Welke uitwerking dient Johannes’ evangelie op u te hebben?
WAAROM werden de vier christelijke evangeliën geschreven? Louter als een historisch verslag van het leven van de Messías? Of bestaat er een diepere beweegreden voor? Christus’ laatste gebod aan zijn discipelen werpt licht op deze vragen: „Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, . . . leert hun onderhouden alles wat ik u geboden heb.” — Matth. 28:19, 20.
Het is duidelijk dat de christelijke boodschap mensen over de gehele wereld ertoe zou moeten bewegen Jezus’ voorbeeld na te volgen. Zij zouden werkelijk moeten geloven dat Christus de Redder is. Zo zegt de apostel Johannes dat hij Jezus’ levensverhaal optekende „opdat gij moogt geloven dat Jezus de Christus is, de Zoon van God, en opdat gij door te geloven leven moogt hebben door middel van zijn naam”. — Joh. 20:31.
Een controversiële inleiding
Op welk punt in de tijd stelt Johannes Jezus aan ons voor? Bij zijn geboorte, zoals de evangelieschrijvers Matthéüs en Lukas dit doen? Neen. Hij gaat talloze eeuwen verder terug in de tijd. Hij neemt ons mee naar het begin van de gehele schepping door de eenvoudige maar veelbetekenende inleiding: „In het begin was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was een god [’was goddelijk’, vertaling door H. Ogilvie]. Alle dingen zijn door bemiddeling van hem ontstaan, en afgescheiden van hem is zelfs niet één ding ontstaan.” — Joh. 1:1-3.
Zonder een voorafgaande kennis van de rest van de bijbel kan deze inleiding moeilijk te begrijpen zijn. In Spreuken 8:22-31 wordt bijvoorbeeld over het Woord (Christus in zijn voormenselijke bestaan) gesproken onder het symbool van wijsheid als een „meesterwerker” die met God in Zijn scheppingswerk samenwerkte. (Zie ook 1 Korinthiërs 1:24.) De apostel Paulus bevestigt deze gedachte in zijn brief aan de Kolossenzen, waar over Christus wordt gesproken als „het beeld van de onzichtbare God, de eerstgeborene van heel de schepping, want door bemiddeling van hem werden alle andere dingen . . . geschapen”. Hieruit kunnen wij opmaken dat het Woord dat ’vlees geworden is en onder ons verblijf heeft gehouden’, Gods eerste schepping was en destijds door zijn Vader werd gebruikt om alle verdere scheppingswerkzaamheden te verrichten. — Kol. 1:15, 16; Joh. 1:14.
Welke uitwerking dient deze kennis op ons te hebben? Dienen wij Jehovah, de Schepper, niet dankbaar te zijn voor het feit dat wij bestaan? En hebben wij geen waardering voor het aandeel dat het Woord hierin heeft gehad? God heeft de man en de vrouw een voortplantingsvermogen geschonken als gevolg waarvan de huidige menselijke familie van meer dan vier miljard mensen is ontstaan. Er zijn echter nog veel meer redenen voor dankbaarheid jegens God en zijn Zoon, en deze houden verband met de grootse thema’s van het Evangelie van Johannes — licht, leven, liefde en loyaliteit.
Welke uitwerking heeft licht op ons?
In de verzen drie en vier van het eerste hoofdstuk van zijn evangelie laat Johannes ons kennismaken met twee van die sleutelthema’s die in zijn gehele geïnspireerde verslag de boventoon voeren, door te zeggen: „Wat is ontstaan door bemiddeling van hem [het Woord], was leven, en het leven was het licht der mensen.” Welke gedachte brengt Johannes door deze verklaring over? Dat het Woord, of Christus, Gods „Voornaamste Bewerker van het leven” was die werd gebruikt om zowel leven als licht aan de mensheid door te geven (Hand. 3:15). Johannes vervolgt met ons te vertellen dat Johannes de Doper opstond om getuigenis af te leggen over „het ware licht, dat alle soorten van mensen licht geeft” (Joh. 1:9). Ja, aan alle soorten van mensen, omdat Christus niet in de wereld was gekomen om slechts een Messías voor de joden te zijn. Hij kwam ten behoeve van de gehele mensheid, zoals hijzelf uitlegde: „God heeft de wereld [de mensenwereld sinds Abel] zozeer liefgehad dat hij zijn eniggeboren Zoon [Christus, het Woord] heeft gegeven, opdat een ieder die geloof oefent in hem, niet vernietigd zou worden, maar eeuwig leven zou hebben.” — Joh. 3:16.
Welnu, welke uitwerking dient deze vaak aangehaalde tekst op ons te hebben? Indien God zijn Zoon naar de aarde heeft gezonden om als een licht in de geestelijke duisternis van de wereld te fungeren, dienen wij dat licht dan niet op zijn minst ten aanzien van anderen te weerkaatsen? Gods onzelfzuchtige handelwijze dient een gevoelige snaar in ons hart te raken. Wie van ons zou bereid zijn de persoon die hem het dierbaarst was, door middel van een smadelijke dood te offeren, en dat ten behoeve van overwegend onverschillige mensen? Waartoe dient Gods liefde ons derhalve aan te zetten? Om een actief geloof te oefenen in Jezus Christus en in de levenreddende waarde van zijn slachtoffer. Dit zal leven tot resultaat hebben, want Jezus zei: „Ik ben het licht der wereld. Wie mij volgt, zal geenszins in duisternis wandelen, maar zal het licht des levens bezitten.” — Joh. 8:12.
Hoe is de kwaliteit van het leven dat wordt aangeboden?
Zonder zich te laten voorstaan op een diepe kennis van wetenschappelijke beginselen, brengt Johannes toch één zo’n beginsel tot uitdrukking, namelijk, dat aards leven van licht afhankelijk is. En in de symbolische betekenis is dat precies even waar. Christus is het licht dat tot leven leidt. Maar tot wat voor leven? Jezus’ antwoord aan de Samaritaanse vrouw bij de Jakobsbron verschaft ons een sleutel: „Al wie van het water drinkt dat ik hem zal geven, zal nimmermeer dorst krijgen, maar het water dat ik hem zal geven, zal in hem een bron van water worden dat opborrelt om eeuwig leven te schenken” (Joh. 4:7-15). Christus bood het „werkelijke leven” aan, eeuwig leven met Gods zegen. — 1 Tim. 6:19.
Waar zou dat eeuwige leven worden genoten? Voor het betrekkelijke kleine aantal dat de „kleine kudde” vormt, antwoordt Jezus: „In het huis van mijn Vader zijn vele woningen. Anders zou ik het u hebben gezegd, want ik ga heen om een plaats voor u te bereiden.” Hij verwees kennelijk naar hemelse woningen. — Luk. 12:32; Joh. 14:2.
Maar Christus zei ook: „Ik heb nog andere schapen, die niet van deze kooi zijn; ook die moet ik brengen, en zij zullen naar mijn stem luisteren, en zij zullen één kudde, één herder worden.” Johannes wist uit zijn eerder opgetekende boek Openbaring dat de „kleine kudde” uit 144.000 leden zou bestaan, terwijl de „andere schapen” een „grote schare” en nog andere aardse onderdanen onder Christus’ Koninkrijksregering zouden omvatten. — Joh. 10:16; Openb. 7:4, 9, 10.
Welke uitwerking dient dat vooruitzicht op eeuwig leven, hetzij in de hemel of op aarde, op ons te hebben? Het is zo gemakkelijk om over „eeuwig leven” te spreken, maar sta er eens een ogenblik bij stil wat het in werkelijkheid betekent en omvat. Eeuwig te mogen leven! Van de totale volheid van het leven te kunnen genieten, met Gods eeuwige zegen. Geen zorgen te hoeven hebben over onze leeftijd of gezondheid. Men zal zich niet langer druk maken over de vraag: „Hoe oud bent u?”
Degenen met een hemelse roeping zullen zich in eeuwig leven kunnen verheugen als personen die deel uitmaken van Christus’ onzichtbare regering, waarbij zij toezicht uitoefenen op de aangelegenheden op aarde en de waarde van Christus’ slachtoffer tot het fysieke en geestelijke nut van de gehoorzame mensheid aanwenden. Wat een enorm voorrecht! Johannes’ evangelie dient ons er beslist toe te brengen waardering te hebben voor Jehovah’s onverdiende goedheid. — Openb. 20:4-6.
Welke hoop voor de doden?
Er rijst nu nog een vraag in verband met de gave van eeuwig leven. Hoe zullen de doden dat beloofde leven ontvangen? Jezus beantwoordde die vraag op overtuigende wijze door verschillende personen werkelijk uit de doden op te wekken, met inbegrip van zijn intieme vriend Lazarus, die reeds vier dagen dood was. Johannes’ unieke verslag licht ons erover in dat Jezus bij die gelegenheid zei: „Ik ben de opstanding en het leven. Wie geloof oefent in mij, zal, ook al sterft hij, tot leven komen.” Dit thema wordt ook uitgewerkt in hoofdstuk 5, waar Jezus verklaart: „Verwondert u hierover niet, want het uur komt waarin allen die in de herinneringsgraven zijn, zijn stem [van de Zoon van God] zullen horen en te voorschijn zullen komen.” — Joh. 11:1-44; 5:25-29.
Welke uitwerking heeft die opstandingsbelofte op u? Denk alleen eens aan degenen die u heel erg dierbaar waren maar die niet langer in leven zijn. Zou u niet uitermate verrukt zijn als u hen zou weerzien en weer met hen zou kunnen spreken? Jehovah God heeft zo’n wonder beloofd. Daarom was Martha, de zuster van de overleden Lazarus, zelfs nog voordat Jezus haar broer uit de doden opwekte, overtuigd van een dergelijke hoop, want zij zei: „Ik weet dat hij zal opstaan in de opstanding op de laatste dag.” Hebben wij als christenen zo’n krachtige overtuiging? — Joh. 11:24.
Welke uitwerking heeft Christus’ liefde op u?
Als wij het Evangelie van Johannes tot slechts één woord zouden terugbrengen, welk woord zou dit dan zijn? Licht? Leven? Opstanding? Neen, het zou LIEFDE zijn. Waarom? Omdat al deze andere zegeningen voortspruiten uit Gods liefde. Jezus heeft die liefde bekendgemaakt en weerspiegeld. Hij zei dan ook: „Evenals de Vader mij heeft liefgehad en ik u heb liefgehad, zo blijft in mijn liefde. Als gij mijn geboden onderhoudt, zult gij in mijn liefde blijven.” Wat was Jezus’ belangrijkste gebod? „Dit is mijn gebod, dat gij elkaar liefhebt net zoals ik u heb liefgehad. Iemand kan geen grotere liefde hebben dan dat hij afstand doet van zijn ziel ten behoeve van zijn vrienden.” — Joh. 15:9-14.
Leefde Christus zelf overeenkomstig die woorden? Heeft hij een allesovertreffende liefde ten behoeve van zijn vrienden ten toon gespreid? Johannes’ gedetailleerde verslag beantwoordt deze vragen met een positief Ja! In het verslag dat in de hoofdstukken 18 en 19 wordt aangetroffen, wordt uitgelegd hoe Jezus werd gearresteerd en vervolgens aan een aantal ondervragingen en fysieke martelingen van de zijde van de joodse en Romeinse autoriteiten werd onderworpen. Tijdens al deze mishandelingen gaf Jezus een getuigenis over Gods koninkrijk. Hij zei: „Mijn koninkrijk is geen deel van deze wereld . . . mijn koninkrijk is nu eenmaal niet uit deze bron.” Zijn liefde voor zijn Vader en de mensheid was zo groot dat hij niet een gemakkelijke uitweg zocht of zijn boodschap probeerde te verzachten. „Hiertoe ben ik geboren . . . om getuigenis af te leggen van de waarheid.” Verbijsterd kon Pilatus alleen maar antwoorden: „Wat is waarheid?” — Joh. 18:36-38.
Nadat de door de geestelijken geleide joodse schare Jezus had verworpen, werd Jezus ter dood veroordeeld en aan een martelpaal genageld. Hij onderging de ergste vernedering voor een jood door als een vervloekte aan een paal te sterven (Deut. 21:22, 23; Gal. 3:10-13). Toch behaalde hij de overwinning. Zijn eigen geloof in de opstanding werd gerechtvaardigd. Op de derde dag werd hij uit de doden opgewekt. Maria Magdalena, een discipelin, zag hem en sprak met hem. Kunt u zich voorstellen hoe opgewonden zij was toen zij de discipelen het nieuws vertelde: „Ik heb de Heer gezien”? — Joh. 20:18.
Welke uitwerking dienen Christus’ slachtoffer en opstanding derhalve op ons te hebben? Dienen ze ook ons niet met overtuiging, hoop en enthousiasme te vervullen? Wij kennen de waarheid over Christus, gebaseerd op het historische verslag van de evangeliën. Het is een verslag van liefde in actie. Zullen wij ertoe bewogen worden diezelfde allesovertreffende christelijke liefde ten toon te spreiden en de boodschap van het Koninkrijk aan anderen aan te bieden? — Joh. 20:31; Matth. 24:14.
Welke verdere les kunnen wij leren als wij het verslag van Johannes nog eens de revue laten passeren? De les van loyaliteit — Christus’ loyaliteit aan de zaak van zijn Vader; zijn loyaliteit jegens zijn volgelingen, ondanks het feit dat zij hem in de steek lieten (Mark. 14:50; Joh. 18:15-27). Oorspronkelijk hadden ook de twaalf apostelen loyaliteit ten toon gespreid. Toen veel discipelen Jezus later verlieten, gaf Petrus een indrukwekkend antwoord op de vraag die Jezus zijn discipelen op de man af stelde: „Wilt ook gij niet heengaan?” Simon Petrus antwoordde hem: „Heer, tot wie zullen wij heengaan? Gij hebt woorden van eeuwig leven; en wij hebben geloofd en zijn te weten gekomen dat gij de Heilige Gods zijt.” — Joh. 6:66-69.
Gelooft u dat Jezus „de Heilige Gods”, „de Zoon van God” is? Zo ja, dan kunt ook u in het licht wandelen dat tot leven leidt. Ook u kunt liefde en loyaliteit jegens Jehovah God en ten opzichte van zijn koninkrijk in handen van Christus ten toon spreiden. Ook u kunt voordeel trekken van het ontroerende Evangelie van Johannes. — Joh. 20:31.
[Illustratie op blz. 25]
Jezus biedt water aan dat eeuwig leven schenkt