Een bejaarde man wiens geloof werd beloond
DE VERWACHTINGEN waren hoog gespannen. De tijd voor een van de belangrijkste gebeurtenissen in de menselijke geschiedenis kwam naderbij Deze gebeurtenis was eeuwen van tevoren voorzegd. Welke gebeurtenis was dit? De verschijning van de Messías, of de Christus.
De profetie van Daniël gaf te kennen dat de Messías negenenzestig jaarweken na het gebod om de muren van de stad Jeruzalem te herbouwen, zou verschijnen (Dan. 9:25). Gerekend vanaf de tijd dat Nehemía die muren herbouwde, wees deze profetie op wat nu als het jaar 29 G.T. bekendstaat.
Tegen het eind van de eerste eeuw v.G.T. bestond er voor bejaarde joden derhalve weinig hoop dat zij de vervulling van hun dierbare hoop met betrekking tot de Messías zouden beleven. Toch zagen sommige bejaarde mannen en vrouwen er met geloof en met het vurige verlangen er getuige van te zijn, naar uit. Simeon was een van hen. De bijbel beschrijft hem als „rechtvaardig en eerbiedig, terwijl hij Israëls vertroosting verwachtte” (Luk. 2:25). Hoewel Simeon ongetwijfeld is gestorven voordat Jezus door Gods geest werd gezalfd, waardoor hij de beloofde Messías of Christus werd, is zijn onwankelbare geloof dat de Messías zou komen, beloond. Hoe?
Jehovah God merkte Simeons uitzonderlijk grote geloof op en begunstigde hem met een speciale openbaring. Door middel van zijn geest onthulde de Allerhoogste aan hem dat hij niet zou sterven voordat hij de Christus werkelijk gezien zou hebben (Luk. 2:26). Wat een opwindend vooruitzicht!
Op zekere dag kwam Simeon onder de aandrijvende kracht van Gods geest in het tempelgebied. Het kwam zo uit dat er op dat moment ook een arm echtpaar met een baby aankwam. Uiterlijk was er niets bijzonders aan de man, zijn vrouw en hun zoontje te zien. Het leek een heel normale situatie, want van elke joodse moeder werd krachtens de wet verlangd dat zij aan het eind van een veertigdaagse reinigingsperiode na de geboorte van een zoon een slachtoffer bracht. — Luk. 2:27.
In werkelijkheid was er echter iets opmerkelijks gebeurd, iets wat Simeon als een grootse beloning voor zijn geloof beschouwde. De volledige betekenis hiervan werd hem door middel van heilige geest duidelijk gemaakt. Het kind was niemand anders dan degene die de Messías, de Christus, zou worden. Vol vreugde nam Simeon de baby in zijn armen, en aangedreven door Gods geest zei hij: „Laat nu, Soevereine Heer, uw slaaf in vrede gaan overeenkomstig uw verklaring; want mijn ogen hebben uw middel tot redding gezien, dat gij voor het oog van alle volken hebt bereid, een licht dat de sluier zal verwijderen van de natiën en een heerlijkheid van uw volk Israël.” — Luk. 2:29-32.
Door het voorrecht dat hem was verleend voelde Simeon een innerlijke vrede of rust. Hij wist nu zeker dat Gods wonderbaarlijke middel tot redding was verschaft. Hij had het kind met zijn eigen ogen gezien en het met zijn eigen handen gevoeld. Simeons profetische woorden dat er zelfs verlichting zou komen voor de natiën die in duisternis en in zonde verkeerden en die God niet kenden, kwam volledig met de Hebreeuwse Geschriften overeen. In Jesaja 42:6 wordt bijvoorbeeld over de Messiaanse „knecht” verklaard: „Ikzelf, Jehovah, heb u in rechtvaardigheid geroepen en ik vatte u vervolgens bij de hand. En ik zal u beveiligen en u geven tot een verbond voor het volk, tot een licht der natiën.”
Vervolgens zegende Simeon Jozef en Maria, waarbij hij hun klaarblijkelijk Gods zegen toewenste bij het vervullen van hun verantwoordelijkheden ten opzichte van het kind. Terwijl hij zijn aandacht vooral op Maria vestigde, vervolgde Simeon met te zeggen: „Zie! Deze wordt gelegd tot de val en het wederom opstaan van velen in Israël en tot een teken dat wordt weersproken (ja, uw eigen ziel zal door een lang zwaard worden doorboord), opdat de overleggingen van vele harten blootgelegd mogen worden” (Luk. 2:34, 35). Ja, de verschijning van de Messías zou zijn eigen volk op radicaal verschillende manieren beïnvloeden.
Zoals reeds voordien in de profetieën te kennen was gegeven, zouden velen over hem struikelen, doordat zij onberouwvol en ongelovig bleven. De profeet Jesaja tekende de volgende woorden op: „Hij moet . . . tot een steen [worden] waaraan men zich stoot en tot een rots waarover men struikelt voor de beide huizen van Israël, tot een val en tot een strik voor de inwoners van Jeruzalem. En velen onder hen zullen stellig struikelen en vallen en gebroken worden, en verstrikt en gevangen worden” (Jes. 8:14, 15). Voor ongelovigen zou Jezus als een „teken” of voorwerp van verachting zijn, iemand die beschimpt en gesmaad zou worden. Anderen zouden echter uit een doodstoestand in overtredingen en zonden ’opgeheven’ worden ten einde een rechtvaardige positie voor het aangezicht van God in te nemen.
Door de handelwijze die de mensen ten opzichte van de Messías zouden volgen, zou precies worden onthuld wat er in hun hart leefde. Simeon zei hierover: „Opdat de overleggingen van vele harten blootgelegd mogen worden.” — Luk. 2:35.
Dat Jezus door de meerderheid verworpen zou worden, zou vooral voor Maria heel erg verdrietig zijn. Simeon vestigde hier de aandacht op door te zeggen: „Uw eigen ziel zal door een lang zwaard worden doorboord” (Luk. 2:35). Wat moet het voor Maria pijnlijk geweest zijn te zien dat Jezus als een misdadiger van de ergste soort aan een paal werd genageld! Dit was net alsof zij door een zwaard werd doorstoken.
Gods handelingen ten aanzien van Simeon dienen het geloof van ons in deze tijd te versterken. Iemand zal tijdens zijn leven misschien niet de volledige vervulling van al zijn dierbare verwachtingen die op Jehovah’s onfeilbare beloften zijn gebaseerd, meemaken. Niettemin kan hij er zeker van zijn dat de Allerhoogste zijn krachtsinspanningen om in getrouwheid dienst te verrichten, niet zal vergeten. De zegeningen en leiding die hij tijdens zijn leven van loyale dienst ontvangt, zullen voldoende zijn om aan te tonen dat hij het zekere vooruitzicht heeft om uit de dood te worden opgewekt, met eeuwig leven in het vooruitzicht.
De onveranderlijke God bekommert zich net zoveel om zijn getrouwe dienstknechten in deze tijd als destijds om Simeon. Vandaar dat de bijbel de aansporing geeft: „[Werpt] al uw bezorgdheid op hem . . ., want hij zorgt voor u” (1 Petr. 5:7). Evenals de bejaarde Simeon kunnen wij naar een rijke beloning voor ons geloof uitzien. Wat vormt dit voor ons allen een voortreffelijke aanmoediging om in harmonie met onze door God geschonken hoop te blijven leven en er blijk van te geven dat wij net als Simeon „rechtvaardig en eerbiedig” zijn!