Gelooft u het werkelijk?
VAAK zal iemand zeggen: „Dat geloof ik”, wanneer hij er alleen maar verstandelijk mee instemt dat iets waar is. Zijn verstandelijke instemming betekent niet dat hij stappen gaat doen die ermee in overeenstemming zijn. Het kan zijn dat hij zoals sommige christenen in de eerste eeuw G.T. is aan wie de discipel Jakobus schreef: „Gij gelooft toch dat er één God is? Daaraan doet gij heel goed. En toch geloven de demonen ook en zij sidderen. Wilt gij echter weten, o ijdel mens, dat geloof afgescheiden van werken inactief is?” — Jak. 2:19, 20.
De engelen die zichzelf tot demonen maakten door een opstandige handelwijze te volgen, wisten dat God bestond. Zij moesten wel in hem geloven. Dat geloof bewoog hen er echter niet toe in overeenstemming met Gods wil te handelen.
Bijgevolg is geloof dat in de ogen van Jehovah God waarde heeft niet alleen maar een kwestie van iets als waar erkennen. Iemand die in overeenstemming met zijn geloof handelt, toont aan dat het echt is.
WAAR GELOOF ZET TOT ACTIVITEIT AAN
Als u een van Jehovah’s opgedragen getuigen bent, gelooft u dat het thans levende mensengeslacht zich in zijn „laatste dagen” bevindt. U gelooft dat het dringend noodzakelijk is anderen te helpen goedgekeurde dienstknechten van Jehovah God te worden en ervoor in aanmerking te komen de komende wereld-”verdrukking”, waardoor de „laatste dagen” zullen worden afgesloten, te overleven. U gelooft ook dat het Gods wil is dat „alle soorten van mensen worden gered en tot een nauwkeurige kennis van de waarheid komen” (1 Tim. 2:4). Wordt u door wat u over de „laatste dagen”, de komende „verdrukking” en Gods voornemen met de mens weet, tot activiteit aangezet? Bewijst uw hele levenswijze dat u werkelijk gelooft dat dit de „laatste dagen” zijn en dat het leven van de mensen in gevaar verkeert?
Iemand die Jehovah God werkelijk is toegewijd en diepe liefde voor zijn medemensen heeft, handelt in overeenstemming met zijn geloof. Hij spant zich krachtig in om de Koninkrijksboodschap aan anderen bekend te maken. Daarom zijn Jehovah’s getuigen heel druk met dit werk bezig. Zelfs in landen waar hun werk wegens tegenstand van overheidswege onder grote moeilijkheden wordt verricht, geven zij het niet op „dit goede nieuws van het koninkrijk” te prediken (Matth. 24:14). Het totale aantal uren dat Jehovah’s getuigen verleden jaar in elf van deze landen aan de openbare prediking van Gods Woord hebben besteed, is in feite veel groter dan gedurende dezelfde periode het jaar daarvoor. Dat was ook het geval in andere landen, zoals Italië, Japan, Korea, Mexico, Nederland, Nigeria, Spanje en Zambia.
Dit wil niet zeggen dat allen die met Jehovah’s getuigen verbonden zijn in het volledige besef leven dat dit werkelijk de „laatste dagen” zijn — neen, zelfs niet in de zojuist genoemde landen. Hoewel Jehovah’s getuigen als lichaam veel tot stand brengen, zijn er ongetwijfeld enkelen die meer zouden kunnen doen. Geldt dat voor u? In een aantal landen, waaronder Australië, de Britse eilanden, West-Duitsland, de Filippijnen en de Verenigde Staten, blijkt uit het totale bericht dat er verleden jaar minder uren aan het prediken van het Koninkrijk en het maken van discipelen werden besteed dan in het voorgaande jaar. Toch kan er niet gezegd worden dat Jehovah’s getuigen als groep niet hard hebben gewerkt in deze landen. De miljoenen uren die zij hebben besteed, weerspiegelen beslist dat zij ijverig gebruik hebben gemaakt van gelegenheden om anderen te helpen een nauwkeurige kennis van Gods Woord te verkrijgen. Was u persoonlijk ijverig in dit werk? Zelfonderzoek kan nuttig zijn.
Natuurlijk zijn de omstandigheden van land tot land en van individu tot individu anders. Wij moeten echter allen voortdurend op onze hoede zijn dat wij niet onze kostbare verhouding tot God uit het oog verliezen en ermee ophouden in overeenstemming te handelen met datgene waarvan wij weten dat het waar is. Niemand anders dan Jezus Christus waarschuwde zijn volgelingen voor het gevaar voordat het goddelijke oordeel wordt voltrokken, verstrikt te raken. Hij zei: „Schenkt . . . aandacht aan uzelf, dat uw hart nooit bezwaard wordt met overmatig eten en overmatig drinken en zorgen des levens, en die dag plotseling, in een ogenblik, over u komt als een strik. Want hij zal komen over allen die op de gehele aardbodem wonen. Blijft dan wakker, te allen tijde smekend dat gij erin moogt slagen te ontkomen aan al deze dingen die stellig gaan geschieden, en te staan voor het aangezicht van de Zoon des mensen” (Luk. 21:34-36). Het vereist krachtsinspanning om weerstand te bieden aan de druk die iemand in een diepe geestelijke slaap zou doen vallen.
EXCESSEN LEIDEN TOT GEESTELIJKE SLAPERIGHEID
Excessen in eten en drinken alsook in andere genoegens moeten vermeden worden. Zulke excessen stompen het mentale en geestelijke waarnemingsvermogen af en overladen het hart met schuldgevoelens. Ze veroorzaken ook dat de goede beweegredenen van het hart door vleselijke begeerten worden verdrongen. Degenen die toelaten dat vleselijke begeerten hun de baas worden, kunnen niet hopen als goedgekeurde dienstknechten van Jehovah God ’voor het aangezicht van de Heer Jezus Christus te staan’ wanneer de „laatste dagen” hun hoogtepunt vinden in de totale vernietiging van dit samenstel van dingen. — 2 Petr. 3:11-14.
Hoewel iemand zich misschien niet aan gulzigheid of dronkenschap schuldig maakt, kan hij toch wel een handelwijze volgen die zijn geestelijke waakzaamheid aantast. Hen kan zijn dat hij ontspanning een te voorname plaats in zijn leven laat innemen, waardoor zijn verlangen anderen te helpen tot een nauwkeurige kennis van de waarheid te komen, zwakker wordt. Het is voor elke opgedragen dienstknecht van God van levensbelang zijn geesteshouding en levenswijze aan een onderzoek te onderwerpen.
Vraag uzelf af: Is mijn verhouding tot God werkelijk het belangrijkste in mijn leven? Waar is mijn hart?
Als u datgene doet waarvan u weet dat het juist is, hebt u reden gelukkig te zijn met uw dienst voor God. Dit is in overeenstemming met wat God in zijn Woord zegt: „Wie . . . tuurt in de volmaakte wet, die tot de vrijheid behoort, en daarbij blijft, die zal, omdat hij geen vergeetachtig hoorder maar een dader van het werk is geworden, gelukkig zijn wanneer hij het doet.” — Jak. 1:25.
ONNODIGE BEZORGDHEID OVER DAGELIJKSE BEHOEFTEN IS GEVAARLIJK
Sommige opgedragen dienstknechten van Jehovah God ondervinden deze vreugde evenwel niet, hoewel zij zich misschien niet aan buitensporig eten of drinken of aan het najagen van genoegens overgeven. Wat is hun probleem? Hun hart ’is bezwaard geworden met de zorgen des levens’, dat wil zeggen, zij gaan zich al te veel zorgen over hun bestaan maken (Matth. 6:25-34). Hun zorg om in voedsel, kleding en onderdak te voorzien, heeft hun hart beroofd van de rustige zekerheid dat Jehovah God alles zal verschaffen wat zijn dienstknechten nodig hebben. Wanneer dit met iemand gebeurt, worden de beweegredenen van het hart op stoffelijke dingen gericht. Het verlangen om de wonderbare beloften van Jehovah God met anderen te delen, neemt af. Een zekere toekomst voor zichzelf en zijn gezin uitstippelen wordt het belangrijkste in het leven. Dit kan ertoe leiden dat men zich in tijdrovende zakelijke ondernemingen steekt of veel extra werelds werk of uitgebreide bouwwerkzaamheden op zich neemt.
Wat dient u te doen als uw hart u ooit daartoe mocht doen overhellen? Overdenk onder gebed waar wij ons in de stroom des tijds bevinden. Vraag uzelf af: Is het redelijk mijn leven met allerlei bezigheden te vullen zonder er rekening mee te houden dat dit huidige samenstel weldra zal eindigen? Is het juist dat ik tijd die ik zou kunnen gebruiken om anderen geestelijk te helpen, besteed aan het verkrijgen van bezittingen die ik niet werkelijk nodig heb?
Bedenk dat Jehovah God niet heeft beloofd mooie huizen en andere bezittingen te sparen wanneer dit goddeloze samenstel wordt vernietigd. Hij heeft beloofd ons leven te sparen. Oordeelsvoltrekkingen van Jehovah in het verleden bewijzen dit. Alle huizen en andere bezittingen die Noach en zijn gezin gehad mogen hebben, maar die niet in de ark konden worden meegenomen, werden vernietigd. Vóór de val van Jeruzalem in 607 v.G.T. werd tot Baruch, de secretaris van de profeet Jeremia, gezegd: „Dit heeft Jehovah gezegd: ’Zie! Wat ik heb opgebouwd, haal ik omver, en wat ik heb geplant, ruk ik uit, ja, zelfs het gehele land. Maar wat u betreft, gij blijft grote dingen voor u zoeken. Blijf ze niet zoeken. Want zie, ik breng een rampspoed over alle vlees’, is de uitspraak van Jehovah, ’en ik wil u uw ziel ten buit geven in alle plaatsen waarheen gij mocht gaan’” (Jer. 45:4, 5). Ook de christenen die Jeruzalem verlieten voordat de stad in 70 G.T. werd verwoest, redden slechts hun leven en de weinige stoffelijke bezittingen die zij konden dragen. Al het andere moesten zij achterlaten.
Ja, laten wij tevreden en blij zijn met wat God ons als onze „buit” — onze ziel — door de komende vernietiging heen laat behouden.
Zou het daarom geen onverstandig en gevaarlijk risico zijn materiële belangen na te jagen en geestelijke dingen te veronachtzamen? „Denkt aan de vrouw van Lot” (Luk. 17:32). Het is best mogelijk dat zij door haar gehechtheid aan stoffelijke dingen in Sodom ongehoorzaam was aan het bevel van de engelen, omkeek en ten gevolge daarvan haar leven verloor.
Dit wil niet zeggen dat alle bouwen en al het verwerven van stoffelijke bezittingen in deze „laatste dagen” verkeerd is. Het betekent ook niet dat Gods dienstknechten praktisch tot armoede dienen te vervallen. Een verstandig gebruik van stoffelijke goederen kan iemand in werkelijkheid de vrijheid geven meer tijd aan het bevorderen van geestelijke belangen te besteden, en dit is aanbevelenswaardig. — Luk. 16:9.
Door de ware aanbidding op de eerste plaats in ons leven te stellen, zullen wij niet onverhoeds door de vernietiging van dit samenstel van dingen overvallen worden. Wij kunnen dan de voldoening smaken te weten dat wij veel mensen hebben geholpen leven te verkrijgen. Dat is stellig een voortreffelijke beloning voor het feit dat wij ijverig ons geloof hebben getoond door positief te handelen. Indien dit uw wens is, laat uw hele levenswijze dan aantonen dat u gelooft dat wij in de „laatste dagen” van het huidige samenstel van dingen leven.
[Diagram op blz. 316]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
„LAATSTE DAGEN” — BINNEN ÉÉN GESLACHT
1914 EINDE VAN GODDELOZE
SAMENSTEL
Toename van wetteloosheid.
Natie tegen natie.
Aardbevingen.
Voedseltekorten.
Radeloze angst der natiën,
die geen uitweg weten.
Kritieke tijden.
Ongehoorzaam aan ouders.
Niet ontvankelijk voor enige
overeenkomst.
Mensen zonder zelfbeheersing.