Bijbelse beeldspraak inzake de tempeldienst
DE GEÏNSPIREERDE bijbelse woordvoerders en bijbelschrijvers verstonden de kunst om met woorden iets uit te beelden. In kleurrijke bewoordingen brachten zij krachtige boodschappen over en griften hierdoor onuitwisbare beelden in de menselijke geest. Jezus en zijn discipelen verwezen dikwijls naar de werkzaamheden in de tempel te Jeruzalem als een aanschouwelijke achtergrond voor hun vele levendige woordschilderingen.
Koning David had de honderden Aäronische priesters en hun duizenden levitische assistenten in een grote efficiënte dienstorganisatie gegroepeerd. Elk van de vierentwintig afdelingen, bestaande uit meer dan duizend deskundig geoefende priesters en levieten, verrichtte beurtelings van sabbat tot sabbat de haar toegewezen diensten in de grote tempeldienstorganisatie; zo had elk minstens twee maal per jaar één volle week dienst. Met het loofhuttenfeest moesten echter alle vierentwintig afdelingen opkomen in verband met de grote drukte.a Ook tijdens de paschavieringen was er extra-hulp nodig. Josephus bericht dat er tijdens deze vieringen zo ongeveer 256.500 lammeren werden geslacht, en wanneer er op zijn minst genomen laten we zeggen één lam voor elke tien personen werd geofferd, dan moesten er dus bij benadering 2.565.000 personen in de tempel worden bediend.b — 1 Kron. 24:1-18.
De priesters van een toegewezen afdeling moesten voorgaan in het opzenden van gebeden voor de gemeente, de offers voor de dag brengen en de tempel zelf binnengaan om de diensten in het heiligdom te vervullen. Merendeels assisteerden de levieten bij de diensten, als bewaarders van de waardevolle gereedschappen, lijfknechten van de priesters die hun officiële kleding vervaardigden en in goede conditie hielden, koks en bakkers van al het heilige brood en de koeken, politiebewakers van de voorhoven, schatbewaarders waarin de geldelijke bijdragen, bewaarders van de schatkamers waarin de opgebrachte tienden werden bewaard; poortwachters, opzieners van de eetkamers en als reinigers, zangers en musici. Na Ezra’s tijd werden er in elke afdeling ook niet-joodse tempelwerkers opgenomen die bekend stonden als de Nethinim en ondergeschikte diensten toegewezen kregen. — 1 Kron. 9:2; Ezra 7:24.
In de dienstweek moesten allen er op voorbereid zijn om dag en nacht in de tempel te dienen. ’s Nachts mochten de werkers zich volledig gekleed ter ruste begeven op de rustbanken, zodat zij toch nog elk ogenblik opgeroepen konden worden.c Dit is de achtergrond voor de in Openbaring 7:15 opgetekende woorden betreffende de „grote schare” niet-gezalfde tempeldienaren die zich thans in Gods dienstorganisatie bevinden en over wie wij lezen: „Zij verrichten dag en nacht in zijn tempel heilige dienst voor hem.”
Tweehonderdveertig levieten en dertig priesters van de gehele dienstdoende afdeling moesten de gehele nacht de wacht houden opdat geen onreinen de tempelhoven zouden betreden. De tien levieten bij elk der vierentwintig posten over het gehele tempelterreind werden ’s nachts niet afgelost zoals de gewoonte scheen te zijn bij de Romeinse soldatenwachten rondom de nabijgelegen Burcht van Antonia. Wanneer de „overste van de tempel” (Hand. 4:1) ’s nachts de ronde deed en de diensthebbende wacht slapende aantrof, werd hij onmiddellijk geslagen en zijn kleren werden in brand gestoken. Dit is de achtergrond van de duidelijke waarschuwing aan de hedendaagse gezalfde dienaren in Jehovah’s dienstorganisatie om geestelijk wakker te blijven omdat zij er anders schade bij zullen hebben en naakt bevonden zullen worden wanneer de inspecterende Overste, Christus Jezus, in deze oordeelstijd de ronde doet: „Ziet! ik kom als een dief. Gelukkig wie waakzaam blijft en zijn bovenkleren aanhoudt, opdat hij niet naakt wandele en men zijn schaamdelen niet zie.” — Openb. 16:15.
De priesters mochten zich ’s nachts op de rustbanken ter ruste begeven, maar moesten bij de eerste klop op de deur gereed zijn en met de voorbereidingen voor de ochtenddienst beginnen.c Zo’n boodschapper kwam plotseling en onverwacht tot de tempel en niemand wist precies wanneer. „Plotseling zal de Heer dien gij zoekt naar zijn tempel komen; en de engel des verbonds, aan wien gij met welbehagen denkt.” — Mal. 3:1, LV; Mark. 13:33.
Nadat de boodschapper was gekomen, werden er orders gegeven dat alle dienstdoende priesters het gebruikelijke, dagelijkse bad namen. Er waren goed uitgeruste badkamers in aangrenzende kamers van het tempelheiligdom, waar de priesters zich onderdompelden. Na dit vroege ochtendbad hoefden zij zich die dag niet meer te wassen behalve dan hun handen en voeten.e Wat een schilderachtige achtergrond verschaft dit voor de wijze waarop Jezus zich op de avond van zijn laatste paschaviering tegenover zijn uitverkoren twaalf medepriesters naar de gelijkenis van Melchizedek uitliet. „’Wie zich heeft gebaad, hoeft alleen zijn voeten maar te laten wassen, want hij is geheel rein. Gij zijt rein, maar niet allen: Ja, hij wist wie hem zou verraden. Daarom zei hij: ’Gij zijt niet allen rein.’” — Joh. 13:10, 11.
Wat een bijzonder krachtige vermaning behelzen deze enkele voorbeelden van bijbelse beeldspraak! Of wij nu gezalfde of niet-gezalfde dienaren in Jehovah’s hedendaagse dienstorganisatie zijn, wij zijn nacht en dag zijn levende vertegenwoordigers, die zijn naam en aanbidding hoog houden. Laten wij te allen tijde geestelijk wakker blijven, opdat niemand zijn onschatbare dienstvoorrechten in een der vele afdelingen van Jehovah’s wereldomvattende huis van dienst verliest. En mogen wij hierbij geestelijk altijd in een reine verhouding tot Jehovah bleven staan.
VERWIJSBRONNEN
a The Temple, door Alfred Edersheim, blz. 66.
b Wars of the Jews, door Flavius Josephus, boek VI, hoofdstuk 9, par. 3.
c The Temple, door Alfred Edersheim, blz. 120.
d Idem, blz. 119.
e Idem, blz. 121.