Is uw raad moeilijk te aanvaarden?
„Henk Jansen, weet je wat jouw probleem is? Je praat te veel. Je luistert nooit. Je bent koppig. Ik geef je de raad veranderingen in je houding aan te brengen. Ik heb het je al eerder gezegd en ik zeg het opnieuw, verander van houding! Begin eens wat respect te tonen! Je denkt dat je alles weet, je praat voortdurend en je stuurt aan op moeilijkheden! En als het zover is, hoef je niet voor hulp bij mij aan te kloppen!”
1. Waarom is het voorbeeld dat in de illustratie wordt aangehaald een verkeerde manier van raad geven?
DAT is één manier om iemand de raad te geven minder te praten en meer te luisteren. Het is echter geen goede manier. Ze komt over als een aanval en zal de ander in de verdediging dringen. De raad zelf kan goed zijn, maar er zal niets goeds mee worden bereikt.
2, 3. (a) Hoe tonen handelsondernemingen dat zij er belangstelling voor hebben dat er op juiste wijze raad wordt gegeven? (b) Welk advies met betrekking tot het geven van raad gaf Paulus aan Timotheüs, en met welk oogmerk?
2 Handelsondernemingen betalen duizenden guldens om hun leidinggevende functionarissen een bedrijfspsychologische cursus te laten volgen waar zij leren hoe zij anderen raad moeten geven en aan confrontaties het hoofd moeten bieden. Toch werden de werkelijk waardevolle basistechnieken lang geleden in de bijbel opgetekend, en deze kosten niets.
3 „Door de broeders met deze raadgevingen te dienen”, zei de apostel Paulus tegen Timótheüs, „zult gij een voortreffelijk dienaar van Christus Jezus zijn.” Hij leerde hem niet slechts wat voor onderwijs hij moest geven, maar zei hem ook hoe hij dit moest doen: „Kritiseer een oudere man niet streng. Integendeel, spreek hem met aandrang toe als een vader, jongere mannen als broeders, oudere vrouwen als moeders, jongere vrouwen als zusters met alle eerbaarheid.” Hij had het over ’met aandrang toespreken’, niet over ’intimideren’. Het oogmerk is te herstellen, niet weg te jagen. — 1 Tim. 4:6; 5:1, 2; Jak. 5:19, 20.
4. Waarom moet degene die raad geeft, over fijngevoeligheid beschikken?
4 Als iemand om raad vraagt, is het reeds een delicate zaak hem die raad te geven; doch er is zelfs een nog grotere fijngevoeligheid voor nodig iemand raad te geven die er niet om gevraagd heeft. Ongevraagde raad kan gemakkelijk overkomen als kritiek, en niemand vindt het prettig bekritiseerd te worden. Raad geven zonder beledigend te zijn, vereist geduld en de bekwaamheid onderwijs te geven en iemand niet slechts de les te lezen. Paulus schreef dan ook aan Timótheüs: „Wijs terecht, berisp, vermaan, met alle lankmoedigheid en kunst van onderwijzen.” — 2 Tim. 4:2.
DE HOUDING VAN DE RAADGEVER
5. Wanneer wij in het geven van raad Jezus navolgen, hoe zal onze houding dan zijn?
5 Christus Jezus, de Wonderbare Raadgever, heeft de wijze waarop er vriendelijk raad gegeven kan worden gedemonstreerd toen de apostelen erover redetwistten wie de grootste was. Door middel van een illustratie en een tegenstelling maakte hij duidelijk dat koningen van de natiën over anderen heersen, maar „gij dient evenwel niet zo te zijn”. Jezus was volmaakt en de raad die hij te geven had, was geïnspireerde raad; toch was hij „zachtaardig en ootmoedig van hart”. Wij doen er goed aan hem na te volgen. „Bewaart die geestesgesteldheid in u welke ook in Christus Jezus was.” — Luk. 22:24-27; Matth. 11:29; Fil. 2:5.
6. Welke voorbeelden tonen aan hoe waardevol het is bij het geven van raad van illustraties gebruik te maken?
6 Het is moeilijk met personen te redeneren wier gemoederen verhit zijn, en de apostelen waren heftig aan het redetwisten. Jezus toonde door middel van een illustratie aan hoe arrogante koningen over anderen heersen, en toen de apostelen zich in dit licht bezagen, kalmeerden zij. De profeet Nathan was ook tactvol toen hij koning David raad gaf omdat hij Uría’s vrouw Bathséba had genomen. De rijke man, met veel schapen en rundvee, nam het enige dier, een ooilam, van een arme man ten einde een bezoeker van voedsel te voorzien. David was woedend en oordeelde: „De man die dat doet, verdient te sterven!” Toen vernam hij dat hij die man was (2 Sam. 12:1-9). In deze tijd kunnen illustraties gebruikt worden om emoties te overvleugelen en iemand te helpen een kwestie objectief te bezien.
7. Waarom zijn de gevoelens van degene die raad geeft belangrijk?
7 Gevoelens zijn belangrijk. Degene die raad geeft, dient zich bewust te zijn van zijn eigen gevoelens alsook van die van degene tot wie hij spreekt. Indien hij bewogen wordt door het verlangen zich superieur en zelfrechtvaardig te voelen, zou hij er onnodig snel bij kunnen zijn anderen wegens geringe misstappen de les te lezen (Pred. 3:7). Degene tot wie wordt gesproken, zal deze gevoelens aanvoelen en er gebelgd over zijn, en indien hij een verkeerde houding aan de dag legt, kan dit eerder aan de raadgever liggen dan aan de raad zelf. In Spreuken 15:1 staat: „Een zacht antwoord keert woede af, maar een woord dat smart veroorzaakt, doet toorn opkomen.”
DE APOSTEL PAULUS GEEFT EEN VOORBEELD
8. Welke gevoelens vervulden Paulus toen hij de Korinthiërs corrigeerde omdat zij een ernstige fout hadden gemaakt, en wat had deze correctie tot resultaat?
8 Ook broederlijke liefde en mededogen worden aangevoeld wanneer deze aan de dag worden gelegd. Paulus moest een ernstige fout rechtzetten die door de gemeente in Korinthe was begaan, en het deed hem veel verdriet dat hij behoorlijk streng moest zijn in wat hij schreef, want hij zei later: „Uit veel verdrukking en beklemming des harten heb ik u geschreven, met veel tranen, niet om u bedroefd te maken, maar opdat gij de liefde zoudt kennen die ik zeer in het bijzonder voor u heb.” Paulus’ diepe bezorgdheid blijkt ook enkele hoofdstukken verder, wanneer hij zegt: „Al heb ik u ook door mijn brief bedroefd, ik heb er geen spijt van. . . . Want op godvruchtige wijze bedroefd te zijn, veroorzaakt berouw dat tot redding leidt en waarover men geen spijt heeft.” — 2 Kor. 2:4; 7:8-10.
9. (a) Welke schriftuurlijke voorbeelden tonen aan hoe juist het is te prijzen voordat men raad geeft? (b) Welk nut heeft het degene die voordeel trekken van raad te prijzen?
9 Verminder daarom de pijn van correctie door empathie en begrip te tonen. Laat anderen hun waardigheid en zelfrespect behouden. Zie het goede in anderen en toon er waardering voor. Prijs wanneer dit maar mogelijk is voordat u raad geeft (Openb. 2:1-4, 12-14, 18-20). Paulus prees de Korinthiërs voor de ijver waarmee zij nu gerechtigheid wilden laten geschieden en voor de zuivering van hun zijde door het onrecht te herstellen (2 Kor. 7:11). Hij verwees toen naar de wijze waarop hij tegenover Titus over hen had geroemd: „Ik had me bij hem een beetje op u laten voorstaan en ik ben niet bedrogen uitgekomen! Zoals alles wat wij u gezegd hebben op waarheid berustte, zo is ook ons roemen over u bij Titus waarheid gebleken” (2 Kor. 7:14, Willibrordvertaling). Wij maken allen fouten en hebben correctie nodig, dus als wij iets goed doen, vormt een prijzend „wel gedaan” een hulp. Onze geest wordt erdoor verkwikt! — Matth. 25:21, 23.
ONSZELF BEPROEVEN
10-12. Waarom moeten wij op een vriendelijke wijze en in een geest van zachtaardigheid raad geven?
10 „Blijft beproeven of gij in het geloof zijt” vormt een aanmoediging die wij ook op het geven van raad van toepassing zouden kunnen brengen (2 Kor. 13:5). Doorstaan wij de proef die door de volgende teksten wordt geboden?
11 Efeziërs 4:32: „Wordt vriendelijk jegens elkaar, teder mededogend.” Zijn wij dit wanneer wij raad geven?
12 Galáten 6:1: „Broeders, zelfs al doet iemand een misstap voordat hij zich ervan bewust is, tracht gij, die geestelijke hoedanigheden hebt, zo iemand in een geest van zachtaardigheid te herstellen, terwijl een ieder van u zichzelf in het oog houdt, opdat ook gij niet verzocht wordt.” Geven wij met zachtaardigheid raad, in het bewustzijn van onze eigen zwakheden?
13, 14. Waarvan moeten wij goed op de hoogte zijn voordat wij raad geven?
13 Kolossenzen 4:6 (New English Bible): „Bestudeer hoe u het beste met iedereen die u ontmoet, kunt spreken.” Nemen wij er de tijd voor om de persoon te leren kennen en kleden wij onze spraak dan zo in dat deze aan zijn behoeften tegemoetkomt?
14 Spreuken 18:13: „Wanneer iemand antwoord geeft op een zaak voordat hij ze hoort, is dat dwaasheid van zijn kant en schande.” Leren wij een zaak van alle kanten kennen voordat wij raad geven?
15, 16. Wat moeten wij in verband met onszelf in gedachten houden als wij anderen raad geven?
15 Filippenzen 2:3: „Niets doende uit twistgierigheid of uit egotisme, maar met ootmoedigheid des geestes de anderen superieur aan uzelf achtend.” Wanneer wij anderen raad geven, zijn wij ons er dan van bewust dat zij in andere opzichten aan ons superieur kunnen zijn?
16 Romeinen 2:21: „Gij echter die een ander onderwijst, onderwijst gij uzelf niet? Gij die predikt: ’Steel niet’, steelt gij?” Blijken wij huichelachtig te zijn, doordat wij prediken wat wij niet beoefenen?
17, 18. Welke terughoudendheid en consideratie moeten wij betrachten ten opzichte van degene die wij raad geven?
17 Johannes 16:12: „Nog vele dingen heb ik [Jezus] u te zeggen, maar gij kunt ze op het ogenblik niet dragen.” Gaan wij verder dan op dat ogenblik nodig is en beginnen wij alle tekortkomingen van de persoon op te sommen die ons maar te binnen willen schieten, waardoor wij òf zijn toorn opwekken òf zijn geest verbrijzelen?
18 Matthéüs 18:15: „Wanneer . . . uw broeder een zonde begaat, ga zijn fout dan blootleggen tussen u en hem alleen.” Geven wij eerst persoonlijk raad, waarbij wij ons bewust zijn van de gevoelens van onze broeder?
19. Wat is een eenvoudige gids voor het geven van raad, en wat zijn er de voordelen van?
19 Een eenvoudige leidraad voor het geven van raad, maar een die wij soms gemakkelijk vergeten, is de volgende: „Behandel de mensen zoals u door hen behandeld wilt worden” (Matth. 7:12, Het Nieuwe Testament in de omgangstaal). Wij willen graag begrepen worden, en daarom moeten wij begrip tonen. Wij willen graag dat anderen ons laten uitspreken, en dus moeten wij dit ook anderen toestaan. Als wij niet graag de les gelezen krijgen, weerhouden wij ons er dan van anderen de les te lezen? Raad geven omvat ook luisteren, en hierdoor tonen wij niet slechts redelijkheid, maar verkrijgen wij ook inzicht in het probleem van de persoon en worden wij ons bewust van zijn gevoelens. Raad die op deze wijze wordt gegeven, komt over als een onderdeel van het gesprek en niet als een lezing die wordt gehouden.
HOE GOED IS UW RAAD?
20, 21. Wanneer wordt de waarde van onze raad twijfelachtig, en hoe kunnen wij deze volledig betrouwbaar maken?
20 De profeet Jeremia zei: „Het [is] niet aan de aardse mens . . . zijn weg te bepalen.” Als hij zijn eigen stappen niet kan bepalen, hoe competent is hij dan om die van een ander te bepalen? Jeremia bad toen: „Corrigeer mij, o Jehovah.” Wij zijn ons zo van de tekortkomingen van ons allemaal bewust dat het moeilijk is van wie maar ook van ons correctie te aanvaarden — tenzij de correctie die wij ontvangen Gods correctie is! Hoe goed onze raad is, hangt ervan af in hoeverre deze strikt op Gods Woord is gebaseerd. — Jer. 10:23, 24.
21 „Gaat niet buiten de dingen die geschreven staan”, vormt een goede raad (1 Kor. 4:6). Wij zijn uit stelsels gekomen waar de reglementen van mensen overheersend zijn, met tragische gevolgen. Wij willen niet langer onderworpen zijn aan menselijke reglementen, die niet door Gods Woord worden vereist, want wij gehoorzamen „niet met daden van ogendienst, als mensenbehagers, maar met oprechtheid van hart, met vrees voor Jehovah”, en wij volgen Paulus’ raad: „Wat gij ook doet, verricht uw werk met geheel uw ziel als voor Jehovah en niet voor mensen” (Kol. 3:22, 23). De reglementen van de Farizeeën legden een last op het volk en ontnamen Gods Woord alle kracht. — Matth. 23:4; 15:3.
22, 23. Welke arrogante houding namen de Farizeeën aan, maar hoe spreidde Paulus een tegenovergestelde houding ten toon?
22 De Farizeeën gebruikten de tirannie van autoriteit toen beambten, die waren uitgezonden om Jezus te arresteren, zonder hem terugkwamen omdat zij onder de indruk waren gekomen van Jezus’ leer. „Zijt gij soms ook misleid?” vroegen de Farizeeën. „Heeft soms een van de regeerders of van de Farizeeën geloof in hem gesteld? Maar deze schare, die de Wet niet kent, vervloekt zijn zij.” De Farizeeën gebruikten geen argumenten, maar verklaarden dat wijze mensen Jezus verwierpen en dat alleen de dwazen naar hem luisterden. — Joh. 7:45-49.
23 Wanneer wij anderen raad geven, moeten wij argumenten en schriftplaatsen gebruiken en geen meegaandheid eisen wegens de een of andere positie die wij misschien bekleden (Fil. 4:5). Wij moeten als Paulus zijn, die zich niet op zijn positie als een apostel liet voorstaan om druk op mensen uit te oefenen. In plaats daarvan prees hij hen ervoor dat zij controleerden of zijn leer wel op de bijbel was gebaseerd. „Zij namen het woord met de grootste bereidwilligheid des geestes aan en onderzochten dagelijks zorgvuldig de Schriften of deze dingen zo waren. Velen van hen werden dan ook gelovigen.” — Hand. 17:11, 12.
24, 25. (a) Welke tegenstelling bestond er tussen de wijze waarop Satan gebruik maakte van schriftplaatsen en de wijze waarop Jezus dit deed? (b) Welk voorbeeld toont aan hoe de toepassing van de Schrift beperkt moet worden door de context?
24 De Duivel gebruikte de Schrift toen hij Jezus in de wildernis verzocht, en Jezus gebruikte schriftplaatsen om hem te logenstraffen. Beiden gebruikten schriftplaatsen, maar met dit verschil: Satan paste ze verkeerd toe maar Jezus gebruikte ze op de juiste wijze (Matth. 4:1-10). Wij moeten teksten nooit verdraaien om ze voor onze eigen doeleinden aan te wenden, zoals Satan deed. Laten wij ons ervan vergewissen dat God inderdaad zegt wat wij beweren dat hij zegt!
25 In Romeinen hoofdstuk 14 worden wij er bijvoorbeeld voor gewaarschuwd geen zwakke personen tot struikelen te brengen met betrekking tot voedsel of drank of iets anders. Wil dit zeggen dat als één lid in een groot gezin beweert dat hij tot struikelen wordt gebracht omdat er koffie wordt geschonken, er geen koffie meer geschonken mag worden? Of dat men zwarte schoenen moet dragen omdat iemand door bruine schoenen „tot struikelen wordt gebracht”? Wordt de toepassing van deze raad niet door een beperkende factor beheerst? De context houdt verband met geloofsaangelegenheden, met dagen die sommigen als heilig beschouwden, met vlees dat sommigen verontreinigd achtten. De raad heeft betrekking op gewetenszaken, en op dit terrein moeten wij concessies doen die anderen tot voordeel strekken. Dit is echter geen alles omvattende instructie om aan elke persoonlijke gril die niet met geloof verband houdt, toe te geven.
KUNT U RAAD AANVAARDEN WANNEER U DEZE NODIG HEBT?
26. Waaraan herinnert Hebreeën 12:11 ons wanneer wij het moeilijk vinden streng onderricht te aanvaardden?
26 Wanneer raad op liefdevolle en schriftuurlijke wijze wordt gegeven, kunnen wij deze dan zachtaardig aanvaarden? Het is niet gemakkelijk, maar wel nuttig. „Geen enkel streng onderricht schijnt weliswaar op het ogenblik zelf vreugdevol te zijn, maar bedroevend; toch werpt het later voor hen die erdoor geoefend zijn een vreedzame vrucht af, namelijk rechtvaardigheid” (Hebr. 12:11). Eerder is ons gevraagd onszelf te onderzoeken met betrekking tot onze houding wanneer wij raad geven. Laten wij onszelf nu onderzoeken met betrekking tot onze bereidheid deze te aanvaarden.
27-31. Welke schriftplaatsen en welke vragen beklemtonen de noodzaak rustig te luisteren wanneer wij raad ontvangen?
27 Spreuken 17:27: „Al wie zijn woorden inhoudt, is in het bezit van kennis, en een man van onderscheidingsvermogen is kalm van geest.” Luisteren wij en blijven wij kalm?
28 Spreuken 12:15: „De weg van de dwaas is recht in zijn eigen ogen, maar wie naar raad luistert, is wijs.” Denken wij dat wij de wijsheid in pacht hebben, of luisteren wij?
29 Spreuken 29:20: „Hebt gij een man aanschouwd die haastig is met zijn woorden? Er is meer hoop voor een verstandeloze dan voor hem.” Trachten wij de raad die wordt gegeven, onmiddellijk te weerleggen?
30 Prediker 7:9: „Haast u niet in uw geest om aanstoot te nemen, want het nemen van aanstoot rust in de boezem der verstandelozen.” Zijn wij overgevoelig, gemakkelijk beledigd?
31 Jakobus 1:19, 20: „Ieder mens moet vlug zijn om te horen, langzaam om te spreken, langzaam met betrekking tot gramschap; want de gramschap van een man bewerkt niet Gods rechtvaardigheid.” Kunnen wij naar correctie luisteren zonder kwaad te worden?
32. Hoe tonen sommigen die raad zoeken dat zij in werkelijkheid op zelfrechtvaardiging uit zijn?
32 Soms hebben mensen besloten een bepaalde handelwijze te volgen en gaan zij van de ene zogenaamde raadgever naar de ander, totdat zij iemand vinden die het met hen eens is. In het Israël uit de oudheid ging koning Rehábeam voor raad naar oudere mannen, maar hun raad stond hem niet aan. Vervolgens ging hij naar jongere mannen, die hem vertelden wat hij graag wilde horen. De gevolgen waren rampspoedig: Tien stammen kwamen tegen hem in opstand en vormden hun eigen koninkrijk! (1 Kon. 12:1-20) De apostel Paulus sprak over een tijd waarin mensen net zo lang zouden zoeken totdat zij raadgevers hadden gevonden die precies zouden zeggen wat zij graag wilden horen: ’Zij zullen zich tal van leraren bijeenbrengen om hun oren te laten kittelen.’ — 2 Tim. 4:3.
33. Welke voorbeelden tonen aan hoe raad op juiste wijze wordt aanvaard?
33 Wij dienen echter raad te aanvaarden die door Gods Woord wordt ondersteund. Toen David door de profeet Nathan werd berispt, antwoordde hij: „Ik heb tegen Jehovah gezondigd” (2 Sam. 12:13). De gemeente in Korinthe aanvaardde Paulus’ raad en zuiverde zich van alle blaam. Jezus illustreerde een juiste handelwijze toen hij een vader beschreef die twee zoons had aan wie hij de opdracht gaf in zijn wijngaard te gaan werken. Eén stemde hierin toe maar deed het niet. De ander weigerde het maar deed het later toch, en verwierf de goedkeuring van zijn vader, ook al had hij in het begin niet vlot gereageerd (Matth. 21:28-31). Degenen die raad geven, moeten geduld oefenen en degene die wordt terechtgewezen de tijd geven de raad naar juiste waarde te schatten.
34. Welke onderzoekende vraag werpt Psalm 16:7 op voor degenen die raad geven?
34 „Ik zal Jehovah zegenen, die mij raad gegeven heeft” (Ps. 16:7). Zullen degenen aan wie wij raad geven, ons ervoor kunnen zegenen?
35. Welke tegenstelling bestaat er tussen de raad die hier wordt gegeven en die welke in de eerste illustratie van dit artikel werd verschaft?
35 „Henk, bedankt dat je bij me gekomen bent. Je maakt nu goede vorderingen in de gemeente. Toch wil ik nog eens je probleem aansnijden dat je soms onverstandig spreekt. Wij maken ons daar natuurlijk allemaal schuldig aan; zoals Jakobus zei, zouden wij volmaakt zijn als wij de tong niet zouden misbruiken. Paulus heeft de ouderlingen van Efeze drie jaar lang dag en nacht raad gegeven! Ik hoop dus niet dat je denkt dat ik jou speciaal moet hebben door dit weer ter sprake te brengen. Je maakt vorderingen, dus blijf eraan werken. Ik zou je willen aanraden Jakobus hoofdstuk 3 nog eens te lezen. Als ik je kan helpen, aarzel dan niet een beroep op mij te doen.”