Hoofdstuk 9
De Nieuwe Ordening, waarachter Gods heilige geest staat
1. Waarom zal de komende ordening, waarachter Gods heilige geest staat, ondanks de woorden uit Prediker 1:9 werkelijk iets nieuws zijn?
WANNEER wij spreken over een komende ordening waarachter Gods heilige geest staat, kunnen wij werkelijk zeggen: „Zie dit eens; het is nieuw.” Zelfs de wijze koning Salomo zal daarop niet zijn regel kunnen toepassen: „Er is . . . niets nieuws onder de zon” (Prediker 1:9, 10). Wat Salomo destijds zei, is tot nu toe waar gebleken met betrekking tot het leven van de mens en met betrekking tot de opkomst en ondergang van menselijke regeringen. De ordening der dingen echter die de Schepper van hemel en aarde binnenkort zal invoeren, zal werkelijk iets nieuws zijn, iets wat in de gehele geschiedenis der mensheid nog niet is voorgekomen.
2. Waarom is het te verwachten dat de heilige geest achter de beloofde nieuwe ordening staat?
2 Gods heilige geest zal achter de komende nieuwe ordening staan. Waarom ook niet? Deze geest stond achter het schrijven van de bijbel, en dit geïnspireerde boek staat boordevol met het goede nieuws over de vredige nieuwe ordening voor de onder moeite gebukt gaande mensheid. Wanneer de Nieuwe Ordening ten slotte nog in onze generatie werkelijkheid wordt, zullen allen die het voorrecht smaken daarin te mogen wonen, verrukt zeggen: „Dit is werkelijk iets nieuws!” Jehovah, de Almachtige God, zal trouw blijken te zijn aan zijn belofte jegens de mensheid: „Zie! Ik maak alle dingen nieuw.” — Openbaring 21:5.
3. (a) Over welke nieuwe dingen wordt in de Openbaring gesproken? (b) Waarom zal Gods nieuwe ordening geen lapwerk zijn?
3 De Openbaring, het laatste boek van de bijbel, spreekt over nieuwe dingen, zoals een „nieuwe naam”, een „nieuw lied”, „een nieuwe hemel en een nieuwe aarde” en het „Nieuwe Jeruzalem” (Openbaring 2:17; 3:12; 5:9; 14:3; 21:1, 2). Het is stimulerend over deze dingen na te denken en te spreken, en wanneer iemand begrepen heeft welke nieuwe dingen de mensheid te wachten staan, wordt hij ertoe bewogen ’Jehovah een nieuw lied te zingen’ (Psalm 96:1; 98:1; 144:9; 149:1). Jehovah’s nieuwe ordening zal geen lapwerk zijn, geen herstelde oude menselijke ordening, geen poging om zoveel mogelijk van de oude ordening te behouden en slechts enkele vernieuwingen in te voeren, zodat ’s mensen oude ordening als grondslag wordt gebruikt. Dit zou nooit werken. Jezus Christus zelf zei eens:
„Niemand knipt een lap van een nieuw bovenkleed af en naait die op een oud bovenkleed; doet hij dit echter wel, dan scheurt de nieuwe lap af, terwijl bovendien de lap van het nieuwe kleed niet bij het oude past. Ook doet niemand nieuwe wijn in oude wijnzakken; doet hij dit echter wel, dan zal de nieuwe wijn de wijnzakken doen barsten, en hij zal weglopen en de wijnzakken zullen verloren gaan. Maar nieuwe wijn moet in nieuwe wijnzakken worden gedaan.” — Lukas 5:36-38.
4. Waarom zal het oude, herbouwde Jeruzalem in de Nieuwe Ordening geen rol spelen?
4 In overeenstemming met deze illustratie zal de door God voorzegde nieuwe ordening splinternieuw zijn. Het oude Jeruzalem in het Midden-Oosten zal daarin geen enkele rol spelen. Toen God in het jaar 70 G.T. zijn gerechtelijke vonnis voltrok, liet hij het Jeruzalem uit Jezus’ dagen verwoesten. Het Jeruzalem dat sindsdien is gebouwd, is noch op Zijn bevel noch door mensen die zijn goedkeuring hadden, gebouwd (Johannes 4:21). Wat thans telt, is het Nieuwe Jeruzalem! Dat zal geen stad hier op aarde op de plaats van het oude Jeruzalem zijn. Het Nieuwe Jeruzalem zal in de hemel zijn. Wij behoeven slechts de beschrijving te onderzoeken die ons in Openbaring 21:9 tot 22:3 daarvan wordt gegeven en wij zullen zien dat het volgens zijn afmetingen en kenmerken nooit in het stadsgebied van het oude Jeruzalem zou passen. In de geïnspireerde beschrijving wordt het Nieuwe Jeruzalem „de bruid, de vrouw van het Lam”, genoemd.
5. Met wie wordt het Nieuwe Jeruzalem vergeleken, en hoe stemt dit overeen met de woorden uit Zacharia 9:9?
5 De apostel Johannes zegt: „Ik zag ook de heilige stad, het Nieuwe Jeruzalem, van God uit de hemel neerdalen, toebereid als een bruid die voor haar man versierd is” (Openbaring 21:2). Evenals hier het Nieuwe Jeruzalem met een vrouw, een bruid of een echtgenote, wordt vergeleken, werd ook het oude Jeruzalem met een vrouw vergeleken. Toen Jezus bijvoorbeeld op 9 Nisan (27 maart) 33 G.T. Jeruzalem binnenreed, als was hij een erfgenaam van de troon die voor zijn kroning verschijnt, ging de profetie uit Zacharia 9:9 in vervulling: „Verblijd u zeer, o dochter van Sion. Juich in triomf, o dochter van Jeruzalem. Zie! Uw koning zelf komt tot u . . . rijdend op een ezel, ja, op een volwassen dier, het manlijke jong van een ezelin.” — Matthéüs 21:4, 5.
6. Hoe zal het Nieuwe Jeruzalem zich wat schoonheid betreft met de oude stad laten vergelijken, en hoe daalt het van God uit de hemel neer?
6 Het oude aardse Jeruzalem werd aangeduid als „de stad waarvan men placht te zeggen: ’Het is de volmaakte schoonheid’” (Klaagliederen 2:15; Psalm 48:1, 2; 50:2). Toch zou deze stad zich wat schoonheid en heerlijkheid betreft, nooit met het hemelse Nieuwe Jeruzalem kunnen meten. Deze heerlijke nieuwe stad daalt „van God uit de hemel” neer. In welk opzicht? Doordat deze nieuwe regering haar oorsprong bij God heeft en haar macht en autoriteit tot het eeuwige welzijn van de mensheid vanuit de hemel tot de aarde uitstrekt. — Openbaring 21:2.
7. In welk opzicht is de heilige stad, het Nieuwe Jeruzalem, „de vrouw van het Lam”?
7 In welk opzicht is de heilige stad „de bruid, de vrouw van het Lam”? Doordat ze uit de gemeente van Christus’ gezalfde discipelen, zijn medeërfgenamen in het Messiaanse koninkrijk, bestaat (Efeziërs 5:25-27; 2 Korinthiërs 11:2; Openbaring 19:7, 8; 22:17). Met betrekking tot een ieder van hen zei de verheerlijkte Jezus: „Ik zal op hem schrijven de naam van mijn God en de naam van de stad van mijn God, het nieuwe Jeruzalem, dat van mijn God uit de hemel neerdaalt, en de nieuwe naam die ik draag” (Openbaring 3:12). De leden van de „bruid” zijn geestelijke Israëlieten, die in het nieuwe verbond zijn opgenomen; hun aantal bedraagt 144.000. Jezus Christus bouwt hen op zichzelf, de „rots”, en zijn twaalf apostelen rusten als aanvullende fundamentstenen op hem. — Matthéüs 16:18; Openbaring 7:4-8; 14:1-5; 21:14.
8. Waarom zullen de 144.000 medeërfgenamen van Christus een splinternieuwe groep van regeerders vormen?
8 Tot de 144.000 medeërfgenamen van Jezus Christus, de hemelse Bruidegom, zullen geen politici van deze wereld behoren, ook geen kerk- of staatshoofden die in de christenheid geregeerd hebben. Zij vormen een onderscheiden hemelse groep van regeerders, iets splinternieuws. Daar zij geen menselijke natuur meer bezitten, zijn zij „deelhebbers aan de goddelijke natuur”; zij zijn een „nieuwe schepping” (2 Petrus 1:4; 2 Korinthiërs 5:17). Als discipelen op aarde hebben zij aan de vereisten voldaan om het hemelse koninkrijk binnen te gaan. Zij werden „wederom geboren”, ’uit water en geest geboren’, „niet uit bloed noch uit een vleselijke wil of uit de wil van een man geboren, maar uit God” (Johannes 1:12, 13; 3:3, 5). In Romeinen 6:5, 8 lezen de door de geest verwekte discipelen van Christus: „Indien wij één met hem zijn geworden in de gelijkheid van zijn dood, zullen wij stellig ook één met hem zijn in de gelijkheid van zijn opstanding. Indien wij bovendien met Christus zijn gestorven, geloven wij dat wij ook met hem zullen leven.”
9. Van welke aard was Christus’ opstanding — de aard van opstanding die ook zijn 144.000 medeërfgenamen ten deel zal vallen?
9 Wat is „de gelijkheid van zijn opstanding”? Welnu, hoe werd Christus opgewekt? In 1 Petrus 3:18 wordt ons verteld: „Christus is eens voor altijd gestorven betreffende zonden, een rechtvaardige voor onrechtvaardigen, om u tot God te leiden, hij, ter dood gebracht in het vlees, maar levend gemaakt in de geest.”
10. (a) Wat was Gods voornemen toen hij voor zijn Zoon Jezus op aarde een vleselijk lichaam ’bereidde’? (b) Als wat moest Jezus worden opgewekt om verder te leven nadat hij betreffende zonden ter dood was gebracht in het vlees?
10 Doordat God zijn eigen Zoon in de gelijkenis van het zondige vlees had gezonden, had hij hem vernederd en „een weinig lager dan engelen” gemaakt (Romeinen 8:3; Hebreeën 2:7-9; Psalm 8:5). Het lag echter niet in Gods voornemen dat zijn eniggeboren Zoon voor altijd een schepsel van vlees en bloed, inferieur aan de engelen, zou blijven. God wilde hem wegens zijn getrouwheid tot de dood in het vlees, met een heerlijkheid bekronen die hem boven de engelen verhief. Derhalve bracht Jezus het volmaakte menselijke lichaam dat God hem door een wonder op aarde had „bereid”, eens voor altijd als een offer aan God. Zoals Jezus het uitdrukte, werd zijn lichaam voor de mensheid gegeven, opdat ze zich daarmee als met brood kon voeden: „Het brood dat ik zal geven, is mijn vlees ten behoeve van het leven der wereld” (Hebreeën 10:1-10; Johannes 6:51). Nadat Jezus „ter dood [was] gebracht in het vlees”, moest hij dus om weer tot leven te worden gewekt, „levend [worden] gemaakt in de geest”, als een hemelse geestenzoon van God.
11. Als wat moeten Christus’ door de geest verwekte discipelen „levend gemaakt” worden om in de gelijkheid van zijn opstanding met hem verenigd te worden, en hoe is dit in overeenstemming met 1 Korinthiërs 15:42-54?
11 Jezus’ door de geest verwekte discipelen moeten zich evenals hij getrouw betonen, ’getrouw zelfs tot de dood’ in het vlees (Openbaring 2:10). Om met hem verenigd te worden „in de gelijkheid van zijn opstanding”, moeten zij evenals hij „levend [worden] gemaakt in de geest”, als geestelijke schepselen. In 1 Korinthiërs 15:42-54 lezen wij van welke aard hun opstanding is:
„Het wordt gezaaid in verderfelijkheid, het wordt opgewekt in onverderfelijkheid. Het wordt gezaaid in oneer, het wordt opgewekt in heerlijkheid. Het wordt gezaaid in zwakheid, het wordt opgewekt in kracht. Het wordt gezaaid als een fysiek lichaam, het wordt opgewekt als een geestelijk lichaam. Indien er een fysiek lichaam is, dan is er ook een geestelijk lichaam. Zo staat er ook geschreven: ’De eerste mens, Adam, werd een levende ziel.’ De laatste Adam werd een levengevende geest. Niettemin is dat wat geestelijk is niet het eerst, maar dat wat fysiek is, daarna dat wat geestelijk is. De eerste mens is uit de aarde en van stof gemaakt; de tweede mens is uit de hemel. Zoals hij is die van stof gemaakt is, zo zijn ook zij die van stof gemaakt zijn; en zoals de hemelse is, zo zijn ook zij die hemels zijn. En evenals wij het beeld hebben gedragen van degene die van stof gemaakt is, zo zullen wij ook het beeld van de hemelse dragen.
Dit zeg ik evenwel, broeders, dat vlees en bloed Gods koninkrijk niet kunnen beërven en de verderfelijkheid beërft de onverderfelijkheid niet. Ziet! Ik vertel u een heilig geheim: Wij zullen niet allen ontslapen, maar wij zullen allen veranderd worden, in een ogenblik, in een oogwenk, gedurende de laatste trompet. Want de trompet zal klinken en de doden zullen onverderfelijk worden opgewekt en wij zullen veranderd worden. Want dit wat verderfelijk is, moet onverderfelijkheid aandoen en dit wat sterfelijk is, moet onsterfelijkheid aandoen. Maar wanneer dit wat verderfelijk is, onverderfelijkheid aandoet en dit wat sterfelijk is, onsterfelijkheid aandoet, dan zal het woord geschieden dat geschreven staat: ’De dood is voor eeuwig verzwolgen.’”
EEN NIEUWE OPSTANDING
12. (a) Wat voor opstanding heeft Christus gehad, daar de 144.000 in de gelijkheid van Christus’ opstanding worden opgewekt? (b) Waarom is dit een nieuwe opstanding, en wat maakt deze opstanding tot de „eerste opstanding”?
12 Zo’n opstanding tot onverderfelijkheid en onsterfelijkheid in een „geestelijk lichaam” wordt in Romeinen 6:5 als „de gelijkheid van zijn opstanding” aangeduid. Dit betekent dat Jezus Christus zelf zo’n opstanding had, niet een opstanding tot leven in een fysiek lichaam, dat verderfelijk, sterfelijk en lager is dan de engelen, maar in een geestelijk lichaam en als „een levengevende geest” (1 Korinthiërs 15:45). Nu kunnen wij begrijpen waarom Jezus tijdens de veertig dagen na zijn opstanding, voordat hij ten hemel voer, meermalen een menselijk lichaam met kleding en al moest aannemen, opdat zijn discipelen hem konden zien. Zijn opstanding was werkelijk een nieuwe opstanding — een voor mensenogen onzichtbare opstanding. Deze soort van opstanding gaat aan de toekomstige algemene opstanding van de mensheid vooraf. Ook staat ze wat haar belangrijkheid betreft, op de eerste plaats. Daarom wordt ze de „eerste opstanding” genoemd. De apostel Paulus noemt ze de „vroegere opstanding”. Aan deze opstanding zullen de 144.000 medeërfgenamen van Christus deel hebben (Filippenzen 3:11). Over hen wordt in Openbaring 20:4-6 gezegd:
„Zij kwamen tot leven en regeerden als koningen met de Christus, duizend jaren lang. . . . Dit is de eerste opstanding. Gelukkig en heilig is een ieder die deel heeft aan de eerste opstanding; over dezen heeft de tweede dood geen autoriteit, maar zij zullen priesters van God en van de Christus zijn en zullen de duizend jaren met hem als koningen regeren.”
13. Wat voor een regering zal door die eerste opstanding tot welzijn van de mensheid worden voortgebracht, en hoe wordt er in 2 Petrus 3:13 over gesproken?
13 De leden van „de bruid, de vrouw van het Lam”, ervaren dus dezelfde soort van opstanding als de Bruidegom, Jezus Christus. Begrijpen wij nu wat door deze opstanding wordt voortgebracht? Ze verschaft een groep onverderfelijke, onsterfelijke regeerders, die tot welzijn van de gehele mensheid werkzaam zullen zijn. Er is nog nooit een aardse, menselijke heerser geweest die onsterfelijk was (1 Timótheüs 6:15, 16). Jezus Christus en zijn 144.000 medekoningen en -priesters zullen elke aardse regering die de mensheid tijdens haar zesduizendjarige bestaan heeft gehad, overtreffen. Het zal de beste en hoogste regeringsvorm zijn die God de mensheid kan geven. Ze zal alle menselijke regeringen die door Satan de Duivel en zijn demonen gemanipuleerd worden, vervangen. Met behulp van deze regering zal God zijn nieuwe ordening op aarde invoeren; ze zal als „nieuwe hemelen” fungeren. — 2 Petrus 3:13.
14. (a) Wat moet met de huidige oude „hemelen”, die over de mensheid heersen, gebeuren? (b) In welk opzicht zal de nieuwe regering in letterlijke zin een „hemel” zijn?
14 De door mensen in het leven geroepen regerings-„hemelen” moeten te zamen met hun onzichtbare ondersteuner, Satan de Duivel, de „heerser van deze wereld”, verdwijnen (Johannes 12:31). Ze naderen hun vernietiging in de „grote verdrukking”, die haar hoogste vernietigingsgeweld zal bereiken in Har–mágedon, wanneer de „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” met een glansrijke overwinning voor Jehovah, de Soeverein van hemel en aarde, zal eindigen (Openbaring 16:14-16; 19:11-21; Daniël 2:44). De nieuwe regerings-„hemelen” zullen de onbetwiste regeringsmacht krijgen. Ze zullen niet slechts in figuurlijke zin hemels zijn, maar letterlijk, want ze zullen uit heersers bestaan die op een geestelijk niveau leven, die „deelhebbers aan de goddelijke natuur” en onsterfelijk, onverderfelijk zijn (2 Petrus 1:4). Gezegend zullen onze ogen zijn wanneer wij datgene verwezenlijkt zien wat de apostel Johannes in een visioen getoond werd. Hij beschrijft het met de volgende boeiende woorden:
„En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, want de vroegere hemel en de vroegere aarde waren voorbijgegaan, en de zee is niet meer. Ik zag ook de heilige stad, het Nieuwe Jeruzalem, van God uit de hemel neerdalen, toebereid als een bruid die voor haar man versierd is. Toen hoorde ik een luide stem, afkomstig van de troon, zeggen: ’Zie! De tent van God is bij de mensen, en hij zal bij hen verblijven, en zij zullen zijn volken zijn. En God zelf zal bij hen zijn. En hij zal elke traan uit hun ogen wegwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn zal er meer zijn. De vroegere dingen zijn voorbijgegaan.’” — Openbaring 21:1-4.
DE GEEST ONDERSTEUNT DE KONING UIT DAVIDS GESLACHTSLIJN
15, 16. (a) Wie was de vader van David en de grondlegger van het koninklijke geslacht van David in Israël? (b) Hoe werd deze grondlegger tot een boomtronk met zijn wortels, en in wie bereikte de afstammingslijn haar doel?
15 Wat later in het visioen dat Johannes kreeg, zei de hemelse Bruidegom Jezus Christus: „Ik ben de wortel en het nageslacht van David, en de heldere morgenster” (Openbaring 22:16). De vader van koning David was Isaï uit Bethlehem, van de stam Juda. Jezus was dus via David een nakomeling van Isaï. Als vader van koning David was Isaï ook de grondlegger van het koninklijke geslacht van David in Israël.
16 Het Davidische koninkrijk was als een boom, die in Davids vader Isaï wortelde. Die koninkrijks-„boom” werd in 607 v.G.T., toen Jeruzalem werd verwoest en de daar regerende koning naar Babylon werd gevoerd, omgehouwen. Het Davidische koninkrijk werd nooit meer in Jeruzalem hersteld. Wat daarvan overbleef, was als een boomtronk met zijn wortels. Hierdoor werd Davids vader Isaï afgebeeld. Er heerste geen nakomeling van Isaï meer als koning over Israël. Maar er was nog steeds levenskracht in de tronk en zijn wortels, want Isaï’s afstammingslijn bleef via koning David voortbestaan. Ze bereikte haar doel in Jezus, de Messías.
17. (a) Hoe werd het koninkrijk dat in Isaï wortelde, door Jezus Christus nieuw leven ingeblazen? (b) Wanneer kwam de Koning, die via David de nakomeling van Isaï is, aan de macht, en door welke kracht werd hij aangedreven?
17 Doordat Jezus uit de joodse maagd Maria in Bethlehem werd geboren, werd hij als een „rijsje” dat uit de tronk van Isaï voortkwam en als een „spruit” uit de wortels van Isaï. Als zodanig kon hij het koninkrijk dat in Isaï, de vader van de koningen van Israël, wortelde, nieuw leven inblazen. Toen Jehovah God Jezus met heilige geest zalfde, werd dit symbolische „rijsje” of deze „spruit” de aangestelde maar nog niet regerende Koning van het Davidische koninkrijk. Aan het einde van de tijden der heidenen, in 1914, plaatste God hem als Koning in de hemel op de troon. Over zijn activiteit lezen wij in Jesaja 11:1-5 het volgende:
„En er moet een rijsje voortkomen uit de tronk van Isaï; en uit zijn wortels zal een spruit vruchtbaar zijn. En op hem moet de geest van Jehovah komen te rusten, de geest van wijsheid en van verstand, de geest van raad en van kracht, de geest van kennis en van de vrees voor Jehovah; en hij zal genot vinden in de vrees voor Jehovah.
En hij zal niet richten naar wat zijn ogen alleen maar zien, noch terechtwijzen naar wat zijn oren slechts horen. En met rechtvaardigheid moet hij de geringen richten, en met oprechtheid moet hij terechtwijzing geven ten behoeve van de zachtmoedigen der aarde. En hij moet de aarde slaan met de roede van zijn mond; en met de geest van zijn lippen zal hij de goddeloze ter dood brengen. En rechtvaardigheid moet de gordel van zijn heupen blijken te zijn, en getrouwheid de gordel van zijn lendenen.”
18. (a) Hoe slaat het symbolische „rijsje” de aarde met de roede van zijn mond? (b) Hoe brengt hij de goddelozen met de geest van zijn lippen ter dood?
18 Het symbolische ’rijsje uit de tronk van Isaï’ zal in de komende „grote verdrukking” werkelijk „de aarde slaan met de roede van zijn mond”. De koninklijke bevelen die uit zijn mond uitgaan, worden als een roede die de menselijke maatschappelijke ordening — de oude ordening der dingen — zal verbrijzelen. Zijn bevelen zijn krachtig, dringend en sporen tot actie aan. Ze gaan van zijn lippen uit en hebben een dodelijke uitwerking op zijn weerspannige aardse vijanden.
19. Hoe bevrijdt de Koning de zachtmoedigen en geringen voor altijd van de goddeloze verdrukker, waarbij hij door Gods geest wordt ondersteund?
19 Dat Jezus deze woorden met de autoriteit van een scherprechter tot zijn goddeloze vijanden richt, komt overeen met het ’scherpe lange zwaard’ dat als het ware uit de mond van de Koning te voorschijn komt „om daarmee de natiën te slaan, en hij zal [de natiën] weiden met een ijzeren staf” (Openbaring 19:11-15). Doordat de Messiaanse koning dit doet — waarbij hij door Jehovah’s geest wordt ondersteund — bevrijdt hij de zachtmoedigen en geringen op aarde. Wanneer hij met zijn 144.000 medekoningen regeert, zal hij niet dulden dat de goddeloze verdrukkers op aarde weer aan de macht komen.
20. Wier wederbijeenvergadering wordt in Jesaja 11:10-12 voorzegd, waarheen zijn zij gebracht, en welke toestanden heersen daar?
20 De symbolische „spruit” uit de wortel van Isaï heeft sinds hij aan het einde van de tijden der heidenen, in het jaar 1914, in de hemel op de troon werd geplaatst, nog een gedeelte van de profetie uit Jesaja, hoofdstuk 11, vervuld. Hij heeft ervoor gezorgd dat het overblijfsel van zijn gezalfde medeërfgenamen uit alle delen der aarde, waarheen zij tijdens de Eerste Wereldoorlog en daarna door vervolging waren verstrooid, wederom werd bijeengebracht. Hij heeft hen in een geestelijk paradijs gebracht, waar zij in vrede en harmonie met God leven en in overvloedige mate de „vrucht van de geest” voortbrengen (Galáten 5:22, 23). Het roofdierachtige gedrag van de wereld wordt buitengehouden! (Jesaja 11:6-9) Jesaja zag vooruit naar de wederbijeenvergadering en het herstel van het geestelijke Israël en zei:
„En het moet geschieden op die dag dat de wortel van Isaï er zal zijn, die daar zal staan tot een signaal voor de volken. Tot hem zullen zelfs de natiën zich vragend wenden, en zijn rustplaats moet heerlijk worden.
En het moet geschieden op die dag dat Jehovah wederom zijn hand zal bieden, een tweede maal, om het overblijfsel van zijn volk te verwerven, dat zal overblijven uit Assyrië en uit Egypte en uit Pathros en uit Kusch en uit Elam en uit Sinear en uit Hamath en uit de eilanden der zee. En hij zal stellig een signaal opheffen voor de natiën en de verdrevenen van Israël vergaderen; en de verstrooiden van Juda zal hij bijeenbrengen van de vier uiteinden der aarde.” — Jesaja 11:10-12.
21. Als wat wordt de symbolische „spruit” uit de wortel van Isaï hier aangeduid, en hoe werd hij tot een „signaal” voor de natiën gemaakt?
21 Hier wordt de symbolische „spruit” uit de wortel van Isaï zelf als de „wortel” van Isaï aangeduid. Deze Messiaanse koning werd aan het einde van de tijden der heidenen, in het jaar 1914, tot de troon verheven. Daar hij over de gehele wereld als regerende Koning werd bekendgemaakt, heeft hij als „signaal” gediend, waaromheen allen die tot het verstrooide overblijfsel van geestelijke Israëlieten behoorden, zich moesten verzamelen. Degenen die aldus wederom bijeengebracht en hersteld werden, zijn sindsdien hun zalving nagekomen doordat zij de Messiaanse koning en zijn koninkrijk aan de gehele mensheid hebben bekendgemaakt.
22. Tot wie wenden afzonderlijke personen uit de natiën zich thans vragend, en wie heeft hun vragen beantwoord, en met welk gevolg?
22 Honderdduizenden uit alle natiën hebben zich thans vragend tot de met een signaal te vergelijken Messiaanse koning gewend. Zij hebben het voldoening schenkende antwoord gekregen dat de verheerlijkte Jezus Christus werkelijk Jehovah’s beloofde Messías is. Het gezalfde overblijfsel heeft hen geholpen door hun vragen voor hen te beantwoorden. Met gejuich hebben zij zich aan de zijde van Jehovah’s Messiaanse koninkrijk geschaard en zij prijzen het als de enige hoop voor de gehele mensheid. Zij vormen reeds een „grote schare”, waarvan niet bekend is hoevelen er ten slotte ten tijde van de „grote verdrukking” toe zullen behoren. — Openbaring 7:9-17.
„EEN NIEUWE AARDE”
23. Hoe vast heeft Jehovah de nieuwe hemelen en de nieuwe aarde verankerd, en wat zal hij misschien voor zijn volk moeten doen om het in de Nieuwe Ordening te brengen?
23 De goddeloze oude ordening, die op aarde een schijnbaar onwankelbare positie inneemt, moet verdwijnen — in de vernietiging! Jehovah brengt nu alles in gereedheid voor de glorierijke nieuwe ordening! Hij heeft de nieuwe regerings-„hemelen” ’geplant’ en ze zo vast in zijn universele organisatie verankerd dat noch mensen noch demonen ze kunnen uitrukken. De „nieuwe aarde” die hij tot bestaan brengt, zal op zo’n vaste grondslag rusten dat ze door niets aan het wankelen of tot instorten gebracht kan worden. Hij zal het overblijfsel van het geestelijke Israël en de „grote schare” in deze nieuwe ordening brengen, ook al zou het betekenen dat hij hetzelfde moest doen wat hij ten tijde van Mozes bij de Rode Zee deed, toen hij de wateren opzweepte en ze onstuimig liet worden opdat er voor zijn bevrijde volk een doorgang ontstond. In Jesaja 51:15, 16 zegt hij het volgende:
„Ik, Jehovah, ben uw God, Die de zee opzweep, opdat haar golven onstuimig worden. Jehovah der legerscharen is zijn naam. En ik zal mijn woorden in uw mond leggen, en met de schaduw van mijn hand zal ik u stellig bedekken, om de hemel te planten en de aarde te grondvesten en tot Sion te zeggen: ’Gij zijt mijn volk.’”
24. In wier mond heeft Jehovah zijn woord gelegd, en waarom heeft hij hen met de schaduw van zijn hand bedekt?
24 Geen hinderpaal die de vijanden Jehovah in de weg leggen, zal voor hem onoverwinnelijk zijn. Evenals Hij bij de berg Sinaï door tussenkomst van de middelaar Mozes zijn woord in de mond van zijn uitverkoren volk legde en hen daarna onder de beschermende schaduw van zijn hand in het Beloofde Land leidde, heeft hij ook met het overblijfsel van het geestelijke Israël gehandeld. Hij heeft zijn woord, zijn boodschap van het uur, in de mond van de leden van het geestelijke overblijfsel gelegd, opdat zij het openlijk voor alle mensen belijden, hetgeen tot hun eigen redding en de redding van ontvankelijke hoorders leidt. Een „grote schare” „andere schapen” heeft gunstig op het gehoorde gereageerd en verkondigt nu zelf Gods woord. Omdat al dezen zijn christelijke getuigen zijn geworden, bedekt Jehovah hen met de schaduw van zijn hand om hen in deze wereld te beschermen.
25. (a) Tot een deel waarvan zal Jehovah het door hem beschermde overblijfsel maken, en wat zal Hij tot dit overblijfsel zeggen? (b) Tot wat zal God de door hem beschermde „grote schare” maken, en wiens volk zal ze dan zijn?
25 Met deze handelwijze heeft Jehovah een bepaald doel. Het is zijn bedoeling de leden van het getrouwe overblijfsel ten slotte tot een deel van de nieuwe regerings-„hemelen” te maken, tot medeërfgenamen met de Koning Jezus Christus. De „grote schare” „andere schapen” wordt door Jehovah tot de kern van de „nieuwe aarde”, de nieuwe aardse maatschappij van de Nieuwe Ordening, gemaakt. Doordat Jehovah het getrouwe overblijfsel van het geestelijke Israël door de komende „grote verdrukking” heen bewaart, zal hij tot deze geestelijke Israëlieten, die ’tot de hemelse berg Sion en het hemelse Jeruzalem genaderd’ zijn, zeggen: „Gij zijt mijn volk” (Hebreeën 12:22; Jesaja 51:16). De beschermende „tent van God” zal ook bij de overlevende leden van de „grote schare” zijn, en „zij zullen zijn volken zijn”, zoals dit in Openbaring 21:3 wordt gezegd.
26. Welke geest zal in de Nieuwe Ordening ontbreken, en waarmee worden degenen die deze Nieuwe Ordening hopen binnen te gaan, thans vervuld?
26 In de wereldomspannende nieuwe ordening zal Gods heilige geest werkzaam zijn en de overheersende kracht zijn. Jehovah zal de verontreinigende „geest die thans werkzaam is in de zonen der ongehoorzaamheid” verwijderd hebben. Die „zonen der ongehoorzaamheid” zullen in de „grote verdrukking” te gronde zijn gegaan, en Satan de Duivel en zijn demonen zullen zich in de afgrond bevinden (Efeziërs 2:2; Openbaring 20:1-3). Als voorbereiding op de Nieuwe Ordening blijven de toekomstige overlevenden van de komende „grote verdrukking” „vervuld worden met geest” van God. — Efeziërs 5:18.
27. Wat zal in de Nieuwe Ordening geschieden, waarmee zelfs de verrichtingen van de moderne geneeskunde zich niet kunnen meten?
27 Wij kunnen slechts trachten ons er een beeld van te vormen hoe het er na de „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” te Har–mágedon en na de opsluiting van Satan en zijn demonen in de „afgrond” hier op aarde zal uitzien. Dan zal de heilige geest over de gehele aarde vrij werkzaam kunnen zijn. Wij herinneren ons hoe wonderbaarlijk de heilige geest negentien eeuwen geleden, in de dagen van Jezus Christus en zijn apostelen op aarde, werkzaam was. Er geschiedden verbazingwekkende wonderen, tot onuitsprekelijke vreugde van de mensen aan wie ze ten goede kwamen. De verrichtingen van de moderne geneeskunde kunnen zich met de ogenblikkelijke genezingen die destijds door Gods heilige geest werden bewerkt, niet meten. Zelfs doden werden opgewekt! Ja, nog iets beters werd bewerkt: de geestelijke genezing, die door het verkondigen en onderwijzen van het goede nieuws van Jehovah’s Messiaanse koninkrijk werd bereikt. Mensen die door de valse, aan tradities gebonden, doodaanbrengende religie in dienstbaarheid werden gehouden, werden bevrijd.
WAT DE NIEUWE ORDENING IN HET VOORUITZICHT STELT!
28. Welk aandeel zal het overlevende overblijfsel aan de activiteiten in de Nieuwe Ordening hebben, en tot aan welke gebeurtenis?
28 De wonderen die geschiedden in de dagen dat de christelijke gemeente werd gesticht, waren werkelijk wonderbaarlijk. Maar ze waren slechts een voorproefje van datgene wat de heilige geest in Jehovah’s nieuwe ordening zal bewerken. Wij kunnen verwachten dat het overlevende overblijfsel aan de opwindende activiteiten aan het begin van de Nieuwe Ordening zal meewerken. Maar voor hoe lang, zegt de Schrift ons niet. De leden van het overblijfsel zien uit naar een „huwelijk” — het hemelse huwelijk van het Lam met zijn voltallige bruidsgemeente. Wanneer de tijd daarvoor gekomen is, zullen zij het aardse toneel verlaten en tot hun vreugde met de „eerste opstanding” beloond worden. Zij moeten derhalve getrouw zijn tot de dood.
29. Zal de „grote schare” de opstanding van de Bruidsklasse zien? Wier opstanding zal ze zien?
29 De opstanding van de Bruidsklasse zal voor de „grote schare” — de overlevenden van de verdrukking, die hopen voor altijd in het op aarde herstelde paradijs te leven — onzichtbaar zijn. Er zullen echter opstandingen op aarde zijn, die voor de „grote schare” zichtbaar zullen zijn. Ze zullen plaatsvinden op het „uur” waarop God door Christus de doden zal opwekken.
30. Waarvan hangt het in het geval van de losgekochte gestorvenen af of hun opstanding tot eeuwig leven of tot veroordeling zal leiden?
30 Jezus Christus zelf ziet naar dat uur uit. Hij voorzei deze tijd toen hij over de dag des oordeels sprak die de wereld wacht. Hij zei: „Het uur komt waarin allen die in de herinneringsgraven zijn, zijn stem zullen horen en te voorschijn zullen komen, zij die goede dingen hebben gedaan, tot een opstanding des levens, zij die verachtelijke dingen hebben beoefend, tot een opstanding des oordeels” (Johannes 5:27-29). Voor al degenen die op grond van het loskoopoffer van Jezus Christus worden opgewekt, hangt het van hun toekomstige gedrag onder Christus’ koninkrijk af of hun opstanding ten slotte tot eeuwig leven op een paradijsaarde leidt of tot een oordeel waardoor zij tot de eeuwige vernietiging veroordeeld worden. Degenen die zich dan aan de overal werkzame heilige geest onderwerpen en deze de leidende kracht in hun leven laten zijn, zullen eeuwig leven in het Paradijs verwerven. Degenen die de heilige geest, die dan zo duidelijk werkzaam is, weerstaan, zullen de straf voor de zonde tegen de heilige geest ondergaan, namelijk de eeuwige dood.
31. Aan welke belofte, die de Koning Jezus Christus op de dag van zijn dood heeft gedaan, voelt hij zich nog steeds gebonden, en wanneer zal het „uur” voor de vervulling daarvan slaan?
31 De hemelse Koning, Jezus Christus, voelt zich nog steeds gebonden aan de belofte die hij de medegevoelende boosdoener had gedaan die op die donkere dag, 14 Nisan 33 G.T., naast hem op Golgotha stierf. Die aan de paal gehangen boosdoener is nu natuurlijk dood en weet niets meer (Prediker 9:5, 10). Maar de verheerlijkte Jezus Christus herinnert zich de woorden die hij tot deze medegevoelende man sprak: „Voorwaar, ik zeg u heden: Gij zult met mij in het Paradijs zijn” (Lukas 23:39-43). Daar Jezus gewag maakte van het Paradijs, zal het „uur” waarin hij de boosdoener in het herinneringsgraf zijn stem zal laten horen, pas dan slaan wanneer het herstel van het aardse Paradijs zo ver gevorderd is dat de uit de doden opgewekte boosdoener de verandering op aarde kan waarnemen. Door zijn leven in overeenstemming te brengen met de heilige geest, die van God afkomstig is en door bemiddeling van Jezus Christus werkzaam is, kan de boosdoener zijn opstanding tot een opstanding maken die ten slotte tot eeuwig leven op de paradijsaarde zal leiden.
32. Welke in de Schrift genoemde „wolk” zal tot degenen behoren die dan uit de doden tot leven op aarde zullen terugkeren?
32 Wij zullen dan op aarde niet slechts onze van de dood verloste familieleden en vrienden kunnen verwelkomen, maar ook de getrouwe mannen en vrouwen uit de oudheid die getuigen van Jehovah waren en door heilige geest werden gedreven. Tot hen zal de „grote wolk van getuigen” behoren, te beginnen bij Johannes de Doper helemaal terug tot de eerste martelaar voor Jehovah, namelijk Abel (Hebreeën 11:2 tot 12:1). Zij zullen in de Nieuwe Ordening waarschijnlijk een invloedrijke rol spelen.
33. Welke officiële positie zullen mannen die tot deze „wolk” behoren, te zamen met anderen krijgen, en om welk contact te onderhouden, zullen zij als tussenpersonen dienen?
33 Uit hun gelederen zal de Koning Jezus Christus de mannen uitkiezen die hij ’tot vorsten op de gehele aarde zal aanstellen’ (Psalm 45:16). Er zullen echter reeds vóór hen „vorsten” op aarde zijn. Wie zullen dit zijn? Mannen uit de „grote schare” overlevenden van de „verdrukking”, die aan het begin van de Nieuwe Ordening als zodanig worden aangesteld (Openbaring 7:9 tot 17; Jesaja 32:1, 2). Maar al deze „vorsten” zullen de zichtbare aardse vertegenwoordigers van de „nieuwe hemelen”, de nieuwe hemelse regering van Jezus Christus en zijn 144.000 medeërfgenamen, zijn. Ongetwijfeld zullen deze „vorsten” als tussenpersonen dienen, om het contact tussen het onzichtbare Koninkrijk en de zichtbare aardse maatschappij van de losgekochte mensheid, de „nieuwe aarde”, te onderhouden.a
34. Hoe zal Jezus Christus in de Nieuwe Ordening de rol spelen die door zijn titels „Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst” te kennen worden gegeven?
34 In de Nieuwe Ordening zal op de gehele aarde ongestoorde vrede heersen. Ze zal onder de koninklijke heerschappij staan van degene die door zijn hemelse Vader de titels „Wonderbaar Raadgever, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst” toebedeeld heeft gekregen, en „aan de overvloed van de vorstelijke heerschappij en aan vrede zal geen einde zijn” (Jesaja 9:6, 7). Hij zal een Eeuwige Vader worden, want zijn „vorstelijke heerschappij” zal als die van een vader zijn; al zijn gehoorzame onderdanen zullen van hem als zijn kinderen leven ontvangen. Hij zal een Sterke God zijn, want hij zal een op God gelijkende Rechter zijn; hij zal echter door degenen op aarde die voordeel van zijn diensten trekken, niet als God worden aanbeden. — Psalm 82:1-6; Johannes 1:1; 10:33-36.
35. Wie alleen zal dan als God aanbeden worden?
35 Dan zal alleen Jehovah aanbeden worden, want over de Nieuwe Ordening staat geschreven: „Zie! De tent van God is bij de mensen, en hij zal bij hen verblijven, en zij zullen zijn volken zijn. En God zelf zal bij hen zijn. En hij zal elke traan uit hun ogen wegwissen” (Openbaring 21:3, 4). Satan de Duivel, „de god van dit samenstel van dingen”, zal niet de god van de Nieuwe Ordening zijn (2 Korinthiërs 4:4). Duivelaanbidding, demonenaanbidding, zal uitgebannen zijn. Jehovah zal als God aanbeden worden.
36. Door welke vrucht zal de Nieuwe Ordening verrijkt worden, maar wie zal aan het einde van de duizendjarige heerschappij van Christus weer op het toneel verschijnen?
36 De gehele Nieuwe Ordening zal doortrokken zijn van Gods heilige geest (Psalm 139:7-10). Het aardse Paradijs zal door de „vrucht” van deze geest verrijkt worden: door liefde, vreugde, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtaardigheid en zelfbeheersing (Galáten 5:22, 23). Deze door geestelijke vruchten gekenmerkte toestand zal tot het einde van Christus’ duizendjarige regering voortduren. Maar wat zal er dan gebeuren? Satan en zijn demonen zullen uit de afgrond opkomen, daar zij „voor een korte tijd” worden losgelaten. Door de mensen te misleiden, zullen zij trachten de gehele aarde weer door de „geest die thans werkzaam is in de zonen der ongehoorzaamheid” te beheersen. In hoeverre zullen zij erin slagen tegen de dan overal werkzame heilige geest van God in te gaan? — Openbaring 20:3.
37. (a) In hoeverre zullen Satan en zijn demonen in de Nieuwe Ordening tegen de dan overal werkzame heilige geest kunnen ingaan? (b) Hoe zal Jehovah voor altijd gerechtvaardigd worden?
37 Zij zullen slechts een aantal leden van de herstelde mensheid ertoe kunnen bewegen de onvergeeflijke zonde tegen de heilige geest te begaan. Dezen snijden zich daardoor af van de hemelse Bron van de geest des levens, Jehovah God. Dit beduidt voor hen een eeuwige dood, „de tweede dood”. Maar hoe staat het met de overgrote meerderheid van de mensheid in hun lieflijke paradijstehuis? Ah, in hun geval zal de heilige geest een glorierijke zegepraal behalen. Hun eeuwigdurende liefde voor Gods heilige geest zal hen ertoe bewegen de verzoekingen en misleidingen van Satan te weerstaan. Onwankelbaar zullen zij loyaal jegens Jehovah, hun God, de rechtmatige Soeverein van het gehele universum, blijven. Doordat zij deze laatste beproeving getrouw doorstaan, zal Jehovah voor altijd gerechtvaardigd zijn. De eeuwenoude brandende strijdvraag, waarbij het erom ging of Jehovah’s schepselen met onzelfzuchtige beweegredenen hun rechtschapenheid jegens hem als de Universele Soeverein bewaren, zal daardoor eens voor al beslecht zijn. Dan zal Satans valse beschuldiging op ondubbelzinnige wijze zijn weerlegd en zal eens voor al bewezen zijn dat Jehovah altijd waarachtig is (Romeinen 3:4). De „korte tijd” waarin Satan vrij zou zijn, zal dan voorbij zijn. Als een vervulling van de door Jehovah in Eden gedane belofte wordt hij dan te zamen met zijn gehele „zaad” voor altijd vernietigd (Genesis 3:15; Openbaring 20:7-15). Halleluja!
38. Hoe staat degenen die dan met heilige geest vervuld blijven, een eeuwige gelukkige toekomst te wachten?
38 Zullen wij ons dan daar bevinden en getuige zijn van de eeuwige vernietiging van alle goddeloosheid in hemel en op aarde, terwijl wij zelf in leven blijven en het vooruitzicht op een eindeloze toekomst hebben? Voor allen die in onverbrekelijke toewijding jegens de God en Vader van onze Heer Jezus Christus met heilige geest vervuld zijn gebleven, zal dit een gelukkige toekomst zijn! Daar Hij hun de gave van eeuwig leven waardig heeft geoordeeld, zullen zij zich in een eeuwige jeugd in menselijke volmaaktheid verheugen, en dat in een Paradijs van onverwelkelijke schoonheid en waarin het nooit aan de voorzieningen voor een gelukkig leven zal ontbreken. Zij zullen altijd de wens hebben in overeenstemming met de heilige geest te leven, die immer achter de God verheerlijkende nieuwe ordening heeft gestaan. O, mogen wij ons die nieuwe ordening waardig betonen! Mogen wij in overeenstemming met die hartewens voortdurend hetzelfde gebed opzenden als de psalmist David, die te midden van een vijandige wereld tot God zei:
„Bevrijd mij van mijn vijanden, o Jehovah. Bij u heb ik dekking gezocht. Leer mij uw wil te doen, want gij zijt mijn God. Uw geest is goed; moge die mij geleiden in het land der oprechtheid.” — Psalm 143:9, 10.
39. Wat zeggen wij tot besluit tot degenen die nu reeds in overeenstemming met Gods geest willen leven?
39 Tot allen die nu reeds in overeenstemming met Gods heiligende werkzame kracht willen leven, zeggen wij tot besluit oprecht: „De onverdiende goedheid van de Heer Jezus Christus en de liefde van God en het delen in de heilige geest zij met u allen.” — 2 Korinthiërs 13:14.
[Voetnoten]
a Vergelijk Ezechiël 44:3; 45:7-22; 46:2-18; 48:21, 22.