Hoe de goddelijke wil in hemel en op aarde geschiedt
1. Hoe kwam het dat Jezus zijn timmermanswerkplaats verliet en zich naar Johannes de Doper begaf?
TOT zijn dertigste jaar was Jezus in het kleine plaatsje Nazareth, in de verachte provincie Galilea, een timmerman. Als de zesde wereldmacht beheerste Rome in die tijd de aarde. Hoe kwam het dat Jezus zijn timmermanswerkplaats verliet en meer in de openbaarheid trad? Doordat Johannes de Doper bekendmaakte: „Het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen.” Hoe zou Jezus, die zijn discipelen later leerde eerst Gods koninkrijk te zoeken, zelf een timmerman kunnen blijven wanneer de belangen van het koninkrijk der hemelen, het koninkrijk Gods, behartigd moesten worden? Vele joden hadden berouw van hun zonden en werden ter voorbereiding van dat koninkrijk door Johannes gedoopt om zich in plaats van aan het heidense Romeinse Rijk aan dát koninkrijk te onderwerpen. Hoe zou Jezus dan achter kunnen blijven door niet naar Johannes de Doper te gaan en openlijk te kennen te geven dat hij zich aan de zijde van het koninkrijk der hemelen, Gods Koninkrijk, had geschaard? De zondeloze Zoon van God was niet uit berouw voor zijn zonden naar Johannes gekomen om gedoopt te worden, maar omdat hij het ernstige besluit had genomen ten behoeve van het grootste koninkrijk van het universum de wil van zijn hemelse Vader te doen.
2. Wat werd door Jezus’ waterdoop over hem te kennen gegeven, en wat was volgens Jesaja 53:7-12 Jehovah’s wil ten aanzien van hem?
2 Toen Jezus door Johannes de Doper in de Jordaan werd gedoopt, werd niet te kennen gegeven dat hij zich in overeenstemming met Gods Tien Geboden en andere door bemiddeling van Mozes gegeven wetten moest brengen, maar dat Jezus de Koninkrijksdienst op zich had genomen en deze dienst voortaan als het belangrijkste doel in zijn leven beschouwde. Voor al het andere op aarde was hij gestorven. Door zijn komst werd Psalm 40:7 en 8 vervuld, waarin was geprofeteerd: „Hier ben ik gekomen, daar het in de boekrol over mij stond geschreven. In het doen van uw wil, o mijn God, heb ik behagen geschept.” Wat Gods wil ten aanzien van hem was, stond ten dele in Jesaja 53 opgetekend: „Hij werd net als een schaap naar de slachting geleid . . . Wegens de overtreding van mijn volk heeft hij de genadeslag gekregen. Hij zal zijn graf zelfs bij de goddelozen stellen, en bij de rijken in zijn dood, ondanks dat hij geen gewelddaden had gedaan en er geen bedrog in zijn mond was geweest. Jehóvah had er echter behagen in hem te verbrijzelen; hij heeft hem ziek gemaakt. . . . en hij heeft de zonden van vele mensen gedragen en vervolgens heeft hij voor de zondaars bemiddeld.”
3. Hoe leidde Jehovah’s gedragslijn er toe dat Jezus moest bewijzen de „nederigste onder de mensen” te zijn?
3 Jehovah’s gedragslijn met betrekking tot Jezus was: „Nederigheid gaat aan heerlijkheid vooraf” (Spr. 18:12). Dat Jezus nederig was, moest door zijn volmaakte gehoorzaamheid aan Gods wil worden bewezen, dus „hoewel hij een Zoon was, heeft hij gehoorzaamheid geleerd uit hetgeen hij heeft geleden”. Het was Gods wil „bij het tot heerlijkheid brengen van vele zonen, de Voornaamste Vertegenwoordiger van hun redding door lijden [te] volmaken” (Hebr. 5:8; 2:10). Doordat Jezus zich heeft „vernederd en . . . gehoorzaam [is] geworden tot de dood, ja, de dood aan de martelpaal”, toonde hij dat hij de „nederigste onder de mensen” was.
4. Welke verhoging volgde er toen Jezus zich wat het ten uitvoer brengen van Jehovah’s wil betreft, het onderdanigst had getoond?
4 Was er in het gehele universum iemand die de wil van de hemelse Vader op onderdaniger wijze ten uitvoer bracht? Had iemand zich waardiger getoond om van God het Koninkrijk te ontvangen? „Hierom juist heeft God hem tot een superieure positie verhoogd en hem in zijn goedgunstigheid de naam boven elke andere naam gegeven, zodat in de naam van Jezus iedere knie zich zou buigen van degenen die in de hemel, op de aarde en onder de grond zijn, en iedere tong openlijk zou belijden dat Jezus Christus Heer is tot de heerlijkheid van God, de Vader.” — Fil. 2:8-11.
5. Waarom bestaan er voor de politieke heersers, vooral voor de „christelijke”, geen gegronde redenen tegen Jezus’ aanstelling als koning bezwaar te maken, en waardoor wordt desondanks aangetoond dat zij zijn gebed op huichelachtige wijze bidden?
5 Geen enkel menselijk schepsel, zelfs niet de hoogste en machtigste potentaat, kan er derhalve op grond van geldige redenen bezwaar tegen maken dat hij die de „nederigste onder de mensen” was, op zulk een onvergelijkelijke wijze over het koninkrijk der mensen wordt aangesteld. Geen der heersers, vooral zij die christelijk beweren te zijn, heeft ook maar één morele of religieuze reden om tegen zulk een Koning te strijden wanneer hij de heerschappij over de gehele aarde en haar volkeren op zich neemt. Toch blijven zij door de krankzinnige, beestachtige handelwijze welke zij sinds 1914 ten aanzien van de „nederigste onder de mensen” of Gods eigen keuze, hebben gevolgd, zeggen: „Wij willen niet dat deze man koning over ons wordt” (Luk. 19:14). Zij gedragen zich huichelachtig wanneer zij naar hun kerkgebouwen gaan en gezamenlijk het Onze Vader bidden, waarin wordt gezegd: „Uw Koninkrijk kome; uw wil geschiede, gelijk in den hemel alzo ook op de aarde.” — Matth. 6:9, 10, NBG.
6. Hoe wordt door de verklaring welke Nebukadnezar na zijn „zeven tijden” van krankzinnigheid aflegde, aangetoond dat het voor de heersers nutteloos is bezwaren te maken?
6 Het heeft totaal geen nut er bezwaar tegen te maken dat de „nederigste onder de mensen” thans de Koninkrijksmacht uitoefent en tegen hem te strijden. Sta er eens bij stil wat Nebukadnezar zei nadat hij „zeven tijden” lang krankzinnig was geweest. Hij zegende de Allerhoogste God en zei: „Alle bewoners der aarde worden als niets geacht; Hij doet naar zijn wil met het heir des hemels en de bewoners der aarde: en niemand is er, die zijn hand kan weerhouden of tot hem kan zeggen: wat doet Gij?” Hoe waar is dit, want wat hebben alle koningen en heersers die thans met hun legers tot Armageddon worden vergaderd, te betekenen? Met hem vergeleken zijn ze immers niets! Zelfs onder het „heir des hemels” handelt de Allerhoogste God, Jehovah, overeenkomstig zijn oppermachtige wil.
7. Hoe heeft Jehovah ten aanzien van machtige geestenvorsten gehandeld, en hoe werd het pasgeboren koninkrijk in staat gesteld Gods wil te doen?
7 Gods engel die naar Daniël was gezonden, openbaarde dat alle zeven wereldmachten van de menselijke geschiedenis een geestelijke demonen-„vorst” hebben gehad die onzichtbaar toezicht hield. De „heerser der demonen”, Satan de Duivel, „de heerser van de wereld”, staat boven deze zeven vorsten (Matth. 12:24; Joh. 12:31; 14:30). Deze zeven demonen-„vorsten” zijn met hun satanische heersers veel machtiger dan de heersers der aarde. Toch heeft God ten aanzien van al deze acht geesten een zodanige handelwijze aan de dag gelegd dat zijn wil in de hemel kon geschieden. Gedurende het bewind van alle zeven wereldmachten, te beginnen met het Egypte uit de oudheid tot nu toe, heeft Jehovah het geen van de geestenvorsten toegestaan met succes tussenbeide te komen wanneer hij de tijden en stonden veranderde. Toen de „zeven tijden” voor de natiën van Satans wereld in 1914 ten einde liepen en het de goddelijke wil was dat het koninkrijk van de „nederigste onder de mensen” werd opgericht, handelde Jehovah in de hemelse legerscharen overeenkomstig zijn wil. De grote scharlaken gekleurde draak, Satan de Duivel, rolde zich op om, zodra het Koninkrijk was geboren, er op af te springen en het te verzwelgen. Het kwam echter niet zo ver dat hij er zijn tanden in kon zetten. Gods wil geschiedde, en het Koninkrijk werd buiten het bereik van de klauwen van de draak gebracht en begon Gods wil te doen.
8. Hoe geschiedde de wil van de hemelse Vader na de geboorte van het koninkrijk onder het „heir des hemels”?
8 Het was Gods wil dat er in de hemel onmiddellijk tegen de draak en zijn demonenschaar oorlog zou worden gevoerd. Dezen verzetten zich tegen de tenuitvoerbrenging van de goddelijke wil, maar liepen zich alleen maar tegen de onweerstaanbare heerser te pletter. In een profetisch visioen van deze hemelse oorlog, welke in 1914 begon, zegt de apostel Johannes: „Ook werd er voor hen geen plaats meer in de hemel gevonden. Daarom werd de grote draak nedergeworpen, de oorspronkelijke slang, die Duivel en Satan wordt genoemd, die de gehele bewoonde aarde misleidt; hij werd naar de aarde nedergeworpen, en zijn engelen werden met hem nedergeworpen. Ik hoorde een luide stem in de hemel zeggen: ’Thans zijn de redding, de macht en het koninkrijk van onze God en de autoriteit van zijn Christus verwezenlijkt’” (Openb. 12:3-10). Aldus geschiedde de wil van de hemelse Vader onder het heir des hemels.
9, 10. (a) Welke vragen stellen wij met het oog op het gebrek aan succes van de geestenvorsten in de hemel, over de aardse wereldmachten? (b) Hoe ver heeft Satan het met al zijn tegenstand tegen God uiteindelijk gebracht, en waarom blijft God zijn wil sinds 1914 drastischer onder de mensen ten uitvoer brengen?
9 Satan de Duivel, zijn over de wereldmachten aangestelde vorsten en zijn andere demonen-engelen waren in de hemel niet voorspoedig. Hoe zouden de machtige zevende wereldmacht, de vrees-inboezemende communistische macht en alle andere politieke machten welke door mensen worden geregeerd, die alle lager zijn dan de engelen, dan op aarde succes kunnen hebben? Hoe zouden zij de goddelijke wil dat Jehovah’s koninkrijk door bemiddeling van Christus de alleenheerschappij over en het exclusieve bezit van de aarde zal hebben, dan met succes kunnen weerstaan? De Allerhoogste God was bij machte bovenmenselijke engelen in bedwang te houden en aan banden te leggen, en zelfs te midden van grote legerscharen vijandige engelen, de demonen, neemt hij nog steeds deze positie van de Allerhoogste en Almachtige in. Ongeveer 5938 jaar lang heeft hij Satan de Duivel in de hemel verdragen. Hoever heeft hij het met al zijn duivelse oppositie nu, in dit jaar 1959, gebracht, en hoe hoog is zijn positie thans? Zo hoog als Gods voetbank, de aarde, waar de Duivel in 1914 met geweld uit de hemel naar toe is geworpen.
10 Woedend over zijn vernedering, zet hij de mensen er hier op aarde toe aan met elkaar te wedijveren om de beheersing van de interplanetaire ruimte, om te zien hoe hoog zíj met hun zelfzuchtige bedoelingen en zonder met Gods wil rekening te houden, kunnen komen. De Duivel en zijn demonen werken achter schermen welke moeilijker zijn te doordringen dan het IJzeren Gordijn. In een krankzinnig tempo stuwen zij alle politieke heersers en hun legers naar een toestand van oppositie tegen Jehovah God opdat zij aan een Armageddon-gevecht, „de oorlog van de grote dag van God de Almachtige”, zullen deelnemen (Openb. 16:14, 16). God heeft echter lange tijd machtige engelen en duivels in onderworpenheid en onder zijn toezicht gehouden, dus hoeveel gemakkelijker is het niet voor hem om alle menselijke bewoners van de aarde, zijn voetbank, in bedwang te houden? Hij zal onder de mensen overeenkomstig zijn wil blijven handelen, en wel veel drastischer sinds Zijn „bestemde tijden der natiën” zijn verstreken en het koninkrijk van zijn Christus geen enkele goddelijke belemmering meer heeft om ten aanzien van de heidense wereldmachten tussenbeide te komen.
HET LAM WORDT EEN LEEUW
11. (a) Met welke eenvoudige bijbelse waarheid dienen de natiën van het Oostelijke, Westelijke en neutrale blok thans bekend te zijn? (b) Tot welke handelwijze zullen de natiën de „nederigste onder de mensen”, door tegen de vervulling van Psalm 2:7-9 bezwaar te maken, brengen?
11 Of de natiën nu tot het Oostelijke, het Westelijke of het neutrale blok behoren, laten ze alle deze eenvoudige bijbelse waarheid goed in gedachten houden: De Schepper en Eigenaar van deze aarde heeft de aarde niet aan het communisme gegeven, zodat het communistische blok absoluut verder geen plannen behoeft uit te denken of pogingen in het werk te stellen om zich van de wereldheerschappij meester te maken. Ook heeft de Allerhoogste God deze aarde niet aan de democratie — een regering van en door de bewoners der aarde, die door hem als niets worden geacht — geschonken. Sinds 1914 heeft hij deze aarde aan de theocratie gegeven, aan de godsregering welke door Jezus Christus, en niet door de priesters en geestelijken der christenheid wordt bestuurd. In Psalm 2:7-9 kunnen wij lezen hoe God zijn hemelse Zoon lang geleden heeft uitgenodigd om, zodra de „zeven tijden” van Satans wereldheerschappij door middel van machtige rijken en natiën op aarde voorbij waren, om de heerschappij over de gehele aarde te vragen. Laat de zevende wereldmacht (de Anglo-Amerikaanse combinatie), de achtste wereldmacht, (de Verenigde Naties met zijn eenentachtig communistische, democratische en neutrale lidmaten), ja, laten alle natiën, of ze nu wel of niet bij de V.N. zijn aangesloten, maar tegen Gods uitnodiging aan Christus bezwaar maken, als ze dat willen. Laten ze zich er maar tegen verzetten dat Christus op Gods uitnodiging is ingegaan en de regering over de aarde op zich heeft genomen. Als de wereldse natiën onder de demonenvorsten en het hoofd der demonen, Satan, er op uit zijn om in deze atoom-, geleide projectielen en ruimtevaarteeuw te strijden, zal de „nederigste onder de mensen”, Jezus Christus, deze keer de strijd met hen aanbinden.
12. In wat voor strijd was Jezus in 1914, in tegenstelling met het leven dat hij negentienhonderd jaar geleden op aarde leidde, gewikkeld, en waarop liep deze uit?
12 Toen hij negentien eeuwen geleden op aarde verbleef, was hij als het Lam Gods ongevaarlijk en schijnbaar weerloos en niet strijdlustig. Niemand op aarde heeft Jezus Christus ooit in een gewelddadige strijd gewikkeld gezien. Gedurende de eerste en de tweede Wereldoorlog heeft hij aan geen van beide zijden tegen mensen gestreden, wat de geestelijken van beide kanten ook zonder enige ondersteuning van de bijbel gezegd mogen hebben. Jezus was in 1914 in een belangrijker strijd gewikkeld dan in een oorlog tegen keizer Wilhelm van Duitsland of tsaar Nicolaas II van Rusland. In de oorlog die in 1914 in de hemel uitbrak, streed hij met een mónster, de symbolische draak Satan de Duivel, en zijn demonenengelen, maar hij heeft ze naar de aarde geworpen.
13. (a) Zullen mensen de „nederigste onder de mensen” dan in de strijd gewikkeld zien? (b) Hoe zal hij bewijzen de Koning der koningen te zijn?
13 Niemand van ons die in die tijd leefde, heeft die onzichtbare strijd gezien. Wij konden met onze ogen alleen maar zien hoe op aarde de eerste Wereldoorlog woedde. O, maar in de komende strijd van Armageddon zal de gehele mensheid werkelijk zien hoe Jezus Christus, de „nederigste onder de mensen”, voor Jehovah God strijdt. Dan zullen de grote wereldmachten, de andere natiën en alle mensen weten dat Jezus Christus werkelijk kan strijden, ja, de overwinning kan behalen tegen alles wat niet in overeenstemming is met de goddelijke wil. Dan zal hij zich niet als het geslachte Lam, maar als de koninklijke „Leeuw van de stam Juda”, de Leeuw van hen die Jehovah lof toebrengen, doen kennen. Door de overwinning te behalen, zal hij de gehele mensheid bewijzen dat hij de Koning der koningen is, die Satans gehele wereld op zijn voetbank in het stof kan doen bijten. — Joh. 1:29, 36; Openb. 5:5, 12; 17:14; 19:11-21.
HET VOLK VOOR DE GODDELIJKE WIL
14. Waarom leven wij thans in een periode van grotere veranderingen dan in Noachs tijd, en wie worden er met het vastbesloten, onwankelbare volk bedoeld dat Jehovah voor deze tijd heeft voorzien?
14 Voor de God des hemels is nu de gelegen tijd gekomen om ’tijden en stonden te veranderen, koningen af te zetten en koningen aan te stellen’ (Dan. 2:19-21; NBG). De tijd is aangebroken om de oude wereld te verwijderen en de nieuwe wereld, onder de „geringste onder de mensen”, de Koning der koningen, in te leiden. Zelfs in de dagen van Noach, die door de wereldomvattende vloed werden gekenmerkt, leefden de mensen niet in zulk een periode van grote veranderingen als dit geslacht (Matth. 24:37-39). Te midden van al deze omwentelingen en onzekerheid voorzag de God des hemels een standvastig, vastbesloten volk dat zou weten wat het wilde. Met dat volk wordt u allemaal bedoeld, die zich aan de God des hemels hebben opgedragen en niets anders zouden willen dan dat de wil van de hemelse Vader zowel in hemel als op aarde geschiedt. U wordt ermee bedoeld, die oprecht bidt of zijn koninkrijk als een volledige vervulling van het Koninkrijksverbond dat hij met Jezus Christus heeft gesloten, mag komen, en die dat Koninkrijksverbond hooghoudt zonder een compromis met wereldse heersers, zelfs niet met de totalitaire, dictatoriale, communistische heersers van deze wereld, aan te gaan.
15. Wat zei Jehovah’s engel tot Daniël toen hij op zulk een volk dat weigert te schipperen, wees?
15 Jehovah zei tot Daniël, en hierbij had hij u allen, die weigert te schipperen, op het oog: „Zij [de politici] zullen de gruwel oprichten die verwoest. Hij [de aan het bewind zijnde dictatoriale macht] zal hen die het verbond overtreden door vleierijen afvallig maken, maar het volk dat zijn God kent, zal vast staan en handelend optreden. En de verstandigen onder het volk zullen velen tot inzicht brengen, maar zij zullen enkele dagen door zwaard en vuur, door gevangenschap en beroving vallen. Terwijl zij vallen, zullen zij enige hulp ontvangen. Velen zullen zich met vleierijen bij hen aansluiten, en sommigen van de verstandigen zullen vallen, om hen te zuiveren en te reinigen en om hen wit te maken, tot de tijd van het einde, want het is nog voor de vastgestelde tijd.” — Dan. 11:31b-35, RS.
16. Hoe bent u zo verstandig om als een volk dat niet wenst te schipperen, te weigeren Gods verbond voor het koninkrijk te overtreden, en welk standpunt heeft u ten aanzien van de strijdvraag — het wilde vredesbeest of de Vredevorst — ingenomen?
16 U, die uw God kent, weigert zijn verbond voor het Koninkrijk te overtreden. U weet dat de God des hemels dit koninkrijk aan de „nederigste onder de mensen”, Jezus Christus, heeft gegeven en u zou niemand anders als koning over het koninkrijk der mensen aangesteld willen zien. U weet hoe God van tevoren heeft gewaarschuwd hoe mensen in deze periode van veranderingen Gods koninkrijk zouden verwerpen en hun hart op een menselijk maaksel zouden stellen in plaats van op het theocratische koninkrijk. Zij zouden de „gruwel oprichten die verwoest”, een vervanging voor het koninkrijk naar Gods wil. In deze tijd is dit afschuwelijke, politieke afgodsbeeld, dat met de volle steun der geestelijken is opgericht, de Verenigde Naties, die, doordat er steeds meer macht aan wordt toegekend en het ’s werelds laatste hoop wordt genoemd, door de mensen wordt verafgood. Zij keren hun ogen af van Gods koninkrijk, dat over de gehele wereld wordt bekendgemaakt, en buigen zich in aanbidding voor deze politiek-religieuze gruwel, welke in Gods Woord met een scharlaken gekleurd wild beest, een internationaal vredesbeest, wordt vergeleken. Wat u allen echter betreft, u weigert aan deze internationale aanbidding deel te nemen en voor wereldvrede naar de V.N. op te kijken, daar het verbond dat God met de Vredevorst voor het koninkrijk heeft gesloten door zulk een aanbidding wordt overtreden. U weet waarover de strijdvraag gaat — het wilde vredesbeest of de Vredevorst! — en u hebt de Vredevorst, Gods gezalfde Zoon en regerende Koning gekozen.
17. Hoe hebt u als een volk dat weigert te schipperen, getoond dat u uw God kent, en hoe bent u door vervolging beproefd?
17 U hebt dit onbuigzame standpunt voor het Koninkrijk ingenomen omdat u uw God kent en weet dat hij niet de een of andere onlichamelijke, kosmische intelligentie is die vaag met God wordt aangeduid, iemand zonder een voornemen, geschiedenis en naam. Uw God is een persoonlijke God die, zoals u allen weet, de naam Jehovah draagt. U weet dat hij u heeft opgedragen zijn getuigen te zijn en zijn heilige naam bekend te maken, en als mensen die geestelijke zaken verstandelijk kunnen beoordelen, onderscheidt u wat Gods werk gedurende deze korte periode, voordat het volledige einde over deze wereld komt, voor u is. In overeenstemming met uw ernstige besluit Gods wil te doen, neemt u aan een bijbels opvoedkundig werk deel om „velen” ten aanzien van de goddelijke wil „tot inzicht [te] brengen”, zodat ook dezen Gods wil kunnen doen en tot in Gods nieuwe wereld van rechtvaardigheid mogen blijven leven. Voor deze onwrikbare handelwijze hebt u veel vervolging moeten ondergaan en hebben de dictatoriale machten u tot nu toe reeds vele dagen door zwaard en vuur, en door gevangenschap en beroving doen struikelen en wankelen. Sommigen van ons heeft men zelfs zó doen struikelen, dat hun val de dood tot gevolg had. Dit heeft ons geloof in God, onze rechtschapenheid jegens hem en onze loyaliteit jegens zijn koninkrijk — dat wij als een laatste getuigenis aan alle natiën moeten prediken voordat hun einde komt — op de proef gesteld.
18. Welke zuivering en reiniging is door deze vervolging teweeggebracht?
18 Door deze vervolging — welke voor velen van ons zo wreed is geweest dat martelaren des geloofs er zelfs het leven bij moesten laten — zijn onze aantallen gezuiverd en zijn wij van alle deelgenootschap met deze wereld gereinigd en in onze rechtvaardige verschijning voor Gods ogen wit gemaakt. Wij zijn echter vastbesloten om deze door onze exclusieve toewijding aan Jehovah God veroorzaakte vervolging en onderdrukking te blijven verduren totdat zijn tijd is aangebroken om de vijandelijke onderdrukker in Armageddon het onderspit te doen delven.
19. Waarmee hebben vele mensen zich als een vervulling van de door de engel gegeven profetie bij ons aangesloten, en hoe zijn spionnen hierbij inbegrepen?
19 Wij hebben in ons op de bijbel gebaseerde opvoedkundige werk, dat thans in 175 landen, eilanden en gebieden geschiedt, vele miljoenen mensen van alle soorten bereikt. Honderdduizenden hebben een begrip van Gods Woord gekregen en hebben gunstig op de bekendmaking van Gods koninkrijk gereageerd, waarna zij zich evenals Jezus aan God hebben opgedragen om zijn wil te doen. Er zijn echter ook velen geweest die ’zich met vleierijen bij hen hebben aangesloten’. Deze mensen zijn persoonlijk met het volk dat zijn God kent, in contact gekomen. Zij kennen de Nieuwe-Wereldmaatschappij van Jehovah’s getuigen van zeer nabij en hebben alleen maar goede woorden voor de reinheid van de organisatie en voor de liefde welke de leden ervan voor God en zijn Christus en voor elkaar aan de dag leggen. Zij laten zich vol bewondering over onze moedige houding ten aanzien van de in Gods Woord opgetekende beginselen uit en verbinden zich met ons om, zelfs in hun eigen huis en in onze Koninkrijkszalen, Gods Woord te bestuderen. Hoeveel hiervan is echter niets anders dan vleierij! Het is louter vleierij wanneer vijandelijke spionnen onze gelederen binnenkomen om ons te bespieden en te trachten de organisatie in geestelijk opzicht te ondermijnen en om ons — nadat sommigen van ons hun waakzaamheid als gevolg van hun vleierijen hebben laten verslappen — aan dictatoriale of totalitaire heersers te verraden.
20. Wanneer uitgesproken bewonderaars niet tot welk punt vorderingen maken, is het louter vleierij, en wat zeggen wij derhalve tot hen die ons alleen maar willen vleien?
20 Het is louter vleierij wanneer de uitgesproken bewonderaars niet verder gaan dan slechts woorden te uiten en Gods opgedragen volk niet navolgen door zich eveneens aan Jehovah op de dragen en zich bij ons aan te sluiten om getuigenis af te leggen van Gods koninkrijk, alhoewel zij de wereld hierdoor tot hun vijand maken en zij lijden en vervolging over zich brengen. Wij zijn er in ons bijbelse opvoedkundige werk, door middel waarvan wij getuigenis afleggen van Gods voorziening voor redding, niet op uit slechts vleiende woorden te horen, maar trachten veeleer de verloren schapen van de Grote Herder Jehovah te vinden opdat wij ze naar de kudde van de Juiste Herder, Jezus Christus, kunnen brengen. Of ons werk succesvol is geweest, blijkt pas wanneer wij de op schapen gelijkende mensen in Gods schuilplaats van redding kunnen bijeenvergaderen, en niet uit de goedkeurende woorden van hen die ons willen vleien. Wanneer de op schapen gelijkende personen die God liefhebben zich bij ons in onze aanbidding en dienst van hem aansluiten en tegelijkertijd lijden met ons ondergaan, betekent dit een werkelijke steun voor ons, alhoewel deze slechts klein is in vergelijking met de hulp welke wij van God en Christus en van de heilige engelen ontvangen. Tot hen die ons alleen maar willen vleien, zeggen wij: Houdt er mee op schepselen te vleien, maar geeft de Schepper de lof die hem toekomt. Draagt u aan hem op en wordt zijn getuigen. Alleen hierdoor kunt u redding verkrijgen!
21, 22. (a) Waardoor worden wij op zo’n wonderbaarlijke wijze met elkaar verenigd? (b) Welk gezamenlijke gebed zenden wij in overeenstemming met zijn wil op?
21 Te midden van het anarchistische conflict tussen mensen die allemaal hun eigen wil trachten door te drijven, zetten wij ons exclusief in voor het doen van Gods tot uitdrukking gebrachte wil. Juist door deze goddelijke wil worden wij op zulk een wonderbaarlijke wijze in ons hart, onze geest, onze woorden en onze handelwijze met elkaar verenigd. In ons gezamenlijke gebed tot God vragen wij of hij zijn koninkrijk in de overwinnende aanval welke het in Armageddon op de gehele organisatie van de Duivel zal ondernemen, wil laten komen. Ja, zijn volmaakte, rechtvaardige en heilige wil geschiede evenals in de hemel, ook op deze aarde, zijn voetbank. Laten de goddeloze tegenstanders van zijn wil uit het leven worden weggevaagd en laten allen die zijn wil trouw, liefdevol en gehoorzaam ten uitvoer brengen, in Armageddon de tot zijn rechtvaardiging strekkende overwinning over al zijn vijanden zien en de nieuwe wereld van rechtvaardigheid, vrede, waarheid en heiligheid binnengaan. Laat de gehele aarde vol zijn van de kennis van de heerlijkheid van Jehovah, zoals de wateren de bodem der zeeën bedekken.
22 Laat zijn koninkrijk deze aarde zegenen, zodat het paradijs hersteld kan worden, het zijn aardse voetbank schitterend kan maken en volmaakte, menselijke schepselen, die naar zijn beeld en gelijkenis zijn geschapen, een gelukkig tehuis kan verschaffen. Laat zijn gezalfde Koning een geroep doen horen, zodat allen die zich in de herinneringsgraven bevinden, dit kunnen horen en in de opstanding uit hun graf kunnen opstaan om de gelegenheden welke allen die zijn koninkrijk gehoorzaam zijn, voor eeuwig in het Paradijs zullen verkrijgen, te benutten en zich hierover te verheugen. Laten alle goddelozen, waar zij zich ook bevinden, uitgeroeid worden, maar laten allen die Jehovah liefhebben bescherming ontvangen, opdat zij het eeuwige leven kunnen beërven. Laten al zijn werken, op alle plaatsen waar Jehovah heerst, hem zegenen. Laat alles wat adem heeft, Jehovah zegenen, want zijn wil geschiedt.