Blijk geven van getrouwheid in kleine dingen
„Wel gedaan, goede slaaf! Gij hebt u in een zeer kleine zaak getrouw getoond, heb daarom autoriteit over tien steden.” — Luk. 19:17, NW.
1. Waarvoor komen wij in het dagelijks leven te staan, en hoe reageren mensen erop?
ELKE dag van ons leven komen wij voor allerlei kleine dingen te staan. Zo kan iets kleins betrekking hebben op een aangelegenheid die deel uitmaakt van een probleem; het kan ook pijn zijn; soms is het een onderdeel van een karweitje dat opgeknapt moet worden of een zekere mate van de verantwoordelijkheden die wij dragen; misschien is het een van die gelukkige momenten in ons leven, of wat extra werk dat wij op ons hebben genomen om iemand anders te helpen. Wij behartigen vele van deze kleine dingen, hoewel er ook heel wat ongedaan blijven. Sommige mensen schijnen in staat te zijn zich van vele verantwoordelijkheden te kwijten, terwijl anderen zich al zorgen maken wanneer zij een beperkte verantwoordelijkheid te dragen krijgen. Er zijn mensen die iedere dag nemen zoals hij komt, die de dringendste aangelegenheden welke hun wachten, afhandelen en bij het vooruitzicht dat zij zich van nog veel meer verantwoordelijkheden moeten kwijten, toch hun kalmte bewaren, terwijl anderen al van streek zijn als hun meer werk wacht dan zij onmiddellijk aankunnen. Dezen maken zich ernstig zorgen over kleinigheden die nog in de toekomst liggen. Zij lopen over bruggen die nog gebouwd moeten worden en vaak nooit gebouwd behoeven te worden. Wij moeten evenwichtig zijn in ons denken. „Bekommernis in het hart des mensen buigt het neder; maar een goed woord verblijdt het.” — Spr. 12:25, SV.
2. (a) Welke taak komt er, doordat wij leden van Gods organisatie zijn, nog meer op ons te rusten? (b) Van welke betekenis is dit voor iemand?
2 Doordat wij leden van Gods organisatie zijn, nemen wij nog veel meer kleine dingen op ons dan die waarvoor wij elke dag al komen te staan. Daartoe behoren het bestuderen van de bijbel, het bijwonen van vergaderingen waar wij nog meer geestelijk voedsel ontvangen, het aandeel dat wij hebben aan de prediking van het goede nieuws van Gods koninkrijk, het geven van een goed voorbeeld in de gezinskring en reine levensgewoonten. Wanneer wij deze voorrechten getrouw behartigen, bestaat de mogelijkheid dat wij tot opziener in de gemeente worden aangesteld om te helpen bij het weiden van de kudde Gods. Door dit alles zullen iedere dag nog veel meer kleine dingen een rol in ons leven gaan spelen. Dit zijn echter de dingen die wij niet zo gemakkelijk ongedaan kunnen laten. God in een organisatie dienen, wil zeggen, zorgen dat de dingen gebeuren. Met het behartigen ervan is de geestelijke gezondheid van zowel onszelf als anderen gemoeid (1 Tim. 4:16, NW). Geestelijke aangelegenheden dienen op de eerste plaats te komen (Matth. 6:26, NW). Wanneer wij het moe zijn de problemen van elke dag het hoofd te bieden, ontvangen wij hulp van degenen die in Jesaja 50:4 (NW) worden genoemd: „De Heer Jehovah zelf heeft mij de tong van de onderwezenen gegeven, opdat ik wete hoe de moede met een woord te antwoorden.” Lukas 19:17 (NW) zegt: „Wel gedaan, goede slaaf!” Deze woorden gelden de manier waarop de getrouwe gezalfde volgelingen van Christus Jezus de koninkrijksbelangen behartigen (Matth. 25:21, NW). Deze goede manier heeft tot gevolg dat zij als de „getrouwe en beleidvolle slaaf” over alle koninkrijksbelangen op aarde worden aangesteld. Het beginsel dat hieraan ten grondslag ligt, geldt voor al Gods dienstknechten; getrouwheid is een vereiste.
3. Verklaar hoe iemands rijpheid door getrouwheid aan het licht komt.
3 Hoe iemand werkelijk is, blijkt in feite vaak uit de manier waarop hij zich van kleine dingen kwijt. Bij de grote dingen is er gewoonlijk wel iemand die ons bewondert, die „Wel gedaan!” zegt en onze bekwaamheden erkent. Zelfs iemand die lui is, zal vaak werken om door mensen toegejuicht te worden (Spr. 13:4). Hij zal lezingen uitwerken die hij ten overstaan van de gemeente zal houden, en dit goed doen; wanneer het er echter om gaat een bejaard lid van de gemeente te helpen door hem naar de vergaderingen te brengen of regelmatig elke week een bijbelstudie te leiden bij een geïnteresseerde persoon, zal wellicht aan het licht komen hoe onverschillig hij is ten aanzien van kleine dingen in Gods organisatie. Het kan zijn dat het hem aan getrouwheid ontbreekt. Iemands loyaliteit jegens God valt dus gemakkelijk af te leiden uit de manier waarop hij zich vol waardering van de kleine dingen kwijt. Een bereidwillig persoon geniet heel veel voordelen. „De zegenende ziel wordt overvloedig verkwikt, wie laaft, wordt ook zelf gelaafd” (Spr. 11:25). Dergelijke getrouwe personen worden werkelijk door Jehovah gezegend en in zijn organisatie gebruikt om een aandeel te hebben aan het herderlijke werk. Zij zijn het soort van mensen die de „schapen” liefdevol zullen verzorgen en hen vol begrip zullen voeden. Dit zijn niet noodzakelijkerwijs kleine dingen omdat ze van minder belang zouden zijn. Het gebeurt maar al te vaak dat de kleine onderdelen het gehele bouwwerk staande houden. Zo zou een stenen boogbrug geen last kunnen dragen maar instorten als de sluitsteen er niet was. Toch is de sluitsteen klein in vergelijking met het gewicht en de omvang van de brug. Met het oog op de veiligheid van de brug wordt er echter veel zorg besteed aan de vorm en de plaatsing van de sluitsteen.
4. Geef voorbeelden van de houding die anderen tegenover kleine dingen hebben aangenomen. Met welke gevolgen voor de betrokkenen?
4 Beschouwt u eens enkele voorbeelden van de houding die Jehovah en zijn volk tegenover kleine dingen hebben aangenomen. Voor de bouw van de tabernakel kwam heel veel kijken. En hoe reageerde het volk hierop? Het bracht „meer dan nodig [was] voor de uitvoering van het werk dat de HERE geboden [had] te maken”; het resultaat: „Zie, zij hadden het gemaakt zoals de HERE geboden had; zó hadden zij het gemaakt. Toen zegende Mozes hen” (Ex. 36:5; 39:43). Hoe dacht Jehovah daarentegen over Jona’s idee naar Tarsis te gaan in plaats van naar Ninevé, de stad waarvoor hij een toewijzing had ontvangen? (Jona 1:4, 10, 12) Dan was er Judas Iskáriot, die voor dertig zilverstukken zijn gehele toekomst prijsgaf (Matth. 27:3-6, NW). In Paulus schuilde geen zelfzucht. Alhoewel er vele taken op hem gerust moeten hebben, nam hij er de tijd voor af om ten behoeve van Onésimus een speciale brief aan Filémon te schrijven. Denkt u ook eens aan Jozef, die zich zo gewetensvol van zijn taak als slaaf kwijtte, dat al gauw de gehele huishouding van zijn meester aan zijn hoede werd toevertrouwd. Zelfs in de gevangenis gaf hij van dezelfde eigenschappen blijk, zodat hij al spoedig met vele kleine onderdelen van de gevangenisorganisatie werd belast. Ook in Farao’s koninkrijk genoot hij voorspoed. Jehovah zegende hem en, zoals in Genesis 39:23 staat, „wat hij verrichtte, deed de HERE gelukken”; „de HERE [was] met hem”.
5. (a) Waarom is het noodzakelijk dat alle opgedragen broeders verantwoordelijkheid aanvaarden? (b) Hoe wordt de bekwaamheid daartoe verkregen?
5 De Nieuwe-Wereldmaatschappij van Jehovah’s getuigen is een groeiende, werkende organisatie; dat moet wel, wil het reusachtige werk dat ze opgedragen heeft gekregen, namelijk de prediking van „dit goede nieuws van het koninkrijk . . . op de gehele bewoonde aarde”, tot stand gebracht worden (Matth. 24:14, NW). Naarmate er nieuwe gemeenten worden gevormd, zullen er opzieners nodig zijn, alsook een aantal assistent-dienaren om zorg te dragen voor alle bijzonderheden die bij het weiden van een deel van Gods kudde zijn betrokken. Voor dergelijke verantwoordelijke posities worden personen gebruikt die zich getrouw van de kleine dingen kwijten en ze met net zoveel ijver behartigen als voor de grotere dingen nodig zou zijn. Indien bijvoorbeeld een gezinshoofd, de vader, de kleintjes in zijn gezin goed verzorgt, hen meeneemt naar de vergaderingen en hun geduldig leert een aandeel te hebben aan de dienst voor God, zal deze zelfde man de belangen van een gemeente goed behartigen. De bijbel stelt dit als een vereiste, met de woorden: „Iemand die op een voortreffelijke wijze de leiding over zijn eigen huisgezin heeft, die kinderen met alle ernst in onderworpenheid heeft” (1 Tim. 3:4, NW). Wanneer nieuwelingen in de waarheid van de bijbel worden onderwezen, worden zij tot rijpheid opgekweekt; zij leren zich van verantwoordelijkheden te kwijten. In de Nieuwe-Wereldmaatschappij van Jehovah’s getuigen worden dus steeds broeders opgeleid om bij het weiden van de „schapen” de leiding te nemen.
6. Welke houding krijgt thans in de oude wereld de overhand, en waarom dienen wij het te vermijden ons door een dergelijke denkwijze te laten beïnvloeden?
6 Natuurlijk is het, met het oog op het feit dat wij te midden van een mensenwereld leven die verantwoordelijkheden schuwt en ze als iets beschouwt wat vermeden moet worden, heel begrijpelijk waarom wij een nieuwe geesteshouding dienen aan te kweken wanneer wij ons opdragen om Jehovah God te dienen. In Jehovah’s organisatie gaan wij het niet langzamer aan doen omdat Armageddon er vandaag nog niet is of omdat iemand ons niet iedere dag prijst. Wij dienen het prettig te vinden volkomen op te gaan in de dienstvoorrechten waarmee verantwoordelijkheden gepaard gaan. Wanneer wij een zelfopofferende gezindheid aankweken, zullen velen van onze broeders de voordelen van onze rijpheid plukken en zal onze aandacht niet steeds op ons gevoelige ik gericht zijn. Sommigen zullen echter van mening zijn dat zij betere volgelingen dan leiders zijn. Anderen zeggen dat hun gezondheid het zou begeven onder de zware vracht werk. Dan zijn er ook broeders die het opzienersambt in verband brengen met de zich soms voordoende noodzaak streng te zijn en de broeders raad te geven, en zij zijn terughoudend omdat zij bang zijn de gevoelens van anderen te kwetsen. Het kan ook zijn dat sommigen zich niet bekwaam voelen en van mening zijn dat zij niet voldoende kennis bezitten om alle vragen te beantwoorden en alle problemen die beslist zullen rijzen, op te lossen. Wanneer u een dergelijk standpunt inneemt, laat u zich echter afschrikken door het grote geheel. Deze grote verantwoordelijkheid houdt in dat u dag aan dag kleine dingen te behartigen krijgt, en naarmate de tijd verstrijkt, zult u in staat zijn u van meer van die kleine dingen te kwijten. Een bepaalde belemmering zou u weliswaar enkele beperkingen kunnen opleggen, maar u zou er niet noodzakelijk door uitgeschakeld zijn. Houd ook in gedachten dat alle „schapen” in de gemeente dezelfde hoedanigheden behoeven die opzieners nodig hebben.
7. Wie stelt opzieners aan? Op welke wijze?
7 Denkt u nu eens een ogenblik na. Worden er thans mensen geboren om opzieners in Gods gemeente te zijn? Neen. Gods Woord zegt: „Indien iemand een opzienersambt tracht te verkrijgen, begeert hij een voortreffelijk werk” (1 Tim. 3:1, NW). „Schenkt aandacht aan uzelf en aan de gehele kudde, onder welke de heilige geest u tot opzieners heeft aangesteld, om de gemeente Gods te weiden” (Hand. 20:28, NW). Via de „getrouwe en beleidvolle slaaf” oefenen Jehovah God en zijn Zoon Christus Jezus invloed uit op de kwestie wie de kudde Gods als opzieners zullen weiden. Degenen die in overeenstemming met Gods in zijn Woord opgetekende vereisten leven, worden dan ook als zodanig erkend en bij het weiden van de „schapen” gebruikt.
8. Welke opbouwende kijk kunnen wij op het aanvaarden van verantwoordelijkheden hebben?
8 Heb geen kortzichtige, bekrompen kijk op de zaak; staar u niet blind op de lasten, de problemen, de langere uren, het hartzeer, de strenge beslissingen die genomen moeten worden, de noodzaak zich constant in te spannen om anderen te helpen en het nooit eindigende, voortdurende geploeter. Ga in plaats daarvan eens na hoezeer het aantal mensen dat vroeger geen door God aangestelde herders bezat maar thans in de schaduw van beschermende, opgedragen dienstknechten van God vertoeft, is toegenomen. Merk eens op wat door de Nieuwe-Wereldmaatschappij tot stand is gebracht. Let op hoe nieuwelingen tot rijpheid groeien, iets wat beslist een van de fascinerendste groeiprocessen is. Ondervind de vreugde van de dienst. Sta er dan eens bij stil hoe vreugdevol het is en hoe bevoorrecht u bent voor en met uw broeders in Jehovah’s dienst te mogen werken.
9. (a) Hoe zou u zich in kleine dingen betrouwbaar kunnen tonen in verband met het werk van de organisatie? (b) Waarom zou iemand zich zo hevig inspannen?
9 Nog een aangelegenheid die in deze tijd, nu velen „een vorm van godvruchtige toewijding hebben maar de kracht ervan niet blijken te bezitten”, onze aandacht verdient, is onze volharding en betrouwbaarheid (2 Tim. 3:5, NW). Een toewijzing in Gods organisatie is nooit een te verwaarlozen bagatel. Elke kleinigheid die het waard is aan een dienstknecht van God opgedragen te worden, verdient gedurende het korte ogenblik dat deze nodig heeft om zich ervan te kwijten, zijn volle aandacht. Jezus heeft in dit verband gezegd: „Een ieder die tot mij komt en mijn woorden hoort en ze doet, . . . gelijkt op een mens die bij het bouwen van een huis diep ging graven en een fundament op de rots legde. . . . Wie daarentegen hoort en niet doet, gelijkt op een mens die een huis op de grond bouwde zonder fundament” (Luk. 6:47-49, NW). Er is meer nodig dan horen, en ook erover spreken is niet voldoende; er moet gehandeld worden, wil men iets tot stand brengen in een gemeente die God dient en de „schapen” voedt. Voor betrouwbare personen is er dan ook heel wat waarnaar zij kunnen uitzien, zoals hun in Jakobus 1:25 (NW) is beloofd: „Wie . . . tuurt in de volmaakte wet, die tot de vrijheid behoort, en daarbij blijft, die zal, omdat hij geen vergeetachtig hoorder maar een dader van het werk is geworden, gelukkig zijn wanneer hij het doet.” Met een krachtig fundament en Jehovah’s zegen kan iemand die bereidwillig is en waardering bezit veel tot stand brengen. Hij kan heel wat mensen helpen tot rijpheid te groeien, en hoe langer hij dient, hoe nuttiger hij voor Gods organisatie zal zijn. Waarom zou u dat wat u hebt, verliezen omdat u uw kennis braak laat liggen? In Spreuken 11:24 wordt dit als volgt beschreven: „Er zijn er, die uitstrooien en toch nog meer verkrijgen; terwijl anderen meer inhouden dan recht is en toch gebrek lijden.”
10. (a) Welke voordelen genieten betrouwbare personen? (b) Is het nodig getrouw te zijn in kleine dingen?
10 Denk ook eens na over de toekomstige zegeningen van betrouwbare personen, waarover in Lukas 8:18 (NW) wordt gesproken: „Schenkt daarom aandacht aan de wijze waarop gij luistert; want aan wie heeft, zal meer worden gegeven, maar wie niet heeft, hem zal zelfs wat hij meent te hebben, nog ontnomen worden.” Stelt u zich eens voor dat een opgedragen dienstknecht van God zich niet van enkele kleine dingen in de gemeente wenst te kwijten, aangezien hij zich dan te zeer aan banden gelegd voelt en vrij wenst te zijn van alle verantwoordelijkheden. Welke uitwerking zal dit op zijn kinderen hebben, die hij, naar hij zegt, wenst op te leiden voor Gods dienst? Iemand wordt niet als een goede vader of opziener geboren, maar door kennis, opleiding, ervaring en toewijding kan hij, met Jehovah’s hulp, in beide hoedanigheden een succes zijn. Indien hij in de ene hoedanigheid een goed figuur slaat, zal dit hoogst waarschijnlijk ook in de andere zo zijn. In Lukas 16:10 (NW) staat hierover de volgende verklaring van Jezus: „Wie getrouw is in het geringste, is ook getrouw in veel, en wie onrechtvaardig is in het geringste, is ook onrechtvaardig in veel.” In Deel V van Clarkes Commentary lezen wij op bladzijde 462 de volgende interessante opmerking: „Hij die de ware beginselen der trouw in zich heeft, zal het tot een gewetenszaak maken zelfs op de kleinste dingen nauwlettend toe te zien; en door zichzelf eraan te wennen in kleine dingen rechtschapen te handelen, maakt hij zich de aangename gewoonte eigen, in zaken van het grootste gewicht gepast, trouw, eervol en gewetensvol te werk te gaan. Daarentegen zal hij die in kleine dingen niet rechtschapen handelt, zich zelden verplicht voelen veel aandacht te besteden aan wat eer en geweten hem in zaken van groot belang voorschrijven. Kunnen wij redelijkerwijs verwachten dat iemand die voortdurend in kleine dingen te kort schiet, in staat is verleidingen tot grotere euvelen te weerstaan?”
11, 12. (a) Waar kwijten Jehovah’s getuigen zich van kleine dingen die werkelijk belangrijk zijn? (b) Hoe worden „schapen” gevoed en naar de organisatie geleid?
11 Honderdduizenden getuigen van Jehovah geven blijk van hun getrouwheid in kleine dingen wanneer zij deelnemen aan de predikingsactiviteit van huis tot huis. Wel 1.040.836 verkondigers van Gods koninkrijk hebben bericht dat zij een aandeel aan dit werk hebben gehad. (Zie het 1964 Yearbook of Jehovah’s Witnesses, bladzijde 38.) Bij hun bedieningswerk vinden zij mensen die meer over God en zijn voornemens wensen te weten en hulp willen ontvangen bij het bestuderen van de bijbel. Nu, Jehovah’s getuigen zijn blij wanneer zij dergelijke mensen vinden en vaak voelen zij zich als de prospector die de goudader vindt, want deze zachtmoedige mensen worden in de bijbel als schapen beschreven. Merk eens op van hoe grote waarde Jehovah hen, blijkens Matthéüs 18:14 (NW), acht: „Evenzo vindt mijn Vader, die in de hemel is, het niet wenselijk dat een van deze kleinen vergaat.” Zullen Jehovah’s getuigen vergeten het adres van een van deze „schapen” te noteren of een aantekening te maken van de vragen die bij het volgende bezoek beantwoord moeten worden? Zullen zij hun belofte houden en terugkomen? En snel, binnen enkele dagen? Jezus drukte Petrus op het hart hoe noodzakelijk het is de „schapen” te voeden, door drie maal tegen hem te zeggen: „Voed mijn schaapjes” (Joh. 21:15-17, NW). Jehovah’s getuigen hebben de opdracht gekregen ’de schapen te voeden’ en daarom komen zij terug. Zij verrichten daarmee Gods werk en geven aldus blijk van hun getrouwheid in kleine dingen.
12 Vanaf dit tijdstip voeden de pas gevonden „schapen” zich met kleine dingen: details van leerstellingen, gedeelten van bijbelse profetieën, korte uiteenzettingen over de organisatie, punten in verband met bijbelse beginselen en iets van de reine levenswandel van de theocratische maatschappij. Dienen wij dit alles als kruimels te bezien en als te onbelangrijk om een geregeld voedingsprogramma te rechtvaardigen? Neen, wij zullen deze zachtmoedigen getrouw van dit voedsel voorzien en hun geduldig leren hoe zij Jehovah moeten dienen. Al deze kleine dingen dragen bij tot iets heel groots — leven, en dan nog wel eeuwig leven. — Joh. 17:3, NW.
13, 14. (a) Kan onze spraak evenveel onthullen als onze betrouwbaarheid? (b) Dienen wij niets te doen wanneer het peil van een gesprek daalt? (c) Hoe kan men het gesprek op een opbouwend plan brengen?
13 Laten wij onze gesprekken eens onder de loep nemen. Rededelen, ja, woorden en zinnen, natuurlijk, maar welke bedoeling wordt erdoor weergegeven? Welke houding blijkt eruit? Onze spraak zal ons verraden, ons doen kennen. „Want uit de overvloed des harten spreekt de mond” (Matth. 12:34, NW). Wij dienen dan ook op onze spraak te letten; wij leggen onze spraak aan banden. Er zijn beslist gelegenheden te over voor een luchtig gesprek, voor humor, ook voor het vertellen van ervaringen en belevenissen en voor schriftuurlijke besprekingen. Een dienstknecht van God zal echter bij geen van deze gelegenheden zijn spraakvermogen gebruiken om te klagen, te murmureren, te vitten, roddelpraatjes te verspreiden, godslasterlijke taal uit te braken of op te scheppen. Het is niet nodig zich de mond te snoeren en een gesprek in de kiem te smoren; doe in plaats daarvan wat in Psalm 34:14 13 wordt aangeraden: „Bewaar uw tong voor het kwade en uw lippen voor het spreken van bedrog.”
14 Het komt vaak voor dat wanneer groepjes mensen over iemand aan de praat raken, onrijpe aanwezigen het gesprek in de verkeerde richting sturen door een tekortkoming van de persoon in kwestie te berde te brengen. Anderen voegen er iets aan toe en dan ontstaat er een probleem. Wie in het groepje zal de moed hebben het gesprek een dusdanige wending te geven dat het weer op een opbouwend plan komt? Wie zal in deze kleine aangelegenheid loyaal zijn jegens Jehovah’s organisatie en een van haar leden in bescherming nemen? Soms is er slechts één woord of een verandering van onderwerp voor nodig, maar er moet iemand zijn die dit woord uitspreekt of het gesprek die andere wending geeft. Als een klein roer een groot schip kan sturen en het in veilige wateren kan houden, kan een kleine tong toch wel een gesprek in goede banen leiden (Jak. 3:4, NW). Het gaat in dit geval werkelijk niet om een kleinigheid, want als iemand vit op een persoon die God dient, zal het niet lang duren of hij klaagt over de regelingen die God heeft getroffen om iets tot stand te brengen. — Jak. 5:9, NW.
15. (a) Wat kunnen de woorden van anderen voor ons betekenen indien wij luisteren? (b) Is luisteren aan te bevelen?
15 Een gesprek kan buitengewoon verfrissend en interessant zijn. Het brengt aan het licht welke belangwekkende dingen anderen hebben meegemaakt. Men hoort allerlei dingen over een onderwerp waarin zij soms heel goed thuis zijn. Het onthult wat een waardering er voor de waarheid bestaat. Het maakt ons duidelijk wat een geweldige verzorger Jehovah voor al deze mensen is, zoals uit hun belevenissen blijkt. Wij zullen er dus voordeel van hebben als wij goede luisteraars zijn. Sommige mensen willen echter nooit luisteren; zij laten liever zo lang een ononderbroken woordenstroom uit hun mond vloeien dat zelfs onrijpe personen graag zouden zien dat zij er het zwijgen eens toe deden. Voor een dienstknecht van God is luisteren heel belangrijk en Spreuken 1:5 (NW) wijst hierop: „Een wijze zal luisteren en meer onderricht tot zich nemen, en een man van inzicht verwerft bekwaam beleid.” Indien u wilt dat anderen naar u luisteren wanneer u spreekt, dient u naar anderen te luisteren wanneer zij spreken.
16. Waarom vormt de klok een praktische illustratie van de manier waarop wij het behartigen van vele kleine dingen dienen te bezien?
16 Getrouwheid in kleine dingen kan heel goed worden geïllustreerd door de klok. Of een klok nu groot of klein is, heel duur met veel verguldsel of niets dan een goedkoop eenvoudig uurwerkje, ze doet één ding, één van die heel kleine dingen. Ze meet de tijd af in kleine eenheden, seconden. Haar enorme taak bestaat erin de tijd nauwkeurig bij te houden en deze dag en nacht, het hele jaar door, bij kleine stukjes tegelijk aan te wijzen. Geen zorgen om de volgende week of maand, niets dan de eerstkomende seconde. Wanneer ze deze seconde heeft afgetikt en geregistreerd, gaat ze verder naar de volgende. Wij mogen dan niet zo machinaal te werk gaan als een klok, maar iedere dag opnieuw hebben wij vele malen de verantwoordelijkheid en het voorrecht in kleine dingen getrouw te zijn aan Jehovah en zijn organisatie. Als wij ons van elke verantwoordelijkheid zoals die op onze weg komt, kwijten en hierin iedere dag vorderingen maken, met de beginselen van Gods Woord als onze gereedschappen, zal het behartigen van deze aangelegenheden ons spoedig gemakkelijk afgaan en zullen wij grotere verantwoordelijkheden kunnen dragen en nog meer zegeningen van Jehovah God ontvangen.
17. (a) Wat wordt er, vooral in kleine plaatsen, van uit Jehovah’s getuigen bestaande gezinnen verwacht met betrekking tot het behartigen van deze kleine dingen? (b) Hoe kan dit van invloed zijn op het koninkrijkswerk?
17 Nog een voorbeeld is dat van het enige uit Jehovah’s getuigen bestaande gezin in een bepaalde plaats. Zij prediken tot de inwoners van hun woonplaats. Zij werken voor of met velen van deze mensen. Hun kinderen gaan met de andere kinderen naar de openbare school. De gehele omgeving ziet hun doen en laten in verband met hun christelijke activiteit, hoe zij als gezin met elkaar omgaan, hoe de kinderen worden opgevoed en welk standpunt en welke houding zij met betrekking tot geschilpunten in de buurt innemen. Al deze mensen luisteren naar hun taal. Elke stap in hun leven en elk onderdeel ervan wordt als het ware aan een microscopisch onderzoek onderworpen en levert overal in de stad stof voor vele gesprekken. En dit niet slechts enkele dagen, maar jaren achtereen. Vele mensen zijn, nadat zij Jehovah’s getuigen jarenlang hadden gadegeslagen, tot de conclusie gekomen dat de bijbel waar is en dat de beginselen die God erin heeft laten optekenen, ook in onze tijd praktisch en bruikbaar zijn, en als gevolg daarvan zijn zij Jehovah’s getuigen geworden. Men moet wel bewondering hebben voor de voortdurende getrouwheid in die kleine dingen waarvan deze gezinnen, die Jehovah in vele delen van onze aardbol dienen, dag in dag uit blijk geven. Ze doen ons denken aan Noach en zijn gezinsleden, die onder Gods leiding de met een schip te vergelijken ark bouwden en door hun gehele omgeving, tot ver in de omtrek, werden gadegeslagen. — De hoofdstukken 6 en 7 van Genesis.
18. Welke verzekering en hulp verschaft de bijbel ons in verband hiermee?
18 Wij hebben geen enkele reden in paniek te geraken, want wij trachten geen mensen te behagen; in plaats daarvan behagen wij God, zoals in Galáten 1:10 (NW) wordt beklemtoond: „Tracht ik nu eigenlijk mensen te overreden of God? Of zoek ik mensen te behagen? Indien ik nog mensen behaagde, zou ik geen slaaf van Christus zijn.” Ook in 1 Thessalonicenzen 2:4 (NW) wordt hierop de nadruk gelegd: „Zoals God ons geschikt gekeurd heeft om ons het goede nieuws toe te vertrouwen, zo spreken wij, niet om mensen te behagen, maar God, die ons hart beproeft.” Er is geen enkele reden waarom wij ons zorgen zouden maken, want God heeft ons via zijn Woord, de bijbel, de beginselen verschaft die wij bij het behartigen van deze kleine dingen, die zich iedere dag opnieuw voordoen, kunnen toepassen. „De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig om te onderwijzen, terecht te wijzen, dingen recht te zetten, streng te onderrichten in rechtvaardigheid, opdat de mens Gods volkomen bekwaam zij, volledig toegerust tot ieder goed werk.” — 2 Tim. 3:16, 17, NW.
19. (a) Hoe zou u te werk gaan om uw geluk te vergroten? (b) Zijn kleine dingen onbelangrijk? Waarom antwoordt u aldus?
19 Wanneer wij onze dienst voor God op deze manier bezien, ligt de gelegenheid om ons geluk te vergroten binnen ons bereik. Indien u het afgelopen jaar iedere week één gemeentevergadering hebt bijgewoond en u uw leven zo kunt inrichten dat u dit jaar twee vergaderingen per week kunt bijwonen, zult u uw geluk verdubbelen. Hebt u het voorrecht genoten elke maand zes uur in de dienst te staan en kunt u er nu zeven en een half uur aan besteden, dan vergroot u uw geluk met 25 percent. Indien u verantwoordelijkheid tracht te verkrijgen en tot dienaar in de gemeente wordt aangesteld, zal uw geluk werkelijk vele malen groter worden. Sta er eens bij stil hoeveel maal per dag u het voorrecht geniet beslissingen te nemen ten gunste van Jehovah’s wil. Kleine dingen, ja, enkele zelfs zo klein dat men ze bijna niet opmerkt of er licht aan voorbijgaat, maar toch zijn ze er. Kweek de gewoonte aan deze beslissingen in harmonie met Gods Woord te nemen; het is onmogelijk te berekenen in welk een mate u uw geluk dan zult vergroten. En denk daarbij aan de alles bekronende belofte: „De zegen van Jehóvah maakt rijk en hij voegt er geen pijn aan toe.” — Spr. 10:22, NW.