Vragen van lezers
● Hoe denken Jehovah’s getuigen over de doodstraf? — V.S.
Jehovah’s christelijke getuigen houden zich aan wat de Heilige Schrift als Gods zienswijze ten aanzien van de doodstraf weergeeft. Zij erkennen dat Jehovah God, als de Schepper van de mens, het absolute recht heeft wetten uit te vaardigen die gehoorzaamd moeten worden, wil men zich in leven blijven verheugen. Wanneer God daarom vaststelt dat bepaalde mensen de doodstraf verdienen omdat zij ermee blijven doorgaan zonde te beoefenen, kan hij hen terecht ter dood brengen. Twee opmerkelijke voorbeelden van zulk een doodstraf die door God werd voltrokken, zijn de vernietiging van de ongehoorzame mensheid in de Vloed en de latere vernietiging van Sodom en Gomorra. — 2 Petr. 2:5, 6.
Als Wetgever, Rechter en Opperste Soeverein, kan Jehovah God ook aan anderen de autoriteit overdragen om wetschenders ter dood te brengen. Na de vloed van Noachs dagen machtigde hij bijvoorbeeld mensen de doodstraf toe te dienen voor opzettelijke moord. Wij lezen: „Al wie het bloed van een mens vergiet, diens bloed zal door de mens vergoten worden, want naar Gods beeld heeft hij de mens gemaakt” (Gen. 9:6). Door de moordenaar ter dood te brengen, zou de menselijke autoriteit optreden als „Gods dienares, een wreekster voor het tot uitdrukking brengen van gramschap jegens degene die het slechte beoefent”. — Rom. 13:4.
Sommigen kunnen zich natuurlijk afvragen of menselijke autoriteiten terecht personen kunnen terechtstellen voor daden die in Gods Woord niet als misdrijven worden aangeduid waarop de doodstraf staat. Dat is een verantwoordelijkheid die de regeringen voor het aangezicht van God moeten dragen. Er is echter geen schriftuurlijke grond om te zeggen dat regeringen veroordeeld worden omdat ze voor moordenaars de doodstraf voorschrijven. Gods zienswijze is dat de persoon die opzettelijk iemand anders het leven ontneemt, zijn eigen leven verbeurt.
● Waarom viel het begin van de Eerste Wereldoorlog niet samen met het vroege begin van oktober, toen de „bestemde tijden der natiën” eindigden? — V.S.
Zoals vaak in dit tijdschrift is aangetoond, heeft Christus Jezus in 1914 G.T., aan het einde van de „bestemde tijden der natiën” of de tijden der heidenen, het koningschap over de natiën ontvangen (Luk. 21:24; Dan. 4:16, 17, 31, 32). Die „bestemde tijden” waren 2520 jaar voordien, na de vernietiging van Jeruzalem in 607 v.G.T. en de moord op de joodse bestuurder Gedalja, begonnen. Als gevolg van de moord op Gedalja in de maand Tisjri (september/oktober) („ten tijde van de zevende nieuwe maan”, Byingtonvertaling), voelden de joden die in het land Juda waren achtergebleven, zich genoopt te vluchten (Jer. 41:1, 2; 43:2-7). Toen de bevreesde joden naar Egypte vluchtten, moet het beslist al half Tisjri zijn geweest wilde er voldoende tijd zijn voor de gebeurtenissen die zich volgens de bijbel tussen de moord en de vlucht hebben voorgedaan. (Vergelijk Jeremia 41:4, 41:10–42:7.) Dit zou het begin van de tijden der heidenen op omstreeks 15 Tisjri 607 v.G.T. stellen.
Aan het einde van de tijden der heidenen, omstreeks 15 Tisjri (4/5 oktober) 1914 G.T. werd Openbaring 11:15 vervuld: „Het koninkrijk der wereld is het koninkrijk van onze Heer en van zijn Christus geworden.” Door zijn Zoon Jezus Christus op de troon te plaatsen, nam Jehovah God zijn macht op om als Koning over de mensenwereld te regeren.
Als de „heerser” van de van God vervreemde mensenwereld was Satan er beslist niet mee ingenomen te zien dat het Koninkrijk het volledige bestuur over de aangelegenheden van de aarde overnam (Joh. 12:31; 14:30; 16:11). Ruim negentien eeuwen voordien had hij de aangelegenheden zo gemanoeuvreerd dat als Jehovah niet tussenbeide was gekomen, Herodes de Grote het kind Jezus gedood zou hebben (Matth. 2:13). Op overeenkomstige wijze maakten Satan en zijn demonen zich zelfs nog vóór de geboorte van het hemelse koninkrijk gereed voor een aanval. Dit wordt symbolisch beschreven in Openbaring 12:3-5, waar wij lezen: „Er werd een ander teken gezien in de hemel, en zie! een grote vuriggekleurde draak, met zeven koppen en tien horens en op zijn koppen zeven diademen; en zijn staart sleept een derde deel van de sterren des hemels mee, en hij slingerde ze naar de aarde. En de draak bleef voor de vrouw staan, die op het punt was te baren, om zodra zij gebaard had, haar kind te verslinden. En zij baarde een zoon, een manlijk kind, dat alle natiën zal weiden met een ijzeren staf. En haar kind werd weggerukt tot God en tot zijn troon.”
Het behoeft dan ook geen verbazing te wekken dat de Eerste Wereldoorlog ongeveer twee maanden vóór het einde van de tijden der heidenen en derhalve vóór de geboorte van de symbolische „zoon” of het hemelse koninkrijk uitbrak. Satan de Duivel behoefde niet te wachten totdat het koningschap over de natiën in handen van Jezus Christus was geplaatst om dan pas de natiën in een grootscheepse oorlog te manoeuvreren. Het begin van dat bloedige conflict maakte ongetwijfeld deel uit van zijn listige plan personen te verblinden voor wat er in de hemel als een vervulling van de bijbelse profetieën was gebeurd en ook om indien mogelijk het Koninkrijk te beletten heerschappij over de mensenwereld uit te oefenen.