Vragen van lezers
◼ Zou het voor een christen verkeerd zijn om als medische behandeling toe te laten dat er bloedzuigers op hem worden aangebracht om wat bloed aan zijn lichaam te onttrekken?
Het is niet in strijd met Gods Woord toe te laten dat er voor medische doeleinden wat bloed wordt afgenomen en weggespoeld. Zou men dit echter door middel van bloedzuigers doen, dan handelt men in strijd met wat de bijbel zegt. Het is waar dat bloedzuigers thans niet algemeen worden gebruikt. Toch rijzen er vragen over het gebruik ervan, vooral in Europa. Door op te merken wat de bijbel over bloed zegt, kunnen wij worden geholpen ons een oordeel over zulke behandelingen te vormen.
Eeuwenlang is men van mening geweest dat men in het geval van veel ziekten verlichting kon bewerkstelligen door aderlating. In de middeleeuwen oefenden „barbier-chirurgijns” deze kunst uit, waaraan de roodwitte stok voor sommige kapperswinkels nog herinnert. Maar ook artsen maakten gebruik van aderlating. In 1799 hebben herhaaldelijk uitgevoerde aderlatingen waarschijnlijk de dood bespoedigd van George Washington, de eerste president van de Verenigde Staten van Amerika. Ook al had aderlating voor iemand niet de dood tot gevolg, toch leidde deze praktijk in het geval van veel patiënten tot bloedarmoede.
In Europa was een vorm van aderlating in gebruik waarbij een aantal bloedzuigers op de huid werd aangebracht en hun werd toegestaan zich vol te zuigen met het bloed van de patiënt. Dr. L. K. Altman berichtte uit Mainz (Duitsland): „In 1850, toen er ter bestrijding van een groot aantal ziekten wel 80 bloedzuigers tegelijk op een patiënt werden aangebracht, werden er in Frankrijk ongeveer honderd miljoen bloedzuigers verkocht. Zelfs in 1953 brachten Russische artsen nog bloedzuigers op Stalin aan voordat hij stierf.” — New York Times, 17 februari 1981.
Dr. Altman wees erop dat sommige artsen in Europa en in de Verenigde Staten zelfs in deze tijd in speciale gevallen van bloedzuigers gebruik maken. Ze zijn bijvoorbeeld gebruikt ten einde in bepaalde gevallen van plastische chirurgie bloedstolsels te verwijderen of opgehoopt bloed af te trekken uit vingers die door microchirurgie waren aangehecht.
Hoe staan christenen tegenover het aftappen van bloed, en zou het passend zijn toe te laten dat dit door middel van bloedzuigers wordt gedaan?
Na de vloed in Noachs dagen bepaalde God dat er een verandering kwam in het vegetarische dieet dat hij in de hof van Eden voor dieren en mensen had vastgesteld. Jehovah zei: „Al het zich bewegende gedierte dat leeft, mag u tot voedsel dienen. Zoals in het geval van de groene plantengroei, geef ik dit alles werkelijk aan u. Alleen vlees met zijn ziel — zijn bloed — moogt gij niet eten” (Gen. 9:3, 4; 1:30). In de Mozaïsche wet legde God de kwestie verder uit. Hij zei dat bloed het leven — een gave van God — vertegenwoordigt en heilig is. Wat moest er derhalve worden gedaan met het bloed van een dier dat als offer werd gedood? Het bloed mocht niet als mest, dierlijk voedsel of iets dergelijks worden gebruikt. Het moest worden uitgestort en met aarde worden bedekt; in zekere zin werd het aan God teruggegeven. — Lev. 17:10-14.
Christenen dienen ernaar te streven te laten zien dat zij zich bewust zijn van de heiligheid van bloed (Hand. 15:28, 29). Indien er dus bloed uit het lichaam wordt verwijderd, dient het te worden weggedaan, hetgeen te vergelijken is met wat de Israëlieten deden door het bloed op de aarde uit te storten.
Af en toe kunnen artsen er medische gronden voor hebben om te adviseren dat er bloed aan het lichaam wordt onttrokken (flebotomie). In het geval van de bloedziekte polycytemie vera heeft de patiënt bijvoorbeeld een overmaat aan rode bloedlichaampjes (het tegenovergestelde van anemie). Het bloed, dik van de rode bloedlichaampjes, kan gaan klonteren, waardoor het gevaar voor een beroerte of een hartaanval toeneemt. Men kan op verschillende manieren bloed afnemen, maar soms wordt de voorkeur gegeven aan venasectie, waarbij men bloed uit een ader laat weglopen. Gods Woord spreekt zich hier niet tegen uit zolang men zich van het afgetapte bloed ontdoet. Evenzo hebben veel christenen er geen gewetensbezwaren tegen gehad toe te laten dat er kleine hoeveelheden bloed voor medische proeven werden afgenomen, aangezien zij beseften dat het bloed, nadat het was onderzocht, zou worden weggedaan.
Hoewel bloedzuigers zich op het ogenblik in hun natuurlijke staat met bloed voeden, zou het voor een christen echter onjuist zijn toe te laten dat er door middel van bloedzuigers bloed aan zijn lichaam wordt onttrokken (Spr. 30:15). Ook wanneer dit wegens medische redenen wordt aangeraden en men zich later van de bloedzuigers ontdoet, houdt het gebruik van bloedzuigers in dat men deze schepselen weloverwogen bloed te eten geeft. Dat zou in strijd zijn met de aanwijzing in de bijbel dat bloed, aangezien het heilig is en leven vertegenwoordigt, dient te worden weggedaan wanneer het uit het lichaam wordt verwijderd.
◼ Hoe kan Openbaring 7:17 van toepassing worden gebracht op christenen in deze tijd, aangezien wij soms nog wel huilen?
In Openbaring 7:17 lezen wij over de „grote schare”, die de hoop koestert eeuwig op aarde te zullen leven: „Het Lam, dat in het midden van de troon is, zal hen weiden en hen naar bronnen van wateren des levens leiden. En God zal elke traan uit hun ogen wegwissen.”
Er werd tot de apostel Johannes gezegd dat de grote schare „uit de grote verdrukking” komt (Openb. 7:9-14). Daarom gaan wij ervan uit dat Openbaring 7:14-17 van toepassing is op personen die thans hun standpunt aan Gods zijde innemen, Christus’ bloed aanvaarden en in leven blijven wanneer het huidige samenstel van dingen in de „grote verdrukking” eindigt.
Volgens Openbaring ’hebben zij hun gewaden gewassen in het bloed van het Lam, hebben zij geen honger of dorst meer, beschijnt de zon hen niet fel en zal God elke traan uit hun ogen wegwissen’. Deze woorden moeten niet letterlijk worden opgevat. Waarom niet? Welnu, zij hebben hun kleren niet letterlijk in Christus’ bloed gewassen. En af en toe hebben zij in fysiek opzicht honger en dorst, zoals ook het geval was met de volmaakte man Jezus (Luk. 4:2; Joh. 4:7, 8; 19:28, 29). Openbaring 7:14-17 moet dus in de eerste plaats symbolisch, of geestelijk, worden toegepast.
Deze verzen worden in het boek ’Dan is Gods mysterie voleindigd’, op de bladzijden 240, 241, uitgelegd. Hierin wordt aangetoond dat de grote schare thans niet langer in geestelijk opzicht honger of dorst heeft; zij voeden zich met Gods Woord en hebben een aandeel aan zijn dienst, hetgeen evenals in het geval van Jezus als voedsel en drank voor hen is (Joh. 4:32-34). Zij voelen niet de hitte van goddelijke afkeuring, en ook zullen zij dit niet gedurende de grote verdrukking voelen. Ook wenen zij niet langer (zoals zij voorheen misschien hebben gedaan) omdat zij onwetend zouden zijn over God of in een slechte verhouding tot hem zouden staan. In dit opzicht heeft God reeds ’elke traan uit hun ogen weggewist’.
Maar later, in Openbaring 21:3, 4, ontvangen wij de verzekering dat getrouwe mensen na de grote verdrukking en de oprichting van een rechtvaardig, nieuw samenstel, fysieke zegeningen zullen ondervinden waartoe ook behoort dat er geen rouw, geschreeuw of pijn meer zal zijn. Dan zullen tranen van pijn, teleurstelling en verdriet werkelijk tot het verleden behoren.
◼ Jezus zei tot een man die hij had genezen: „Zondig niet meer, opdat u niets ergers overkomt.” Bedoelde hij dat wij ziek worden omdat wij gezondigd hebben?
Neen, iedere ziekte is niet noodzakelijkerwijs het gevolg van een specifieke zonde.
Johannes hoofdstuk vijf verhaalt van Jezus’ genezing van een man die vele jaren ziek was geweest. Later zag Jezus de man op het terrein van de tempel en zei: „Zondig niet meer, opdat u niets ergers overkomt.” — Joh. 5:14.
Wij hebben allen zonde en onvolmaaktheid van Adam geërfd (Rom. 5:12). Dit blijkt bijvoorbeeld daaruit dat wij bij tijden „op natuurlijke wijze” ziek worden. Kennelijk was de man die door Jezus werd genezen, ziek ten gevolge van overgeërfde onvolmaaktheid. Door Gods barmhartigheid ontving de man genezing en werd hem de weg tot redding door bemiddeling van Christus getoond. Hij diende nu de Redder te volgen. Als de man zich in plaats daarvan tot opzettelijke zonde keerde, zou hem iets ergers dan ziekte overkomen; hij zou zich schuldig maken aan zonde tegen de geest en eeuwige vernietiging verdienen. — Matth. 12:31, 32.