van elk afzonderlijk aangenaam te maken. Hoewel hij loyaal blijft aan zijn werkgever, zal hij zich meer om het algemene nut van elke werknemer bekommeren dan om het volgen van een bepaalde regel. Julius keek niet in een „boek met regels” om te zien of hij Paulus kon toestaan de zorg van zijn vrienden te genieten. Als zo’n boek had bestaan, zou zo’n vriendelijke bejegening daarin waarschijnlijk zijn verboden.
Later op diezelfde reis naar Rome leed de groep schipbreuk, waarbij allen aan boord veilig de kust op het eiland Malta bereikten. Ook al waren Paulus en velen met hem gevangenen, terwijl allen vreemdelingen waren, toch legt Lukas uit dat de eilandbewoners „ons buitengewone menslievendheid [betoonden], want zij ontstaken een vuur en ontvingen ons allen behulpzaam wegens de regen die er viel en de koude” (Hand. 28:2, 7, 10). Wij kunnen hier een les uit leren, namelijk dat wij menslievendheid kunnen betonen jegens degenen die niet onze achtergrond of ons geloof hebben. Jezus moedigt ons aan: „[Geeft] er blijk van . . . zonen te zijn van uw Vader, die in de hemelen is, want hij laat zijn zon opgaan over goddelozen en goeden.” — Matth. 5:45.
VOORDELEN
Hoe schenkt het ons persoonlijk voordeel als wij menslievendheid ten toon spreiden? Het werpt rijke beloningen af in de vorm van persoonlijke voldoening en vrede des geestes (Spr. 19:22, 23). Het behaagt Jehovah wanneer wij goedheid of vriendelijkheid ten toon spreiden (Micha 6:8). Indien wij ons menslievend betonen door evenals de barmhartige Samaritaan een goede naaste te zijn, zullen wij niet alleen zegeningen van Jehovah ontvangen, maar gewoonlijk ook van onze medemensen. „Beoefent het geven, en u zal gegeven worden. Een ruime, aangestampte, geschudde en overlopende maat zal men in uw schoot storten. Want met de maat waarmee gij meet, zal men ook u meten” (Luk. 6:38). Ook al ontvangt men deze beloningen niet onmiddellijk, toch zullen de vrede des geestes en het zelfrespect duidelijk aan het licht treden, hetgeen menslievendheid beslist de moeite waard maakt.
[Illustratie op blz. 4]
Betoont u zich vriendelijk jegens degenen die niet uw achtergrond of geloof hebben?