Een begrip van de tijd — Een hulp voor ware aanbidders
1. Waarom is een begrip van tijd in ons dagelijks leven nuttig?
IN ONS dagelijks leven worden wij vaak geconfronteerd met de noodzaak te weten hoe laat het is. Is het ’s morgens tijd om op te staan? Is het tijd om naar het werk te gaan? tijd om te eten? tijd ons gereed te maken om naar een vergadering te gaan? tijd om naar bed te gaan? De meesten van ons moeten elke dag telkens opnieuw kijken hoe laat het is ten einde van de ene dagelijkse bezigheid op de andere over te gaan. Het is zoals de bijbel in Prediker hoofdstuk 3 vers 1 verklaart: „Alles heeft zijn uur en ieder ding onder den hemel zijn tijd.” Als wij er niet voor zouden zorgen te weten hoe laat het is, zou ons leven heel spoedig gedesorganiseerd kunnen worden. Wij zouden allicht te veel tijd verspillen en niet voldoende tijd besteden aan produktieve bezigheden, bezigheden waardoor ons fysieke en geestelijke leven in stand wordt gehouden.
2. Hoe is een begrip van de tijd in verband met Jehovah’s voornemens een aanmoediging?
2 Afgezien van de noodzaak ons leven op juiste wijze te regelen, kan een begrip van aangelegenheden waarbij de tijd betrokken is een bron van grote aanmoediging voor christenen vormen, aangezien bij vele van Gods voornemens ten opzichte van de aarde en de mens een tijdfactor is betrokken. In verband met enkele van de gebeurtenissen die in de bijbel zijn voorzegd, heeft Jehovah de tijdfactor die erbij betrokken is als een hulp voor ware aanbidders geopenbaard. Dat zulk een openbaring ware aanbidders inspireert, merkte Jezus op toen hij uitriep: „Ik loof u in het openbaar, Vader, Heer van hemel en aarde, omdat gij deze dingen voor de wijzen en intellectuelen hebt verborgen en ze aan kleine kinderen hebt geopenbaard.” — Matth. 11:25.
AANGEMOEDIGD DOOR BEGRIP
3. Welke opmerkelijke factoren waren er betrokken bij de tijdsperiode in verband met de verwoesting van Juda en Jeruzalem?
3 Eén voorbeeld van aanmoediging die werd geput uit begrip van de tijdfactor betreffende profetieën had te maken met de tijd toen Juda en Jeruzalem zeventig jaar lang woest lagen. Doordat de joden afvallig waren geworden, werden zij door Babylon, de wereldmacht van die tijd, gevangen gehouden. Onder inspiratie van Gods heilige geest had de profeet Jeremia deze zeventigjarige periode voorzegd. Betreffende Juda en Jeruzalem, alsmede andere omliggende natiën, had Jeremia geprofeteerd: „Dat gehele land [zal] tot een oord van puinhopen, tot een woestenij worden. Deze volken nu zullen den koning van Babel dienstbaar zijn zeventig jaren” (Jer. 25:11). Doch behalve deze verwoesting, voorzei Jehovah door bemiddeling van Jeremia ook nog iets anders, namelijk dat er als de tijdsperiode om was een herstel zou plaatsvinden: „Want zo zegt de HERE: Neen, als voor Babel zeventig jaren voorbij zullen zijn, dan zal Ik naar u omzien en mijn heilrijk woord aan u in vervulling doen gaan door u naar deze plaats terug te brengen.” — Jer. 29:10.
4, 5. Hoe werden de joden door kennis van deze tijdfactor aangemoedigd?
4 Getrouw aan Jehovah’s Woord, kwam de Babylonische gevangenschap. Het land Juda lag woest. De jaren verstreken. Ten slotte, achtenzestig jaar later, veroverden de gecombineerde legers van de Meden en Perzen Babylon, dat te veel op zichzelf vertrouwde, en trokken de stad, waarvan de poorten nonchalant waren opengelaten, binnen. Bijna zonder strijd werd Babylon omvergeworpen. Zo werd de joden in de stad de verschrikking van een langdurig beleg bespaard. Een van de joden die in deze lange Babylonische gevangenschap hadden vertoefd, was Daniël, een getrouwe aanbidder van God. Nu kwam hij onder de heerschappij van het over Babylon regerende Medo-Perzische rijk, waarvan Daríus de Meder de koning was. — Dan. 6:1 5:31.
5 Daniël wist van Jeremia’s profetie af. Hij had ook een begrip van de tijd en kon deze nauwkeurig meten en berekenen. Met welk resultaat? In hoofdstuk 9, de verzen 1 en 2, van het boek Daniël lezen wij: „In het eerste jaar van Darius, den zoon van Ahasveros, uit het geslacht der Meden, die koning geworden was over het koninkrijk der Chaldeeën — in het eerste jaar van zijn koningschap lette ik, Daniël, in de boeken op het getal van de jaren, waarover het woord des HEREN tot den profeet Jeremia gekomen was, dat Hij over de puinhopen van Jeruzalem zeventig jaar zou doen verlopen.” Wat een aanmoediging moet het voor Daniël en de andere joodse gevangenen zijn geweest te kunnen onderscheiden dat de tijd van hun gevangenschap bijna was verstreken en dat de voorzegde tijd van bevrijding en herstel nabij was!
6, 7. Hoe werden ware aanbidders geholpen door „de bestemde tijden der natiën” te begrijpen?
6 Nog zo’n voorbeeld van het onderscheiden van een tijd van vervulling betreffende Jehovah’s voornemens en de daaruit voortspruitende aanmoediging, heeft betrekking op de tijdsperiode waarvan Jezus gewag maakte in verband met „het besluit van het samenstel van dingen”. Zoals staat opgetekend in Lukas hoofdstuk 21 vers 24, zei Jezus: „En Jeruzalem zal door de natiën worden vertreden totdat de bestemde tijden der natiën zijn vervuld.” Door te begrijpen wat deze „bestemde tijden der natiën” waren en door de tijdsduur die ze omvatten te kunnen meten en berekenen, zouden Gods dienstknechten op aarde in staat zijn te onderscheiden wanneer Gods koninkrijk in de hemel zou worden opgericht. Die wonderbaarlijke gebeurtenis zou samenvallen met het eindigen van de „bestemde tijden der natiën” en het begin van de „tijd van het einde”. — Dan. 11:27, 40; Matth. 24:3; 2 Tim. 3:1.
7 Die tijdsperiode bleek 2520 jaar te duren. Ze begon met de val van Jeruzalem in het jaar 607 v.G.T. Ze eindigde in het jaar 1914, en Gods volk op aarde was in staat de datum te berekenen nog voordat deze kwam, hoewel de details van wat er precies zou plaatsvinden niet duidelijk waren. Doordat zijn aanbidders op aarde echter konden begrijpen op welke wijze Jehovah zich van tijdfactors bedient, beseften zij dat de in Gods Woord voorzegde „laatste dagen” inderdaad begonnen waren. En dat de „tijd van het einde” was begonnen, hield in dat het koninkrijk Gods in de hemel onder Christus was opgericht. Dit alles bleek tijdens die kritieke jaren een grote aanmoediging te zijn, vooral toen ware aanbidders vervolging ondergingen. En hoe aanmoedigend is dit voor ware aanbidders in deze tijd, want wij weten dat er tegen het najaar van 1967 G.T. drieënvijftig jaar waren verstreken sinds de „laatste dagen” waren begonnen en de „bestemde tijden der natiën” waren geëindigd! Dat betekent dat het einde van dit goddeloze samenstel van dingen zeer binnenkort komt. Zoals Jezus zei, zou het einde in hetzelfde geslacht plaatsvinden dat het begin van de „laatste dagen” in 1914 heeft aanschouwd. — Matth. 24:34.
DE JUISTE TIJD
8. In welk ander opzicht blijkt een begrip van de tijd waardevol te zijn?
8 Een begrip van de tijd blijkt ook in een ander opzicht waardevol te zijn. Christenen moeten niet alleen weten wàt zij moeten doen, maar ook wannéér zij het moeten doen. Gods dienstknechten willen stellig doen wat juist is en dat op de juiste tijd. Men kan op de juiste tijd een bepaalde handelwijze volgen, doch dit baat niets als het een verkeerde handelwijze is. Het kan ook zelfs vruchteloos blijken te zijn een bepaalde handelwijze te volgen die normaliter als juist beschouwd zou kunnen worden, indien deze op het verkeerde moment wordt gevolgd. Niemand zou er iets tegenin kunnen brengen dat het juist is als iemand gemiddeld ongeveer acht uur per dag slaapt. Maar als die acht uren nu eens kwamen op de tijd dat hij behoorde te werken? Dan zou het natuurlijk niet juist zijn. Het kan opbouwend zijn als de leden van een gezin tijd reserveren om zich samen te ontspannen en te vermaken, maar als die tijd altijd op de avond valt dat zij op een christelijke vergadering behoren te zijn, zou het niet goed zijn.
9. Welke verkeerde handelwijze volgde Israël, hoewel de tijd juist was?
9 Toen de natie Israël uit Egypte werd geleid, vertelde Jehovah zijn volk dat zij het land Kanaän in bezit zouden krijgen, een land vloeiende van melk en honing (Ex. 3:15-17). Nadat het land echter bespied was, weigerde het volk, op slechts enkele uitzonderingen na, er binnen te gaan omdat zij bang waren voor de inwoners. Zij murmureerden en wilden naar Egypte terugkeren. Het was de juiste tijd om het Beloofde Land binnen te gaan, vooral daar zij het bewijs hadden dat God met hen was. De Israëlieten deden echter wat verkeerd was. Zij wilden het land niet binnengaan. Om deze reden besliste Jehovah dat het opstandige geslacht gedurende een periode van veertig jaar in de wildernis zou omzwerven, totdat zij, op enkele personen na, zouden sterven. Een nieuw geslacht zou het Beloofde Land binnengaan. — Num. 13:31-33; 14:1-4, 28-34.
10. Waarom werden de gebeden van koning Saul niet verhoord?
10 Een voorbeeld van een handelwijze die normaliter als juist zou worden beschouwd doch op het verkeerde tijdstip werd gevolgd, vinden wij in het geval van koning Saul toen hij bevreesd werd voor de Filistijnen. In 1 Samuël hoofdstuk 28, vers 6, wordt aangetoond dat Saul deed wat bij andere gelegenheden als juist zou zijn beschouwd, want er staat: „En Saul vroeg den HERE.” Doch hij raadpleegde Jehovah op de verkeerde tijd! Zijn verzoek kwam nadat hij Gods geboden had overtreden en nadat Jehovah zijn geest van Saul had teruggetrokken (1 Sam. 16:14). Hij had deze smeekbede moeten opzenden lang voordat zijn hart zich zó had verhard dat hij Gods uitdrukkelijke geboden overtrad. Omdat hij zich op de verkeerde tijd tot God in gebed wendde, toen het veel te laat was, had het geen enkel nut. Vers 6 van 1 Samuël hoofdstuk 28 voegt eraan toe: „De HERE antwoordde hem niet, noch door dromen noch door de Urim noch door de profeten.”
11. Hoe behagen ware aanbidders Jehovah?
11 Als dus Gods dienstknechten, ware aanbidders, in deze tijd zijn Woord der waarheid bestuderen en begrijpen wàt hun hemelse Vader van hen verlangt en wannéér hij het van hen verlangt, zullen zij, als zij aan die uitdrukkelijke wil voldoen, Jehovah kunnen behagen en zijn zegen ontvangen. Het betekent dat zij gelijke tred moeten houden met Jehovah’s op progressieve wijze geopenbaarde wil en zijn voortschrijdende zichtbare organisatie en dat zij in de jaren die hun nog resten voordat het einde van dit samenstel van dingen komt, met deze organisatie in haar activiteiten moeten samenwerken.
KENMERKEN VAN DE TIJD
12. (a) Wat zijn enkele dingen die wij omtrent de tijd kunnen weten? (b) Wat kunnen wij niet weten?
12 Laten wij, aangezien een begrip van de tijd christenen op verschillende manieren helpt, enkele van de dingen opsporen die wij erover kunnen weten. Hier volgen enkele belangrijke overwegingen: 1. Hoe hij beweegt; 2. hoe hij moet worden gemeten; 3. hoe hij moet worden berekend. Is er echter ook iets met betrekking tot de tijd wat wij niet weten en niet kunnen weten? Ja, wij weten niet waar de tijd is begonnen en waar hij tot in alle eeuwigheid heengaat. Alleen Jehovah bezit op het moment zulk een kennis en wij dienen ons er dus niet om te bekommeren. Het zou zijn als een mier die de oorsprong van de mens en het doel waarom God mensen op aarde heeft geplaatst, zou trachten te begrijpen. Zulk een kennis gaat het bevattingsvermogen van dat kleine insekt verre te boven.
13. In welke richting beweegt de tijd zich?
13 Eén van de dingen die wij over de tijd kunnen weten, is hoe hij zich voortbeweegt. Hij gaat slechts in één richting, voorwaarts. De tijd is net als eenrichtingverkeer. Hij beweegt zich meedogenloos in die ene richting en geen enkel schepsel kan het proces omkeren. Daarom kunnen wij nooit het verleden terugkrijgen, want wij kunnen nooit teruggaan in de tijd ten einde het heden uit te wissen alsof het er nooit was geweest. Neen, de tijd beweegt zich vooruit en wij leven altijd in het heden, niet in het verleden. Wij weten dat er over één minuut of over één jaar een toekomst is en dat wij ons altijd vooruit bewegen, van het heden naar de toekomst, doch nooit terug kunnen gaan.
14, 15. In welke tijdmaten heeft Jehovah voorzien?
14 Nog een kenmerk van de tijd is de klaarblijkelijke snelheid waarmee hij verloopt, dat wil zeggen, hoe snel hij van het heden naar de toekomst gaat. Deze snelheid kan worden gemeten. Ja, Jehovah wist dat de mens moest weten hoe de tijd te meten, vooral omdat zijn voornemens een tijdfactor omvatten. Hij begiftigde de mens dus met het vermogen de tijd te meten, een vermogen dat de lagere dierlijke schepping niet bezit. Jehovah heeft ook in de middelen voorzien aan de hand waarvan de mens nauwkeurig de tijd kan meten. Genesis 1:14 verklaart: „En God zeide: Dat er lichten zijn aan het uitspansel des hemels om scheiding te maken tussen den dag en den nacht, en dat zij dienen tot aanwijzing zowel van vaste tijden als van dagen en jaren.” Jehovah heeft het de mens dus mogelijk gemaakt de tijd bij te houden, want telkens als de aarde één kringloop om de zon voltooit, gaat er een zonnejaar voorbij. Gedurende die tijd doorlopen wij de cyclus der seizoenen. En telkens als de aarde één rotatie om haar eigen as maakt, gaat er een dag voorbij.
15 In Deuteronomium 5:13, 14 spreekt de bijbel over nog een tijdmaat: „Zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen, maar de zevende dag is de sabbat van den HERE, uw God.” Hiermee werd de wekelijkse cyclus bestaande uit zeven dagen ingesteld, welke cyclus wij thans nog altijd gebruiken. Maar zelfs reeds voordien werd over Noach gezegd dat hij zowel een cyclus van zeven dagen als een maand van dertig dagen gebruikte. — Gen. 7:4, 11, 24; 8:4.
16. Wat zijn drie manieren waarop het woord dag in de bijbel wordt gebruikt?
16 Ten einde de tijdsindeling te begrijpen die dag wordt genoemd, zoals deze in de bijbel wordt gebruikt, moet de context van het materiaal worden vastgesteld. Dit komt doordat er verschillende betekenissen van toepassing zijn op het woord dag (jom in het Hebreeuws, hèmera in het Grieks), zoals dit in de Heilige Schrift wordt gebruikt. Een van de manieren waarop het woord wordt gebruikt, staat in Genesis 1:5, waar wij lezen: „En God noemde het licht dag.” De dag waarnaar hier wordt verwezen, is de periode van het daglicht zelf van ongeveer twaalf uur. Johannes 20:19 maakt melding van een tweede gebruik van het woord dag, ditmaal in de betekenis van een periode van vierentwintig uur: „Toen het dan laat was op die dag, de eerste dag van de week.” Een derde gebruik van het woord dag heeft te maken met een tijdsperiode waarin de een of andere vooraanstaande persoon leeft. Wij hebben een voorbeeld in Jesaja 1:1, waar staat: „Het gezicht van Jesaja, den zoon van Amoz, dat hij heeft gezien over Juda en Jeruzalem in de dagen van Uzzia, Jotham, Achaz en Jehizkia, koningen van Juda.”
17. Hoe wordt het woord dag nog meer in de bijbel gebruikt?
17 Het woord dag kan ook betrekking hebben op een langere tijdsperiode. In 2 Petrus 3:8 wordt ons verteld: „Bij Jehovah [is] één dag als duizend jaren . . . en duizend jaren als één dag.” Het woord kan zelfs een nog langere tijdsperiode omvatten, want Exodus 20:11 verklaart: „Want in zes dagen heeft de HERE den hemel en de aarde gemaakt, de zee en al wat daarin is, en Hij rustte op den zevenden dag.” Dit heeft betrekking op de scheppingsperiodes, welke, te oordelen naar de zevende, elk 7000 jaar lang blijken te zijn. Er is evenwel een zelfs nog langere tijdsperiode waaraan de betekenis van het bijbelse woord dag kan worden gehecht, een periode die alle scheppingsdagen te zamen omvat. Genesis 2:4, SV verklaart: „Dit zijn de geboorten des hemels en der aarde, als zij geschapen werden; ten dage als de HERE God de aarde en den hemel maakte.” De betekenis waarin het woord hier wordt gebruikt, omvat dus kennelijk een tijdsperiode die veel langer is dan elke scheppingsdag.
HET BEREKENEN VAN TIJDSPERIODES
18, 19. Welke hulpmiddelen helpen ons de tijd te berekenen?
18 Toen de mens wist hoe hij de tijd in periodes moest indelen, zag hij de noodzaak in deze over lange tijdsspannen te berekenen en werden er dus kalenders ingevoerd. Eén zo’n kalender was de joodse, een andere de Juliaanse kalender, die in het jaar 46 v.G.T. door Julius Caesar werd ingevoerd. Nog een andere was de Gregoriaanse kalender, in 1582 G.T. ingevoerd door paus Gregorius XIII. Deze kalender was nauwkeuriger dan de Juliaanse en wordt thans in de meeste landen gebruikt.
19 Voor het berekenen van lange tijdsperiodes zijn bepaalde datums, „absolute datums” genaamd, zeer waardevol. Dit zijn datums waarvan door wereldlijke historici is bewezen dat ze betrouwbaar zijn, datums waarop gebeurtenissen die ook in de bijbel staan opgetekend werkelijk hebben plaatsgevonden. Uitgaande van één van deze specifieke datums kunnen wij, door de betrouwbare chronologie van de bijbel zelf te gebruiken, vaststellen wanneer vele andere bijbelse gebeurtenissen hebben plaatsgevonden.
20. Hoe worden de datums in de Hebreeuwse Geschriften berekend?
20 Voor het berekenen van datums in de Hebreeuwse Geschriften, is de absolute datum van 5 tot 6 oktober in het jaar 539 v.G.T. essentieel. Dit was het jaar dat de Meden en Perzen Babylon omverwierpen en het werd definitief door de wereldlijke geschiedenis gestaafd toen er een verslag werd gevonden van koning Nabonédos, de vader en mederegent van koning Belsazar. Dit opmerkelijke kleidocument heeft vastgesteld dat Babylon op 5 tot 6 oktober van het jaar 539 v.G.T. volgens de Gregoriaanse kalender is gevallen. Uitgaande van deze datum kunnen alle andere datums in de Hebreeuwse Geschriften worden berekend.
21. (a) Hoe weten wij dat Jeruzalem in 607 v.G.T. is gevallen? (b) Welke problemen rijzen er in verband met de „bestemde tijden der natiën”?
21 Een van de belangrijkere berekeningen van een lange tijdsperiode betreft de hiervoor genoemde „bestemde tijden der natiën”. Volgens Ezechiëls profetie (Ezech. 21:25-27) begon deze toen het voorbeeldige koninkrijk Gods, dat vanuit Jeruzalem regeerde, door Babylon werd omvergeworpen. Wanneer gebeurde dit? Welnu, wereldlijke historici zijn het erover eens dat Babylon zelf in 539 v.G.T., in het begin van onze maand oktober, is gevallen. Twee jaar later, in 537 v.G.T., repatrieerden de joden naar Jeruzalem, waardoor aan hun zeventigjarige periode van Jeruzalems verwoesting een einde kwam. Als wij vanaf 537 v.G.T. zeventig jaar terugrekenen, komen wij op de datum van 607 v.G.T. Jeruzalem werd dus begin oktober 607 v.G.T. woest gelaten. De „bestemde tijden der natiën” begonnen. Ze eindigden met de oprichting van Gods hemelse koninkrijk en het begin van de „laatste dagen”. Zoals vele bijbelstudenten reeds weten, was deze tijdsperiode 2520 jaar lang, zoals te kennen wordt gegeven in Daniël 4:16, 17, 31, 32; Openbaring 11:2, 3 en Ezechiël 4:6. Hoe wordt dit echter berekend? Als wij eenvoudig 1914 jaar bij 607 jaar optellen, is de uitkomst 2521 jaar, niet 2520 jaar.
22. Hoeveel tijd lag er tussen oktober 607 v.G.T. en eind 1 v.G.T.?
22 Eén manier om het nauwkeurig te berekenen, is als volgt: Te beginnen met het jaar 607 v.G.T., en wel op 1 oktober, tellen wij nog drie maanden tot het eind van het jaar. Dat brengt ons op 1 januari 606 v.G.T. (de jaartallen worden kleiner naarmate ze dichter bij de tijd van Christus komen). Tellen wij er de 606 hele jaren bij op, dan brengt ons dit aan het eind van het jaar 1 v.G.T. en wij hebben dan tot zover in totaal 606 jaar en drie maanden.
23. Hoeveel tijd was er vanaf het begin van de gewone tijdrekening tot oktober 1914? Welk totaal krijgen wij voor onze berekening?
23 Wat komt er dan? Wat komt er na het jaar 1 v.G.T.? Het jaar nul? Neen, want de oude volken, waaronder de Grieken en Romeinen, kenden het begrip nul niet. Indien u op school Romeinse cijfers hebt geleerd, hebt u toen een symbool voor nul geleerd? Neen, want zij hebben dit niet gebruikt. De nul werd rond het jaar 150 van de gewone tijdrekening door de Hindoes uitgevonden en enige eeuwen later door de Arabieren in Europa ingevoerd. Het jaar na 1 v.G.T. was dus niet nul, maar 1 G.T., het eerste jaar van onze gewone tijdrekening. Vanaf het begin van dat jaar tot eind 1913 G.T. hebben wij 1913 hele jaren. Van 1 januari tot 1 oktober 1914 geeft ons nog negen maanden. Tellen wij nu de 1913 jaar en negen maanden op bij de 606 jaar en drie maanden vóór de gewone tijdrekening, dan krijgen wij de 2520-jarige periode van 1 oktober 607 v.G.T. tot 1 oktober 1914 G.T. Dit is de periode van de „tijden der natiën” waarvan Jezus sprak. Dat deze berekening juist is, wordt duidelijk bevestigd door de vele zichtbare gebeurtenissen die Jezus heeft voorzegd en die sedert 1914 hebben plaatsgevonden. Vandaar dat christenen deze berekening, hoewel ze misschien wat moeilijk is, beslist moeten kennen, want zij worden erdoor geholpen de tijd vast te stellen waarop Gods koninkrijk in de hemel werd opgericht en dit huidige goddeloze samenstel van dingen zijn „tijd van het einde” binnenging.
24. Hoe worden de datums voor de bediening van Jezus berekend?
24 Om de datums voor de verschillende gebeurtenissen van Jezus’ aardse bediening te berekenen, is de absolute datum van 19 augustus van het jaar 14 van onze gewone tijdrekening essentieel. Op die datum stierf Augustus Caesar en werd hij opgevolgd door Tiberius Caesar als keizer van Rome. Let nu op wat in Lukas hoofdstuk 3 wordt verklaard: „In het vijftiende regeringsjaar van Tiberius Caesar . . . kwam Gods bekendmaking tot Johannes, de zoon van Zacharías, in de wildernis. Daarop kwam hij in de gehele omtrek van de Jordaan en predikte de doop als een symbool van berouw tot vergeving van zonden.” Het vijftiende jaar van Tiberius Caesar eindigde in het laatst van augustus van het jaar 29 G.T. Johannes, die zes maanden ouder was dan Jezus, begon met zijn prediking in dat voorjaar. Zes maanden later, ofte wel in de herfst van het jaar 29 G.T., werd Jezus gedoopt en begon hij met zijn bediening.
25. Waarom kunnen wij vertrouwen stellen in de tijdfactors die Gods Woord bevat?
25 Een feit van groot belang voor christenen is dat de bijbel het enige bericht is dat nauwkeurig alle tijdsperiodes vermeldt tot aan de schepping van de mens, en zelfs nog verder terug. Geen enkel ander document doet dit. Daarom kunnen christenen zoveel vertrouwen hebben in alle aangelegenheden in verband met bijbelse profetie waarbij tijdfactors zijn betrokken. Jehovah is Degene die de tijd nauwkeurig bijhoudt. Hij heeft voor elk voornemen een vastgestelde tijd. Wanneer hij een nieuw samenstel van dingen belooft, kunnen wij ons verheugen in het feit dat dergelijke profetieën heel zeker en stipt op tijd vervuld zullen worden. Ware aanbidders in deze tijd zijn dus niet bezorgd, zoals de mensen in de wereld, want zij weten dat hun God, Jehovah, hen op paden van rechtvaardigheid leidt en dat hij hun van te voren vertelt wat hun te wachten staat en wanneer. Zoals Amos 3:7 vermeldt: „Voorzeker, de Here HERE doet geen ding, of Hij openbaart zijn raad aan zijn knechten, de profeten.”