De bijbelse waarheid over de doden schenkt hoop
Kunt u de treurenden werkelijk troosten?
ALS een dierbaar persoon in levensgevaar verkeert, bestaat er nog steeds hoop dat het lichaam de gevolgen van ziekte of een ongeluk met succes te boven zal komen. Maar wanneer zo iemand sterft, wat dan? Is er dan helemaal geen hoop meer? Als u zo’n in rouw gedompeld gezin bezoekt, kunt u de treurenden dan een krachtige hoop schenken? Of voelt u zich enigszins hulpeloos wanneer u tegenover hun tragedie komt te staan?
Hoop maakt de last van het verdriet lichter. Hoop brengt licht in de duisternis die als een lijkwade op de treurenden neerdaalt. Het moet evenwel een waarachtige hoop zijn, een hoop die goed is gefundeerd. Het moet een hoop zijn die op een onbetwistbare autoriteit is gebaseerd. Het moet de waarheid zijn. Gelooft u dat er zo’n vertroostende hoop bestaat?
Het kan zijn dat u, als de noodzaak tot troosten zich voordoet, op dezelfde wijze uw deelneming betuigt als u dit geestelijken bij begrafenisdiensten hebt horen doen. Het is waar dat veel mensen in tijden van verdriet naar hun kerk opzien voor troost. Maar velen worden nog dieper in verdriet gedompeld door wat hun over de dood is geleerd.
IJDELE VERTROOSTERS
Verplaats u eens in de positie van ouders die over de dood van een kind treuren. Hoe zou u reageren als een geestelijke naar u toekwam en u zei geen verdriet te hebben omdat God uw kind heeft weggenomen? Deze verklaring is niet ongewoon. Veel geestelijken aanvaarden de zienswijze die door een religieuze schrijver werd geuit, namelijk: ’Wie weet of God uw baby niet naar de hemel heeft weggenomen opdat hierdoor ook uw hart op de hemel gericht zou zijn?’ Zou dat u troost schenken? Het heeft sommigen veeleer verbitterd, aangezien zij zich bleven afvragen waarom een God van liefde hen met zo’n verlies wenste te treffen.
En welke troost kan er aan de talloze mensen gegeven worden die de nadering van de dood met angst en beven tegemoet zien? Hun is geleerd dat de dood in werkelijkheid geen dood is, maar in plaats daarvan een tijd inluidt waarin kwaaddoeners met verschrikkelijke pijnigingen gestraft zullen worden. Sommige geestelijken hebben de vlammen van de hel levendig afgeschilderd en hun gemeenten herhaaldelijk toegesproken over de eindeloosheid van de ellende die voor de „verdoemden” is weggelegd. Wat voor soort van troost kunt u treurenden schenken die aan een dergelijke terreurreligie zijn blootgesteld?
Misschien zijn sommigen van mening dat zij een tamelijk fatsoenlijk leven hebben geleid. Zij putten misschien troost uit de gedachte dat „alle goede mensen naar de hemel gaan”. Hun is geleerd dit te verwachten, maar toch kunnen zij angstige voorgevoelens hebben. Hoeveel mensen kent u eigenlijk die beweren zo’n vooruitzicht te hebben en die ernaar verlangen te sterven? De meeste mensen vinden het tegenwoordige leven verkieslijker dan de onzekerheid van de toekomst.
Wat valt er echter van te zeggen als zo iemand bij de dood niet werkelijk naar de hemel gaat? Dan worden de diepbedroefde nabestaanden misleid. U zult niet graag aldus misleid willen worden, is het wel? Mocht u bovendien toch een zekere mate van troost uit zo’n misleiding putten, dan zou deze stellig slechts van tijdelijke aard zijn! Werkelijke troost die blijvend is en waaraan wij ons met zekerheid kunnen vastklampen, moet in harmonie zijn met de waarheid. Als wij een leugen aanhangen, iets wat in strijd is met Gods Woord der waarheid, zal al onze aanbidding van God nutteloos zijn, want Christus verklaarde dat „wie [de Vader] aanbidden, . . . met geest en waarheid [moeten] aanbidden”. — Joh. 4:23, 24.
Men wordt beslist in een lastig parket geplaatst wanneer men het sterfhuis zou binnenkomen en alleen maar tot de diepbedroefde nabestaanden zou kunnen zeggen: „O, uw geliefde dode zal uiteindelijk naar de hemel gaan. Heb slechts geloof.” Is het niet waarschijnlijk dat de geest van sommige katholieke treurenden gekweld zal worden bij de gedachte dat de overledene eerst een langdurige periode van pijniging in het vagevuur moet ondergaan alvorens hij voor de hemel in aanmerking komt?
WAAROM HET DILEMMA?
Hebt u er ooit bij stilgestaan waarom u in zo’n dilemma verkeert — dat u uw treurende vrienden en familieleden wenste te troosten maar geen duidelijke boodschap van hoop kon bieden? Er is u misschien geleerd dat de mens een onzichtbare ziel heeft die het lichaam bij de dood verlaat en ergens anders als een bewust schepsel gaat wonen, hetzij in de hemel, in het vagevuur of in een „brandende hel”. Verder is u waarschijnlijk ook geleerd dat er een opstanding van de doden zal zijn. Jezus Christus heeft hier de verzekering van gegeven. — Joh. 11:25.
Sta hier echter eens bij stil en denk na. Als de doden niet werkelijk dood zijn maar ergens anders leven, waarom hebben zij dan nog een opstanding nodig? Als een dode ziel voor eeuwig aan een „brandende hel” is prijsgegeven hoe zou de persoon dan opgewekt kunnen worden? Toch zegt de bijbel dat zowel „de rechtvaardigen” als „de onrechtvaardigen” een opstanding zullen ontvangen (Hand. 24:15). Indien de dode ziel naar de hemel was gegaan, zou er nog minder reden zijn deze in de opstanding terug te brengen. Iemand die in de hemel is, zal daar beslist willen blijven!
Als de mens werkelijk een „onsterfelijke ziel” zou hebben, zouden wij er natuurlijk mee moeten instemmen dat de ziel bij de dood ergens naar toe moet gaan. Maar zelfs geestelijken die deze gedachte lang hebben aangehangen, spreken hier nu hun twijfel over uit. Een presbyteriaanse geestelijke in Australië bijvoorbeeld heeft naar verluidt gezegd: „Tijdens onze theologische opleiding werd heel duidelijk, en voor mij afdoend, uiteengezet dat de leerstelling van de onsterfelijkheid van de ziel niet aan het Nieuwe Testament was ontleend; dat ze een opvatting is die, naar het schijnt, haar oorsprong heeft gevonden in de Griekse filosofie, vooral bij Plato.” Kan er werkelijke troost worden geput uit een heidense filosofie?
DE BIJBEL SCHENKT HOOP
De gezaghebbende bron van religieuze waarheid is de bijbel, Gods geschreven Woord (Joh. 17:17). Wil uw aanbidding in Gods ogen aanvaardbaar zijn, dan moet ze in harmonie zijn met de bijbelse waarheid. Aanbidding die verbonden is met verwarrende leringen over de dood en de hoop voor de doden, kan God niet behagen. Hoe belangrijk is het derhalve dat degenen die Gods gunst en zegen wensen te ontvangen, te weten komen wat zijn Boek werkelijk over zulke belangrijke zaken heeft te zeggen!
In de bijbel wordt verklaard dat elke „ziel die zondigt, . . . zal sterven” (Ezech. 18:4, 20). En het woord „ziel” in de bijbel wordt heel vaak in dezelfde betekenis gebruikt als de woorden „wezen”, „persoon” en „schepsel”. In Gods Woord wordt over een „dode ziel” of een „levende ziel” gesproken zoals wij over een dode persoon of een levende persoon zouden spreken (Zie Leviticus 23:30; 21:1, 11; Numeri 5:2 en Genesis 2:7, in welke verzen in de Statenvertaling hetzelfde Hebreeuwse woord afwisselend is vertaald met „ziel”, „een dode” en „dode lichamen”). In dezelfde trant zou u iemand een „arme ziel” kunnen noemen en in werkelijkheid de persoon bedoelen — niet iets in de persoon.
En waarom sterven zielen of personen? Het bijbelse antwoord, zoals dit in Romeinen 5:12 wordt gegeven, luidt: „Door bemiddeling van één mens [Adam] [is] de zonde de wereld . . . binnengekomen en door middel van de zonde de dood, en aldus [heeft] de dood zich tot alle mensen . . . uitgebreid omdat zij allen gezondigd hadden.” De mensen sterven dus — en dit geldt voor jong en oud, verstandigen en verstandelozen — wegens de onvermijdelijke erfenis van de zonde. En als zij sterven, zijn zij werkelijk dood, zonder verder te bestaan en zonder zich ergens bewust van te zijn. De doden worden in de Schrift voorgesteld als verkerend in een diepe, droomloze slaap. Zij weten niets en zullen zich, tot de dag dat zij uit de doden worden opgewekt, nergens bewust van zijn.
Beschouw als bewijs van deze verklaringen de volgende belangrijke bijbelteksten eens: „Want de levenden zijn zich ervan bewust dat zij zullen sterven; maar wat de doden betreft, zij zijn zich van helemaal niets bewust, ook hebben zij geen loon meer, want de gedachtenis aan hen is vergeten” (Pred. 9:5). „Want David heeft in zijn eigen geslacht de uitdrukkelijke wil Gods gediend en is ontslapen en werd bij zijn voorvaders gelegd en heeft wel het verderf gezien” (Hand. 13:36). „O, dat gij mij in Sjeool [Hebreeuws voor „het graf”] zoudt verbergen, dat gij mij verborgen zoudt houden totdat uw toorn zich afwendt, dat gij mij een tijdslimiet zoudt stellen en aan mij zoudt denken! Kan een fysiek sterke man als hij sterft opnieuw leven? Al de dagen van mijn gedwongen dienst zal ik wachten, totdat mijn aflossing komt. Gij zult roepen en ikzelf zal u antwoorden.” — Job 14:13-15.
Die woorden van Job zijn volledig in overeenstemming met de profetie die door Christus Jezus werd geuit, namelijk: „Het uur komt waarin allen die in de herinneringsgraven zijn, [mijn] stem zullen horen en te voorschijn zullen komen” (Joh. 5:28, 29). Alle menselijke doden die God door bemiddeling van Christus barmhartig tot leven op aarde terugbrengt evenals Lazarus uit de doden werd opgewekt, zullen zich niets van hun slaap in de dood herinneren, of deze nu vier dagen of vierduizend jaar heeft geduurd (Joh. 11:11-17, 43, 44). Die doden zullen echter onder geheel andere omstandigheden tot het leven worden teruggebracht.
DE DODEN KEREN TOT HET LEVEN TERUG — IN HET PARADIJS!
Christus’ duizendjarige regering zal dan zijn begonnen, aangezien hij alle vijanden van vrede en rechtvaardigheid zal hebben verpletterd. Onder zijn hemelse regering zullen er wonderbare dingen op aarde tot stand gebracht worden. De aarde zal bijvoorbeeld veranderd worden in een paradijs, een plaats van schoonheid, vrede en vruchtbaarheid. Alle puin als gevolg van de „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” zal uit de weg worden geruimd. De grond zal met Gods zegen produktief worden. De vruchtopbrengst van de aarde zal de mensen helpen volmaakte gezondheid te bereiken. — Openb. 16:14; 20:4; 21:1-4; 1 Kor. 15:25.
Nu kunt u misschien begrijpen waarom Jezus zo antwoordde toen een kwaaddoener die naast hem werd terechtgesteld vroeg: „Jezus, denk aan mij wanneer gij in uw koninkrijk gekomen zijt.” Merk op dat Jezus hem niet beloofde dat hij in het hemelse koninkrijk zou zijn of er een deel van zou vormen — een voorrecht dat slechts aan een uitgelezen aantal uit de mensheid wordt geschonken. Neen, Jezus beloofde die kwaaddoener dat hij in het paradijs zou zijn. Hij sprak met geen woord over een „brandende hel” of een vagevuur. Zijn belofte is volledig in overeenstemming met het feit dat zelfs onrechtvaardige personen uit het graf zullen worden opgewekt en onder paradijsachtige omstandigheden in de gelegenheid worden gesteld te bewijzen dat zij het eeuwige leven waard zijn. — Luk. 23:39-43; 12:32; Hand. 24:15.
Is dat niet een wonderbare verwachting? Stelt u zich eens voor dat uw geliefde doden onder die prachtige omstandigheden tot het leven op aarde zullen worden teruggebracht! Voor de grote menigten die de doodsslaap zijn ingegaan, doemt er een geheel nieuwe toekomst op. Dat er een grote schare onrechtvaardigen en rechtvaardigen uit het graf zal worden opgewekt, blijkt ook uit de woorden in Openbaring 20:13: „En de zee gaf de doden in haar op, en de dood en Hades [Grieks voor „het graf”] gaven de doden in hen op, en zij werden ieder afzonderlijk geoordeeld overeenkomstig hun daden.”
Geen massaverhoor en -berechting, zo gelieve u op te merken, maar elkeen wordt „afzonderlijk” geoordeeld. Daar zal tijd voor nodig zijn. Ook kunnen wij er zeker van zijn dat zij niet op grond van hun vroegere bericht geoordeeld zullen worden, want op die basis zou de kwaaddoener die Christus’ belofte ontving, weinig kans maken. Het is veeleer zo dat „wie gestorven is, . . . van zijn zonde vrijgesproken . . . is” (Rom. 6:7). Hoe zij na hun opstanding op de liefdevolle regering van Christus’ hemelse koninkrijk zullen reageren, zal de basis vormen waarop elkeen wordt geoordeeld. Degenen die zich gewillig aan de leiding ervan onderwerpen, zullen schitterende vorderingen maken in de richting van menselijke volmaaktheid en de gave van eindeloos leven.
ANDEREN VERTROOSTEN
Kunt u inzien hoe vertroostend deze boodschap van bijbelse waarheid voor talloze diepbedroefde nabestaanden kan zijn? Toch kunnen alleen degenen die Gods Woord geloven en aanvaarden, van deze waarheden overtuigd worden. Niemand die met een kerkorganisatie verbonden blijft welke leerstellingen blijft onderwijzen waardoor deze wonderbare hoop wordt verborgen of ontkend, kan deze boodschap met overtuiging aan anderen doorgeven. Het zal u ongetwijfeld duidelijk zijn dat degenen die Gods Woord als de basis voor waarheid aanvaarden niets gemeen kunnen hebben met degenen die Gods Woord met menselijke tradities en theologische theorieën vermengen! — 2 Tim. 3:2-5.
Door alle ontwikkelingen van deze tijd wordt aangetoond dat de dag naderbij komt waarop Jehovah God de vernietiging van Babylon de Grote, het wereldrijk van valse religie, zal bewerkstelligen. Degenen die leven op een aards paradijs wensen te verwerven, moeten haar vele religieuze stelsels snel verlaten, of deze stelsels nu „heidense” of „christelijk” worden genoemd. Ze hebben alle de ware God verkeerd voorgesteld en te schande gemaakt en zijn in gebreke gebleven de treurenden op aarde ware troost te schenken. — Openb. 18:4-8.
Ook u kunt uit het midden van de Babylonische religieuze stelsels wegvluchten. Hoe? Door u aan te sluiten bij Jehovah’s getuigen, een grote schare christenen die zich reeds hebben afgescheiden van het ten ondergang gedoemde stelsel dat Satans leugens heeft bestendigd en de mensen in onwetendheid van de bijbelse waarheid heeft gehouden. Ook u kunt ervoor worden toegerust ’degenen die in enigerlei verdrukking zijn, te vertroosten door middel van de vertroosting waarmee Jehovah’s aanbidders zelf door God zijn vertroost’ (2 Kor. 1:4). Jehovah’s getuigen zullen graag een gratis huisbijbelstudie bij u houden. Zij zullen u ook verwelkomen op de bijbelstudiebijeenkomsten in hun Koninkrijkszalen. U zult er geweldig door worden aangemoedigd wanneer u de opwindende hoop voor de doden leert kennen die in de bijbel staat opgetekend.